KTI3BVT
It has begun! pack all the bags!
30-01-2012
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Inhoud
Klare taal integratie: 1. Doelgericht en lezergericht schrijven Vormgeving: besteed aandacht aan formaat, kleur, lettertype, lettergrootte, tekstmarkering, witruimte en illustraties. Opbouw: zorg dat de grote lijnen zichtbaar zijn, verdeel de tekst in alinea’s met hoogstens 1 onderwerp per alinea, gebruik verwijswoorden (hij, haar, dit…) en signaalwoorden (bovendien, maar, bijvoorbeeld…). Inhoud: pas uw tekst aan, aan uw doelpubliek. Zij beslissen waarover u schrijft. Stijl: is de manier waarop u uw boodschap verwoordt. Het is geen kwestie van juist of fout, maar van gelukkige of ongelukkige keuzes. Deze keuzes spelen zich af binnen 5 stijldimensies, maar altijd dient de lezer centraal te staan en moet u uw doel voor ogen houden. 1. Moeilijkheid te moeilijk < > te gemakkelijk 2. Exactheid te vaag < > te expliciet 3. Informatiedichtheid te omslachtig < > te beknopt 4. Afstandelijkheid te afstandelijk < > te persoonlijk 5. Levendigheid te saai < > te levendig 2. Moeilijkheid: Moeilijke woorden • Leenwoorden: zijn woorden van vreemde afkomst. Ze vergroten de afstand tot uw lezers: Vermijd leenwoorden, als er een goed Nederlands synoniem voor is. • Vaktermen: reserveer vaktermen voor vakgenoten of licht ze toe. • Complexe samenstellingen: haal zelfgemaakte, complexe samenstellingen uit elkaar. • Afkortingen: schrijf alleen afkortingen die als afkorting worden uitgesproken. Leg vak- en groepsgebonden afkortingen een eerste keer uit. Moeilijke zinnen • Ingewikkelde zinnen: splits ingewikkelde zinnen in kortere zinnen met 1 kerngedachte per zin. Vermijd een opeenstapeling van korte gelijklopende zinnetjes door langere en kortere zinnen af te wisselen. • Tangconstructies: vermijd gerekte tangconstructies door zinsdelen die bij elkaar horen niet te ver uiteen te plaatsen. • Lange aanloop: Laat uw lezer niet te lang wachten op de kern van uw zin, door de kern vooraan te plaatsen en een te lange aanloop te vermijden. • Combinaties van naamwoordconstructies: vermijd ketens van naamwoordconstructies door samenstellingen of werkwoorden te gebruiken. • Dubbele ontkenningen: wees voorzichtig met dubbele ontkenningen. Dwing de lezer niet om te rekenen en let op voor: voegwoorden (tenzij, noch, evenmin…), bijwoorden (nauwelijks, zelden…) en werkwoorden als afraden, zich hoeden voor, voorkomen… waar al een ontkenning in zit. 3. Exactheid: Vage woorden en uitdrukkingen • Vage aanduidingen van tijd en hoeveelheid: vermijd vage aanduidingen van tijd en hoeveelheid zoals ‘zo snel mogelijk’ en ‘een groot deel’. • Vaagmakers: vermijd vaagmakers zoals ‘vrij’ en ‘tamelijk’ en wees precies. Gebruik ze enkel om te nuanceren. • Uitgeholde woorden: vermijd uitgeholde woorden zoals ‘aspect’, ‘factor’ of ‘gebeuren’ en wees precies. • Clichés: vermijd clichés als u iets duidelijk wilt stellen. • Vage voorzetseluitdrukkingen: vervang vage voorzetseluitdrukkingen zoals ‘met betrekking tot’ of ‘naar…toe’ door precieze voorzetsels Vage verwijs- en signaalwoorden • Onduidelijke verwijzing: verwijs duidelijk en correct. let op voor: o Lege verwijzing: het is niet duidelijk naar waar verwezen wordt (dit, dat). o Dubbelzinnige verwijzing: het kan naar meerdere antecedenten verwijzen. o Overspannen verwijzing: het verwijswoord staat te ver van het antecedent. o Foute verwijzing: geslacht en getal van het verwijswoord moeten overeenkomen met dat van het antecedent.  Zijn, haar of hun: let op als je verwijst naar instellingen en groepen. • Onduidelijke verbanden: verzorg de verbanden in uw tekst. Wanneer u uw tekst herleest, vraag dan geregeld af of de verbanden duidelijk en correct zijn. o Ontbrekend verband: signaalwoorden niet vergeten bij tegenstellingen. o Overbodig verband: let op voor ‘dus’, ‘ook’ en ‘dan ook’ o Dubbelzinnig verband: ‘ook’ en ‘niet’ kunnen een dubbelzinnig signaal geven. o Fout verband: leg de juiste verbanden haal oorzaak en reden niet door elkaar. • Verwarrende synoniemen: wees voorzichtig met synoniemen ze kunnen de lezer ergeren of verwarren omdat ze kunnen verschillen in: o Specificiteit: sommige woorden zijn zo specifiek dat ze geen synoniem hebben. Gebruik dan !hyponiemen (specifiekere betekenis)! of hyperoniemen (ruimere betekenis). o Moeilijkheidsgraad: denk aan je publiek, maak een synoniem niet te moeilijk. o Gevoelswaarde: synoniemen kunnen ‘geladen’ zijn. Ze kunnen een positieve of negatieve toon hebben. o Register: synoniemen kunnen tot 4 verschillende registers behoren:  Formeel: dame, voertuig  Neutraal: vrouw, auto, grootvader  Informeel: vrouwtje, karretje, opa  Vulgair: wijf, ouwe 4. Informatiedichtheid: • Overbodige herhalingen: herlees uw tekst en werk storende herhalingen weg door ze te vervangen door synoniemen, verwijzingen of omschrijvingen. • Parafrase, pleonasme en tautologie: schrijf compact, werk overbodige uitleg en combinaties van het soort ‘weer hervatten’ (pleonasme), ‘zoals bijvoorbeeld’ (tautologie) en ‘de wens te willen’ weg. • Omslachtige openers: Kom in uw zinnen snel ter zake. Vermijd holle openers als ‘ik wil opmerken dat’. • Stopwoorden: vermijd stopwoorden als ‘dus’, ‘inderdaad’ of ‘in feite’. • Uitgeholde woorden: schrap holle woorden zoals ‘aspect’, ‘factor’ of ‘functie’ wanneer ze geen specifieke betekenis hebben. • Clichés: schrap clichés en vervang ze door wat u precies bedoelt. Hoe meer clichés, hoe zwakker uw tekst wordt. • Overbodige adjectieven en bijwoorden: gebruik adjectieven, bijwoorden en beelden in zakelijke teksten om te verduidelijken. Vermijd ze als ze subjectief zijn of louter opsmuk. Vermijd: o Pleonasmen: ‘aanwezige bezoekers’ o Clichés: ‘trotse eigenaar’ o Irrelevante, verfraaiende adjectieven: overbodige adjectieven o Subjectieve adjectieven: ‘de wijze besluiten van het bezadigde afdelingshoofd’ • Vage voorzetseluitdrukkingen: vervang voorzetseluitdrukkingen door precieze voorzetsels. • Modale werkwoorden en bijwoorden: kijk na of modale werkwoorden en bijwoorden uw tekst niet nodeloos afzwakken. • Omslachtige werkwoordelijke uitdrukkingen: Gebruik werkwoorden ipv omslachtige werkwoordelijke uitdrukkingen en vermijd volgende combinaties: o Loos werkwoord + substantief: ‘tot uitvoering brengen’ > ‘uitvoeren’ o Loos werkwoord + naamwoordvorm: ‘vond een versmalling plaats’ > ‘versmalde’. o Vaag werkwoord + onvoltooid deelwoord: ‘stimulerend werken’ > ‘stimuleren’. 5. Afstandelijkheid: • Oude, formele woorden en wendingen: Gebruik ze alleen als u bewust afstand wil scheppen, als u weet dat uw lezer een dergelijke taal apprecieert of een enkele keer als synoniem om een storende herhaling te vermijden. Als u fris wil schrijven, vermijd dan schrijftaal als ‘uw schrijven’, ‘aangaande’ of ‘dientengevolge’… en schrijf in een verzorgde spreektaal. • Modaliteit: modale werkwoorden en bijwoorden gebruik je bewust in functie van uw bedoeling en uw relatie met uw lezer om: o Meningen of uitspraken te nuanceren o De status te verduidelijken van conclusies of aanbevelingen (het is aan te bevelen) o Uw lezer te ontzien, uit vriendelijkheid (mag ik u verzoeken om…) o Uw lezer de vrije keuze te laten o Beschuldigend suggererend over te komen (u had kunnen weten dat…) o Dwingend over te komen (u dient onmiddellijk…) • Lijdende vorm: de lijdende vorm is onpersoonlijk en afstandelijk, vaag en onduidelijk, omslachtig en werkt verzwakkend. Vermijd passieve vormen als u weet wie verantwoordelijk is of wie de handeling uitvoert, behalve als u een goede reden hebt om dat niet te vermelden. Een passieve vorm is enkel nuttig als: o u de identiteit van de handelende persoon of instantie niet kent of als die niet relevant of evident is om te vermelden. o U om tactische redenen de verantwoordelijke niet wil noemen. o U nadruk wil leggen op de persoon die de handeling ondergaat of het voorwerp waarop de handeling slaat. o U het verband tussen zinnen beter tot zijn recht wil laten komen. Passieve zinnen kunnen ervoor zorgen dat de klemtoon blijft liggen op hetzelfde onderwerp. o U onduidelijkheid of dubbelzinnigheid wil wegwerken. • Men: is afstandelijk, onpersoonlijk en vervagend (wie is men?). Gebruik ‘men’ alleen om te verwijzen naar ‘de mensen in het algemeen’. Anders gebruik je ‘u’, ‘jij’, ‘ik’, ‘wij’ of de organisatie die bedoeld wordt. • Persoonlijke toon en aanspreektoon: ‘ik’, ‘wij’, ‘u’ of ‘jij’ verkleint de afstand tussen schrijver en lezer. Gebruik ‘wij’ als je in naam van een organisatie schrijft en gebruik ‘u’ of ‘jij’ als aanspreektoon om de lezer centraal te zetten. • Naamwoordstijl: maken uw tekst moeilijker en omslachtiger, onpersoonlijker en afstandelijker, en statisch, vervang ze door werkwoorden. Als naamwoordconstructies zich opstapelen in een tekst spreken we van naamwoordstijl, die kan je als volgt wegwerken: o Vervang in elk geval het naamwoord door een werkwoord o Werk loze werkwoorden weg o Vervang voorzetsels door voegwoorden o Vervang voorzetsels door er+voorzetsels…dat (ertoe…dat) o Verander het begin van de zin (omslachtige inleiding) In vier gevallen zijn naamwoordconstructies wel op hun plaats: o Als de handeling zelf van belang is en niet de uitvoerder o Als u bewust afstand wil houden o Als u stappen in een proces of procedure bondig wil verwoorden o Als u een beknopte beschrijving wil maken 6. Levendigheid: Afwisseling • Afwisseling in woordkeus: vermijd storende herhalingen. Vervang ze door verwijswoorden, synoniemen of omschrijvingen. Varieer uw woordkeuze door het juiste woord op de juiste plaats te gebruiken. • Afwisseling in zinslengte en zinsbouw: Wissel langere zinnen af met korte en varieer de volgorde van zinsdelen. • Afwisseling in zinstype: Maak uw stijl levendig door af en toe een vraag of een gebiedende wijs in te voegen. Verassing Gebruik stijlfiguren om uw lezer te verrassen en alleen daar waar ze gepast zijn. Overdrijvingen, woordspelingen en paradoxen klinken algauw flauw als u er bewust naar gaat zoeken • Beeldspraak: gebruik metaforen in zakelijke teksten om te verduidelijken of te overtuigen. Verrassende beelden verlevendigen uw uitleg of stelling. Vermijd gezochte, onlogische of clichématige beelden en hou uw metaforen kort. • Contrast en paradox: zetten de lezer aan het denken. • Opsomming met (anti)climax: verrassen omdat de lezer op zoek moet gaan. • Hyperbool en understatement: zijn vaak komisch of ironisch bedoeld. • Woordspelingen: Gebruik woordspelingen met mate in zakelijke teksten en zorg ervoor dat ze spits zijn en geen verdere uitleg nodig hebben. • Ironie en sarcasme: zorgt voor contrast en is daarom verrassend voor de lezer, gebruik ze met mate. • Rijm: klinkt aantrekkelijk in zakelijke teksten als het niet opvalt, zorg ervoor dat het gepast is in uw tekst. Concretisering • Typerende, verhelderende adjectieven: gebruik adjectieven om te preciseren en te nuanceren. Spring uiterst voorzichtig om met subjectief geladen adjectieven. • Verduidelijkende vergelijkingen: gebruik vergelijkingen in zakelijke teksten op de eerste plaats om te verduidelijken. Vermijd gezochte en onduidelijke beeldspraak en hou de werking kort. • Concrete werkwoorden: vervang vage werkwoorden als ‘worden’, ‘hebben’, ‘zijn’, ‘maken’ en ‘doen’ door precieze werkwoorden. Vermijd ook naamwoordconstructies met fletse werkwoorden. • Concrete voorbeelden: concretiseer abstracte begrippen, vage aanduidingen en algemene beweringen met voorbeelden. Ze maken uw tekst apart en zorgen ervoor dat uw lezer zich een duidelijker voorstelling kan vormen. • Veelzeggende details: verlevendig beschrijvingen met veelzeggende details. Beschrijf met al uw zintuigen. Vermenselijking • Directe aansprekingen en persoonlijke interventies: Schrijf in de ‘ik’-, ‘u’-, of ‘jij’-vorm als u de afstand tot uw lezers wil verkleinen. Kies bewust voor een bepaalde toon (aanspreektoon, persoonlijke toon, neutrale toon) en houd die aan. Wissel niet zomaar van toon. • Actieve werkwoordvormen: schrijf zo veel mogelijk in de actieve vorm. Noem mensen bij hun naam. • Anekdote: Las af en toe een anekdote in om uzelf of uw onderwerp dichter bij uw lezer te brengen en typeringen meer kleur te geven. Houd ze kort en zorg ervoor dat ze zowel toepasselijk als bijzonder zijn. • Citaten: gebruik citaten doordacht. Ze mogen geen informatie herhalen, ze moeten functioneel zijn en het liefst spits en origineel. Houd ze in elk geval kort.

30-01-2012 om 14:18 geschreven door MSTRKRFT  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)


Inhoud blog
  • Inhoud
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Archief per week
  • 30/01-05/02 2012

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs