Na een meerdaagse en bloedige strijd wandelde Tuur de Menapiër doodgemoedereerd over de vlakte. Plots ontwaarde hij in zijn ooghoek een schitterend blinkende stad. Tuur, die na een bloedige en lange strijd nogal nieuwsgierig van aard werd, werd meteen aangetrokken door deze fel schijnende Metropolis. Toen hij de eerste gebouwen tegenkwam, las hij het bord dat in deze streken traditiegetrouw meedeelde dat er aan de achterkant van het plakkaat de bebouwde kom wachtte. 'Athene'. Potjandorie, alweer afgedwaald. Een vervelende gewoonte van Tuur, die nogal eens durfde afdwalen tijdens een bloedig en lang gevecht. Deze keer hakte hij de eerste Romeinse koppen af in de buurt van Tongrinium, en nu stond hij aan de poorten van Athene. Dat tijdvergeten bezig zijn was typisch voor onze Menapiër. Zo deelde hij ooit zijn eerste houw uit in Castrum en belandde hij na enkele weken onafgebroken strijd, in Asjkelon. Maar dat waren andere tijden.
Wie daar?! brulde een felbepanserede Falanxsoldaat vanuit een torengebouw. Het is Tuur de Menapiër!, bulderde onze vriend terug, waardoor het strooien dak van de toren vloog. Meteen vloog de imposante gouden stadspoort van Athene open. Met een enkel voor hem hoorbare donderslag merkte Tuur dat hij beetgenomen was. Athene bleek niets meer of niets minder dan het knappe, blonde wijf onder de steden. Schitterend als een diamant en geurend naar cederbossen aan de buitenkant, totale chaos langs binnen. De herkenbaarheid aan voorbije Atrebaatse schonen werd hem teveel. Van alle Belgische wijven waren de Atrebaatse de mooiste. Dat wist elke zichzelf respecterende Belg toen wel. Ze hadden haar als betrof het stro ontrokken van de zonnigste akkers van België en hun huid was zo zacht dat zelfs satijnen kledingstukken van een onbeschrijflijke ruwheid leken. Ze waren ook vruchtbaarder dan de indertijd beruchte grondhamster, hetgeen elke man verzekerde van weelderig nageslacht. Helaas waren de Atrebaatse vrouwen hun mannen ook snel weer moe. Vooral wanneer die niet over een strijdwagen beschikte die genoeg sesteriën had gekost.
Tuur loste een schreeuw. En dan nog één. En nog één. Nadat dit enkele uren aanhield, was heel de stad verzameld op de agora om deze reus van een barbaar te aanschouwen. Elke Griek dacht uiteraard meteen dat deze indrukwekkende verschijning door Zeus was gezonden en een beving van angst trok over de stad. Met schokkende stem trad de archont naar voren. Vergeef ons, zendeling van de Goden, maar wij kunnen dit ongemak verklaren. En zo begon zijn verhaal
Het was allemaal begonnen toen de Atheners een groot bongenootschap vormden met de Noormannen, de Germanen, de Eburonen en de Saksen. De zaken met hun bondgenoten liepen voorspoedig en al snel wentelden de Atheners zich in luxe: walvistraan van de Noormannen, bier van de Germanen en gouden appels van de Eburonen. Zelf deden ze een grote bijdrage door amfora vol wijn naar hun bondgenoten te zenden. Om deze luxe vooral niet kwijt te spelen, gingen de Atheners ermee akkoord dat Tongorium hun nieuwe hoofdstad werd en dat ze daar een vaste Archont naartoe mochten sturen. Om helemaal zeker te zijn van hun welvaart, moesten ze de drachme laten voor wat hij was en vervangen door een nieuwe, door Noormannen en Germanen gecreeërde munt. Maar o rampspoed o rampspoed! Op een zonnige dag na de eerste vierde volle maan, bereikte hen via een boodschapper slecht nieuws! Alle zeewegen buiten de Egeïsche zee waren afgesloten door die Romeinse snoodaards! De Atheners stuurden er hun voltallige oorlogsvloot op af, maar die zonken spontaan bij het aanschouwen van de gigantische Romeinse galeien. Bijna meteen kwamen er geen munten meerbinnen, waardoor de Atheners moesten gaan lenen bij hun bondgenoten.De Germanen konden pas overhaald worden na de belofte van Eén miljard liter wijn vanaf het moment dat de schepen terug de haven uit konden. Ondertussen was het zo ver en de Atheners, die ook hun fierheid hebben, weigerden wijn te laten gaan naar Germanië, waarna ze hem allemaal zelf opdronken. Nu wist heel de Oude Wereld dat deAtheners bekend stonden als wijze en interessante mensen. Tot ze dronken werden. Dan mepten ze elkaar tot op de Acropolis en zetten ze hun grootste geleerden op de brandstapel. Maar zo'n dronken bui als dit, had de stad nog nooit getroffen. En daarom, zendeling van de Olympus, vragen wij uw hulp. Tuur weifelde even, draaide rond zijn as en verkocht de Archont een gigantsche dreun op zijn Griekse neus, waarna hij rechtdoor door de stad rende, zonder zich ook maar iets van de gebouwen die zijn pad kruisten aan te trekken, en sprong nabij Corcyra in de zee. Om vervolgens pas weer boven water te komen in de buurt van het huidige Triëste. Nee, je moest Tuur niet vragen om de orde te handhaven op een wijnfeest.
Soms zou een mens gaan denken dat de Opwarming van de Aarde een boze samenzwering is van geitewollensokkenprofessoren die toch wat aan moesten met hun tijd. Dat het allemaal niet waar is over die zes graden stijging en die kritische omslagpunten. Dat de Ijsberen gewoon een bende witte jankbeesten zijn. Dat Heist Op den Berg binnen honderd jaar helemáál niet Heist aan Zee wordt (hetgeen als leuke bijwerking zou hebben dat we van dat andere Heist vanaf zullen zijn)!
Helaas. Dan wordt een mens wakker uit zijn sneeuwroes en beseft hij dat het de laatste keer zou kunnen zijn dat hij zijn kinderen een sneeuwman zag maken en de sneeuw onder zijn voeten hoorde knesperen tijdens een wandeling met de labrador. Hij krijgt terug een schuldgevoel over de SUV in zijn garage en zijn consumptie van 3 kilogram vlees per dag. Kortom, hij beseft dat hij de planeet mee naar de verdoemenis aan het helpen is, maar weigert dat voorlopig in te zien.
Maar ondertussen....
... Ondertussen blijft het toch maar heerlijk winteren. Ik verbaas me er steeds weer over hoe snel een mens zich aanpast aan dit weer. Verkleumde handen op de fiets zijn ondertussen alweer verdwenen al is het nu veel kouder dan pakweg een maand geleden, toen dat nog wel een bijna onoverkomelijk probleem leek. De sneeuw is ook al geen obstakel meer voor de wielen van rijwiel noch wagen en de behendigheid om op schoenen zonder anti-slip toch recht te blijven, neemt alsmaar toe.
"Breathe out, so I can breath you in....". Zo klinkt één der mooiste liefdesliederen ooit geschreven ('Everlong' van Foo Fighters, voor wie even een minder dagje heeft). Ooit was er een tijd dat ik zulke fijne muziekjes moest missen als ik onderweg was. Dat duisternis overheerste in mijn diepste gehoorkanalen. Dat slechts de stationsomroeper of het gepingel van de tram de onwaarschijnlijk interessante pubergesprekken rondom mij overheersten. Inderdaad: er was een tijd voor de Ipod Nano!
Het is voor de Homo Appelicus van vandaag de dag nog moeilijk voor te stellen, maar ooit liepen we met z'n allen over de Keyserlei met in een geïmproviseerde binnenzak een toestel zo groot als een compact disc. Daarop konden we dan net zoveel liedjes kwijt als de CD groot was (meestal niet meer dan 20). Toen kwam iemand met het schitterende idee om een kleine harde schijf te omringen met plastic en een schermpje. Inhoud: een gigabyte of 30 (en dus duizenden liedjes). Helaas was ook de prijs navenant en voor de meesten onder ons bleef het behelpen met andere merken of de goeie, ouwe draagbare CD-speler (in feite is élke CD-speler op deze planeet draagbaar, maar kom). En toen...
...Toen geschiedde het wonder! Op een persconferentie ergens over de plas toverde een bebaarde rijkaard een MP3-speler uit het sígarettenzakje van zijn broek! Het sígarettenzakje! Ongezien in die tijd en de zuchten der verwondering waren dan ook niet van de lucht. Het kleinood was amper 2 GB groot, dat wel, maar kon toch een kleine 250 muziekjes bevatten. De IPod-nano was een feit. Ik naar de winkel!
Ondertussen zijn we vier jaar verder en tussen de Nano en mij is het nog steeds dikke mik. Dankzij de Nano geen ochtendhumeur meer en telken een muziekje dat bij mijn gemoedstoestand past. Het vreselijkste moment van de dag is nu niet meer wanneer de wekker gaat, maar het moment dat de tram stopt onder de trappen van het inferno dat het Justitiepaleis van Antwerpen heet; mijn werkplek. Óveral heb ik hem bij. Als ik naar huis fiets na een avondje stappen (dan meestal met muziekjes van Bart Peeters). 's Morgens op het openbaar vervoer (Muse! Rammstein! Customs!....). En ondertussen ook in de huiselijke radio met Docking station.
Ik heb al wel eens uitgekeken naar een ander exemplaar, maar één van de charmes van het ding is net dat men op den duur liedjes moet gaan selecteren omdat het geheugen eivol is. Héérlijk!
Het aantal keren dat ik al een nieuwe blog begonnen ben, is niet op de vingers van één hand te tellen. Te vaak eindigde een poging om zo literair mogelijk bezig te zijn, af op een sisser. De reden daarvoor was eenvoudig: met inspiratie is het zoals met de oliebronnen van deze wereld: ze drogen sneller uit dan je lief is.
Daarom doe ik hier, aan de vooravond van een nieuw decennium, nog een laatste ultieme poging en gebruik ik nu voor deze blog een plat managment-motto in een taal die u niet vaak van me te lezen zal krijgen: keep it simple!
Inderdaad! Te vaak is een mens, zeker déze mens, geneigd om om het te vaak te ver te zoeken. Daarom ga ik mezelf dit keer beperken tot de dingen die het leven ófwel het de moeite waard maken ófwel het serieus kunnen verknallen (maar omdat niets zwart-wit is, meestal wat er tussen die twee zit).
Ik ga niet zeggen 'welkom op mijn blog' of 'geniet ervan'. Die holle phrasen kan men al genoeg lezen in de steegjes van het slechtgeschreven deel van cyberspace.
Ik schrijf hier vooral voor mezelf en hoop dat de teksten voor zich spreken en de kracht bezitten om mensen een fijne minuut (of twee) te bezorgen. Feedback is méér dan welkom!
Ik ben Kristof S'Jongers , en gebruik soms ook wel de schuilnaam Geen reden voor!.
Ik ben een man en woon in Bevel (of all places!) (België) en mijn beroep is Eén geweldige ambtenaar (met dus een blog)!.
Ik ben geboren op 03/09/1981 en ben nu dus 43 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: .