Kweken met Kwartels
Fokken houdt in dat van de (ouder)dieren eieren worden uitgebroed om jonge dieren te krijgen. Eieren van kwartels kunnen prima kunstmatig worden uitgebroed. Bijna alle soorten kwartels broeden zelf de eieren ook goed uit als de omstandigheden hiervoor goed zijn. In beide situaties is kennis van zaken nodig.
Twee belangrijke punten zijn:
voldoende ruimte voor de jonge dieren. Is deze ruimte er niet, begin dan niet met fokken en voorkom problemen met overbevolking. Als alternatief kunnen zo nu en dan ook jonge dieren bij een fokker worden gekocht, zie onze webshop.
kunstmatig broeden en opfokken kan alleen met een broedmachine en een kunstmoeder.
Broedmachines zijn dure apparaten. Een kunstmoeder kan gemakkelijk zelf gemaakt worden. Kunstmoeders worden in dit hoofdstuk beschreven. Een andere oplossing is eieren uit te laten broeden bij collega-fokkers of bij fokkers die grote machines hebben en vaak in verenigingsverband eieren uitbroeden tegen een geringe vergoeding, wij beschikken tevens ook over een eigen broedmachine, voor meer informatie ga naar onze webshop.
Fokmateriaal
Een voorwaarde is dat begonnen wordt met goede en gezonde fokdieren, die voldoen aan de eisen van de soort. Koop daarom de fokdieren bij goede fokkers, bij voorkeur fokkers die regelmatig mee doen op tentoonstellingen en goede beoordelingen van hun dieren krijgen. Het is niet moeilijk om adressen te vinden. Het is ook belangrijk om te beginnen met onverwante dieren. Koop bijvoorbeeld een goede haan bij één fokker en een hen of meerdere hennen bij een andere fokker.
Kwartels worden meestal één op één gekoppeld. Dit betekent één haan en één hen bij elkaar. Bij de meeste grondkwartels kunnen ook wel twee tot drie hennen bij een haan worden geplaatst. Het koppelen van kwartels die vreemd voor elkaar zijn geeft soms problemen. Een oplossing is om de haan een paar dagen te laten wennen aan zijn territorium. Daarna wordt de hen (of hennen) bij deze haan in zijn territorium geplaatst. Meestal is hij dan meteen de baas en gaat alles goed.
Verloopt de gewenning nog niet goed, dan is een andere oplossing om alle dieren die aan elkaar moeten wennen tegelijk in een nieuw (dus voor alle dieren onbekend) hok te plaatsen. In deze situatie heeft geen enkel dier een territorium te verdedigen en verloopt de gewenning meestal probleemloos.
Eileg
Zoals bij alle vogels wordt bij kwartels de voortplanting gestuurd door de daglengte. Ongeveer 14 uur daglicht is voldoende om de hormonale veranderingen in het lichaam op gang te brengen waardoor de kwartels in voortplantingsconditie komen. De hennen beginnen meestal in april te leggen. Het aantal gelegde eieren is afhankelijk van de soort. Fokkers die eerder willen beginnen met het fokken verlengen de daglengte kunstmatig door de dieren bij te lichten met lampen tot de daglengte op ongeveer 14 uur of meer per 24 uur uitkomt.
De dieren kunnen gestimuleerd worden om een nest te maken. De bodembedekking moet hiervoor uitnodigend zijn, dus een dikke laag strooisel of beter nog droog zand. Verder moet de hen een beschutte plaats voor haar nest kunnen vinden. Kort geknipt hooi of stro in het hok stimuleert de hen ook. Het nest is een ondiep kuiltje, dat slordig bekleed wordt met dit hooi of stro. De hennen kunnen ook gestimuleerd worden om zelf de eieren te gaan broeden. Laat hiervoor de eieren gewoon in het nest liggen. Elke soort heeft van nature een nestgrootte (is het aantal eieren) waarbij de hen broeds wordt en op het nest blijft zitten. De uitzondering is vooral de Japanse kwartel. De hennen van deze soort worden slecht of vaak helemaal niet broeds.
Figuur 1: Eieren van de Japanse kwartel
Natuurlijk broeden
Het is prachtig om te zien hoe een broedse hen een aantal eieren uitbroedt en de jongen groot brengt.
Natuurbroed heeft een aantal voordelen:
de hen zorgt altijd voor de juiste temperatuur van de eieren
de hen keert de eieren op de juiste manier
de luchtvochtigheid in het nest is meestal wel goed, al kunnen we daar wel enige invloed op uit oefenen door een paar keer met een bloemenspuit de eieren en het nest nat te maken
de hen verzorgt de jonge kuikens uitstekend tot zij geen extra warmte meer nodig hebben
er hoeft geen apparatuur aangeschaft te worden, de hen doet al het werk zelf.
Er zijn ook nadelen bij natuurbroed:
een hen is niet altijd broeds wanneer de fokker dat wil
een broedse hen kan ophouden broeds te zijn, kan ziek worden of dood gaan en dan gaat het legsel verloren
de hen kan gemakkelijk ziekten overdragen aan de kuikens
een hen kan per nest maar een beperkt aantal eieren bebroeden. Een vuistregel is zeven - negen eieren. Zit de hen op het legsel en zijn er nog eieren zichtbaar, dan heeft zij teveel eieren. Het beste is om één of twee eieren weg te halen
de kuikens zijn moeilijker tam te maken. Een hen beschermt haar kuikens en dit gedrag zorgt er voor dat de kuikens moeilijker benaderbaar zijn. Het wennen aan mensen en tam worden moet direct na de geboorte al beginnen en dat wordt in deze situatie lastig. Natuurlijk opgefokte kuikens worden daardoor meestal niet zo tam als kunstmatig opgefokte kuikens. Redelijk tamme dieren zijn wel gewenst om later gemakkelijker de dieren te kunnen vangen zonder beschadiging van het verenkleed en deze dieren voelen zich ook beter thuis in tentoonstellingskooien. Rustige dieren zijn voor het publiek ook aantrekkelijker.
Figuur 2: Japanse kwartel geel wildkleur kuiken twee dagen oud
Kleine krielkippen kunnen ook gebruikt worden voor het uitbroeden van kwarteleieren. Broeden met een broedse hen, hoe gaat dat? Een broedse hen blijft op het nest zitten en komt per dag maar enkele keren kort van het nest om te eten, te drinken en zich te ontlasten. Laat de hen met rust en ga niet geregeld kijken. Zij weet zelf precies wat ze moet doen. Afhankelijk van de soort komen de eieren uit na 16 tot 23 dagen. Wanneer het zo ver is, komt de hen met de kuikens van het nest. Verwijder dan de eischalen en het nestmateriaal. De hen gebruikt dit nest niet meer. Op dit moment begint de opfok van de kuikens (zie hieronder bij Opfokken).
Kunstmatig broeden
Wordt een broedmachine gebruikt voor het uitbroeden van de eieren, dan is het nodig elke dag de eieren te rapen. Op deze manier worden de hennen gestimuleerd om door te leggen, dus meer eieren te leggen.
Broedeieren kunnen acht tot tien dagen bewaard worden zonder dat de kwaliteit verslechtert. De bewaarcondities van de broedeieren moeten wel goed zijn. Na 14 dagen gaat de kiemkracht snel achteruit.
Broedeieren worden bewaard bij ongeveer 10 - 15 graden Celsius. De eieren mogen niet op de tocht liggen. Tocht zorgt voor extra waterverdamping en dat is uiteindelijk funest voor het broedei. De luchtvochtigheid bij de eieren moet rond de 50 - 60% blijven om te veel verdamping van vocht te voorkomen. Eieren waaruit teveel vocht is verdampt zijn slechte broedeieren.
Elke dag worden de eieren minimaal tweemaal gekeerd. Worden de eieren niet gekeerd, dan is de kans groot dat de dooier met daarop de kiem (dit is het hele kleine embryo) vastplakt aan de eischaalvliezen. Als dit gebeurt, is het ei ongeschikt als broedei. Broedeieren kunnen liggend en staand bewaard worden. De ene fokker zweert bij staand bewaren, de ander bij liggend bewaren. Liggend bewaren kan in droog zand of houtkrullen. De eieren worden minimaal twee maal per dag 180 graden gekeerd.
Staand bewaren kan goed onder een hoek van ongeveer 45 graden. De eieren staan met de spitse punt naar beneden. Door de eihouder steeds te kantelen keren de eieren ruim 90 graden. Figuur 3 laat zien hoe dit werkt.
Kunstmatig broeden is minder natuurlijk, maar heeft ook een mooi aspect: het uitkomen van de kuikens is prachtig te volgen. Voor een fokker die een flink aantal kuikens wil uitbroeden, is kunstmatig broeden de beste manier.
Figuur 3: Keren van broedeireren tijdens het bewaren
Voordelen van kunstmatig broeden:
afhankelijk van de capaciteit van de machine kunnen veel eieren tegelijk worden uitgebroed
ook weer mede afhankelijk van de capaciteit van uw machine kunnen kort achter elkaar eieren ingelegd worden (bijvoorbeeld elke week). Op deze manier hoeven de broedeieren niet zo lang te worden bewaard en dit komt de kwaliteit van de broedeieren ten goede
de luchtvochtigheid, de temperatuur en het keren van de eieren kunnen automatisch door de broedmachine worden uitgevoerd. Bij goedkopere machines gaat dit minder goed of moet dit grotendeels handmatig gebeuren
ziekteoverdracht door de hen op de kuikens is niet mogelijk
de kuikens kunnen vanaf de geboorte gemakkelijker tam worden gemaakt. Er zijn ook nadelen bij kunstmatig broeden:
goede broedmachines zijn duur; van 150 tot ver over 1000
behalve een broedmachine is er ook een kunstmoeder met een betrouwbare verwarming nodig
de methode is minder natuurlijk.
Het is belangrijk eerst de handleiding van de broedmachine goed te lezen. De broedmachine moet eierroosters hebben voor de kleine kwarteleieren. Het is best mogelijk dat het eerste broedsel in de machine niet vlekkeloos verloopt. Dit is niet vreemd, maar een kwestie van wennen.
Gewoon alle ervaringen opschrijven en nog een keer broeden. Al doende leert men. Plaats de broedmachine bij voorkeur in een niet te warme ruimte en voorkom sterke temperatuurschommelingen en tocht.
De broedmachine moet ook waterpas staan. Daarna kan de broedmachine gestart worden. Volg exact de bijgeleverde gebruiksaanwijzing voor het instellen van de thermostaat, de ventilatie, de luchtvochtigheid en de eventuele automatische keerinrichting.
Het is verstandig de broedmachine een aantal dagen te laten draaien alsof er eieren in liggen. Zodra de machine een paar dagen exact de ingestelde broedtemperatuur (meestal rond 98 -100 graden Fahrenheit) vasthoudt, staat de thermostaat goed afgesteld. Oefen ook met de watertoevoer voor de luchtvochtigheid en houdt de waarde aan die de
fabrikant in de gebruiksaanwijzing opgeeft. Kijk ook of de automatische keerinrichting goed werkt. Heeft de broedmachine geen automatische keerinrichting, dan moeten de eieren in de machine minimaal twee keer per 24 uur met de hand worden gekeerd op dezelfde manier zoals beschreven bij het bewaren van broedeieren.
Draait de machine een paar dagen zoals het hoort, dan worden de eieren ingelegd. Het is aan te raden de broedeieren voor de inleg in de broedmachine zes - acht uur te laten opwarmen tot bijvoorbeeld kamertemperatuur (20 - 22 graden Celsius). Op deze manier wordt een temperatuurschok, die nadelig kan zijn voor de embryos, voorkomen.
Het is verstandig om in een broedmachine, die automatisch de eieren keert, de eerste dag de keerinrichting uit te zetten.
Deze rustperiode is beter voor de start van het jonge embryo. Op de tweede broeddag wordt de keerinrichting gestart of de eieren handmatig gekeerd. Het kort openen van de broedmachine om de eieren handmatig te keren is niet nadelig voor de eieren. De temperatuur in de machine loopt wat naar beneden, maar dat is niet nadelig. Broedse hennen verlaten ook het nest voor korte tijd en deze eieren koelen in de natuur vaak nog meer af. Integendeel, het even afkoelen schijnt een gunstig effect te hebben op de ontwikkeling van de embryos.
Tijdens het broedproces moet het ei 12 - 13% van haar gewicht verliezen. Verdamping van water uit het ei zorgt voor het meeste gewichtsverlies. Teveel, maar ook te weinig verdamping is schadelijk voor het embryo en kan leiden tot afsterven van het embryo. Het is dus belangrijk de waterverdamping in de eieren te beheersen door middel van het vochtgehalte in de broedmachine.
Vanaf het begin tot het aanpikken van het eerste kuiken is het gewenste vochtgehalte 55 - 60%. De waterverdamping uit de eieren kan ook gecontroleerd worden. Kippeneieren kunnen met een schouwlamp belicht worden om de vochtverdamping te controleren. Bij kwarteleieren kan dit niet altijd, omdat de schaal vaak donker van kleur is.
De verdamping kan ook gecontroleerd worden door het gewichtsverlies van de eieren te meten. Voorbeeld van een berekening: er worden 30 eieren voor de inleg in de broedmachine gewogen. Deze eieren hebben een broedduur van 21 dagen. Zij wegen samen 300 gram. Op dag 21 moeten de eieren dus 13% minder wegen. De eieren wegen dan samen 264 gram.
Maak nu een grafiek met op de horizontale as 21 punten die de 21 dagen van het broedproces voorstellen. Op de verticale as komen 6 punten, te beginnen met 250 gram, het volgende punt 260 gram tot het zesde punt dat 300 gram weergeeft.
Dag 0 (inlegmoment) en het punt voor 250 gram vallen samen in het kruispunt van de beide assen van de grafiek. Trek nu een rechte lijn van het punt 300 gram op de verticale as naar het punt op de horizontale as dat dag 21 aangeeft.
Een paar keer tijdens het broedproces, bijvoorbeeld op dag 6, dag 13 en dag 18, worden de 30 eieren gewogen en het gewicht in de grafiek uitgezet. Het gewicht van de 30 eieren moet dicht in de buurt van de rechte lijn (die de ideale situatie voorstelt) liggen. Is dit niet zo, dan moet het vochtgehalte in de broedmachine worden bijgesteld. Zijn de eieren te licht, houdt dan enkele dagen het vochtgehalte wat hoger. Zijn de eieren nog te zwaar, verlaag dan enkele dagen het vochtgehalte.
Het keren van de eieren wordt ongeveer 4 dagen voor de eieren uitkomen gestopt. Keren is dan niet meer nodig noch zinvol, omdat de kuikens al helemaal zijn gevormd.
Drie dagen voor het uitkomen worden de eieren in de uitkomstlade onderin de broedmachine
gelegd.
Uitkomen in de broedmachine
Als het eerste ei is aangepikt, is het verstandig het vochtgehalte in de broedmachine van ongeveer 50% - 60% te verhogen tot 70 - 75% te verhogen om te voorkomen dat de eischaalvliezen te snel uitdrogen. Worden deze vliezen tijdens het uitkomen geel van kleur, dan zijn ze opgedroogd. Het kuikens loopt het risico om vast te blijven zitten aan het vlies, komt niet meer verder uit het ei en gaat dood.
Stoor op deze dagen het proces niet door de broedmachine te openen. Alles met rust laten is het beste. Wordt de broedmachine geopend tijdens het uitkomen, dan is het vochtgehalte in de broedmachine verstoord en drogen de eischaalvliezen sneller uit. Kuikens helpen bij het uitkomen is niet goed, zij moeten dit zelf doen. Dus gewoon de natuur haar gang laten gaan en niet ingrijpen.
De kuikens komen na het aanpikken van de eischaal binnen een aantal uren uit het ei. De snelheid van uit het ei kruipen is afhankelijk van de soort. De kuikens mogen niet direct na het uitkomen uit de broedmachine gehaald worden. Dat kan pas als alle kuikens droog zijn.
Het is echter verstandig de kuikens nog een aantal uren rustig te laten zitten in de broedmachine. Voedsel hebben ze de eerste 24 uur niet nodig, warmte des te meer. Het restant van de dooier is vlak voor het uitkomen opgenomen in de einddarm van het kuiken. Op deze voedselvoorraad kunnen de kuikens desnoods enkele dagen teren. Deze dooier moet door het kuiken ook verteerd worden, anders bestaat het gevaar dat deze dooier in de darm van het kuiken gaat rotten. Dit is vaak dodelijk voor het kuiken.
Opfokken van de kuikens in een kunstmoeder
De kuikens zijn uit de broedmachine gehaald en in de kunstmoeder geplaatst. Voedsel hebben de kuikens de eerste 24 uur na het uitkomen niet nodig. Water geven is wel nodig.
Gebruik voor de kleine kuikens fijne houtkrullen. Op een leeftijd van vier tot vijf weken kunnen de houtkrullen door droog zand worden vervangen, voor meer informatie ga naar 'huisvesting'.
Als kunstmoeder is een oude aquariumbak waarvan het glas aan de voorzijde is vervangen door fijn gaas goed te gebruiken. Het deksel van deze kunstmoeder is ook van gaas. Op deze manier is er voldoende beschutting, maar ook ventilatie.
Figuur 4: Kuiken Japanse kwartel geel wildkleur: één dag oud.
Op de bodem van de kunstmoeder komt eerst een dikke laag fijne houtkrullen. Daarbovenop kan dan nog voor de eerste 24 uur een oude badstoffen handdoek gelegd worden om de kuikens wat extra houvast te geven.
Als verwarming is een infrarode warmtelamp geschikt die in het begin op ongeveer 10 centimeter hoogte van de bodem hangt. De kunstmoeder wordt wel een uur voordat de kuikens erin gaan opgewarmd. In plaats van infrarode lampen kunnen ook warmteplaten worden gebruikt.
Als de kuikens ouder worden, wordt de lamp steeds een beetje verder omhoog getrokken. Het voordeel van deze lamp is dat geen licht maar wel warmte wordt gegeven. De kuikens groeien dan op bij een natuurlijk dag- en nachtritme. Dit is beter dan lampen te gebruiken die licht afgeven, want dan zitten de kuikens 24 uur per dag in fel licht.
Het is belangrijk om de kuikens precies de goede verwarming te geven. Een goede maatstaf is te bekijken hoe de kuikens onder de lamp liggen. Liggen zij op elkaar recht onder de lamp, dan hebben zij het te koud. Liggen ze in een wijde cirkel onder lamp, dan is het te warm. De temperatuur is goed als de kuikens wel onder de lamp liggen, maar niet op elkaar. De kuikens groeien snel en kunnen na ruim twee tot drie weken al naar hun definitieve hok. In dit hok kan nog bijverwarmd (met dezelfde infrarode warmtelamp) worden, al naar gelang dat nodig is.
De temperatuur in de kunstmoeder kan ook gemeten worden. Meten kan met een normale thermometer die onder de lamp op de bodem wordt gelegd. In het begin moet deze temperatuur ongeveer 38 graden Celsius zijn. Na enkele dagen kan de temperatuur al een paar graden lager worden. Naarmate de kuikens groter worden en meer veren krijgen, is de temperatuur minder kritisch. Aan de hand van het gedrag van de kuikens (zoals hierboven beschreven), wordt de temperatuur verder geregeld.
Figuur 5: Eenvoudige zelf te maken kunstmoeder met infrarode lamp voor de verwarming.
Kuikens hebben vers drinkwater nodig. Pasgeboren kuikens willen nog wel eens verdrinken in een te diepe drinkbak. Een klein open schaaltje of bakje (één of twee centimeter diep) is prima. Leg dan wel de eerste 5 dagen kiezelstenen of knikkers in het bakje om verdrinken van de kuikens te voorkomen.
Drinkbakken met een drinknippel kunnen ook gebruikt worden. In de drinkbakken kunnen de kuikens nooit verdrinken. Het nadeel is dat de kuikens er soms langer over doen om deze drinkbakken te vinden.
U kunt de kuikens leren te drinken uit de waterbak. Druk een paar keer de kuikens met de snavel voorzichtig in het water en zij weten het. Vaak is het voldoende als één kuiken de waterbak weet te vinden. Alle anderen volgen dan snel door af te kijken.
Kwartelkuikens kunnen prima opgroeien met kuikenopfokmeel of kruimel voor siervogels. Pas op dat de korrel niet te groot is. Is dit wel zo, dan worden de eerste dagen de korrels fijngemalen met een koffiemolen.
De fabrikant van het voer beschrijft op de verpakking precies hoe gevoerd moet worden. Er is ook opfokvoer met anticoccidiostatica. Dit zijn geneesmiddelen die er ervoor zorgen dat uw kuikens geen coccidiose krijgen (voor meer informatie zie de pagina 'ziektes'). Als de kuikens in een goed en schoon hok worden opgefokt, zijn deze voertoevoegingen niet nodig. De kans is groot dat de kuikens zelf een weerstand opbouwen tegen deze ziekte. Dit is de beste waarborg om later bij de volwassen dieren geen coccidiose te krijgen.
Figuur 6: Japanse kwartelkuikens geel wildkleur vijf dagen oud.
Opfokvoer voor de kuikens kan vanaf het eerste moment van voeren met een beetje uitgezeefde maagkiezel worden gemengd. Koop hiervoor maagkiezel in de kleinste soort en zeef dit de eerste dagen door een keukenzeef. Door te zeven wordt alleen het allerfijnste grit gevoerd.
Na enkele weken kan worden begonnen met heel fijn geknipt groenvoer, bij voorkeur gras ofvogelmuur. De kuikens moeten eerst wennen aan groenvoer, maar daarna zijn ze er gek op.
Figuur 7: Japanse kwartelkuikens geel wildkleur (14 dagen oud) in het opfokhok.
Opfokken van de kuikens na natuurbroed
Het opfokken van kuikens met een hen verloopt nogal anders. In ieder geval zijn er geen zorgen over verwarming en temperatuur; dat doet de hen perfect. De hen met de kuikens kunnen niet samen met andere dieren in een hok gehouden worden. Dit betekent dat voor elke hen met kuikens een apart hok nodig is. Bij sommige soorten kan de haan wel bij de hen met kuikens blijven. Gaat het toch niet goed, dan moet de haan tijdelijk naar een ander hok.
De voederwijze is vergelijkbaar met de situatie in de kunstmoeder. Het is echter niet de bedoeling dat de hen al het kuikenvoer gaat opeten. Om dit te voorkomen schermt u het kuikenvoer af met een soort rooster met openingen, waardoor de kuikens bij het voer kunnen komen en de hen niet. Voor het drinkwater geldt ook hetzelfde als hierboven beschreven.
Het is nodig om het hok (en de ren) van de hen met de kuikens goed schoon te houden. Via de mest van de hen kunnen de kuikens gemakkelijk ziekten zoals darmparasieten oplopen. Jonge kuikens zijn erg gevoelig voor deze ziekten en gaan er snel aan dood.
Zijn de kuikens helemaal bevederd en kruipen ze nauwelijks of niet meer onder de hen, dan kan de hen van de kuikens gescheiden worden. De kuikens hebben haar niet meer nodig. De hen moet teruggezet worden in het hok met de andere hennen of de haan kan weer bij deze hen geplaatst worden.
En hoe nu verder met de fokkerij
De eerste jonge dieren zijn gefokt, maar hoe nu verder? Zijn de jonge dieren goede dieren, dan is de combinatie van de ouderdieren een goede combinatie. Deze ouderdieren worden de volgende keer weer gebruikt.
Het is niet verstandig met de gefokte jonge dieren een broer-zuster paring toe te passen. Dat is een sterke manier van inteelt en geeft kans op minder vitale dieren. De dieren kunnen ook ziektegevoeliger worden en de hennen leggen soms minder eieren.
Een paring toepassen van dochter op vader en zoon op moeder is prima. Dat is een minder sterke inteelt. Op deze manier vaker terugparen binnen de familie (dus inteelt) is de beste manier om een echte stam op te bouwen. Voorwaarde hierbij is dat er streng wordt geselecteerd op uiterlijke kenmerken die behoren bij de soort, maar evengoed op vitaliteit en gezondheid. Wordt de selectie op deze laatstgenoemde eigenschappen uit het oog verloren, dan is de
opbouw van de stam gedoemd te mislukken.
Koop als het nodig is een onverwant fokdier, maar bedenk dan wel dat een totaal nieuw genenpakket in de eigen stam wordt binnengehaald. Dus niet alleen goede, maar ook minder goede of echt slechte eigenschappen. In feite begint de stamvorming dan weer opnieuw. Wees dus streng in de selectie en wees zuinig met het introduceren van stamvreemde genen. Niemand is zomaar een fokker. Dat wordt ook niet uit een boekje geleerd.
Door ervaring op te doen, door te kijken op tentoonstellingen en door informatie uit te wisselen met collega-fokkers kan veel geleerd worden over het fokken van dieren. Het gevoel voor fokken moet ook een beetje aangeboren zijn.