Informatie over aanschaf en verzorging van geiten en dwerggeiten
Geiten en dwerggeiten zijn, als u beschikt over een stukje wei, prima geschikt om wat leven rond huis te brengen. Geiten en dwerggeiten brengen natuurlijk niet alleen lusten mee, maar bezorgen u ook werk en misschien zelfs wel hinder. Wat te denken van geur- of geluidsoverlast. Een geit vraagt dagelijkse aandacht. Denk aan; eten geven, stal uitmesten, bij vriezend weer voor water zorgen, etc. U staat wellicht op het punt om geiten of dwerggeiten aan te schaffen. Heeft u nog geen ervaring met deze dieren dan is het zeer raadzaam om u er eerst zeer goed in te verdiepen. Maar al te vaak is de aanschaf van een dier een impuls. "Bezint eer ge begint" is ons advies. Graag vertellen we u wat meer over zaken die belangrijk zijn bij het houden van geiten.
Algemeen
Koop een dier nooit "blind" via internet, maar bezoek eerst de aanbieder om de dieren zelf te kunnen beoordelen en zo mogelijk ook de ouders van de dieren te kunnen zien. Let bij het bezoeken van de aanbieder op de volgende punten:
Zien de geiten of dwerggeiten er goed uit, niet te mager, niet te vet. Hebben ze een normale lichaamsbouw?
Zijn de dieren actief, levenslustig en nieuwsgierig?
Zijn de oren, ogen en neus schoon?
Zijn de achterpoten en het achterwerk schoon? (bevuiling kan wijzen op diaree)
Zijn de dieren hanteerbaar? Een agressieve geit die de eigenaar aanvalt (stoten met horens) zal dat blijven doen.
Let op de hoeven of deze verzorgd zijn. Geen lange onverzorgde hoeven.
Aantal, levensduur en voortplanting
Geiten zijn het best in groepjes te houden, twee is dus minimaal. Goede mogelijkheden zijn een moeder met dochter(s) of moeder met zoon (laten castreren binnen 10e levensweek). Twee zussen of twee gecastreerde broers zijn ook goed te houden. Het bij elkaar plaatsen van geiten van verschillende herkomst is af te raden. De bazigste geit eist dan het meeste voer op en de beste plek in de stal. Vooral bij de aanschaf van slechts enkele dieren is dit belangrijk. Bij een grote groep geiten zal het haantjesgedrag minder zijn. Een bok verspreidt een penetrante geur en kan ondeugend zijn, het houden van een bok is daarom af te raden aan een beginnende geitenhouder. Een jong geitje mag vanaf ca. 10 maanden voor eerst gedekt worden. Haal jonge bokjes rond de 10e week bij de moeder weg, anders kan het gebeuren dat ze de moeder gaan dekken. Een geit kan wel 15 jaar oud worden, overdenk dit goed bij aanschaf! De dracht van een (dwerg)geit duurt gemiddeld 145 dagen, een dag of 5 korter of langer is niet ongewoon. Per dracht kunnen 1 tot 3 geitjes geboren worden.
Huisvesting en speelmateriaal
Een geit heeft ruimte nodig. Naast een voldoende groot hok om in te kunnen schuilen tegen regen, felle zon of wind is een weitje noodzakelijk. Het weitje dient met stevig draadgaas te zijn afgesloten, want een geit zal alles proberen om te kunnen ontsnappen. De afrastering moet bij grote geiten ten minste 1,25m hoog zijn. Scherm eventuele bomen in de weide af met gaas, want een geit zal de schors en de bladeren gaan eten. Geiten spelen graag met elkaar. Het plaatsen van speelmateriaal in de weide is daarnaast aan te raden. Te denken valt aan een trap, houtblokken of zelfs een wipwap.
Verzorging
Op het gebied van verzorging is het van belang om de hoefjes regelmatig te controleren en zonodig bij te werken. Daarnaast is het regelmatig ontwormen van de geiten aan te raden.
Voeding
Ondanks het feit dat een geit niet bepaald een kieskeurig dier is, is het wel belangrijk om een gevarieerd volledig rantsoen aan te bieden aan uw geit! Enkel gras of hooi is kortweg te eenzijdig. Wilt u het beste voor uw dier, verstrek dan dagelijks een beperkte hoeveelheid goed (dwerg)geitenvoer bij. Houdt de conditie van de dieren altijd in de gaten en stuur bij indien nodig. Veel soorten groenvoer zijn geschikt als bijvoer. Het meeste keukenafval is niet geschikt als bijvoer voor geiten. Ook het bijvoeren van brood raden wij af, tenzij het zeer sporadisch gebeurd. Brood kan namelijk voor vervetting van de dieren zorgen. Een smakelijk bijvoer voor speciaal voor hobbygeiten samengesteld is Alfamix Geit van Garvo. Deze gevarieerde muesli is zowel voor geiten als dwerggeiten perfect geschikt om de dieren in zomer en winter in conditie te houden. Door dagelijks een beperkte hoeveelheid Alfamix Geit bij te verstrekken naast het ruwvoer voorziet u uw geiten in de behoefte aan mineralen en vitaminen. Een liksteen is daardoor niet noodzakelijk. Op het gebied van water kan een geit wel kieskeurig zijn, ze verlangen vers fris water!
De herkomst van de chinchilla Oorspronkelijk leefde de chinchilla in het Andes gebergte in Zuid-Amerika (Peru, Chili, Argentinië en Bolivia). In de hoger gelegen delen van het gebergte leefde de chinchilla samen met zijn soortgenoten in grote groepen. Duizenden jaren leefden ze daar in alle rust en hadden ze slechts de roofvogels en de indianen als vijanden. Voor de roofvogels dienden ze als voedsel, de indianen gebruikten hun vacht voor kleding en dekens. Dit vormde echter geen bedreiging tot uitsterven, de natuurlijke populatie bleef op peil.
Dit veranderde echter toen de Spanjaarden in de 16e eeuw Zuid-Amerika veroverde. De Spanjaarden waren verbaasd door de pelsdichtheid en de zachtheid van de van de vacht. Ze namen de pelzen mee naar Europa waar de zeldzame bontsoort al snel werd gebruikt om de duurste bontmantels te maken. Om zoveel mogelijk chinchilla bont te kunnen verkopen in Europa waren er Indiaanse chinchillavangers ingehuurd om de beestjes te vangen. In de 19de eeuw was chinchillabont samen met koffie en tabak een van de belangrijkste exportproducten van Zuid-Amerika. Er werden miljoenen chinchilla pelzen uitgevoerd uit Zuid-Amerika. Aan het begin van de 20 ste eeuw waren de chinchillas in het gebergte bijna uitgestorven. De prijzen van het bont vlogen omhoog, waardoor het voor de jagers nog aantrekkelijker werd om de chinchillas te vangen. Rond 1920 waren er dan ook nog maar weinig chinchillas over. De chinchillas die het hadden overleefd waren gevlucht naar onherbergzame gebieden.
M.F. Chapman De man die vermoedelijk de chinchilla voor uitsterven heeft behoed was de Amerikaanse ingenieur M.F. Chapman. Dit deed hij overigens alleen maar uit zakelijk oogpunt. Samen met 23 vangers ging hij op zoek naar de laatste chinchillas. Hij zocht van 1919 tot 1922 het Andes gebergte af. In 1922 kwam hij met elf chinchillas terug uit het gebergte. De chinchillas werden vervoerd naar Amerika. Daar kwamen ze in 1923 aan met 12 chinchillas, eentje was er onderweg overleden en er waren er twee geboren. Uiteindelijk startte hij met de chinchillas die de reis overleefde een fokprogramma op. We kunnen ervan uitgaan dat deze chinchillas de oer ouders zijn van alle chinchillas die momenteel over de hele wereld leven.
Huidige projecten met de wilde chinchilla Aangezien ik zelf erg geïnteresseerd ben in hoe het de chinchilla vandaag de dag vergaat in het wild ben ik op Internet gaan zoeken naar informatie daarover. Tijdens mijn zoektocht kwam ik op deze site terecht: www.wildchinchillas.org. Ik heb een mailtje getuurd naar Jaime Jimenez. Hij is werkzaam op de Universiteit van Los Lagos in Chili als professor en wetenschapper. Hij bestudeert zoogdieren en vogels. 15 jaar geleden heeft hij een samen met het WWF onderzoek gedaan naar de chinchilla in het wild. Er leven nog wel chinchillas in het wild, maar het zijn er niet veel meer. In Chili ligt het Chinchilla National Reserve, dit is een gebied van ruim 4500 hectare waar de dieren en hun leefomgeving beschermd zijn. Hier leven de chinchillas veilig, maar buiten dit reservaat worden de dieren bedreigd. Niet door jagers, maar door grazende dieren, houtkap en mijnbouw. Jaime Jimenez doet tegenwoordig niet veel onderzoek meer, en de gegevens op zijn site zijn ook enigsinds verouderd, zo meldde hij mij. Hij bracht mij in contact met Amy Deane, zij houdt zich bezig met het herstellen van de leefomgeving van de chinchilla buiten het reservaat. Zij schat het aantal wilde chinchillas op dit moment op 3000 (als we geluk hebben, zei ze erbij). Zij hoopt dat het mogelijk is voor de chinchilla om verder te groeien en zo meer en grotere groepen te vormen in het wild. Maar de zekerheid dat dit gaat lukken is er niet.
De verzorging van een hamster neemt niet heel veel tijd in beslag. Het meeste moet je gewoon dagelijks nakijken, maar meer niet.
Zo kan je beginnen met de vacht, bij langharige rassen is dit uiteraard elke dag borstelen, dit kan je doen met een (oude) tandenborstel, welke je dan even met warm water moet bevochtigen. Maar dit moet je dus al niet doen als je een kortharige hamster neemt. Je zal ook elke week eens de nageltjes van je hamster moeten nakijken, normaal slijten die genoeg af, maar indien ze toch te lang worden kan je ze best (laten) afknippen. Je moet hierbij wel opletten dat je niet in de vel van de hamster knipt. Bij sommige dierenwinkels kan je dit (gratis) laten doen. Maar indien er genoeg graaf en klim mogelijkheid is zullend e nageltjes vanzelf wel voldoende afslijten.
Ook de kooi moet schoongemaakt worden, en dit minstens 1 keer per week. Alle aparte spulletjes zoals het loopradje ook even apart afwassen, dan blinkt de kooi nadien weer als nieuw. Je zal echter wel elke dag de geürineerde bodembedekking moeten vervangen, om geen vieze geurtjes na te laten. Dit is meestal niet zo lastig aangezien de meeste hamsters dit telkens op dezelfde plek doen. Als bodembedekking en nestmateriaal mag je van alles gebruiken, maar gebruik nooit hamsterwatten. Zie bij het onderdeel hamsterwatten waarom je deze niet mag gebruiken.
Zo zal je ook elke week even naar de tanden van je hamster moeten kijken. Aangezien hamsters knaagdieren zijn blijven deze hun hele leven doorgroeien, het is dus zeer belangrijk om tijdig in te grijpen als ze te lang worden. Normaal gebeurd dit niet, als je genoeg hard vore geeft, of een knaagsteen in de kooi hangt hoef je hier geen schrik voor te hebben. Als ze toch eens doorgroeien dan moet je tijdig ingrijpen. Anders zal de hamster niet goed meer kunnen eten en dus omkomen van de honger. Het is dus belangrijk om in zo een geval naar de dierenarts te kaan om de tanden te laten knippen. De dierenarts zal u dan ook vaak raad geven zodat de tandjes niet weer doorgroeien. Doe dit echter nooit zelf, het is heel belangrijk dat dit goed gebeurt! Je kan hem uiteraard ook zelf even vragen wat je het best kan doen om het doorgroeien tegen te gaan.. Je kan ook takken aan je hamster geven voor zijn tandjes af te laten slijten. Knip niet zomaar takken van eender welke boom af, deze kunnen ongezond zijn voor je hamster, je kan in de dierenwinkel ook takken kopen om in de hamsterkooi te leggen, deze zijn zeker en vast gezond. De takken dienen dus als vervanging van of als extra naast de knaagsteen.
Benodigdheden:
Je hebt uiteraard ook verschillende dingen nodig voor zowel in, als uit de kooi. Het is het beste dat je dit koopt voordat je je hamster hebt, zodat de kooi niet 10 keer veranderd terwijl de hamster er net aan gewend is. Uiteraard heb je eerst een kooi nodig, maar ook volgende dingen:
Eerst en vooral heb je een huisje nodig, dit kan je kopen in de dierenwinkel, maar natuurlijk ook zelf maken. Zelfs een omgekeerde bloempot (zo een oude met onderaan een groot gat erin) kan als schuilhokje gebruikt worden. Als je zelf een schuilhokje maakt, moet je zien dat er geen scherpe kantjes aan zijn en dat er, indien je hout gebruikt, ook geen splinters aanhangen.
Verder heb je ook een drinkflesje (geen bakje, de inhoudt hiervan wordt te snel vuil), een etensbakje en natuurlijk hamstervoeding zelf nodig. Zorg ervoor dat je een zwaar etensbakje hebt, zodat je hamster het niet kan omstoten of omtrekken. Ook een knaagsteen mag je absoluut niet vergeten. Deze zorgt ervoor dat de tandjes afslijten, aangezien deze heel hun leven blijven groeien is dit heel belangrijk. Knaagt je hamster niet aan een knaagsteen, of vindt je het zelf niet passen in jouw hamsterkooi, dan moet je genoeg harde voeding geven.
Als bodembedekking en nestmateriaal kan je van alles gebruiken. Belangrijk is strooisel (ook wel eens houtkrullen genoemd), dit zijn kleine afgeschuurde stukjes van zuiver houdt. Het valt te vergelijken met de krullen dat je krijgt als je heel traag met een dikke houtboor over een plankje zuiver hout gaat. Ook hooi is bijna niet te missen, vooral als nestmateriaal. Het is echter wel te vervangen door bijvoorbeeld beukensnippers of nestmateriaal speciaal voor hamsters, welke in de dierenwinkel verkrijgbaar is. Je mag absoluut geen hamsterwatten gebruiken, als je wil weten waarom niet, kijk dan even bij het onderdeeltje hamsterwatten. En laatst maar zeker niet minder belangrijk, zijn de speelgoedjes zoals een loopradje.
Een hamster is een gemakkelijk diertje, maar dat neemt niet weg dat je op nogal wat zaken moet letten voor en tijdens de aanschaf.
Zo moet je even nadenken of een van de gezinsleden niet allergisch is voor hamsters. Je moet weten waar je je hamsterkooi kan plaatsen, en waar je je hamster gaat laten tijdens je eigen vakantie. Een hamster is tevens een nachtdier, dit wilt zeggen dat je zeker savonds veel tijd moet hebben om met de hamster te spelen. Maar natuurlijk moet je ook overdag tijd hebben, om bijvoorbeeld de kooi uit te kuisen.
Is een hamster wel het geschikte dier voor u? Waarschijnlijk wel, een hamster heeft immers geen echt uitgebreide verzorging nodig, en de verzorging die toch nodig is is ook niet zo duur als bijvoorbeeld bij een hond of een kat. Het is echter wel zo dat een hamster overdag slaapt, hoewel dit voor werkende of schoolgaande mensen vaak eerder een voordeel is. Het enige echte nadeel zou kunnen zijn dat hamsters niet zo een knuffeldieren zijn, hiervoor neem je beter een dwergkonijn.
Je kan je hamster op verschillende plaatsen kopen, maar indien je niet van plan bent om ermee te fokken, is het aan te raden om je hamster van bij een hamster of knaagdieren opvang te halen. Deze zitten vaak overvol door (ongewilde) nestjes van andere hamstereigenaars of mensen die geen 2 keer hebben nagedacht voor ze een hamster aanschaften. Als je op het internet even zoekt kom je vaak zo wel een opvang uit je buurt tegen. Ook dierenasiels hebben vaak hamsters zitten. Je kan je hamster ook van bij een dierenwinkel halen, maar de meeste dierenwinkels vestigen hun diertjes vaak met te veel in een te kleine ruimte, en zowel mannetjes als vrouwtjes bijeen, waardoor dus weer ongewilde nestjes bij nieuwe hamstereigenaars ontstaan en dus vaak weer extra hamsters in de opvangen en asiels terecht komen. Indien je echter wel van plan bent om met je hamster te fokken, is het aan te raden om je hamster van bij een echte fokker te halen, deze zijn meestal nog nooit ziek geweest en verkeren normaal gezien in een uitstekende gezondheid. Ook zijn deze meestal al tammer dan de hamsters uit bijvoorbeeld een dierenwinkel. Je kan best aan de verkoper vragen of je wat hamstervoer mag meenemen voor de overgang van hun eten naar jouw eten wat makkelijker te laten gaan. Deze overgang kan je het best geleidelijk doen, door de eerste dag ¾ gewend voer en ¼ van jouw voer te geven, de tweede dag de helft van elk, de derde dag het omgekeerde van de 1ste dag en daarna volledig jouw eigen voer geven.
Je kan het best zelf een vervoerkooitje mee naar de verkoper nemen, vaak worden hamstertjes meegegeven in kartonnen doosjes, deze kunnen ze echter open knagen waarna ze je auto gaan ontdekken (een kartonnen doosje is dus niet echt een aanrader). Je kan vervoerskooitjes kopen in een dierenwinkel, maar je kan ze ook zelf maken. Zorg er wel voor dat je, wanneer je hout gebruikt, zorgt dat het hout niet te glad is en dat er ook geen diepe groeven inzitten, hieraan kunnen ze hun teentjes bezeren. Je kan trouwens best je hamster in de (vroege na-)middag kopen, dan zijn ze het levendigste, en kunnen ze dus al ineens aan je wennen. Elke hamstersoort is echter anders, kijk dus even bij de hamstersoorten wat voor jouw de meest geschikte hamster is. Bij de aanschaf moet je er vooral op letten dat de hamster of een van zijn kooigenoten niet ziek is, dat hij 5 weken of ouders is (best ook jonger dan 7 weken, dan krijg je ze het gemakkelijkste handtam). Het geslacht maakt niet zoveel uit, behalve wanneer je van zin bent om ermee te gaan fokken natuurlijk.
De kooi is een heel belangrijk onderdeel voor je hamster, en moet dus ook aan heel wat eisen voldoen. Hieronder de minimumvoorwaarden voor je hamsterkooi.
- De kooi moet ruim zijn, je moet minimum denken aan 50cm bij 30cm en dan nog 30cm hoog. Dit moet de grondoppervlakte zijn, al maak je er honderd verdiepingen in, je moet een minimum grondoppervlak hebben van50 bij 30cm. Een grotere kooi is altijd beter, je hamster zal heus elk hoekje en kantje van de kooi gebruiken. Helaas zijn grotere kooien ook duurder, maar tweedehands kooien zijn vaak ook groot, in goede staat, en vooral, goedkoop! Dus, als je een kooi gaat kopen, kan je best eerst in de blaadjes kijken of je nergens een goedkope ruime kooi op de kop kan tikken.
- Een hamster mag zich niet vervelen, zorg er dus voor dat er voldoende speelgoed en zeker een radje in hangt. Zorg er ook voor dat je radje groot genoeg is, een Syrische hamster heeft een groter radje dan een dwerghamster nodig. Niet elk radje is goed, kijk voor een goed ratje even op de pagina loopradjes.
- Een kooi moet stevig zijn. Als plots jouw hamster spoorloos verdwenen is, kan het vaak lang duren om hem terug te vinden. Ook als de tralies te ver uit elkaar staan, kan je hamster ontsnappen, dus ook dit vereist uiterste aandacht bij de aankoop.
- Indien je een traliekooi neemt, zorg dan dat er zoveel mogelijk tralies horizontaal lopen, dit zorgt voor meer klimgelegenheid.
- De hamster mag zich niet kunnen bezeren, schraap eventuele braampjes met een veiltje weg. Ook uitsteken bevestigings haken en boutjes kan je best zo kort mogelijk afknippen en goed afronden zodat er geen scherpe randjes aan zijn.
- Gebruik gemakkelijk uit te kuisen onderdelen, zoals een aparte onderbak, buisjes die eraf kunnen,
- Je hamster moet ergens staan waar het rond de 21°C is, plaats de kooi daarom op een tafeltje, dit is altijd warmer als op de grond. Je mag de kooi niet volledig in de zon plaatsen, en ze moet op een rustig plekje staan, zodat de hamster overdag rustig een dutje kan doen.
- Plaats de kooi uit de buurt van je kat of hond, dit zou wel eens slecht kunnen aflopen. Vertrouw je kat of hond niet, ook al doet die normaal geen muis kwaad, je weet nooit hoe die zal reageren als er een nieuw dier bijkomt waardoor hij/zij plots een beetje minder aandacht krijgt.
Je hebt over het algemeen 2 verschillende kooien, de traliekooi en de buizenkooi, hieronder even een korte samenvatting hierover.
Traliekooi:
Buizenkooi:
Deze bestaat uit een plastic onderbak met daarbovenop een uit tralies gemaakte bovenconstructie. Dit zijn 2 aparte delen, tevens bestaan er traliekooien met meerdere verdiepen
De buizen waaruit deze kooi bestaat zijn van plastic, en kunnen gemakkelijk aan elkaar bevestigd worden.
Voordelen: - Bij horizontale tralies is er een grote klimgelegenheid. - Weegt weinig. - Meestal eenvoudig uit te kuisen. - Gemakkelijk om extra speelgoedjes in te hangen. - Goede ventilatie - Gemakkelijk uit te kuisen.
Voordelen: - Uitbreiding is eeuwig mogelijk, er zijn diverse onderdelen verkrijgbaar in de dierenwinkel, welke allemaal heel gemakkelijk aan elkaar gekoppeld kunnen worden - Strooisel is slechts op enkele plaatsen mogelijk, en kan ook niet gemakkelijk uit de kooi vallen.
Nadelen: - Door de gemakkelijke ventilatie moet je de kooi uit de tocht plaatsen, wat niet altijd even gemakkelijk is. - Strooisel kan door het spelen van de hamster naast de bak terecht komen. Dit is echter eenvoudig en snel op te kuisen. - Elke hamster is anders, sommige zullen de tralies gebruiken om op te knagen, een kraagsteen is dus aanbevolen.
Nadelen: - Moeilijk om uit te kuisen, wegens de beperkte toegang. - Zeer slechte ventilatie. - Dit zijn vrij prijzige kooien.
In de kooi moet aanwezig zijn: - Een etensbakje met eten. - Een drinkflesje - Goede bodembedekking, dat gemakkelijk op te kuisen is. - Nestmateriaal, zoals hooi. - Speelgoedjes, waaronder op zen minst een loopradje dat groot genoeg en veilig is. - Een (nacht-)huisje.
Eten en drinken:
Het is belangrijk dat je je hamster het juiste eten geeft. In het wild zoeken de hamsters dit zelf en leggen ze voorraden aan voor wanneer er minder eten is. Ze steken het eten dan in hun wangzakken en halen het er in hun schuilplaats met strijkende beweging weer uit. Dit wordt hamsteren genoemd. Zij gaan dan drinken uit een plas of van het sap van het verse gras.
In gevangenschap kunnen ze dit uiteraard niet vanzelf bekomen, maar daar dient het baasje voor natuurlijk. Het drinken geef je best door middel van een drinkflesje, dit houdt het water langer proper. Bij elke dierenzaak en bij elke hobbyzaak waar ze dierenbenodigdheden verkopen kan je wel drinkflesjes vinden. Voor een hamster zijn die van rond de 250 ml al zeker groot genoeg aangezien een hamster niet heel veel drinkt.
Het is echter moeilijker om te zorgen dat je hamster een juiste hoeveelheid voedsel heeft. Bij de meeste hamsters schommelt dit tussen de 11 en de 13 gram per dag, maar ook meer en minder komt voor. Je zal dit dus geleidelijk aan moeten ondervinden. Zorg er natuurlijk wel voor dat je niet te weinig geeft. Ook zoek je best in de desbetreffende winkel of men daar zware, niet al te grote kommetjes verkoopt welke stabiel staan. Een etensbakje kan nooit te zwaar zijn. Plastic bakjes trekken ze direct omver en zijn dus niet geschikt.
Je kan je hamster van alles geven, we zullen dus maar beginnen met het droogvoer. Dit haal je in een dierenwinkel of een hobbywinkel en zit al klaar in zakjes. Het bestaat meestal uit een mengsel van zaden, maïs, verschillende soorten noten en enkele graansoorten.
Hamsters eten ook graag groenvoer, maar hiervan mag je niet alles geven. Je mag groenten geven zoals tomaten, (aard)appels, wortelen enzovoort. Zorg er echter wel voor dat deze rijp zijn. De groene stukken van tomaten, aardappels en wortelen zijn alles behalve gezond. Je mag ze ook paardebloemen, witte klaver, pepermunt en salie geven. Pluk deze niet te dicht bij de weg, deze kunnen vervuild zijn door uitlaatgassen.
Uiteraard zijn er nog een hoop andere soorten groenvoer waar hamsters van mogen eten, maar ze zijn vaak moeilijk uit je hoofd te onthouden. Het grootste deel is immers giftig, en een foutje is snel gemaakt. Je kan het dus best houden bij de aardappelen en de fruitsoorten zoals appels, appelsienen, tomaten en wortelen. Producten zoals chocola, chips en augurken bevatten te veel suiker, geef dus enkel suikerarme producten.
Verder moet een hamster voldoende eiwitten binnen krijgen. Meestal zit hiervan genoeg in het droogvoer, maar een beetje extra bijgeven kan geen kwaad. Eiwitten zitten onder andere in eieren, deze moet je dan koken, een klein stukje geven is voldoende. In sommige dierenwinkels verkoopt men ook speciale eiwittenbrokjes, deze zijn echter moeilijk te vinden en vallen duur uit. Ook hondenbrokken en meelwormen bevatten veel eiwitten. Indien je een hond hebt is het dus geen probleem, hondenbrokken zijn tevens hard en dus goed voor het afslijten van de tandjes.
Meelwormen kan je kopen in de dierenwinkel, deze moet je levend voederen. Het is best om ze eerst nog een paar dagen op een koele plaats te bewaren, in een bakje met daarin meel, havermout en groenvoer. Je moet er wel voor zorgen dat ze niet gaan verpoppen. Als dat toch gebeurd kan je best niet langer wachten met ze te voeren. Het lijkt misschien vies om het met je handen te doen, maar dat valt best mee. Krijg je het toch niet over je hart, dan kan je ze nog altijd met een pincet of 2 tandenstokertjes in de kooi leggen.
Als extraatjes kan je ze af en toe eens een paar extra hondenbrokjes of stukjes fruit geven, tevens zijn er verschillende knaagsnoepjes te vinden in de dierenwinkel. Vergeet echter niet van geen suikerrijke producten te voederen. Deze kunnen verstoppingen en ontstekingen veroorzaken.
Hamstersoorten:
1) Nederlandse naam 2) Latijnse naam 3) Algemeen 4) Geschiedenis 5) Lengte op volwassen leeftijd 6) Levensverwachting
1) Goudhamster / Syrische hamster
2) Mesocricetus duratus
3) De Syrische hamster is een dier dat helemaal niet met soortgenoten omkan, uitgezonderd wanneer ze vruchtbaar zijn. Het is dan ook aan te raden om niet meer dan 1 Syrische hamster per kooi te kopen.
4) Hij heeft als officiële naam Syrische hamster en niet Goudhamster gekregen omdat hij niet altijd in zijn oorspronkelijke wildkleur voorkomt. Zijn wildkleur is goud. G. Waterhouse ontdekte deze hamstersoort in 1839, hij noemde hem Cricetus auratus, wat zoveel betekent als gouden hamster. Daarna bleek dat deze hamstersoort was uitgestorven en kon je ze alleen nog maar vinden in musea. Iets minder dan een eeuw later, rond 1930 werden in de Syrische woestijn een vrouwtje en haar jongen gevonden. Er overleefden echter maar 3 van de jongen. Volgens de legende zijn alle Syrische hamsters nakomelingen van dit nest. Ze werden gefokt, en nu ook gebruikt als huis- en proefdier.
5) 17 tot 18 cm
6) 1,5 tot 2 jaar
1) Russische dwerghamster
2) Phodopus sungorus sungorus
3) Dit is een dwerghamstersoort, zoals de naam al doet vermoeden. Het is een vrij rustige hamstersoort met een brede kop en ronde, bolle ogen. De wintervacht van deze hamster is nogal bijzonder. Deze is wit van kleur, maar veel van de als huisdier gehouden hamsters krijgen geen wintervacht, aangezien bij velen thuis in de winter vroeg het licht wordt aangedaan, met als gevolg dat er geen wintervacht ontstaat. Indien het broertjes of zusjes zijn, kunnen Russische dwerghamsters soms samen, helaas gaat ook dit vaak fout en is het dus eerder af te raden. Indien je het toch doet, zorg er dan voor dat je altijd nog een reservekooi hebt, voor als het alsnog moest fout gaan.
4) Deze hamster komt oorspronkelijk uit Noord-Kazachstan, dit is in Siberië. K. Hoffman, een wetenschapper van het Max Planck Instituut in Duitsland hield zich eind jaren 60 bezig met het fokken en bestuderen van deze hamstersoort. Verondersteld wordt dat de meeste Russische dwerghamsters nakomelingen zijn van de dwerghamsters die destijds in het M. P. Instituut gefokt werden.
5) 6,4 tot 10 cm
6) 1,5 tot 2 jaar
1) Campbelli dwerghamster
2) Phodopus sungorus campbelli
3) De Campbelli dwerghamster is nauw verwant aan de Russische dwerghamster, maar is wel zelfverzekerder en nieuwsgieriger. Ze worden vaak als agressief bestempeld, maar indien je ze van een goede fokker of dierenwinkel haalt kan je met gemak het tegendeel bewijzen. Ook zijn ze beter samen te houden als de Russische variant. Echter blijft het wel zo dat ze als broers of zussen samen moeten zitten als je ze samen zet, helaas gaat ook dit af en toe fout en is het dus eerder af te raden. Indien je het toch doet, zorg er dan voor dat je altijd nog een reservekooi hebt, voor als het alsnog moest fout gaan.
4) Deze dwerghamster komt oorspronkelijk uit Nood-Mongolië, Noord China en Tuva. De Campbelli dwerghamster werd in 1905 ontdekt door Thomas, en is nauw verwant met de Russische dwerghamster.
5) 6,8 tot 10,3 cm
6) 1,5 tot 2 jaar
1) Chinese dwerghamster
2) Cricetulus griseus
3) Net als de Syrische hamster is ook de Chinese dwerghamster echt gevaarlijk tegen soortgenoten, dus is het aan te raden om er geen 2 van in een kooi te houden. Ook hebben deze hamsters een waarneembaar staartje van ongeveer 1cm, wat al direct een verklaring geeft voor hun klimkunsten. Ze gebruiken hun staart zowel om zichzelf vast te houden als om hun evenwicht te bewaren. Bij deze hamstersoort is het geslachtsonderscheid heel gemakkelijk, aangezien de mannetjes hun testikels wel 1/3 van de totale lichaamslengte in beslag kunnen nemen. Wil jij ook een Chinese dwerghamster, dan zal je waarschijnlijk hard moeten zoeken, aangezien ze in België en Nederland niet zo veel als huisdier worden gehouden.
4) Ook deze hamster komt totaal niet uit onze buurt maar wel, zoals de naam al deed vermoeden, van China. Ze overleven de natuur zowel in de bossen als in de kale vlaktes. Reeds enige tijd werd ook de Chinese hamster gebruikt als proefdier, vanaf de jaren 60 werd ook deze hamster als huisdier beschouwdt.
5) 8,2 tot 12,6 cm
6) 2,5 tot 4 jaar
1) Roborovskii dwerghamster
2) Phodopus roborovskii
3) De Roborovskii dwerghamsters zijn de kleinste onder de hamsters, hun kopje is kort en breed en hun vacht bevat een bruingele tint met een grijze onderlaag, ze hebben en witte onderbuik en ze hebben geen streep op de rug. Het zijn niet de hamsters om eens vast te nemen, want ze zijn er zo weer vandoor. Een groot voordeel is dat deze hamsters WEL in groepjes kunnen leven. Natuurlijk is het wel aan te raden om alsnog een reservekooi te hebben, voor moest het alsnog mis gaan. Normaal hebben ze allemaal hun wildkleur, maar sinds kort is er een nieuwe variant Roborovski dwerghamsters te vinden. Deze wordt ook wel eens White face of White mask genoemd.
4) Oorspronkelijk komt de Roborovskii dwerghamster uit Zuid- en West-Mongolië, pas eind jaren 70 werd ook hier de Roborovskii dwerghamster als huisdier bekend.
5) 8,6 tot 9,2 cm
6) 2 tot 3 jaar
Loopradjes:
Dit is een zeer belangrijk onderdeel uit de kooi van je rat, zonder een loopradje barst je hamster uit van de energie. Aangezien een hamster dit dus vaak gebruikt is het ook de bedoeling een goed radje te hebben.
Hoe mag een radje niet opgebouwd zijn? - Aparte spijlen zijn zeer gevaarlijk, als hij met een pootje vast komt te zitten kan hij dit zeer hard bezeren - Je radje mag geen metalen standerd hebben, als je hamster met zen hoofdje naar buiten kijkt kan hij zijn hoofdje bezeren aan de plaatsen waar het radje aan de standerd bevestigd is.
Goede Radjes bestaan meestal uit een rond potje, waardoor in het midden een bout zit waarmee hij aan de kooi kan bevestigd worden. Zo een potje is langs een kant open en heeft allemaal ribbels, zodat de hamster genoeg grip heeft op het radje. De bout is dus de as waarop het potje ronddraait.
Denk eraan dat een Syrische hamster een groter radje nodig heeft dan een dwerghamster. Het radje van een Syrische hamster moet een minimum doorsnee van 18 tot 20cm nodig. Indien je meerdere dwerghamsters in 1 kooi hebt, is het ook praktischer om een radje voor Syrische hamsters te kopen.
Het is belangrijk om ook het radje schoon te maken tijdens het uitkuisen van de kooi, want hamsters plassen wel eens tijdens het rennen. Indien het radje te piept, moet je er olie aan bout doen, dan zal dat binnen de kortste keren ophouden.
Ontsnapt:
Het is natuurlijk beter als het niet gebeurd, maar wat als het wel gebeurd? Er zijn verschillende manieren om je hamster te vangen, zoals met een netje erachter lopen, met een paar men hem in een hoekje drijven en hem dan vangen of gewoon wachten tot de kans zichzelf aanbiedt.
Maar wat als je hamster ontsnapt wanneer jij niet thuis bent? Dan weet je totaal niet in welke kamer hij zich bevindt, en is een onmiddellijke zoektocht meestal nutteloos. Eerst zal je moeten uitzoeken in welke kamer hij zich bevindt. Dit kan je doen door in elke kamer een zaadje te leggen, de deuren dicht te doen en af te wachten totdat er een zaadje weg is of totdat er aan een geknabbeld is. Indien je niet met ongedierte in huis zit, dan zal je hamster zich in die kamer bevinden. De andere kamers kan je nu gewoon terug open zetten. Hierna zoek je een emmer of een ander diep voorwerp en een stuk hout of zo dat als trapje kan dienen. Gebruik natuurlijk geen karton, dan zou de hamster weer kunnen ontsnappen. Dan leg je een spoortje lekker eten langs het trapje omhoog, niet te veel, anders eet hij niet alles op en komt hij dus niet tot bij de emmer. Van het allerlekkerste, en ook lekkerst ruikende, leg je een portie in de emmer. En dan is het dus weer afwachten, normaal moet de volgende dag de hamster zich in de emmer bevinden. Is dit niet, kijk dan eens of er aan de lekkernijen op het trapje is gegeten. Als er van gegeten is, dan zal je gewoon wat langer moeten wachten. Is er ook niet van het eten op het trapje gegeten, dan zal je die kamer toch even volledig moeten uitpluizen. Vind je hem niet, begin de truc dan weer van voor af aan.
Op vakantie:
Tijdens jouw vakantieperiode kan je je hamster waarschijnlijk niet meenemen. Dit is eigenlijk maar goed ook voor het beestje zelf, dit zou stress kunnen meebrengen aangezien het bij de meesten nog al een hele bedoening is het rijden, uitpakken, weer inpakken enzovoort. Als je het echt wil zal het wel lukken hoor, maar ik raad je het niet echt aan, aangezien je dan ook heel de tijd moet opletten waar je je hamster plaatst etc.
Je kan je hamster dus best gewoon thuislaten, indien je een weekendje weggaat kan je hem gerust wat extra voedsel geven en dan is er geen echt probleem.
Ben je echter voor langer dan 3 dagen weg, dan zal je toch iemand moeten zoeken die elke dag eens naar je hamster komt kijken en die hem vers eten en drinken geeft. Je kan je hamster natuurlijk ook gewoon even naar hem/haar brengen. Verschoon de kooi ook nog even net voordat je vertrekt, blijf je langer dan een week weg, dan kan je hem vragen om elke week de kooi een keer uit te kuisen. Zorg er voor dat je genoeg eten geeft zodat je hamster toekomt totdat die persoon hem komt verzorgen. Geef die persoon voldoende informatie over hoeveel eten de hamster moet hebben, waar alles staat, en wat jouw gewoonten zijn. Zorg ervoor dat er een lijstje klaar licht waar alles nog eens duidelijk op staat. Er bestaan natuurlijk ook dierenpensions, waar je je hamster, uiteraard tegen betaling, kan heen brengen. Reserveer goed op voorhand en ga eventueel even een kijkje nemen hoe het er daar allemaal aan toe gaat.
Zwangere vrouwtjes kan je echter beter niet verhuizen. Deze zouden van de stress hun jongen na de worp kunnen opeten, of niet genoeg melk produceren. Het is dan ook het beste om een kennis te zoeken die ze tijdens je vakantie wil verzorgen. Ook als je maar 3 dagen weg bent, als ze in die periode moet bevallen kan hij/zij even een oogje in het zeil houden. Vergeet natuurlijk niet om hem wat extra informatie te geven over hoe de hamster zich normaal gedraagt, en wat hij moet doen moest ze eventueel bevallen.
Spelen:
Een hamster slaapt heel lang, als hij dan savonds eindelijk wakker wordt zit hij vol met energie, die hij het liefst ten volle benut. Om dit te kunnen doen moet hij veel beweging hebben, en dat gaat het gemakkelijkste door middel van speeltjes. Hieronder zijn een aantal manieren uitgelegd.
Het loopradje: aangezien er hier veel verschillende soorten van bestaan en het zeer belangrijk is verwijs ik u door naar het deeltje loopradjes.
Niet elke hamster heeft een even grote kooi. Indien je je hamster eens wat meer ruimte wil geven dan is dit heel gemakkelijk. Je kan bijvoorbeeld met hekjes een hoekje afspannen, neem hiervoor wel hekjes met verticale tralies. Anders is het een makkie voor je hamster om te ontsnappen. Dit is uiteraard niet zo erg, tenminste als je zelf ook graag even een paar toertjes wilt lopen. Je kan zo een ren ook maken door middel van plastic plaatjes als je deze goed aan elkaar bevestigd dan kan de hamster niet weg. Zorg er ook voor dat je geen te hoge attributen in de kooi plaatst, vooral Syrische hamsters zullen deze zien als tussenverdiep om te kunnen ontsnappen.
Een ander speeltje waar een hamster zich goed in kan uitleven is de hamsterbal. Vroeger waren deze vrij gevaarlijk aangezien de luchtvoorziening via gleuven gebeurde. Tegenwoordig zijn er nieuwe hamsterballen, waarbij de luchtvoorziening doormiddel van ronde gaatjes gebeurt, wat de hamsterbal weer wat veiliger maakt. Uiteraard rolt de hamster met de bal naar waar dan ook. Je kan hem dus best in een kamer plaatsen waar je een hoekje een beetje kan afsluiten. Maar ook als je niets kan afbakenen is er al een oplossing. Tegenwoordig bestaan er ook speciale rails voor een hamsterbal, daarvan kan je een ovaal maken, maar je kan er ook een heel parkoers van maken.
Het is natuurlijk niet een vereiste om je hamster ergens in te zetten. Indien je kamer niet te veel geheime hoekjes of kantjes heeft dan kan je hem even goed gewoon loslaten.
Ook kan je wat eten verstoppen in de kooi. Dit kan je doen door hier en daar een plakje appel weg te leggen, maar je kan het ook tussen de tralies steken zodat hij moet gaan klimmen.
Winterslaap:
Syrische hamsters houden een winterslaap, dit is iets wat je goed moet onthouden. Dit doen ze omdat hun voorouders in de vrije natuur ervoor moeste zorgen dat ze de tijden wanneer er weinig vers voedsel was, de winter dus, ook moesten overleven. Het is al vaker voorgekomen dat hamsters plots terug wakker werden voordat ze begraven werden. Dwerghamsters houden in tegenstelling tot de Syrische variant geen winterslaap. Je kan een dier in winterslaap goed onderscheiden van een dier dat dood is.
Zo zal de hartslag en de ademhaling verminderen, maar zeker niet helemaal stoppen. Tevens zal zijn temperatuur sterk dalen, maar bij een dode hamster treedt na enkele uren lijkstijfheid op. Dit zal bij een hamster in winterslaap dus ook niet gebeuren.
Tevens neemt en hamster in winterslaap een speciale houding aan. In deze houding is de hamster haf opgerold met de voorpootjes naar voor uitgestoken. Tevens zal de hamster een (latere) reflex geven wanneer je hem een tikje geeft. Een winterslaap kan een week duren, dit is dus gevaarlijk als je hamster niet genoeg weegt of niet genoeg kracht heeft. Het is het best om je hamster zo snel mogelijk uit zijn winterslaap te halen. Een hamster begint met zijn winterslaap wanneer de temperatuur gedaald is tot ongeveer 10°C. Wil je hem er weer uit halen, dan zal je de temperatuur moeten opdrijven tot rond de 15°C. Dit kan je doen door de kamer beter te verwarmen, maar je kan best de hamster ook snel even in je handen leggen en hem zelf mee verwarmen. Je kan hem ook gewoon in zijn nestje terug leggen en hem toedekken met wat extra nestmateriaal.
Gedrag:
Als eerste zal ik het hamsteren bespreken. Een hamster is aan het hamsteren wanneer hij van alles in zijn wangzakken steek, en dit er later in zijn schuilhuisje weer uit haalt. Het er terug uithalen gebeurt met een strijkende beweging. Dit doen ze omdat ze in het wild vaak lange perioden niet aan voedzaam eten kunnen komen. Tijdens de periodes dat ze hier wel aan kunnen komen verzamelen ze de overschot om zo de minder voedselrijke tijden door te komen.
De meeste hamstersoorten laten geen andere hamsters in hun territorium toe. Ze zijn dus solitair en leven zowat als een kluizenaar. Om te weten welke hamstersoorten nu wel en niet solitair zijn kan u kijken bij hamstersoorten.
Sommige hamsters houden een winterslaap. Meer informatie hierover kan je vinden bij het onderdeel winterslaap.
Net zoals mensen hebben ze speciale houdingen of gewoontes bij enkele speciale dingen. Als je hamster bijvoorbeeld geeuwt, dan kan dit betekenen dat hij goed geslapen heeft, of dat hij zich goed voelt. Ook spelen en zichzelf wassen zijn tekenen dat hij zich goed voelt. Krimpt je hamster echter ineen, dan is hij geschrokken.
Hamsters kunnen ook met elkaar praten. Dit doen ze via geurklieren. Bij de meeste dwerghamsters bevinden deze zich aan de buik, bij de Syrische hamsters op de flanken en de Chinese dwerghamster heeft geurklieren op zowel de buik als op de flanken. Hiermee laten ze geursporen achter, waardoor andere hamsters weten of dat ze daar nu wel of niet mogen komen. Vrouwtjes gebruiken dit bijvoorbeeld om aan de mannetjes duidelijk te maken of ze gewenst zijn of niet.
Hamsters zijn tevens heel goed in onthouden. Zo zullen ze snel weten ofdat ze de stem van hun verzorger of van iemand anders horen. Als je snoepjes steeds op dezelfde plaats verstopt, dan zal hij ook onthouden waar je dat verstopt en dus de volgende keren daar op zoek gaan. Ook zullen ze zo weten wat je bijvoorbeeld al met de hamster hebt gedaan. Als jij hem bijvoorbeeld per ongeluk hebt zeer gedaan, en hij hoort je stem dan is de kans groot dat hij snel wegkruipt in zijn huisje.
Indien ze bang zijn van iets dan zullen ze tegenover dat dier een bepaalde houding aannemen. Als ze bijvoorbeeld iets raars horen, zullen ze op hun achterpoten gaan staan en in de lucht snuffelen. Als ze voor een kleinere of even grote vijand komen te staan zullen ze hun wangzakken opblazen en zich zo groot mogelijk maken. Staan ze echter tegenover je kat bijvoorbeeld dan zullen ze eerder doen alsof ze dood zijn, om zo de kat haar interesse te doen verminderen.
Gevaren:
Zowel buiten als binnen de kooi zijn er wel gevaren voor je hamster, je moet er dan ook goed op letten dat je hamster niets overkomt.
Zo bent u zelf eigenlijk al het eerste gevaar, wanneer je hamster losloopt moet je goed opletten dat je er niet op stapt, of dat je er niet op gaat zitten. Waarschuw uw huisgenoten, zodat ook zei extra oplettend zijn. Wees ook in de ruimten waar de hamster normaal gezien niet kan komen voorzichtig, je weet nooit of je per ongeluk de deur even hebt laten open staan.
Ook voorwerpen waarin water staat vormen een groot gevaar, dek zoveel mogelijk van deze attributen af, zodat je hamster niet erin kan sukkelen en er dus niet in kan verdrinken.
Iets dat nog veel gevaarlijker is zijn elektriciteitskabels. Zorg dat er nergens kabels lopen waar de hamster aankam en waarop spanning staat. Bij het doorknagen hiervan kunnen ze een stroomstoot krijgen met alle gevolgen van dien. Trek dus zoveel mogelijk kabels uit het stopcontact en berg ze veilig op zodat je ook later niet voor verrassingen komt te staan.
Vergeet niet dat er een hele hoop giftige planten zijn. Het is best om gewoon geen planten te voederen en deze ook niet binnen bereik van je hamster te plaatsen. Om te weten wat je beter wel of niet aan je hamster voedert, kan je even kijken bij eten en drinken.
Uitstekende en puntige voorwerpen vormen vaak het grootste gevaar. Zorg er dus voor dat je alles netjes afdekt of afgerond zijn. Laat ook niets puntig rondslingeren, tijdens het hamsteren kunnen ze dit in hun wangzakken steken en deze hiermee beschadigen. Indien je iets klein kwijt bent nadat je hamster heeft losgelopen, dan kan je best eens kijken in het hamsterhuisje. Je hamster kan dit tijdens het hamsteren hebben meegenomen. Dit leggen ze dan meestal achteraf in hun hok.
Let er op dat u de houten voorwerpen in de kooi niet lakt of beitst, Hierin kunnen stoffen zitten dat giftig zijn voor je hamster.
Voortplanting:
Tijdens de zwangerschap moet je het zeugje goed verzorgen, daarom moet je zoveel mogelijk lawaai vermijden, zorgen voor voldoende nestmateriaal en erop letten dat ze genoeg vitaminen en eiwitten binnenkrijgt. Het beste is om de hele kooi, uitgezonderd het nestje, een paar dagen voor de geboorte van de jongen te verschonen. Als je dit pas doet na de geboorte loop je een groot risico dat de moeder de jongen zal ombrengen, dit is dus ten sterkste af te raden.
De geboorte zelf gebeurt meestal s nachts. Ben je er toevallig bij wanneer ze aan het bevallen is, maak je dan zo snel mogelijk en zo stil mogelijk uit de voeten, anders kan de moeder ongerust worden met alle gevolgen van dien. De geboorte duurt redelijk lang, meestal zelfs enkele minuten per jong.
Net na de geboorte zijn de jongen kaal en zijn hun oogjes nog gesloten. Ze zijn nog zeer zwak en kunnen net een beetje kruipen. De huidskleur is roze tot rood. Vanaf de 2de dag wordt de huid donkerder en begint de pigmentvorming. Rond de 5de dag zal de moeder beginnen met voedsel naar het nest te slepen, zullen de jongen beginnen met mee te eten en zijn ze lichtbehaard. Tijdens ze op hun buik liggen zullen ze voor het eerst proberen zichzelf te poetsen. Op de 10de dag horen de oogjes open te zijn en kunnen ze hun wangzakken netjes gebruiken. Vanaf deze dag zullen ze ook in zithouding zichzelf kunnen poetsen. Vanaf de 14de dag zullen ze beginnen met het verkennen van de kooi en zullen de broertjes en zusjes met elkaar gaan spelen. Op de 21ste dag zijn ze zelfstandig.
Uiteraard is het aan te raden om het nest af en toe eens te controleren, doe dit niet wanneer de moeder in de kooi aanwezig is en zorg dat ze er ook niets van merkt. Het is dus ook aan te raden om een stokje te gebruiken om in het nest te kijken, als je het met je hand doet loop je het risico dat ze het nadien alsnog merkt.
Het is best om 1 tot 2 weken na de geboorte het urinehoekje eens te verversen, vanaf 2 weken na de geboorte kan je al het strooisel eens verversen en vanaf 4 weken na de geboorte mag je ook het nestmateriaal verversen.
Het vrouwtje zal de eerste dagen voornamelijk bij haar jongen zijn, ze ligt dan in een speciale houding zodat de jongen goed kunnen zuigen. Tevens zal ze er voor zorgen dat de jongen geen kou vatten door ze goed te bedekken met nestmateriaal. Ook zal ze heel vaak de jongen likken en het nest zo schoon mogelijk houden.
Als er een tekort aan eiwitten is zal de hamster de jongen opeten, zorg er dus voor dat ze zowel tijdens als na de zwangerschap goed voorzien is van eiwitrijke voeding. Kannibalisme kan ook ontstaan doordat je te veel met het vrouwtje fokt. Je moet minstens een pauze van 6 weken inlassen tussen 2 nestjes in, en kan best niet meer dan 6 nestjes krijgen.
Als je een nestje kweekt, zorg er dan voor dat je een plek weet waar je met ze heen kan, vaak beginnen mensen te kweken als een kieken zonder kop en weten later geen raad meer met de jongen, deze belanden dan in de nu al overvolle knaagdierenopvangen en dierenasiels. Heb je toch per ongeluk een nestje en je weet niet waar naartoe met de jongen, controleer dan eerst of ze je niet kwijt kunt bij kennissen of dierenzaken in de buurt. Dat is in elk geval beter dan ze naar een opvang te brengen.
Vrouwtjes zijn om de 5 à 6 dagen loops, als ze niet loops zijn zullen ze meestal het mannetje aanvallen. Je zal dus een aantal dagen aan een stuk moeten proberen, bij sommige hamsters zie je aan hun gedrag dat ze loops zijn. Het koppelen doe je best in een neutrale kooi. Heb je in die kooi reeds de dag tevoren geprobeerd, ga dan even met een doekje met een beetje azijn op over de wanden zodat geen van beiden hun geur herkennen en dus ook geen territorium zullen proberen te verdedigen. Bij dieren dat niet solitair zijn kan je het mannetje er constant bij laten zitten. Haal hem er echter wel een paar dagen op voorhand weg, het vrouwtje is immers een paar uur na de bevalling weer vruchtbaar, en het zou ondraaglijk zijn voor het vrouwtje om onmiddellijk weer bevrucht te worden.
Algemeen:
Wat?
Goudhamster (Syrische hamster)
Dwerghamster
Min. leeftijd bij begin van het fokken:
Man: 12de à 13de levensweek Vrouw : 8ste à 9de levensweek
3de à 4de levensmaand
Draagtijd:
16 tot 18 dagen
19 tot 22 dagen
Gemiddeld aantal jongen per worp:
8 jongen
5 jongen
Aantal tepels:
7 tot 11 paar
Zoogtijd:
16 tot 21 dagen
Gezondheid en ziekten:
De gezondheid van je hamster is heel belangrijk, daarom kan je best als je hamster ziek is naar de dierenarts gaan. Maar hoe weet je nu dat hij ziek is? Dat is moeilijk, maar je kan best gewoon opletten of hij gezond is.
Als je hamster gezond is heeft hij een gladde glanzende vacht, is hij levendig en zijn de ogen helder en droog. De nagels mogen niet te lang zijn en geen scheurtjes vertonen, en de ademhaling hoort rustig en regelmatig te gebeuren.
Je hamster kan ziek worden door verschillende redenen. Bijvoorbeeld door een te snelle temperatuursverandering, door tocht of door ongezond voer. Zo kan een hamster door chocolade te eten diep in de problemen komen, de wangzakken kunnen verstopt geraken en dan is een bezoek aan de dierenarts noodzakelijk. Ook mag je nooit een hamster in zijn slaap verstoren en moet je zorgen dat er genoeg knaag-, klim- en graafmogelijkheden zijn.
Als je ondanks al je goede zorgen toch eens een bezoekje moet brengen kunnen volgende dingen belangrijk zijn: - Zorg dat je goed de leeftijd van je hamster weet. - Zorg ervoor dat je kunt uitleggen waar je hem ergens hebt staan. - Denk even na wanneer de symptomen zich voor het eerst vertoonden. - Denk er ook even over na of je hamster veranderingen heeft moeten doormaken. - Heeft je hamster ergens pijn voor zover jij weet? - Welk eten krijgt hij momenteel? Deze dingen kunnen de dierenarts helpen de juiste diagnose te stellen en vooral de juiste medicamenten voor te schrijven.
Ook iets om apart te vermelden is haaruitval, indien je een oude hamster zal dit hoogstwaarschijnlijk van de ouderdom zijn maar verwaarloos dit niet en kijk even goed of dat je hamster geen vlooien of mijten heeft.
Heel belangrijk om te vermelden voor de gezondheid van zwangere vrouwen is om GEEN jonge Syrische hamster in huis te nemen. Jonge goudhamsters kunnen LCM krijgen, dit is een vorm van een hersenvliesontsteking. Dit kan tot een miskraan of misvorming van de baby leiden en is dus uiteraard niet wat een zwangere vrouw wenst. Bij LCM wordt de hamster erg mager, slaperig en krijgt hij een ruige vacht. Soms wordt dit gevolgd door bindvliesontstekingen en kan de hamster lichtschuw worden. Na een 4-tal weken is de ziekte echter over, LCM heeft zelden een dodelijke afloop. Het is toch best om bij LCM een bezoekje te brengen aan de dierenarts, zodat de hamster er zo snel mogelijk weer vanaf is. LCM komt tot op heden alleen nog maar voor bij Syrische hamsters jonger da 5 maanden. Na deze leeftijd is de Syrische hamster normaal gezien niet meer vatbaar voor LCM. Enkel de Syrische hamster is tot op heden vatbaar. Wil je geen risico nemen en toch een jonge goudhamster in huis halen, dan zal je deze moeten halen uit een zogenaamde LCM-vrije kweekstam. Deze zijn echter moeilijk tot op sommige plaatsen niet te vinden.
Het is best om altijd naar de dierenarts te gaan als hij ziek is, uitgezonderd bij diarree en een verkoudheid. Een verkoudheid is echter besmettelijk, plaats je hamster in zo een geval dus apart, zodat zijn kooigenoten dit niet kunnen overkrijgen. Plaats hem in zo een geval in een propere kooi met een goede laag strooisel.
Een tamme hamster:
In de meeste boekjes wordt aangeraden om je hamster de eerste dag(en) rustig in zen kooitje te laten zitten. Uiteraard zal de drang te groot zijn en zal je hem de eerste dag toch al eens een keer vastpakken. Één keertje kan eigenlijk niet zoveel kwaad, maar doe het niet te vaak. Op die momenten kan je best eerst de hamster aan zijn kooi laten wennen, aangezien het beestje op dat moment nog te bang is om het tam maken te beginnen. Vanaf de tweede of de derde dag kan dan het echte werk beginnen.
Er zijn verschillende manieren om je hamster tam te maken, maar bij elk van deze manieren moet je telkens één zelfde ding hebben, uithoudingsvermogen. Het tam maken van je hamster neemt veel dagen in beslag. Je moet niet denken dat hij na 5 dagen tam zal zijn, integendeel. Ik zal aan u de 2 gemakkelijkste methodes uitleggen.
De eerste steunt eigenlijk op de honger van je hamster. Je plaatst hem in een kooi met veel speelgoed maar zonder eten. De hamster speelt en krijgt dus honger. Daarna neem je een snoepje in en de hamster in je hand, deze eet het snoepje rustig op en daarna neem je nog wat gewoon eten ook. Doe dit elke dag, na verloop van tijd zal je hamster naar je toe komen aangezien hij hoopt een snoepje te krijgen.
De tweede methode is al bijna even gemakkelijk. Neem je hamster elke dag een kwartier uit de kooi en speel wat met hem. Ook hieraan zal je hamster na enige tijd wennen. Je zal je hamster echter ook moeten belonen op het einde van de speeltijd, anders zal het veel langer duren vooraleer hij zelf naar je toe komt.
Lichaamsdelen en zintuigen:
In dit onderdeel zullen wij u een duidelijkere kijk geven op de lichaamsdelen van een hamster.
Als eerste bespreek ik de wangzakken. Deze dienen onder andere voor het transport van voedsel, maar ze gebruiken deze ook als ze zich bedreigd voelen. Dan blazen ze deze vol met lucht met als resultaat dat de hamster groter lijkt. De wangzakken bestaan gewoon uit vlees, en lopen van de lippen tot aan de schouders, dit i erg groot, waardoor er een totaal van ongeveer iets minder dan 20 gram in kan.
Ook de vacht is een belangrijk detail bij de hamster. Deze beschermt hen tegen de koude en de hitte. Een klein maar zeker niet onbelangrijk onderdeel van deze vacht zijn de snorharen, deze gebruiken ze voor mee te voelen, aangezien een hamster een niet al te scherp gezichtsveld heeft is dit handig voor het ontwijken van obstakels.
Een hamster heeft een zeer sterk en krachtig gebit, welke bestaat uit 6 kiezen en 2 snijtanden per kant. In totaal heeft de hamster dus 16 tanden. Het is zeer belangrijk om te weten dat de snijtanden zijn hamsterleven lang blijft doorgroeien, daarom is het belangrijk om een knaagsteen of iets dergelijks in de kooi te hangen.
De maag van een hamster heeft twee delen. In de voormaag vindt een deel van de vertering van het voedsel plaatst. Hierna gaat het reeds half verteerde voedsel naar de hoofdmaag, ook wel eens kliermaag genoemd. Hier wordt het voedsel dan volledig verteerd.
De ogen van een hamster geven, zoals hierboven reeds vermeld, een niet al te scherp beeld. Vanwege dat de ogen bol een nogal ver uit het lichaam geplaatst zijn kunnen ze echter veel dingen tegelijk zien, dit is erg belangrijk aangezien een hamster oorspronkelijk een prooidier is.
Een hamster mag dan niet al te scherp kunnen zien, horen kan hij in ieder geval wel goed. Er wordt namelijk veronderstelt dat de jongen van een hamster ultrasonore geluiden kunnen uitzenden. Dit zijn geluiden welke verwekt zijn door een trilling met een frequentie, dat de mens niet eens kan horen. Verwacht wordt dan ook dat de moeder deze kan verstaan, aangezien de jongen dit anders niet zouden doen. Ook kan een hamster goed onthouden wat hij gehoord heeft, hierdoor zal hij dus ook reeds vanaf een paar dagen na aanschaf de stem van zijn vaste verzorger kennen.
Ook ruiken is iets wat hamsters zeer goed kunnen. Hierdoor hebben ze nog een extra hulpmiddel om hun vaste verzorger gemakkelijk te herkennen.
Een hamster heeft aan de voorpoten 5 tenen, waarvan je er één als duimpje kunt inbeelden. Aan de achterpoten heeft een hamster 4 tenen. Vooral de voorpoten van een hamster zijn zeer krachtig, maar ook de achterpoten zijn niet te onderschatten als het op kracht aankomt.
De hamster heeft een (pols)frequentie van 250 tot 500 slagen per minuut, en een gemiddelde ademhaling van tussen de 35 en de 135 ademhalingen per minuut.
Moederkatten kunnen in dezelfde worp kittens van verschillende vaders ter wereld brengen.
48 uur na de geboorte zijn de meeste kittens al beschermd tegen alle ziektes waartegen de moeder is ingeënt. De kittens slikken de afweerstoffen met de moedermelk in. Na 2 dagen zijn deze stoffen uit de moedermelk verdwenen.
Na de geboorte is de volgorde van ontwikkeling:
Tastsysteem
Evenwichtssysteem
Ogen
Gedurende de eerste 2 weken na de geboorte overheersen de temperatuur-, tast- en reukzin. Het pasgeboren kitten is grotendeels aangewezen op wat zijn neus hem vertelt. De reukzin speelt een zeer belangrijke rol bij het drinken en is reeds bij de geboorte aanwezig en na 3 weken volledig volgroeid.
Vrijwel direct na de geboorte beginnen de kittens te drinken, waarbij ze eerst met elkaar wedijveren om een tepel. Al gauw krijgt elk kitten zijn voorkeur voor een bepaalde tepel. Het kitten kan deze tepel terugvinden door de geur, omdat het gebied rond de tepel is gemerkt met zijn geur. Als een andere tepel toevallig vrij is, wordt die ook wel eens gebruikt, maar wordt zonder protest afgestaan aan de "eigenaar". Ook al zien ze nog niets, als je ze oppakt en een eindje van de mand neerzet, kunnen ze zonder problemen de weg terugvinden. Ook dit doen ze op de geur.
Let er bij nieuwe kittens de eerste dagen goed op dat elk kitten goed drinkt en dat de tepels van de moeder goed functioneren.
De ogen blijven gemiddeld tot 7 à 10 dagen gesloten. Gemiddeld gaan ze na 10 tot 14 dagen open. Het duurt gemiddeld 2 tot 3 dagen voordat beide ogen geopend zijn. Ze leren ze heel snel goed te gebruiken.
Als de kittens geen moedermelk meer krijgen moeten ze worden ingeënt. Met 8 weken voor het eerst tegen niesziekte e.d. Deze enting moet als ze 12 weken zijn, worden herhaald. Een enting tegen rabiës kan dan ook plaatsvinden. Hierna is een jaarlijkse herhaling voldoende. De meeste dierenartsen geven zelf een seintje als het weer zover is.
Zolang ze moedermelk krijgen, hebben jonge katjes geen kattenbak nodig. De moeder masseert hun buikjes met de tong en likt alles schoon. Met het eerste vaste voedsel komt de spijsvertering van de kittens op gang. Later volgen de kleintjes het voorbeeld van hun moeder en doen de behoefte waar de moeder het ook doet.
Jonge katjes van zindelijke moeders worden meestal snel zindelijk.
Weesjes die met de fles worden grootgebracht vertonen niet het typische gedrag van een kat.
Weesjes die in de jeugd niet met mensen in aanraking zijn gekomen, worden later bangelijk of agressief in de omgang met andere katten of met mensen. Ook op nieuwe dingen kunnen ze op die manier reageren.
Voeren alleen is niet voldoende. Als je kittens grootbrengt zonder de moeder moet je voor een nest met een constante temperatuur van 30° zorgen. Dat nest moet wel goed geventileerd zijn. Om het niet te warm te laten worden voor de kittens kan de kruik of de verwarmingsdeken het best met een handdoek worden afgedekt. Zorg er ook voor dat een hoek van het nest minder warm is, waar de kittens eventueel naar toe kunnen kruipen. Omdat het weesje van zijn moeder geen afweerstoffen met de eerste melk (het colostrum) heeft binnen gekregen zijn ze bijzonder gevoelig voor ziektes. Daarom moet voor een smetteloos nest worden gezorgd. Om de vertering na het drinken te stimuleren moet de buik van het kitten met 2 vingers worden gemasseerd totdat het kitten poept. Jongen die dagelijks contact hebben met mensen en hun moeder ontwikkelen zich normaal. Het kan echter soms voorkomen dat ze een ongezond sterke band met de mens krijgen.
Jongen die zonder toedoen van mensen worden opgevoed blijven vaak hun hele leven schuw.
Kattenkinderen hoeven niet te leren hoe ze zich moeten wassen. Al op een leeftijd van 14 dagen ondernemen ze de eerste pogingen en likken met het ruwe babytongetje over de vacht van hun broertjes of zusjes. Als ze 4 weken oud zijn, likken ze na het eten hun bekje schoon en bevochtigen hun pootje om het kopje te wassen. Op de leeftijd van 5 maanden zijn ze zover dat ze zichzelf perfect kunnen schoonhouden.
Katjes die zonder moeder, broertjes of zusjes opgroeien, weten instinctief (hoewel wat later als anders) hoe ze zich moeten wassen.
Kittens die opgroeien met mensen ontwikkelen zich sneller. Ook reageren ze minder emotioneel, zijn meer geneigd op onderzoek uit te gaan en kunnen beter leren.
Het is verstandig om voordat de katjes 3 weken oud zijn al een schaaltje met vast voedsel in de buurt te zetten. Ook een kattenbak met lage wanden mag erbij, zodat ma-kat de zaak eerst kan bekijken. Het beste is om de kattenbak goed in het zicht van de kleintjes te plaatsen. In de eerste 3 weken van hun leven kunnen de jonge katjes hun kop nauwelijks opheffen. Hun pootjes zijn nog te zwak om de zware kop te dragen. Om deze reden vallen de kittens vaak voorover als ze lopen. Het klimmen gaat ze beter af omdat ze hun kop dat laten steunen. De ogen en oren zijn nog niet volledig ontwikkeld, maar de reukzin werkt al uitstekend. De nestgeur blijft in hun geheugen, ook de geur van de mens.
Rond de 21e dag van het jonge kattenleven vindt een omwenteling plaats. De zintuigen zijn bijna compleet, het stofwisselingssysteem heeft zich omgezet van melk op vast voedsel, zenuwstelsel en hersenen zijn op elkaar ingesteld. Het vaste voedsel is aan de beurt en als mama het voordoet ook de kattenbak. Lopen gaat al bijna zonder omvallen en gaat al snel over in huppelen.
Als kittens het vertikken om vaste voeding te eten, maar bij de onwillige moeder bedelen of de fles opeisen, probeer dan het volgende: Meng iets van de kittenmelk of roomkwark met een beetje vleesbouillon en smeer het op een vinger, Daarmee tik je zachtjes op de neus van het kitten. De tong zal het reflexmatig aflikken en het kitten zal aan de vinger gaan knabbelen omdat die aan de tepel herinnert. Laat een beetje brei naar beneden druipen; het kitten zal er achteraan gaan.
In de 4e week ontwaakt bij het kitten de jachtlust. Eerst alleen nog voor levenloze dingen die ze met een pootje tot leven proberen te wekken. Mama leert ze op insecten en andere dieren te jagen. Weesjes of kittens die te vroeg van de moeder worden gescheiden, hebben langer nodig om de jacht onder de knie te krijgen. Maar ze leren het ook, vooral van afkijken bij soortgenoten.
Hun aangeboren nieuwsgierigheid en behoefte aan jagen, brengt de kleintjes vaak in benarde situaties. Dan roepen ze vaak naar hun moeder en spelen baby. Ze knijpen dan de ogen dicht en trappelen met de pootjes. De moeder antwoordt dan met een geruststellend grommen en lokt het kitten uit de gevaarlijke situatie.
Zodra kittens hun spieren uitproberen, stijgt het aantal missers gigantisch. Van de vier doelgerichte sprongen gaar drie ernaast. En 60% van de pogingen de krabpaal te beklimmen loopt tot niets uit. Maar de niet gewenste duikelingen hebben een zeer goed leereffect. Het komt zelden voor dat ze dezelfde fout maken. Help dus niet als een kitten de top van de krabpaal wil bereiken. Dit heeft allen maar een negatief effect.
Met 4 weken kunnen ze behoorlijk worstelen, waarbij ze elkaar met de voorpootjes omklemmen en wild met de achterpootjes slaan.
De zijwaartse sprong-met-stijve-poten hebben ze vaak in de 5e week onder de knie.
In de 6e week kunnen ze achter elkaar aan rennen en elkaar al aardig op de nek springen. Ze beginnen ook hun vacht en die van hun vriendjes speels te verzorgen.
Nog voordat ze met voorwerpen oefenen of met broertjes of zusjes spelen, proberen ze het effect van de nagels en tanden uit op hun moeder. De moeder stimuleert dit ook.
Kittens die opgroeien met mensen ontwikkelen zich sneller. Ook reageren ze minder emotioneel, zijn meer geneigd op onderzoek uit te gaan en kunnen beter leren.
Onderzoek heeft aangetoond dat vooral poesjes liever met familieleden spelen dan met een prooi. Jonge katertjes hebben het liefst een prooi die niet leeft.
Drie onderdelen in het leren jagen, komen na de 6e week steeds vaker terug. Dit zijn: De muissprong. Een eindje touw of de staart van de moeder zullen steeds sluipgedrag oproepen, waarbij het kitten steels en met zwiepende staart naar voren kruipt, waarna de muissprong volgt. De vogelmep. Een bengelend touwtje, een vlinder of een ander insect, of zelfs in de zon dansende stofdeeltjes, kunnen de aanleiding vormen voor de vogelmep. Het visjewippen. Deze beweging komt bij de meeste spelonderdelen voor. Veertjes of propjes worden met grote geestdrift heen en weer getikt en telkens weer opgewipt.
De drang om dingen na te doen stimuleert de andere kittens om de moedigste na te apen. Ze leren zelfs door het toekijken van zijn fouten en proberen de sprong op een andere manier.
Wat een kitten de eerste 4 weken ruikt, vergeet hij de rest van zijn leven niet meer. Daarom is het handig om als je een kitten bij een fokker haalt, dat je dan een doek met de nestgeur vraagt. Als je deze doek bijvoorbeeld over de krabpaal legt, weet je zeker dat de kat deze zal gebruiken.
Als een kitten onder de 6 weken klaaglijk miauwt, moet je er op reageren. Het jong onthoudt je hulp zijn leven lang en het schept een basis van vertrouwen.
Na de zesde levensweek wordt de poes steeds ongeduldiger met haar kittens. Nu leren ze dat moe scherpe nagels heeft als ze slaat, als ze ondanks mondelinge waarschuwing niet stoppen hun moeder lastig te vallen. Deze fase van opvoeding is belangrijk om de hechte binding met hun moeder te versoepelen.
In de eerste 7 weken van de kat wordt bepaald of het een mensenvriend wordt of niet. Vijf minuten aaien per dag in de eerste weken is al genoeg om van elke kat een knuffeldier te maken.
Katten die de eerste 7 weken alleen door vrouwen worden geaaid, kunnen later uitgroeien tot de beruchte mannenhaters. Zorg er dus in deze periode voor dat ze contact hebben met mensen van alle leeftijden en geslacht.
Kittens nooit voor de achtste week bij de moeder weghalen. Ook al heeft de moeder niet zoveel melk meer en houdt ze zich niet zo intensief met haar jongen bezig, ze hebben haar nog wel nodig.
Als kittens plotseling worden gescheiden van hun moeder, zusjes en broers dan hebben ze in hun nieuwe huis vervangende "familieleden" nodig om te kunnen knuffelen. Dit kunnen pluche dieren zijn, een zacht en dik kledingstuk of een lekker mandje. Ook je schoot of een dik kussen kunnen het verlies compenseren. Let er wel op dat als je niet wilt dat de kat later op bed komt, je dit ook niet in de beginperiode doet. Als je eenmaal hebt toegegeven, zal het zeer moeilijk zijn het weer af te leren. Dit geldt overigens voor alles. Consequent zijn staat bovenaan in de opvoeding.
Als je een kitten (pas gescheiden van de familie) in huis loslaat en je hebt ook andere dieren (kat of hond), zal het over het algemeen direct naar dat andere dier toegaan. Ondanks gegrom zullen ze dit erg lang volhouden.
Voor een optimale ontwikkeling is het het beste om kittens tot en met de twaalfde week bij hun moeder en andere kittens te laten. Het sociale gedrag wordt in die periode aangeleerd.
Engelse wetenschappers hebben ontdekt dat het 5 dagen duurt voordat katten aan hun nieuwe huisgenoten gewend zijn. De eerste dagen laten ze stress-symptomen zien zoals stoornissen bij de spijsvertering en gehaast naar de bak gaan. Na deze 5 dagen overheerst de nieuwsgierigheid en na 4 weken zijn ze goed bevriend met de nieuwe kat, of ze accepteren elkaar nooit.
Op de leeftijd van 3 maanden meten katten hun kracht met andere katten. Ze wedijveren om de buit, dagen hun eerste vechtpartijen uit en wisselen hierbij steeds hun rol: de ene keer de jager, de andere keer de opgejaagde.
Niet tot de familie behorende katten worden door kittens afhankelijk van hun afmeting zonder respect behandeld.
Jonge katten moeten in het eerste jaar minimaal vier keer per dag eten krijgen.
Tussen de 4 en elf maanden zijn de kittens het meest actief. Ze slapen weinig, spelen veel en lijken nooit moe. Ze kunnen ruim 10 uur achter elkaar wakker zijn, maar wisselen die af met intensieve diepe-slaap perioden. In het wild levende zwervers raken deze periode kwijt als ze geslachtsrijp worden. Bij mensen opgegroeide kittens blijven veel langer zo actief dan hun baasloze familieleden.
Katten die te vroeg bij de moeder zijn weggehaald of niet aan hun trekken kwamen aan de moederborst, ontwikkelen zich vaak tot zogenaamde "duimzuigers". Ze zuigen dan vooral op een stukje stof of een knop. Ook de menselijke duim is erg in trek. Deze gewoonte is moeilijk af te leren. Soms helpt het om de zuigplek of het voorwerp met een bittere stof te besmeren. Ook wil een tweede kat wel eens helpen. Het beestje moet beslist niet worden gestraft.
Het liefdevol knabbelen en krabben aan je hand of oorlelletje mag niet worden bestraft. De oorsprong is het moederlijke gedrag: de moeder poetst de kittens met de snijtanden.
Het vangen van muizen is een instinct. Weeskatjes vangen spelenderwijs muizen. Alleen het doden wordt van de moeder geleerd.
Als je zachtjes over de buik streelt van een kitten dat pas bij de moeder weg is, zal het kitten zalig gaan spinnen en zich op z'n gemak voelen. Dit komt omdat de moeder na elke maaltijd het buikje likt. Hierdoor wordt de spijsvertering gestimuleerd. Als een kitten vroeg van broertjes en zusjes wordt gescheiden, kan hij zich prima alleen vermaken. Kittens die lang in het nest zijn gebleven hebben altijd behoefte aan sociaal contant. Als je dus besluit een kat te nemen en je wilt er per se 1, dan moet je hier dus op letten.
Het strelen associeert het kitten met gevoelens als geborgenheid, bescherming, warmte, de moeder en vertrouwen.
Bij weesjes moet je de rol van de moeder overnemen. Na elke maaltijd met de fles moet je de buik voorzichtig masseren totdat de vloeistof de darm heeft gepasseerd.
De uiteindelijke kleur van de vacht is pas na een a twee maanden bereikt.
De vacht groeit snel, maar is heel erg zacht en biedt geen bescherming tegen het koude en natte weer. Pas na de eerste rui (met 6 tot 7 maanden) glanst de vacht van de kat.
Kittens worden met blauwe ogen en een vliesdun vachtje geboren. De oogkleur verandert in de eerste vier tot vijf weken, maar heeft haar uiteindelijke kleur pas na negen maanden bereikt.
Eenkleurige kittens hebben vaak foute vlekken, die later verdwijnen.
Jonge katers zijn nogal uithuizig als ze op jacht gaan. Jonge poezen gaan na het eerste succes steeds weer terug naar het oude vertrouwde muizengat. Katertjes lopen schijnbaar doelloos rond tot ze iets interessants zien.
De jonge kater speelt vaker ruzieachtige spelletjes, terwijl een jonge poes liever op jacht gaat.
Het staat niet vast dat kattenmoeders kunnen tellen. Het is echter wel een feit dat ze zenuwachtig worden als ze een van de kleintjes missen. Hierbij laten ze een speciale lokroep horen.
Een kitten dat plotseling geen contact meer heeft met de moeder en broertjes of zusjes, roept klagend naar zijn moeder. Een deel van deze kreet is voor het menselijk oor niet te horen. De moederpoes loopt echter zonder problemen naar de juiste plaats.
Als je 1 kat hebt is het aan de eigenaar om ervoor te zorgen dat het dier zijn speelse trekjes niet verliest.
Bij de verzorging beginnen we bij de primaire levensbehoeften van de hond: voer en drinken - en waar het in moet worden opgediend.
Voer- en drinkbakken U kunt natuurlijk schaaltjes of kommen gebruiken die u voor eigen gebruik al in de kast hebt staan. Nadeel is dat deze vaak gemakkelijk omvallen of kapotgaan. Bij de dierenspeciaalzaak is er nogal wat te koop op dit gebied. Belangrijke aspecten bij uw keuze zijn:
stabiliteit - valt het niet te gemakkelijk om;
stevigheid - kan mijn hond er zijn tanden in zetten;
gewicht - kan/wil de hond er mee gaan sjouwen (halfvolle waterbak!); en
hygiëne - is het gemakkelijk schoon te maken.
Honden hebben over het algemeen een heel wat sterkere maag dan wij. Ook zij kunnen echter infecties of voedselvergiftiging oplopen via vuile voer- en drinkbakken. Zorg er dus voor dat beide geregeld worden schoongemaakt.
Voerkeuze Over het beste voer voor de hond zult u van bijna iedereen die u daarnaar vraagt (dierenartsen, fokkers, etc.) een andere mening horen. Zelf samenstellen: Uiteraard kunt u zelf het voer samenstellen, bestaande uit oud bruin brood, vlees, groente, aangevuld met vitaminen en mineralen. Maar in de hondenvoeding zijn de verhoudingen tussen de voedingsmiddelen onderling haast nog belangrijker dan de hoeveelheden op zich, daarom is het zelf samenstellen van hondenmenu's erg moeilijk. Een teveel van het een kan een tekort van het andere veroorzaken. Klopt er iets niet met de verhoudingen, dan benadeelt dat de groei en gezondheid van de hond. We zien dan bijvoorbeeld een verkeerde stand van de poten, een doorgezakte of kromme rug, een doffe vacht (geen glans), enz. Compleet, kant-en-klaar voer: Een stuk gemakkelijker en eigenlijk ook beter is het, de hond een compleet voer (diner of brokken), diepvriesvoer of een goed merk blikvoer te geven (blikvoer is in verhouding duurder, omdat het voor 80% uit water bestaat). In de dierenspeciaalzaken en bij dierenartsen zijn diverse goede merken te koop, die ieder een aantal lijnen met verschillende samenstelling voeren, aangepast aan de diverse levensfases van de hond of aan zijn energiebehoefte: puppy, volwassen hond, oude hond, te dikke hond. Omdat droogvoer arm is aan onverzadigde vetzuren, geeft u de hond dagelijks een eetlepel maïs-, zonnebloem- of sojaolie over zijn eten. Vetten zijn erg belangrijk voor de conditie van huid en haar. Wilt u wisselen van merk voer, doe dit dan zeer geleidelijk over een periode van ongeveer 1 week door steeds meer van het nieuwe voer door het oude te mengen. Verloopt de overgang te snel, dan is diarree vaak het gevolg. LET OP! Begin nooit zonder overleg met de dierenarts met extra kalk of met vitamine- en mineralenpreparaten, zoals Gistocal.
Hoeveelheden Bedenk dat u eerder te veel dan te weinig voert en dat alle extra gewicht zwaar drukt op het skelet van de (jonge) hond. Controleer regelmatig of de hond niet te dik wordt. Hij is in een goede conditie wanneer u zijn ribben net niet kunt zien, maar wel (goed) kunt voelen. Als de hond zijn eten niet meteen opeet, laat het dan nog 15 minuten staan. Daarna neemt u de bak weg, leeg of niet leeg. Tot de volgende maaltijd krijgt de hond dan niets meer! Op die manier leert hij vlot te eten en wordt hij geen kieskauwer. LET OP! Ga nooit vlak na de maaltijd met de hond spelen of een stevige wandeling met hem maken. Laat de hond na iedere maaltijd minstens een uur rusten, alvorens met hem te gaan wandelen. Een pup zal echter direct na de maaltijd altijd wel even naar buiten moeten om zijn behoefte te doen.
Drinken Denk er ook aan dat de hond altijd vers water moet kunnen drinken. Een hond die veel droogvoer eet, heeft meer water nodig dan een hond die voedsel krijgt dat veel vocht bevat, zoals bijvoorbeeld pens of blikvoer. Na een stevige wandeling of zware training mag u de hond beslist niet te veel water ineens laten drinken. Kleine beetjes tegelijk en liefst lauw water. Pas na ongeveer tien minuten, als zijn hartslag weer wat tot rust is gekomen, kunt u hem vrijuit laten drinken. LET OP! Als de hond zonder aanwijsbare reden (bijvoorbeeld ander voer) meer of juist minder gaat drinken, is het raadzaam een bezoek aan de dierenarts te brengen. Hierover leest u meer in het onderdeel Gezondheid. Overigens, als de hond meer drinkt, betekent dit ook dat hij meer urine produceert, meer moet ophouden en dus vaker uit moet. Hij moet dat vocht immers ook weer kwijt. Denk nu niet dat u hem dan maar minder water moet laten drinken. De hond heeft deze grote hoeveelheden water namelijk meestal hard nodig, anders vraagt zijn lichaam er niet om. De dierenarts kan u meer vertellen over de oorzaak.
2. Beweging
Uitlaten, spelen, sporten, allemaal zaken waar de hond u heel dankbaar voor is als u dit geregeld met hem doet. Maar wat voor materiaal moet je daarbij gebruiken? Mag je met de pup al een lekkere lange strandwandeling doen? Waar moet je voor uitkijken?
Wat moet u aanschaffen Bij de dierenspeciaalzaak is ook op dit gebied de keus bepaald overweldigend. Allerlei soorten riemen, halsbanden, combinaties daarvan, tuigjes, (rol)lijnen... en dan heb ik het nog niet eens over speeltjes gehad! Voor het uitlaten en later ook voor gehoorzaamheidscursussen is een goede basisuitrusting de volgende:
een eenvoudige leren lijn van ongeveer 1,20 m lang;
een goed passende leren halsband.
Later kan daar nog een goed passende slipketting aan worden toegevoegd. "Goed passend" houdt in: de omtrek van zijn nek plus 3 tot 5 cm. Maar omdat uw hondje waarschijnlijk nog heel veel zal groeien, kunt u met de aanschaf beter even wachten tot het echt noodzakelijk is. Voorlopig hebt u hieraan echt voldoende. Speeltjes zijn er in de dierenwinkel te kust en te keur. Uw pup heeft echter lang niet altijd speeltjes uit de winkel nodig. Een hond is vaak al dol te maken met (lege) rolletjes WC-papier of een geknoopte sok, eventueel met een bal erin, een bal aan een touwtje, een dik stuk touw (ook weer met knoop) of een stuk spijkergoed. Om op te knagen wordt bijvoorbeeld een kalfshoefje en een gekookte runderschenkel zeer op prijs gesteld (hoe langer je zo'n bot kookt, hoe harder het wordt). Geef geen kippen- of varkensbotjes! Geef ook niet te veel speelgoed tegelijk, zodat u van tijd tot tijd kunt afwisselen. Verandering van spijs... LET OP! Geef hem nooit, maar dan ook nooit speelgoed van plastic, rubber of schuimrubber! Al deze materialen zijn levensgevaarlijk voor de hond!
Spelen en wandelen Honden vinden het heerlijk om iets te doen te hebben, vooral als dat samen met de baas gebeurt. Maak hier gebruik van. Veel spelen (u wint altijd!) is zelfs van het grootste belang voor een goed contact met de hond, maar ook als u hem iets wil bijbrengen. Spelenderwijs gaat dit altijd makkelijker (zie ook Beloningen, blz. 31). En lekker uren op pad met de baas, bazin en/of het hele gezin, of het nu wandelend is of mee rennend naast de fiets, iets fijners bestaat er voor uw volwassen hond niet. Maar kijk uit, want voor een jonge hond geldt heel wat anders...
Overdaad schaadt De jonge hond heeft echter zeer veel rust nodig. Hij heeft nog bijna al zijn energie nodig om te groeien. Bovendien heeft hij nog zwakke botten en gewrichten. Deze bereiken pas hun volle stevigheid als de hond volgroeid is. Voor die tijd kunnen te veel of verkeerde beweging(en) problemen veroorzaken waarvan de hond vroeg of laat behoorlijk last krijgt. Laat hem dan ook rustig liggen als hij slaapt. Als hij wakker wordt, begint hij vanzelf weer te spelen. Zeg dit ook tegen de kinderen! Tot de leeftijd van 5 à 6 maanden mag hij niet te veel lopen, vijf keer een wandeling van een kwartiertje is meer dan genoeg en veel beter dan bijvoorbeeld een halfuur achter elkaar. Na 6 maanden kunnen de wandelingen wat langer worden. Ga ook met uw pup af en toe naar een plaats waar hij veilig los kan en kan spelen met leeftijdgenootjes of andere honden. Voor hij alle entingen heeft echter niet op zogenaamde "uitlaatveldjes". Er zijn nogal wat meer soorten beweging die u bij de pup en de jonge hond moet zien te vermijden:
spelen en rennen op gladde vloeren;
spelen met teveel abrupte wendingen;
traplopen;
springen;
lopen en rennen op los, mul zand (strand!);
mee joggen;
mee naast de fiets (het mag hem wel al geleerd worden, maar hele kleine stukjes, terwijl u de fiets aan de hand houdt, om hem een idee te geven wat de bedoeling is);
bovenop de heupen drukken om hem tot zit te bewegen (beter is met uw hand in zijn knieholten - onder zijn billen - te drukken terwijl u hem aan zijn halsband voorzichtig achterover trekt in de zithouding).
Overigens weet uw pup zelf beslist niet altijd wanneer hij moet stoppen. Als u vermoedt dat het beestje doodmoe moet zijn, omdat hij al een paar uur flink in de weer is, dan kunt u hem rustig in zijn mand leggen - verplicht moe!
3. De slaapplaats
De slaapplaats moet warm, vocht- en tochtvrij zijn. De slaapgelegenheid van de hond moet regelmatig schoon (kunnen) worden gemaakt. Het zijn namelijk bij uitstek geschikte broedplaatsen voor ongedierte (o.a. vlooien). De mand moet liefst op grond van deze vereisten worden uitgekozen. Bovendien bestaat het gevaar dat de pup zijn tanden er op uitprobeert. De mand mag hierbij dus geen gevaar opleveren. Kortom, de vereisten van een mand:
warm;
tochtvrij;
vochtvrij;
gemakkelijk schoon te maken;
niet gemakkelijk aan te knagen.
Een kamerkennel of bench is een hok waarin de hond in de (woon)kamer kan worden opgesloten. Dergelijke hokken zijn er in kunststof en in metaal. Kamerkennels hebben een aantal grote voordelen:
Ze vergemakkelijken het zindelijk maken van de pup. Een pup bevuilt zijn eigen nest in principe niet. In de kennel moet hij dus alles wel ophouden (tenzij u hem laat "overlopen", hij kan er natuurlijk niet oneindig lang in zitten). Gebruik eventueel een doos om overtollige ruimte op te vullen.
De hond zal sneller in slaap vallen als u hem opsluit wanneer hij eigenlijk heel moe is, maar het zelf nog niet wil weten.
Dankzij de kennel voorkomt u verkeerd gedrag, zoals het aanknagen van uw tapijten, schoenen of stoelpoten tijdens uw afwezigheid of als u even niet kunt opletten.
Veel mensen vinden een kamerkennel "zielig". De meeste honden vinden het echter een prettig onderkomen. Als het de enige eigen plek van de hond is, en zeker als u hem er in het begin zijn voer in geeft, went hij er heel snel aan. Voor hem voelt het zelfs veiliger aan dan een gewone open mand. Door hem er iedere dag iets langer in op te sluiten, evenals 's nachts, leert hij dit vanzelfsprekend te vinden. Leg er overigens altijd een (knaag)speeltje in en een bak met wat vers water. Zoals bij een gewone mand moet u natuurlijk voorkomen hem voor straf naar zijn plaats te sturen. Als u hem er op deze manier aan laat wennen, zal hij echt niet zielig zijn, maar zelfs weltevreden de kennel in gaan als u hem dat zegt. En u kunt hem er weltevreden weer uithalen, omdat hij achter uw rug om geen kattekwaad heeft kunnen uithalen. Mand en kamerkennel mogen overigens gerust op de groei worden gekocht (voor de kamerkennel geldt dat de volwassen hond erin moet kunnen staan en languit kunnen liggen). Voor uw portemonnaie is het zelfs aan te raden. Voor de plaatsing zal de voorkeur van de hond uitgaan naar een plek uit de loop, waar hij zich veilig voelt (meestal in een hoek), maar waarvandaan hij wel alles kan volgen. Als "vulling" kan een kussen of deken dienen. Zorg er ook hier weer voor dat het makkelijk schoon te houden is. Overigens, de mand is de veilige plek van de hond, waar deze niet te veel gestoord moet worden. Dit geldt zeker voor kinderen. Accepteer echter nooit dat de hond zijn mand verdedigt door naar u te grommen of erger, met de redenering "ja maar het is ook eigenlijk zijn eigen huisje, dat mag hij doen". U bent namelijk de baas in huis!
4. Uitwendige verzorging
Optillen Bij het verzorgen van een hond en bij dierenartsbezoek kan het nodig of handig zijn de hond op te tillen. Iets dat u daarbij zeker moet vermijden, is de hond aan zijn voorpoten op te tillen. Hiermee kunt u hem veel pijn doen en zelfs blijvend letsel toebrengen aan zijn spieren. Een kleine hond is natuurlijk iets makkelijker op te tillen dan een Sint Bernard. Maar hoe doe je het met de minste risico's? Bij de uitleg van de eerste twee hondenmaten ga ik ervan uit, dat u de voorkant van de hond met uw rechterhand/-arm, en de achterkant van de hond met uw linkerhand/-arm optilt. De kleine hond: Bij een kleine hond kunt u de rechterhand net achter de voorpoten leggen, waarbij u de linkervoorpoot bij de oksel pakt. Met uw linkerhand "schept" u als het ware de achterpoten op, zodanig dat de hond op uw hand "zit". Hierbij houdt u de linkerachterpoot vast. Doordat u beide buitenste poten vast hebt, kan de hond niet per ongeluk uit uw armen springen. De grote hond: De grote hond kunt u oppakken door met uw rechterarm net achter de voorpoten de voorkant van de hond iets op te tillen, waarna u met uw linkerarm in de knieholten aan de achterhand de hond min of meer opschept. De zeer grote hond: Deze hoeft, gezien zijn formaat, in de praktijk bijna nooit te worden opgetild. Ook bij de dierenarts blijft hij op de grond.
Vachtverzorging Het is van belang om al vanaf het begin de pup regelmatig te borstelen, ook al is dat voor de vacht nog helemaal niet nodig. Op die manier kan hij er alvast aan wennen. Leer de hond om zich zowel rustig staand als liggend te laten borstelen en er geen spelletje van te maken. Als u de hond op tafel behandelt, leg er eerst een anti-slipmatje op. In grote lijnen onderscheiden we 4 soorten vachten: a. Korthaar Eenvoudig in onderhoud, geen klitvorming. Materiaal: zeem, rubberborstel (vooral in de ruiperiode), poetsborstel. b. Kort tot middellang haar Dit vergt iets meer onderhoud. Materiaal: een zachte poetsborstel, een hardere voor het lange haar, een pinnenborstel en een fijne kam. Langhaar Materiaal: harde poetsborstel, pinnenborstel, wijdgetande kam. In de ruiperiode een universele borstel. Voor beide geldt: regelmatig controleren op klitvorming. c. Ruwhaar Deze vachten moeten regelmatig getrimd worden (het dode haar eruit plukken). Materiaal: poetsborstel, pinnenborstel, wijdgetande kam. En alweer controle op klitvorming. d. Krulhaar Deze vachten worden eveneens regelmatig getrimd. De vachten klitten snel, dus vaak controleren. Materiaal: universele borstel, pinnenborstel, wijdgetande kam.
Wassen: De hond dient zo min mogelijk gewassen te worden, een of tweemaal per jaar is zeker genoeg. Hiervoor een speciale hondenshampoo gebruiken (verkrijgbaar in de dierenspeciaalzaak). Pas na het wassen op voor kouvatten! Wat er nog meer bij hoort Oren: Deze dienen regelmatig geïnspecteerd te worden. Zijn ze wat vuil, dan kunnen ze schoongemaakt worden met een om de vinger gewonden watje met een paar druppels olijfolie erop. LET OP! Geen wattentips gebruiken! De watjes laten vaak los en u duwt het vuil verder het oor in. Wanneer het oor ontstoken lijkt of u constateert een bruin korrelige smeer in de gehoorgang en het oor ruikt vies (oormijt, zeer besmettelijk) dan uiteraard naar de dierenarts!
Ogen: Wanneer de ogen wat vuil zijn (viezigheid in de ooghoeken), is het in de meeste gevallen voldoende om het vuil te verwijderen met een vochtige tissue of een vochtig watje. Is de uitvloeiing wat gelig of groenig van kleur, dan duidt dit meestal op een ontsteking en moet u met de hond naar de dierenarts. De ogen kunnen we schoonmaken met wat gekookt lauw water of lauwe thee. Geen boorwater gebruiken, er zijn honden die daar niet tegen kunnen.
Gebit: Het eerste gebit van de hond, het melkgebit, komt rond de derde levensweek door. Op een leeftijd van ca. 4 maanden begint het definitieve gebit door te komen. Als de tanden door het tandvlees komen, gaan de melktanden loszitten en vallen er vanzelf uit. Soms blijft er een tand (heel vaak de hoektand, vooral bij kleine rassen) zitten en moet de dierenarts de tand verwijderen. Geef de pup een bot om het wisselen te bevorderen. Het definitieve gebit moet op een leeftijd van 7-8 maanden compleet zijn. Vooral op latere leeftijd, maar ook wel eens eerder, komt het voor dat de hond uit zijn bek gaat stinken. Dit is vaak het gevolg van tandsteen, een bruingele aanslag op de tanden. (Kalfs)botten of kluifjes van buffelhuid en harde korsten bruinbrood kunnen tandsteen gedeeltelijk voorkomen, evenals regelmatig poetsen met een heel zachte tandenborstel of een gaasje. De dierenarts kan deze aanslag eenvoudig verwijderen. Soms moet de hond daarvoor echter onder narcose. Ook hier is voorkomen dan ook beter dan genezen.
Nagels: Bij honden die niet regelmatig op stenen lopen, zullen de nagels onvoldoende afslijten. We zullen de nagels van de hond regelmatig moeten knippen of vijlen. LET OP! Dit knippen moet heel voorzichtig gebeuren. Men knipt namelijk heel makkelijk in het leven. Dat is een erg bloederige en voor de hond zeer pijnlijke gewaarwording. Verder moet u bij vorst en sneeuw goed op de voeten van uw hond letten. Door strooizout kan de huid tussen zijn kussentjes geïrriteerd raken. Bij sneeuw kunnen bovendien gemakkelijk ijsklompjes onder de voeten ontstaan, die de hond het lopen bemoeilijken. Beide problemen zijn voor een groot deel te voorkomen door tussen de kussentjes wat vaseline te smeren.
Anaalklieren: De anaalklieren liggen aan weerszijden van de anus. Bij de ontlasting van de hond worden deze klieren leeggeperst. Dit scherp ruikende vocht is een herkenningsmiddel voor andere honden. Deze klieren kunnen bij niet spontaan legen overvol raken, waardoor ontstekingen kunnen ontstaan. Verschijnselen: de hond is onrustig, heeft last van jeuk en irritatie rondom het gebied van de anus. Hij begint met zijn achterwerk over de grond te schuren ("sleetje rijden") en bijt zich in veel gevallen kapot, vooral op de rug bij de staartaanzet. De dierenarts knijpt de anaalklieren uit waardoor het euvel (tijdelijk) verholpen is. Soms is een operatie waarbij de anaalklieren verwijderd worden de enige oplossing.
5. Gezondheid
De dierenarts Inentingen: Zelfs de meest gezonde hond moet af en toe naar de dierenarts. Al was het maar eenmaal per jaar voor zijn vaccinatie. Waarom is dit zo belangrijk? Een bekend spreekwoord zegt: "voorkomen is beter dan genezen". Voor een aantal ziekten geldt dat voorkomen de enige manier van "genezen" is. Als bepaalde ziekten een niet-gevaccineerde hond treffen, is zijn kans op gezond worden vaak gering. Soms overleeft hij dankzij de moderne medicijnen en technieken, maar heeft de ziekte bepaalde organen dermate aangetast, dat hij nooit volledig herstelt. Als een goed gevaccineerde hond met dezelfde ziekten in aanraking komt, zal zijn afweersysteem zodanig reageren dat hij niet of veel minder ziek wordt. Juist voor de pup, waarvan het afweersysteem nog niet volledig op gang is gekomen, is het van levensbelang dat hij is ingeënt. Vaak is de fokker al met een puppy-enting begonnen. Voordat de pup echter volledig beschermd is, moeten een aantal vaccinaties nog (meerdere malen) herhaald worden. Wanneer de pup tegen welke ziekten moet worden ingeënt is, onder meer, afhankelijk van het merk van het vaccin en van wat u met uw pup wil doen. Wilt u met uw pup zo snel mogelijk op cursus of op vakantie, vertel het uw dierenarts! Laat uw pup, voordat hij zijn laatste inenting heeft gehad en daardoor volledig beschermd is, nog niet uit op een uitlaatveldje. Welke ziekten hebben we het hier over? De jaarlijkse cocktail-enting beschermt tegen de volgende ziekten:
hondeziekte (ziekte van Carré);
parvo;
corona;
ziekte van Weil (leptospirose);
leverziekte (hepatitis);
kennelhoest (para-influenza).
Als u op vakantie gaat naar het buitenland, zal uw hond bovendien nog moeten worden ingeënt tegen hondsdolheid, oftewel rabiës (minimaal 1 maand voor u vertrekt). In het vaccinatieboekje dat u van de dierenarts krijgt, staan nog meer wetenswaardigheden over de hier genoemde ziekten, zoals de symptomen en de verspreidingswijze. Het immuunsysteem van de hond profiteert overigens pas volledig van de vaccinatie, als zijn afweer op het moment van inenting niet al verzwakt is, bijvoorbeeld door een slechte conditie, een andere ziekteverwekker, bepaalde medicijnen of door ernstige stress. Let er dus op dat uw hond goed gezond is op het moment van vaccinatie. De dierenarts zal dit ook controleren. Bewaar uw inentingsbewijzen zorgvuldig, deze hebt u nodig wanneer uw hond in een pension moet of als hij meegaat naar het buitenland. Informeer ook altijd tijdig bij uw dierenarts wat u dan aan eventuele extra inentingen of bewijzen nodig hebt (zie ook Vakantie).
De zieke hond. Als uw hond minder eetlust heeft, meer drinkt of juist helemaal niet, lusteloos of hangerig is, kortom als hij zich anders dan normaal gedraagt, is het aan te bevelen om de temperatuur eens op te nemen. Gebruik hiervoor een (aparte) digitale thermometer. Deze is sneller, minder milieubelastend en vooral minder gevaarlijk voor uw hond dan de ouderwetse thermometer (geen kwik!). De temperatuur opnemen bij uw hond hoeft zeker geen probleem te zijn. De temperatuur bij honden wordt rectaal opgenomen. Wrijf het puntje in met wat vaseline of levertraanzalf en breng hem voorzichtig 2 cm in. Het opnemen duurt ongeveer 2 minuten. De temperatuur bij honden varieert, maar in het algemeen gaat men uit van ongeveer 38 C als normaalwaarde. Zodra uw hond een dag lang een halve graad of meer verhoging heeft, is dit als abnormaal te beschouwen. Constateert u een ondertemperatuur (dus onder de normaalwaarden) dan is dit eigenlijk nog verontrustender. Een bezoek aan de dierenarts moet u dan beslist niet uitstellen. Geef de zieke hond een warme, tochtvrije plaats!
Het innemen van medicijnen Een pil of poeder kunt u trachten toe te dienen door deze goed in iets lekkers te verpakken, bijvoorbeeld in gehakt. Als deze poging mislukt, moet u iets anders proberen:
U neemt de kin van de hond in uw ene hand.
Met uw andere hand legt u duim en wijsvinger over de neus van de hond heen en drukt u aan weerszijden de bovenlippen van de hond tegen de onderkant van zijn bovenkiezen, vlak achter zijn hoektanden. Omdat dit een beetje pijnlijk is, zal de hond zijn bek opendoen.
U duwt zijn kop een beetje achterover.
U legt, met de hand die u onder de kin had, de pil ver achter op de tong van de hond (bijna in zijn keel).
Sluit nu de bek, hou het hoofd nog steeds achterover en strijk even omlaag over de keel. Hierdoor is de hond gedwongen te slikken.
Bij het ingeven van vloeibaar medicijn moet u weer het hoofd iets achterover houden, maar nu mag de bek gesloten zijn. Trek nu de lip een klein beetje uit bij de mondhoek en giet hierin met een lepel of een pipetje het medicijn. Dit loopt dan in zijn wangzak en de hond slikt vanzelf.
Uitwendige parasieten Vlooien zijn wel de meest bekende parasiet van de hond. Zij veroorzaken jeuk en/of irritatie van de huid, wat zeker bij een hond met vlooienallergie kan resulteren in rauwe, exceemachtige plekken. Bovendien zijn vlooien tussengastheer voor de lintworm, zodat uw hond ook hiermee besmet kan raken. Vlooien moeten dus absoluut worden bestreden! Op de markt zijn hiervoor veel middelen te koop: poeders, shampoos, spuitmiddelen, druppels voor op de huid of door het eten... Informeer ernaar bij uw dierenarts en bij de dierenspeciaalzaak.
Teken komen vooral in de zomer voor. Teken nestelen zich bij voorkeur op dunbehaarde gedeelten, zoals op het hoofd en de poten. Ze bijten zich vast door hun kop in de huid te boren. Ze zuigen zich vol met bloed en kunnen wel 1 cm groot worden. Overigens kunt u zelf ook door een teek gebeten worden. Dergelijke beten zijn beslist niet ongevaarlijk, daar teken diverse ernstige ziekten kunnen overbrengen. In Nederland is dat vooral de ziekte van Lyme. Indien deze ziekte in het begin niet goed wordt behandeld, is zij moeilijk te genezen en veroorzaakt o.a. (zeer pijnlijke) aandoeningen aan gewrichten, hart en zenuwstelsel. Als u of uw hond gebeten is, noteert u de datum van de beet. Als u binnen drie weken rond de plek van de beet een rode ring constateert of last krijgt van griepverschijnselen, of merkt dat de hond niet in orde is, moet u naar de huis- c.q. dierenarts. Deze kan in dit vroege stadium de ziekte effectief behandelen met antibiotica. Een teek verwijderen gaat als volgt: pak de teek tegen de huid van de hond beet met een tekentang of tussen duim en wijsvinger (niet platdrukken!), draai hem 180 en trek hem er dan uit. De kop moet er uit zijn. Zo niet, dan veroorzaakt dit vaak een nare ontsteking. Na het verwijderen moet u de huid rond de plaats van de beet ontsmetten. LET OP!Nooit de teek verdoven met bijvoorbeeld alcohol of ether. Dit wordt vaak aangeraden, maar is achterhaald. De teek gaat hierdoor namelijk braken, waardoor hij juist ziekten zal overbrengen.
Luizen zijn er in twee soorten:
de haarluis, die zich voedt met haarschilfers en huidvet;
de bloedluis, die zich voedt met bloed van de hond, de huid beschadigt en zelfs bloedarmoede kan veroorzaken. Deze soort komt het meest voor.
Luizen zijn herkenbaar aan langgerekte witte stippen (neten) op de haren van de hond.
Mijten zijn heel klein, nauwelijks te zien. Mijten graven gangen in de huid waarin de eieren worden gelegd. Het veroorzaakt irritatie van de huid, kale plekken en ontstekingen.
Inwendige parasieten Lintwormen loopt de hond op door hun tussengastheer de vlo op te eten. De volwassen lintworm haakt met zijn kop vast in de darmen van de hond. Zijn lijf bestaat uit vele segmenten met daarop de eitjes. Geregeld wordt zo'n segmentje losgelaten en komt het in de ontlasting terecht. Het ziet er dan uit als een plat plaatje. Opgedroogde segmenten lijken op rijstkorrels en zijn vaak te vinden rond de anus. Lintwormen bestrijden heeft overigens pas zin als ook het vlooienprobleem wordt aangepakt.
Spoelwormen komen vooral bij pups voor, omdat deze nog niet voldoende weerstand hiertegen hebben opgebouwd. De pups krijgen de spoelworm door van de moeder en later door contact met besmette voorwerpen. Verschijnselen: magerheid, dof haar, gebrek aan eetlust en bij een zware infectie dikke ronde buikjes (wormbuikjes). Trouwens, ook mensen kunnen met spoelwormen besmet raken.
Dit waren de twee belangrijkste soorten wormen waarmee de hond besmet kan raken. Er bestaan er echter nog meer. In verband met alle soorten wormen die bij de hond voorkomen, raden wij aan uw hond minstens tweemaal per jaar te ontwormen, waarbij een van beide keren liefst één week voor de inenting.
Wanneer u denkt een of meer van voornoemde parasieten te hebben geconstateerd, dan is het goed uw dierenarts te raadplegen. Ook hier geldt weer: voorkomen is beter dan genezen! Hou het hondenverblijf goed schoon, let regelmatig op de ontlasting en hou steeds de totale gezondheid van de hond in de gaten.
De teef Loopsheid. Teven worden gewoonlijk voor het eerst loops wanneer ze ongeveer 9 à 10 maanden oud zijn, maar binnen de grenzen van 6-18 maanden is het optreden van een eerste loopsheid nog steeds normaal. Na die eerste keer wordt de teef ongeveer om de 6 maanden opnieuw loops. Kortere of langere tussenpozen vormen geen reden tot ongerustheid. De totale loopsheid duurt ongeveer 3 weken. Tussen de 8e en de 16e dag vindt gewoonlijk de ovulatie plaats en is de teef bereid zich te laten dekken. Mogelijk zal zij zelf weglopen om een geschikte partner te vinden - vandaar de naam "loops". De eerste 10 dagen is de uitvloeiing wat bloederig, daarna wordt het wat lichter van kleur. De hoeveelheid uitvloeiing is bij elke teef weer anders. Wordt het teefje, ondanks alle oplettendheid, toch gedekt, dan bestaat de mogelijkheid haar door de dierenarts een injectie te laten geven (morning-after prik). In de meeste gevallen wordt hiermee wel een nestje voorkomen, maar er zijn toch duidelijke nadelen. De loopsheidperiode wordt verlengd (duurt vaak tweemaal zo lang als normaal) en er is een vrij grote kans op baarmoederontsteking. Al met al reden genoeg om uw teefje goed in te gaten te houden tijdens de loopsheid.
De prikpil voorkomt de loopsheid. De dierenarts spuit een hormoon in waarmee de loopsheid wordt onderdrukt. De werking van dit hormoon is 6-9 maanden. Wilt u met uw teefje een nestje fokken, laat haar dan nooit inspuiten.
Castratie wordt in de volksmond meestal "sterilisatie" genoemd. Het houdt in dat de baarmoeder en de eierstokken op operatieve wijze worden verwijderd, met als prettige bijkomstigheid dat uw teefje niet meer loops wordt. De arts haalt immers alles weg. Dit kan al na de eerste loopsheid. Na deze ingreep moet u uw teefje wel minder te eten geven, omdat ze sneller dik zal worden.
Sterilisatie: Hierbij worden alleen de eileiders afgebonden. Het teefje wordt hierna gewoon weer loops. Deze ingreep wordt bijna nooit toegepast.
Schijnzwangerschap treedt dikwijls ongeveer 8 à 10 weken na het begin van de loopsheid op. Verschijnselen: de hond is erg aanhankelijk, sloom, de tepels kunnen opzwellen en zelfs melk afgeven. Het teefje vertoont nestdrift: het gaat bijvoorbeeld met allerlei materiaal lopen slepen en zoekt een eigen plekje waar dit allemaal naar toe wordt gebracht. Dit kan voor uw interieur overigens soms destructieve vormen aannemen. Meestal is er weinig aan te doen. De eigenaar kan er wel wat voor geven, maar dat zijn weer hormonen! Veel bewegen en minder eten helpt vaak heel goed.
De reu De reu kan vaak last hebben van een ontsteking van de voorhuid van de penis. U ontdekt dit doordat er wat gele pus uitkomt en de reu soms wat druppels verliest. Het is bijna niet te voorkomen. De reu ligt op de grond, op het zand of op het gras, vuil dringt naar binnen en veroorzaakt zo een ontsteking. Bij erge ontsteking kunt u bij de dierenarts een zgn. voorhuidcleaner krijgen, waarmee u de voorhuid regelmatig kunt schoonmaken. Als u een dergelijke ontsteking verwaarloost, kan het zijn dat deze niet meer weggaat of steeds weer terugkomt. De ontsteking is dan chronisch geworden.
Castratie van de reu moet goed worden overwogen en eigenlijk alleen worden toegepast in een onhoudbare situatie, bijvoorbeeld als hij overmatig seksueel geprikkeld is of zeer agressief gedrag tegen in hoofdzaak andere reuen vertoont. Overleg met de dierenarts de voor- en nadelen. Na deze ingreep moet u uw reu wel minder te eten geven, omdat hij sneller dik zal worden.
Chemische castratie is een tijdelijke variant hierop. De hond krijgt een injectie die bepaalde hormonen tijdelijk (ongeveer 3 maanden) onderdrukt. Met chemische castratie kunt u uitproberen of een definitieve, operatieve castratie wel de oplossing voor het (gedrags)probleem is.
TIP: Hou het nummer van de dierenarts binnen handbereik bij de telefoon of programmeer het onder een toets.
Het maken van een blog en het onderhouden is eenvoudig. Hier wordt uitgelegd hoe u dit dient te doen.
Als eerste dient u een blog aan te maken- dit kan sinds 2023 niet meer.
Op die pagina dient u enkele gegevens in te geven. Dit duurt nog geen minuut om dit in te geven. Druk vervolgens op "Volgende pagina".
Nu is uw blog bijna aangemaakt. Ga nu naar uw e-mail en wacht totdat u van Bloggen.be een e-mailtje heeft ontvangen. In dat e-mailtje dient u op het unieke internetadres te klikken.