Maximum lengte 100cm . Maximum gepubliceerd gewicht 9kg . Zoetwatervis . Familie van de Karperachtigen . De roofblei is van oorsprong inheems in Centraal en oost Europa en aan de Oostzeekust , maar sinds enige jaren maakt deze soort een opmars in de Nederlandse wateren en sporadisch komen we hem ook reeds tegen in België . Terwijl het aanvankelijk leek te gaan om verdwaalde of uitgezette exemplaren , komen nu reeds grote aantallen voor . Hoe goed deze vis hier gedijt , blijkt uit de snelle groei en het voorkomen van jongbroed . De roofblei leeft vooral in de midden en benedenloop van rivieren , maar is ook te vinden in allerlei zijwateren en in stilstaande meren . Hij houdt zich in stromend water vaak op achter pijlers , stuwdammen , rond kribben , In diepere delen en aan de rand van felle stromingen . Jonge roofblei voedt zich met insecten , plankton en larven . Vanaf een lengte van 20cm gaat zijn menu over op kleine vis die hoofdzakelijk om en nabij het oppervlakte leeft . De vangst van een roofblei in België mag nog steeds als bijzonder beschouwd worden , maar daar komt waarschijnlijk vlug verandering in zoals in Nederland .
Brasem is een van de meest belaagde vissoorten bij wedstrijden met zowel vaste stok als werphengel . Niet in het minst voor het gewicht maar ook omdat ze relatief gemakkelijk te vangen zijn aan licht materiaal. Daarbij komen ze bijna overal in Europa algemeen voor (zie kaart). In sommige privaat vijvers worden ze vaak ieder jaar massaal uitgezet , soms tweemaal per jaar . Hier zijn ze dan ook vaak de enige vissoort waarmee je kan schoren op een wedstrijd. Maar niet iedereen apprecieert deze vissoort als dusdanig . Sommigen vinden het zelfs een ronduit slijmerige vis . Karpervissers ervaren brasem vaak als ongewilde bijvangst .Daarbij is brasem vaak moeilijker te vangen als we zouden willen. Maar aan licht materiaal is het heus een echte krachtpatser die ik volluit weet te waarderen.
Max lengte / gewicht : 100cm / 6kg -Record 2004 64cm/4800gr vijver waasmunster . Brasems van 50cm zijn reeds behoorlijk en alles daarboven groot . Leefgebied : Heeft de voorkeur aan grote voedselrijke meren , vijvers en kanalen . Liefst in stilstaand tot licht stromend water , maar ook in langzaam stromende rivieren . Het is een zoetwatervis maar hij kan tegen een zeker zoutgehalte waardoor hij ook voorkomt in riviermondingen en in enkele kustgebieden van de Oostzee . Bij watertemperaturen van 15 tot 25°c gedijt hij het best . Het grootste gedeelte van zijn leven brengt de brasem in schoolverband door , dicht tegen de liefst zachte bodem. De brasem trekt naar bepaalde delen van zijn leefgebied tijdens de paaiperiode of naar diepere gedeelten tijdens de winter. Voedsel : Alt typische bodemvis neemt de brasem zijn voedsel grotendeels van de bodem op . Met zijn uitstulpbare bek zuigt hij zand en modder op en spuwt de niet eetbare deeltjes via bek en kieuwen weer uit. Foeragerende brasem neemt hierbij een karakteristieke houding aan. Hij staat hierbij met zijn kop schuin naar beneden gericht , tot vaak bijna rechtop. Na het doorwoelen van de bodem blijven er vaak ronde kuiltjes in de bodem achter. Alle kleine levende organismen staan op zijn menu. Muggenlarven en tubifex schoren daarbij het hoogst. Aasgedrag : De brasem neemt het gehele jaar voedsel op . Hun eetgewoonte veranderd echter met het seizoen , het weer en de temperatuur. De beste vangstperiode begint zo ongeveer half juli vlak na de paaitijd waardoor de vissen vaak uitgehongerd zijn omdat ze tijdens die periode vaak niet de tijd nemen om te azen . Brasem blijft daarna goed vangbaar tot de eerste winterkoude , eind september tot vaak halfweg oktober bij warm weer. Ook in die eindperiode valt vaak een eetorgie te bespeuren . De brasem slaat dan genoeg voedsel op als reserve voor de komende winter. In de winter houd de brasem zich in rustige diep , warm water op . De voedselopname is dan beperkt , maar ook dan zijn ze te vangen. Op zonnige winterdagen is met klein aas en weinig voer vaak nog menig brasem te verschalken. Zo ken ik een plaats waar de brasem iedere winter weer terug te vinden is en waar ik menig leuk visuur beleefde. Maar brasem is en blijft het actiefst bij warm zomer weer. Warm water bevorderd de brasem eetlust . Het is daardoor niet uitzonderlijk dat een school brasem 's morgen vroeg , vaak in een ondiepe oeverzone te vinden is. Als de zon hoger komt te staan trekken ze zich daarna in dieper water terug , ze vermijden immers een sterke lichtinval. Naar de avond toe komen ze dan vaak terug in de ondiepte. Vooral grotere exemplaren zijn vaak na schemertijd te vangen .
Visstekken
Kanalen : kanalen zijn in principe stilstaande waters , maar schepen , sluizen en wind veroorzaken vaak een lichte tot zelfs felle stroming die zowel heen en weer beweegt. Op enkele uren tijd kan de stroming soms verschillende keren van richting wijzigen . Daarbij moet je hier vaak rekening houden met een onderstroom die niet op het eerste zicht zichtbaar is aan de dobber . De diepte varieert sterk , van 2 tot 5 meter en meer bij de grotere kanalen. De meeste kanalen zijn trogvormig met een schuin aflopende oeverzone die overgaat een effen bodem . Het kan ook gebeuren dat er een soort tussen talu is waarna de bodem verder schuin afloopt . Of de oever is verstevigt met steenstortingen of betongaas . Dat kan gaan van enkele meter tot 10 meter ver. Peil daarom steeds op voorhand je visplaats goed uit waardoor je een goed beeld krijgt van het bodemprofiel. De brasem kan zich in een kanaal zowat overal ophouden , maar enkele plaatsen zijn toch productiever dan andere , en dit zijn : 1 - Daar waar de schuin aflopende oeverzone overgaat in een plat deel (talu) . Hier verzameld zich het meeste voedsel . Vaak is dat op 8-11 meter uit de oever. 2 - Bij weinig scheepvaart zoals op zondag , is de vaargeul vaak een goede stek . In het bijzonder grotere exemplaren houden zich hier graag op.
Laaglandmeren : Diepe en grote meren zijn voor de brasem het ideaal leefgebied waar ze tot kapitale vissen kunnen opgroeien. Vaak hebben ze een weelderige plantengroei langs de oevers en in het water. Meestal is het water licht troebel met een grote aanwezigheid van organische stoffen , wat op zijn beurt zorgt voor een rijk voedselaanbod . Meren kunnen zowel ondiep tot zeer diep zijn . Maar in alle , wisselen schuin aflopende stukken , heuveltjes en banken zich af met platte stukken . In een meer gooi je niet zomaar op goed geluk een lijntje uit om succesvol te zijn . Het kan natuurlijk steeds , maar een goede kennis van het water is hier zeker geen overbodige luxe. Daarbij foerageren brasemscholen hier vaak in een vast patroon . Zo zijn er dan ook plaatsen waar we altijd kans hebben op een leefnet vol , terwijl op bepaalde plaatsen zelden of nooit een vis van formaat te vangen is . Goede stekken zijn steeds waar een schuin aflopend talu overgaat in een vlak stuk. Dus zowat overal waar de eentonig vlakte onderbroken wordt . Oeverzones en liefst met een mooi diep in het water doorlopende planten zijn ook vaak het proberen waart . Zeker als het water er enkele graden warmer is door de eerste zon . Maar als er al een water is waar je werkelijk de goede stekken moet zoeken dan is het wel een meer . Hoe groter , hoe moeilijker.
Vijvers : Wie heeft er nog nooit gevist ? In deze meestal kunstmatige putten is het grootste deel van de daar zwemmende brasem van het type uitgezet. In sommige zijn er op gerelde tijd nieuwe uitzettingen , vaak jaarlijks van verse kweekvis. In dergelijke omstandigheden kan je moeilijk spreken van een natuurlijke biotoop. Bovendien is het aanbod van natuurlijk voedsel op dergelijke waters vaak niet voldoende om de populatie in stand te houden. Na nieuwe uitzettingen is de brasem vaak overal te vangen , maar je kan er niet omheen dat brasem bepaalde plaatsen prefereert boven andere. Zo zijn op een wedstrijd de topplaatsen vaak vooraf reeds gekend. En er zijn nog enkele andere fenomenen die opvallen bij typische brasemvijvers. 1- In het begin van het seizoen komt de brasem vrij gemakkelijk op de voerplek azen , en is in de beginne niet gestoord door het regelmatig wegvangen van een exemplaar. 2- Later op het seizoen komt de brasem vaak niet meer op het lokaas zelf azen , maar blijft aan de rand hangen. 3- Nog later moet de vis ver over de voerplek gezocht worden , dit tot zelfs enkele meter . 4- En volop tot laat in het seizoen zijn de meeste kapitale vissen vaak ver te zoeken , en dat bedoel ik letterlijk . Een visafstand tot 20 meter uit de oever is dan geen uitzondering wil je nog een echte vloermat vangen.
uitzonderingen bevestigen natuurlijk de regel , maar zo merkte ik meer dan eens op een marathon wedstrijd met een onderbreking op de middag , dat als ik juist voor de middag bijvoederde , na een tiental minuten er volop luchtbelletjes van azende brasem te zien waren op het vers ingeworpen aas . Na de start van de volgende reeks in de namiddag , blijkt de brasem zich bijna onmiddellijk weer terug te trekken. Waarom ?
Rivieren : Ook in grote rivieren kan je goed brasem vangen , en vaak niet de kleinste , integendeel. Goede visstekken zijn hier plaatsen waar de stroming gelijkmatig en gering is . Vaak zijn dat gestuwde delen , bochten en inhammen met een grotere diepte . Gebieden waar slib en modder zich kunen afzetten genieten ook vaak de voorkeur . Hiertoe behoren ook de kribben in grote rivieren.
Meestal dateert de eerste kennismaking met deze vis uit je jeugdjaren en verder gaat het veelal om een bijvangst tijdens het witvissen of karpervissen . Hoewel deze vis algemeen voorkomt , is en blijft het een vis waar je alleen in uitzonderingsgevallen gericht op kunt vissen en dit vaak met erg wisselend succes . Waarom ik deze vis dan toch apart behandel ? Wel omdat het voor mij een van de mooiste en fascinerendste vissen van onze streek is . Daarbij heeft het me een enorme voldoening als ik na een gerichte of toevallige vissessie op zeelt enkele prachtige exemplaren mag aanschouwen . Max lengte / gewicht : Max lengte / gewicht :70cm / 6.9kg kg . NL record 2004 55cm 3.25 kg Noordervaart tussen Weert en Beringen . Vissen boven de 55cm en een gewicht van 3kg zijn reeds zeer grote exemplaren in België en Nederland . In het buitenland worden vaak grotere exemplaren gevangen , en er gaan geruchten dat mede door boilie karpervissers en hun voermethode op grote meren , de zeelten daar steeds groter worden . Leefgebied / Eetgewoontes : Meestal te vinden in de buurt van waterplanten , dicht tegen de bodem . Heeft een voorkeur voor een modderige bodem en zuur water . In het voorjaar zitten ze vaak dicht onder de kant , maar later op het seizoen verplaatsen ze zich naar dieper water . De meeste kans maak je aan zonnige plantenrijke oevers van grote plassen en in kleine sterk begroeide meertjes en sloten . De Zeelt eet bijna alles , voornamelijk slakjes , kreeftachtige , watervlooien , muggenlarven , waterplanten en algen . Hij aast voornamelijk in de vroege ochtend en avond uren , al kan je zeelt ook best overdag vangen . Paaien doet de vis in het voorjaar ( eind mei / juni ) bij watertemperaturen rond de 18°c in ondiep sterk begroeid water . Deze periode kan verschillende weken duren .
Visstekken
Zoals ik al zei houd deze vis zich meestal op in sterk begroeid water . Het is dan ook op die plaatsen waar we hem moeten zoeken . Zelf beperk ik het zeeltvissen tot die plaatsen waar ik tijdens andere vissessies occasioneel zeelt wist te vangen , of ga ik naar plaatsen waarvan gekend is dat er veel zeelt voorkomt . Ga niet meteen op groot water . Poldersloten , meertjes , sierwaters en kleine poelen geven betere resultaten maar hier mag je zelden reuzenvissen verwachten . Buiten dit is het vissen op zeelt echter meestal zeer sterk afhankelijk van het toeval . Enkele voorbeelden : Een visser in Ierland kwam 's avonds bij ons zitten en vertelde dat hij die dag op een ondiep meertje was gaan vissen op brasem , maar in de plaats hiervan 17 zeelten wist te vangen met een totaal gewicht van 28kg . Hoewel hij daar regelmatig viste was dit de eerste keer dat ze zo massaal aanwezig waren . De volgende dag viste hij er dan ook gericht op zeelt met evenveel resultaat . Een ander VB : Zeelt wroet bij het foerageren op zoek naar eten vaak in de bodem . Als de vis dat doet in ondiep water zie je soms de staart boven water komen . Een verschijnsel dat heus niet zo uitzonderlijk is , alleen moet je er wel echt op letten wil je het zien . Ook modderwolken en luchtbellen verraden vaak azende zeelten . Ik besteed dan ook eerst een half uurtje tijd aan het aflopen van de oevers op zoek naar beide laatste verschijnselen voor ik mijn lijn uitwerp . Is dit zonder resultaat , dan kies ik zorgvuldig een plaats op slecht één meter van de begroeiing en vaak maar minder dan 1.50 meter diep . Al leerde de ervaring dat je tot -3 meter nog steeds goed zit .
Het materiaal
Hengels : Een echte zeelthengel bestaat er niet . De meeste hengelaars maken echter kennis met de zeelt tijdens het vissen met de vaste stok , maar voor zeelt van behoorlijke afmetingen , en het is juist over die zeelt dat ik het hier wil hebben , is deze hengel niet geschikt . Een van de beste hengels voor het vissen op zeelt is de matchhengel of een quivertip . In uitzonderingsgevallen kan een ultra lichte karperhengel ook nog dienst doen , maar zelf vind ik deze reeds te zwaar . Mijn favoriete zeelthengel is dan ook een Matchhengel van ongeveer 4 meter , waarmee ik zowel onder de kant als iets verderop kan vissen . De dril van een zeelt komt op dit soort hengel volledig tot zijn recht . Molens / Lijn / Haak : Zoals steeds , een molen met een goede slip . Op zeelt vis je meestal dicht tegen waterplanten aan , en een gehaakte zeelt wilt er gegarandeerd naartoe . Gezien de omstandigheden is een ultra fijne lijn dan ook niet echt aangeraden . Een trekkracht van 3 tot 4 kg is dan ook een redelijk gemiddelde . Als hoofdlijn kies ik voor geweven draad en als onderlijn steeds soepel nylon dat zelfs nog iets dunner mag zijn . Haken maatje 10/12 met een korte steel zijn wat mij betreft perfect . Kleiner hoeft u niet te gaan , en voor groter moeten het dan wel erg forse zeelten zijn . Neem wel een stevige haak want een forse zeelt kan flink tegengas geven , en je wilt tocht een uitgebogen haak en een verspeelde zeelt vermijden . Ander materiaal : Dit is afhankelijk van de viswijze en behandel ik dan ook bij dit onderwerp . Wat ik hier wel wil benadrukken , is dat ik zeeltvissen eerder zie als jagen waarbij ik de oevers afzoek op zoek naar vis en dus niet als een statische visserij . Met als uitzondering het vissen met de feederhengel , of wanneer je zeker weet waar de zeelt zich ophoud . In alle andere gevallen beperk ik mijn materiaal dan ook tot een of twee opgetuigde hengels , een draagtas met klein materiaal / foto toestel / aas en lokaas , een landingsnet en een plooibaar karperstoeltje
Beste periode
Globaal gezien is dit in de eerste plaats een vis van het voor en najaar . Hij is ook in de winter te vangen , maar dat is zo occasioneel dat ik dit als een periode beschouw waarop de zeelt zijn winterslaap houd , en dus voor ons niet interessant is . - Vanaf eind maart begin april stijgt de temperatuur . In deze maanden is het vaak nutteloos vroeg op te staan . De meeste zeeltactiviteit begint net als het water iets warmer word . De namiddag is nu dan ook een van de beste periodes . - Mei / juni . Als het voorjaar enkele mooie zomerdagen telde is de watertemperatuur reeds enkele graden opgelopen . In deze periode kan men gedurende de ganse dag vaak mooie zeelt vangen . - Juli / augustus / begin september . Dit zijn de warmste maanden van het jaar en de meeste zeeltactiviteit is nu beperkt tot de vroege ochtend en de avond . - September / oktober . In deze maanden kan het soms weer de ganse dag goed vissen zijn . Veel is echter afhankelijk van de temperatuur . Het is echter de periode waarin de zeelt vaak erg actieve dagen vertoont , het lijkt wel of ze een voorraad voedsel voor de winter moeten opslaan , wat waarschijnlijk wel zo is . - 'S nachts vissen op zeelt . Sommigen zeggen dat het goed . Mijn eigen ervaring leerde me echter dat na zonsondergang de vangsten niet zo goed waren om er mijn nachtrust voor te laten .
Lokvoer / Voeren
Naargelang de viswijze verschilt ook de manier van voeren . Het spreek vanzelf dat een lokvoer op 50 cm diep water niet hetzelfde kan zijn als het voer dat je gebruikt bij het vissen 20 meter uit de kant . Gebruik ik lokvoer , dan kies ik meestal voor een standaard lokvoer uit de winkel met een wat grovere samenstelling zoals feederlokaas . Hieraan voeg ik dan maïs of/en maden toe . Het voeren met lokvoer beperk ik tot het eenmalig inwerpen van voederballen . Niet overvoeren , want dan wordt de kans op een aanbeet geringer . Is de vis eenmaal aanwezig op de voerplaats dan voer ik indien nodig alleen bij met aas en niet met lokaas om de vis niet te verstoren . 1 . Vis ik met de feeder , dan maak ik een ruimere voerplaats aan . 2 . Kom ik op een onbekend water , en levert observatie niets op , dan leg ik verscheidene kleinere voerplaatsen aan waarin een ruime hoeveelheid van het haakaas aanwezig is . daarbij markeer ik de plaatsen waar ik voederde op de oever zodat ik die achteraf gemakkelijk terug kan vinden . 3 . Een andere keer beperk ik het voederen tot het strooien van wat aas op verschillende plaatsen die mij veelbelovend lijken , meestal niet ver uit de oever en tegen de begroeiing aan . Gewoonlijk is dit dan maïs of maden . Ook nu markeer ik de plaatsen met een merkteken op de oever . 4 . Kan ik de vissen lokaliseren dan beperk ik het voeren tot het strooien van enkele maïskorrels ( of ander haakaas ) met regelmatige tussenpozen rond mijn dobber .
Idem als bij veel vissoorten kan een voersessie vooraf voor prachtige visdagen zorgen . Als ik de tijd heb doe ik dat wel eens . Je hoeft heus niet veel te voeren . Zelf doe ik dit steeds met gezoete maïs uit blik omdat dat het eenvoudigst is . Ik leg nooit een grote voerplek aan , maar werp op een tiental , weeral gemarkeerde plaatsen , een half blikje maïs . Dit doe ik gedurende 3/4 dagen en ga op de daaropvolgende visdag eerst die plaatsen af waar ik activiteit bespeur . Zie ik totaal niets , dan probeer ik iedere plaats uit .
Aas
Een selectief zeeltaas is er niet . Mestpieren , brood , maden ,casters , deeg , maïs , muggenlarven en mini boilies , alles kan . Het spreekt voor zich dat hiermee bijvangsten van witvis meer regel dan uitzondering zijn , maar wie stoort er zich aan als een karper van enkele kg zich vergist in ons aas voor zeelt ? Het is natuurlijk erger als je bijvoorbeeld met muggenlarven vist , en tientallen voorntjes je het vissen op zeelt onmogelijk maken , dan bied groter aas vaak uitkomst . Meestal echter zijn de bijvangsten beperkt door de keuze van de visstek . Daarbij mag je kleiner aas als muggenlarven zeker niet uitsluiten . Bij het op het zicht vissen is het meestal een onovertroffen aas . Blijft resultaat uit dan kom je door wisselen van aas snel achter de voorkeur van die dag . Een combinatie van verschillende aassoorten is vaak erg effectief . Ook met lucht geïnjecteerde wormen worden vaak gebruikt . De beste lengte van de wormen ligt tussen de 7 en 12 cm . Breng eerst de haak in en daarna de lucht . De lucht wordt ingebracht met een injectienaald . Je drukt een halve tot een hele milliliter lucht in de worm . Meestal is dat voldoende ? controleer wel even in het water of hij wel degelijk drijft .
Er bestaan 5 verschillende variëteiten met een eigen schubpatronen , maar allen stammen ze af van dezelfde wilde karper .
De boerenkarper of wilde karper : De oervorm van onze inheemse karper . Ongelukkig genoeg steeds zeldzamer . Hij word vaak verward met de schubkarper , een van de meest voorkomende . Maar de wilde karper is slanker en heeft een rechtere rug . Daarbij is het lichaam cilindervormig . Ze worden ook minder groot en zijn reeds zeldzaam . Meest voorkomend in natuurlijke waters zoals de polderwaters .
De schubkarper : Heeft een volledig schubbenpatroon over het ganse lichaam en is een van de meest voorkomende variëteiten . Er is weinig variatie in het schubbenpatroon waardoor herkenning van een eerder gevangen vis enorm moeilijk is . Schub 22kg & 16.75 kg - Kevin Berghmans
De spiegelkarper : Een gekweekte variant die vele malen sneller groeit en tot de zwaarste karpers behoort . Hij dankt zijn naam aan het schubbenpatroon met alleen hier en daar een paar grote verspreid liggende schubben . Deze schubben kunnen op iedere willekeurige plaats op het lichaam van de vis voorkomen . Een vis die veel uitgezet is in privé-water en nu ook reeds algemeen voorkomt in openbare waters . Door zijn specifiek schubbenpatroon ook gemakkelijk herkenbaar . Spiegel - Kevin Berghmans De leder of naaktkarper : Gelijkt het meest op de spiegelkarper . Bij deze soort beperken de schubben zich tot een klein aantal bij de staartwortel en de rug of soms ontbreken ze bijna volledig . De rijenkarper : Is eigenlijk een spiegelkarper met één rij grote schubben over de zijlijn De graskarper : Dit is een exotische soort , maar in sommige waters uitgezet om te proberen de vegetatie in toom te houden . Wat niet echt een succes genoemd kan worden . Maar ondertussen hebben we er wel een karpersoort bij . Komt trouwens nog steeds slechts sporadisch voor en dit meestal in sierwaters . max gewicht circa 20kg bij 120cm .
Max lengte / gewicht : Max lengte / gewicht :120cm / 35.4 kg . Huidig record schubkarper 35.4 kg Pieter Avonds uit Vosselaar op een niet nader genoemd Belgisch kanaal ( foto 3) . Mijn tot nu toe grootste karper ( foto 1) gevangen aan een marabou jig tijdens het baarzen.
Leefgebied : In de eerste plaats een bodembewoner die echter graag komt zonnen aan het oppervlakte . Bewoond meestal langzaam stromende rivieren en stilstaand water maar komt ook voor in snelstromende rivieren waar hij zich toch meestal ophoud in de kalmere delen . Karpers houden van warm water , en ondiepe plassen en meren met flink wat waterplanten zijn hun natuurlijke habitat . Door uitzetting komen ze nu echter zowat in ieder water voor , maar om zich voort te planten hebben ze nog steeds ondiep warm water en watertemperaturen tot 15-20°c nodig .
Eetgewoontes : Hoewel de karpers groot tot zeer groot kunnen worden bestaat hun natuurlijk voedsel menu uit minivoedsel , zoals muggenlarven , slakjes , mosselen , kleine insecten en alle soorten andere kleine waterdiertjes . Maar ook jonge waterplanten en wier versmaad hij niet . Hij is dus wat wij noemen een alleseter . Om zowel larvenomhulsels of slakkenhuisjes te vermorzelen is hij daarvoor toegerust met keeltanden waarmee hij die behuizingen kan kraken . Hierdoor kan hij ook de hardere boilies aan die wij karpervissers hem presenteren . En om de beginnende karpervissers gerust te stellen : deze keeltanden zijn trouwens volledig ongevaarlijk en snijden niet . Karpers kunnen zeer goed ruiken en proeven . Ze kunnen geur op grotere afstand waarnemen en beschikken over uitstekende smaakpapillen . Een kennis die we dan weer kunnen gebruiken voor het bereiden van aas en lokaas . Karpers foerageren en azen het meest tussen schemering en licht , zowel s' avonds als s' morgen . Alhoewel ze zoals ieder dier nooit de kans laten liggen op iets lekkers als dit voor hun bek komt .
Aasgedrag op jaarbasis : Temperatuur en weertype beïnvloeden in grote mate het aasgedrag . Daarbij bevestigen de uitzonderingen zoals steeds de regel . Veel is ook afhankelijk van het soort viswater . In sierwater of op waters waar het voedselaanbod niet toereikend is kan de karper zelfs het ganse jaar door blijven azen . Omgekeerd kan ook , dan is het in alle gevallen vaak werken om een vis aan de lijn te krijgen . Dus zie onderstaand lijstje dan ook maar alleen als een algemene leidraad . December / Januari / Februari De karpers bevinden zich op diep water , eten weinig of niets en verplaatsen zich zelden . Sommigen graven zich zelfs gedeeltelijk in de modder in om het warmer te hebben . Weinig bemoedigend voor de karpervisser die in deze tijd veel aan het water verblijft om weinig of niets te vangen . Zonnige dagen geven nog de meeste kans op een aanbeet Maart / April De watertemperatuur stijgt langzaam met de eerste zonnige dagen . Ook onze karper wordt actiever . Hoe meer zon hoe vlugger het beter wordt . Voer echter niet te veel , ook nu is de karper nog maar in het begin van zijn activiteit en aast nog altijd sporadisch . Nu komt de karper ook vaak op de middag in ondiepe warmere zones . Mei / Juni Met het zonnige weer komt de karper echt op dreef . Op sommige dagen lijkt het of hij niet genoeg kan krijgen van het nu beschikbare voedsel . Deze maanden worden dan ook aanzien als een van de beste periodes . Dit is ook de paaiperiode en soms zijn ze in die tijd dan weer moeilijk te vangen alhoewel je ze dan vaak ziet en hoort als ze in de oevers rommelen. Kort daarna echter is het of ze alle energie die ze in het paren staken door voedselopname weer moeten aanvullen . Juli / Augustus Ook nu aast de karper volop . De aasperiodes concentreren zich in deze warmere periode echter steeds meer voor en na zonsop en ondergang . Dit zijn dan nu ook de beste tijden . September / oktober De temperatuur van het water begint te zakken en daarmee de karper activiteit . Hij komt kieskeuriger in het selecteren van zijn aas na de vraatperiodes van de afgelopen maanden . Soms lukt het iets beter met een totaal nieuwe flavour. Alhoewel er in die periode soms nog dagen kunnen voorkomen waarop de karpers plots explosief aan het azen slaan alsof zij een reserve willen opdoen voor de winter. November de karpers trekken naar hun winterkwartier en zijn nu bijna of niet meer te vangen buiten een toevalstreffer .
Dressuur : Als we het over azen hebben , dan kunnen we niet voorbij dressuur . Er is reeds veel over geschreven en er zal nog veel over geschreven worden . In hoofdzaak komt het er op neer dat karpers niet dom zijn door ervaring leren . Er zijn twee soorten dressuur , namelijk stekdressuur en aasdressuur . Aasdressuur : Als op een en hetzelfde water het grootste deel van de vissers met hetzelfde aas vissen dan leert de karper dit aas als gevaarlijk herkennen . Zulke situaties komen vaak voor omdat sommige vissers met een bepaald aas veel vangen en dit door talrijke andere vissers nagevolgd wordt . Er worden hierdoor steeds minder karpers gevangen aan dat bepaald aas . Verandering van aas of presentatie kan die barrière doorbreken . Stekdressuur : Dit komt mijn inziens alleen voor bij individuele vissen die op een stek reeds verschillende malen gevangen werden en deze plaats gewoon mijden . Wat niet wil zeggen dat het daarom geen goede stek blijft . De karper kwam daar in de eerste plaats voor het voedselaanbod en dat is er nog steeds . Mijn ervaring is dat het formaat van de vissen op zo'n stel beduidend minder wordt .
Visstekken
Observatie Karper is in de eerste plaats een vis van de oevers . In water dat niet al te diep is zal de karper zijn aanwezigheid vaak zelf verraden . Waar moeten we op letten ?
Bellenblazers ; karper die in de bodem wroet laat daarbij in zachte bodem bellen naar het oppervlakte stijgen . Dat resulteert aan het oppervlakte in een drijvende plakkaat van kleine belletjes , net een schuimtapijt . Als je dit eenmaal zag , vergeet je het uitzicht nooit meer .
zonnebaders ; zeker in de zomer zie je geregeld karper juist onder het oppervlakte . mijn ervaring is dat ze dan vaak moeilijk vangbaar zijn .
Paaiende vis ; je ziet ze in de paaitijd vaak met veel rumoer aan de kant bezig. laat ze op dat moment met rust , het levert meestal alleen lijnzwemmers op en esthetisch is het niet verantwoord . In de schemering zijn ze dan echter wel vaak te vangen in de omgeving .
Bewegingen tussen verspreid staand riet en waterplanten . Karpers die tussen en rond waterplanten op zoek zijn naar voedsel zijn betrekkelijk gemakkelijk te vangen .
Kolken ; Karpers draaien vaak juist onder het oppervlakte en verraden door een grote kolk hun aanwezigheid . Meestal dicht bij de oevers .
Springen ; Op diep en groot water vaak de enige manier om karper te lokaliseren .
En als laatste zijn de inlichtingen van collega vissers vaak erg waardevol . Ook niet karpervissers zien vaak karpers en delen die informatie graag met u .
Beloftevolle stekken Indien je door observatie geen karpers weet te spotten dan zijn er nog altijd de bijna steeds goed voor karper plaatsen .
Het vissen op snoek roept bij veel sportvissers emoties op . Hoewel hij de laatste jaren wat verdrongen is door de snoekbaars , blijft het toch nog steeds de meest tot de verbeelding sprekende roofvis . Het is dan ook de grootste zoetwater roofvis van onze lage landen . Max lengte / gewicht : Max lengte / gewicht :150cm / 25 kg - NL record : 137.5cm/17.25kg . Een + 1 meter snoek wordt bestempeld als groot , en is zeker geen regelmaat , eerder een uitzondering . Leefgebied : Komt voor in bijna alle Europese waters , met uitzondering van zeer snel stromend water . komt ook voor in de brakwaterzone van de Oostzee. Eetgewoontes : Deze vis is een typische roofvis , en dat is duidelijk te merken aan zijn torpedoachtige lichaamsbouw , maar het is allesbehalve een vrij actieve jager . Meestal valt hij zijn prooien aan vanuit een hinderlaag . Alles wat zich dicht genoeg in zijn omgeving waagt , wordt gegrepen met een snelle uitval . Oudere snoeken , die waarschijnlijk aan snelheid ingeboet hebben door hun leeftijd zoeken ook vaak de bodem af naar prooien en kadavers . Jongere snoeken zijn meestal iets actievere jagers . Zij hebben vaak nog geen vaste standplaats veroverd en gaan dus hun voedsel zoeken . Op het menu staan alle vissoorten en kleine waterdieren , en dit zijn vaak niet de kleinste . Hij pakt eenvoudig wat het meest beschikbaar is .Er is geen echt duidelijke trend wanneer de snoek wel of niet jaagt . Het is goed mogelijk hem op ieder moment van de dag te vangen , al zijn zo als steeds de ochtend en avond uren het productiefst . In de koude wintermaanden is hij wel minder actief , maar blijft eten , dan is het overdag vaak beter omdat de temperatuur dan vaak iets hoger ligt en de snoek dan iets actiever wordt .
Visstekken
Je treft snoek zowat overal aan . In kleine waters zijn de mogelijke snoekstekken vaak duidelijk te zien , dat zijn alle plaatsen die een mogelijke schuilplaats of dekking bieden van waaruit de snoek uit een hinderlaag kan aanvallen . In het waterliggende natuurlijke obstakels zoals takken en stenen , als kunstmatig aangebrachte zoals brugpeilers , sluizen , steigers , oeververstevigingen , aanlegpalen , kademuren , enz zijn prima snoekstekken . Verder zijn uitgeholde oevers , oeverbegroeiing , onderwater staande vegetatie en lelievelden een uitstekende schuilplaats . In grote waters en kanalen gaan dezelfde regels op , maar zijn bovenstaande dekkingen niet zo talrijk aanwezig of zichtbaar . Hier speelt de bodemstructuur een grote rol als schuilplaats . Voor ons vissers zijn deze natuurlijk niet zo gemakkelijk te spotten . Soms kan een visvinder hierbij helpen , maar meestal is ondervinding de beste leerschool . Taluuds , onderwater staande vegetatie , afstervende of opschietende lelievelden , diepere putten en onderwater heuveltjes komen hier dan ook als eerste in aanmerking .
Het materiaal
Hengels : Snoekvissen kun je op allerlei manieren , passief en actief , met of zonder dobber , met levend of met kunstaas . Voor al deze viswijzen is er wel een typische hengel , wat niet wil zeggen dat je het een niet met het ander kunt combineren . De hier opvolgende opsomming is dan ook maar een richtlijn . Er is echter geen enkele allround hengel te vinden waarmee men alles kan .
Dobber oever hengel : Met deze hengel bedoel ik dus niet een hengel om vanuit een boot te vissen , maar wel om er de kanten mee af te zoeken . Zeker in onze niet te brede kanalen een ideale hengel . Dit soort hengel gebruiken we alleen in combinatie met een dobber en levende of dode aasvis . Omdat hiermee meestal onderaan , naast, over of boven de oeverversteviging en vegetatie gevist wordt , moet je beschikken over een redelijke lengte . van 4 / 5 meter . Met deze hengel hoeft zelden ver geworpen te worden . Voor deze hengel verkies ik hier een parabolische actie . De huidige moderne uitschuifbare hengels zijn hiervoor ideaal .
Dobber boot hengel : Hier hoeven we natuurlijk niet ver te werpen . Daarbij is in een boot een kortere hengel comfortabeler . We kiezen dan ook voor een langere , soepele karperhengel . Werpgewicht rond de 200gr .
Statisch met bodemlood : Voor deze manier van vissen kunnen verschillende hengels dienst doen , en dan denk ik hierbij in de eerste plaats aan alle lichte karperhengels . Het aas moet vaak over een redelijke afstand geworpen worden , en dan is een halfparabolische actieeen voordeel . Het aas wordt redelijk zacht geworpen , en de hengel heeft nog genoeg pit om de haak over een grote afstand te zetten . Werpgewicht tot 300 gram .
Sleephengel : Ook hier gebruiken we meestal een karperhengel . De zwaarte van de hengel is dan afhankelijk van wat er gesleept wordt . Groot dood aas en grote pluggen vragen immers een krachtiger hengel dan een kleine slanke plug . Het is immers ook niet de bedoeling dat de hengel reeds tot in het handvat gebogen staat alleen door het slepen van een plug . Voor extra groot aas maak ik zelfs gebruik van een Ultra lichte , zeeboothengel +- 2.7 meter . 10-12 lbs .
Kunstaashengels : Hier is veel afhankelijk van het soort kunstaas , en deze hengels zijn dan ook volledig beschreven in het hoofdstuk "Kunstaas"
Molens : Een lichte molen waarop 100 meter draad kan is voor alle snoek voldoende . Vist u statisch , dan is een molen met baitrunner te overwegen . Verder natuurlijk een goed werkende slip .
De lijn : Nylon komt steeds meer in de verdrukking . Bij geweven lijn is de verhouding lijndikte / trekkracht immers beduidend groter . lijndikte is weer afhankelijk van welke soort , maar een trekkracht van 4-5 kg is meestal voldoende . Verwacht je slechts vissen tot 3/4 kg dan mag het zelfs minder . Hoe dunner hoe meer kans , al is de kans dan ook reëel dat je problemen krijgt als er onverhoopt toch een kanjer aanbijt . Over de kleur van de lijn heeft iedereen zowat zijn mening ,mijn mening is dat de lijn liefst zo weinig mogelijk moet opvallen . Fluokleuren zijn dan ook niet aan mij besteed , ook al zie je de lijn beter bij het binnenvissen . Dat doet de vis immers ook . Diversen : Landingsnet : Vissen vanaf de kant , en zeker in kanalen met een vrij hoge oever , is een landingsnet met een lange steel een noodzaak . Daarbij moet het net zelf ruim genoeg zijn voor een flinke snoek . Wat al vlug op een breedte van 70cm komt . Vanuit een boot is een lange steel natuurlijk overbodig , en zelfs ongemakkelijk . Hier kun je trouwens perfect met de hand landen als je dit wilt . Schoudertas : Door het actief vissen verplaatsen wij ons geregeld . Hierin kunnen dan ook alle extra spullen . Zowel hengelspullen als regenkledij en dergelijke . Laad de tas echter niet te zwaar , je moet ze immers de gehele tijd dragen . Vis je statisch of vanuit een boot dan is dit geen belemmering , en mag het al iets meer zijn . Visakertje : Vis je met levend aas , dan is een klein keteltje met uitneembare geperforeerde binnenkant het praktisch . De uitneembare geperforeerde binnenbox heeft je de kans regelmatig het water te verversen , of je kan deze langs de oever in het water plaatsen . Maak het dan wel aan de oever vast . Voor de bootvisser bestaan er speciale visakkers die je buiten boord hangt . Klein materiaal :
Dobbers : dit kunnen zowel peer of sigaarvormige dobbers , met of zonder loodverzwaring zijn . Voor het ondiep vissen tot 2.5 meter gebruik ik een vaste dobber . Bij het bodemvissen , of op dieper water neem ik uit noodzaak een schuifdobber . Om gebruik te maken van de wind kies je voor een zeildobber .
Staaldraad : Vissen op snoek kan niet zonder stalen onderlijn . Je hebt de keuze uit verschillende soorten waaronder gecoat of ongecoat . Men zegt dat ongecoate onderlijnen de snoek meer schade toebrengen , maar zelf heb ik dat nog niet ondervonden . Wel is het zo dat ongecoate stalen onderlijnen op sommige waters verboden zijn , dus hou hier rekening mee . De meeste van deze staaldraad heeft ook te lijden van knikken tijdens het vissen , waardoor regelmatig vernieuwen noodzakelijk is . Er zijn ook onderlijnen van titanium met als voordelen , een hoge trekkracht bij een geringe diameter , slijtvast en geen rek. Komt ook steeds in zijn oorspronkelijke vorm , om het even in welke hoek de snoek de onderlijn ook buigt . Nadeel : je moet goed oppassen welke sleeves je gebruikt . Drennan , berkley en Spro sleeves schuiven na een tijdje over de gladde lijn . Momenteel gebruik ik een onbekend merk , en dit werkt voorbeeldig . Nu te verkrijgen in 30lb , 50lb en 70lb .
Wartels : met of zonder speld . Gebruik steeds de beste kwaliteit . Enkele cent minder kan je de snoek van je leven kosten .
Lood : zowel bodemlood als schuiflood voor de dobber .
Onthaak materiaal : Een goede bektang met zo lang mogelijke bekken en verder een knijptang . Beksperwers zijn ondingen , die gooi je beter in de vuilnisemmer . Wat ik wel nog steeds bij heb is een stukje rubberdarm dat precies over mijn duim past . Dit laat me toe , wanneer nodig , de snoek toch in de bek vast te houden als onthaken niet op de gewone manier lukt .
Haken : zowel dreggen , fleurhaken , als enkele haken in verschillende afmetingen
Zwaar diepte lood , die ook een vaste dobber onderwater krijgt .
Kunstaas , voor de benodigdheden kun je terecht in het hoofdstuk " Kunstaasvissen " .
Andere klein materiaal dat het vissen aangenamer kan maken zoals : stuitjes , lijngeleiders , kraaltjes , enz....
1-sigaarvormige snoekdobbers , meestal gebruikt voor doodaas . 2-zeildobber , sleepdobber en gewone snoekdobber . 3-gecoate stalen onderlijn 4-titanium onderlijn
Aas
Gebruikelijkst is een niet te kleine aasvis . Meestal een voorn . Een snoek kan echter beduidend grotere prooivissen aan . We hoeven dan ook niet bang te zijn om groter aas uit te proberen . Vis ik met levend aas , dan hou ik me bijna altijd aan de meest voorkomende maat van aasvis op dat moment in het water waar ik vis . Meestal is dat voorn van om en bij de 12 cm . Vis ik op de bodem of slepend vanuit de boot , dan is gebruik ik vaak een aasvis tot 20cm , ook meestal een voorn . Idem voor het bodemvissen , maar hier gebruik ik geregeld grotere andere aassoorten , tot zelfs hele makreel . Een goede regel voor het aas is : Groot water , groot aas . Wil je gericht op grote snoek vissen , doe dat dan ook niet met een voorntje van 8 cm , maar gebruik een aasvis die voor een grote snoek nog een behoorlijke maaltijd betekend , en geen snak . Over het gebruik van andere vissoorten zoals kleine karpertje , rode visjes , blei of kleine brasem , kan ik alleen zeggen dat het voor mezelf alleen minder vis betekende . Uiterst zelden wist ik hiermee een snoek te vangen , hoewel ik het nu en dan wel uitprobeerde . Het bevestigen van de aasvis kan op verschillende manieren , zie hiervoor "roofvismontages"
18.7 kg - 116cm - Australië - Danube rivier - 1990 - F. Kraus
Leefgebied / gedrag
Tegenwoordig is de snoekbaars de populairste en meest beviste roofvis . Vroeger was snoekbaars een zeldzame verschijning maar nu is hij in bijna alle waters te vinden , dit ten nadele van het snoekbestand . Voor de vangst van je eerste snoekbaars heb je niet veel nodig buiten wat optimisme , en ook dat maakt hem populair . Max lengte / gewicht : 125 cm /15kg. In de recordlijsten zie je echter zelden een snoekbaars van een meter, maar ze zijn er wel . Een lengte van 80cm is reeds een zeer mooie vis , en bij 90cm spreken we over een vis die je niet ieder jaar vangt . In onze regio groeit de snoekbaars vrij snel , een lengte van 40cm wordt al na 3 kaar bereikt . Leefgebied : Vroeger was snoekbaars een zeldzame verschijning maar nu is hij in bijna alle waters te vinden , dit ten nadele van het snoekbestand . Hij vermijdt over het algemeen fel begroeide plaatsen en is eerder een jager in open water . Meestal is hij overdag te vinden bij de bodem , op diepere plaatsen , in troebel water , en op plaatsen waar de bodemstructuur grillig is . Door zijn lichtgevoelige ogen mijdt hij het daglicht en felle zon . Hij is dan ook nooit te vinden in ondiepe delen bij felle zon . In de wintermaanden , als de zon veel van haar kracht verloren heeft , of bij overtrokken en slecht weer , is hij dan soms wel weer overdag in ondiepe delen te vinden . Eetgewoontes : Een volwassen snoekbaars eet alle in een water voorkomende vissoorten . Heeft hij genoeg voedselaanbod dan is hij kieskeuriger , en jaagt hij op die soorten die zijn voorkeur wegdragen . Meestal is dit voorn tot 15 cm . Op andere plaatsen in bv Nederland , is dit spiering . Hoewel hij meestal op kleine vis jaagt , kan hij prooien tot 30% van zijn eigen gewicht aan . De snoekbaars is bij voorkeur actief in de vroege ochtend en avond . Op deze tijdstippen verlaat hij vaak de diepte en jaagt hij in de ondiepe delen .
Visstekken
Wat is nu een goeie snoekbaarsstek ? Heel veel vissers onderschatten juist dit uiterst belangrijk punt . Iemand die niet in staat is een goede stek te vinden zal zelden succesvol vissen . Zeker bij onze vriend de snoekbaars is dit nog meer dan bij andere vissoorten het geval .
Goede snoekbaarsstekken :
Alle plaatsen met bodemobstakels . Hiermee bedoel ik iedere plaats op de bodem met een of andere afwijkende structuur ; takken , zoetwater mosselvelden , plantengroei , stenen ,of zelfs in het water geworpen fietsen . Aangezien van dergelijke bodemobstakels aan het oppervlakte niets te zien is , zijn we aangewezen op onze eigen ervaring of deze van andere vissers om deze te vinden . Vanuit een boot en met gebruik van een visvinder , zijn deze plaatsen gemakkelijker te lokaliseren , waarbij we trouwens de aanwezigheid van vis kunnen opmerken .
Beter te lokaliseren zijn alle door de mens aangebrachte zichtbare obstakels . Dit zijn ; bruggen , sluizen , steigers , oeververstevigingen , aanlegpalen , kademuren , enz.
Het bodemprofiel . Dit is het moeilijkst te lokaliseren zonder visvinder , maar hier zijn wel de stekken waar we het meest aandacht aan besteden . Snoekbaars verblijft immers graag op de overgang van ondiep naar diep water . Dat kan zowel de vaargeul , een zwaaikom , onderaan een oeverversteviging , of een diepe put zijn .
Stekken lokaliseren De gemakkelijkste manier en effectiefste manier is de kunst afkijken van anderen . Waar anderen vangen kan het niet slecht zijn . Zo kun je op enkele uurtjes langs het water , pratend met andere vissers meer te weten komen dan met jaren ondervinding . De meeste vissers , waartoe ik ook mezelf reken , zijn maar wat trots om u tijdens een babbel te vertellen waar ze die snoekbaars zopas wisten te vangen , of waar ze de afgelopen tijd goed wisten te vangen . Aan u om het te vragen . De grote en het gewicht zijn daarbij van weinig belang , maar wel de manier waarop er gevist is , slepend , met een dobber , hoe diep , boven op grond , met welk aas , op welke uren , dat zijn de belangrijkste factoren . Andere stekken zijn dan weer algemeen bekend en de hengelsportzaak in de buurt kan u vaak reeds enkele mooie stekken aanwijzen . Vaak zijn ze ook op de hoogte waar er op dit moment goed gevangen wordt en waarmee .Sommige stekken daarentegen zijn dan weer goed zichtbaar , of we kunnen veronderstellen waar ze zijn . Je weet steeds waar de vaargeul zich moet bevinden , of waar de oever plots overgaat naar de diepte . De exacte locatie is alleen een kwestie van peilen . Een andere manier is met de visvinder . Dit kan echter meestal alleen vanuit een boot , maar is wel de perfecte manier om een water in kaart te brengen . Hiervoor verwijs ik je graag naar het hoofdstuk over de "visvinder" waar dit uitgebreid aan bod komt .
Materiaal
Hengels : Snoekbaarsvissen kun je op allerlei manieren , passief en actief , met of zonder dobber , met levend of met kunstaas . Voor al deze viswijzen is er wel een typische hengel , wat niet wil zeggen dat je het een niet met het ander kunt combineren . De hier opvolgende opsomming is dan ook maar een richtlijn . Er is echter geen enkele allround hengel te vinden waarmee men alles kan .
Dobberhengel : ideale lengte ; rond de 3,5 meter voor vaste dobbers en rond de 2.7 meter voor schuifdobbers . Waarschijnlijk de meest gebruikte snoekbaarshengel . Bij een dobberhengel ligt de nadruk op een zachte actie . Je begint de ruggengraat pas te voelen als hij tot ver in het handvat gebogen staat . Een voordeel hiervan is dat je zelden een aasvisje bij de inworp kwijtraakt . Bij de aanslag moet de hengel echter wel fel naar achter doorgetrokken worden om de haak goed te zetten . Deze hengel kan men nog kiezen in een zware en lichte uitvoering . De lichte uitvoering wordt meest gebruikt voor kleine aasvisjes , terwijl de zwaardere uitvoering eerder gebruikt wordt voor grote aasvissen of dood aas . Zelf gebruik ik hiervoor meestal een van mijn matchhengel . Deze hengel zorgt wel voor veel spektakel aan de waterkant . Zelfs een snoekbaars van amper 50 cm trekt de hengel krom tot in het handvat en drillen moet dan ook met de meeste omzichtigheid gebeuren . Gelukkig kom snoekbaars zelden voor in fel begroeide delen , en heb ik de ruimte voor de dril
Op de stoot hengel : Hiermee bedoel ik een hengel waarmee je het aas continu uitgooit en weer binnensleept . De hengel moet om die reden zo licht mogelijk zijn , met een lengte van ongeveer 2.7 m . Hij mag ook niet te strak zijn wil je niet bij iedere worp je aasvisje of visfladdertje verspelen . Toch moet het mogelijk zijn om iedere oneffenheid , talud , of obstakel te voelen tijdens het binnenvissen . Deze eigenschappen vind je in de huidige carbongeneratie . Zelf heb ik hiervoor nog een hengel van de oude generatie , namelijk een Hardy Benelux . Deze hengel met een lengte van 2.45 meter is speciaal gemaakt voor het werpen met kleine vis of visfladdertje . Hij is zo soepel dat het niet mogelijk is er bij de minste beet mee aan te slaan , hij heeft je integendeel de kans om het miste stootje op de aasvis te zien waarna je onmiddellijk lijn kunt geven . Een vaak uiterst succesvolle , maar moeilijke hengel . Voor het meer gewone werk neem ik een van mijn plughengels .
Oever sleephengel : Met deze hengel bedoel ik dus niet een hengel om vanuit een boot te slepen , maar wel om er de kanten mee af te zoeken . Zeker in onze niet te brede kanalen een ideale hengel . Meestal kun je deze ook nog gebruiken als lichte snoekhengel . Dit soort hengel gebruiken we alleen in combinatie met een dobber en levende of dode aasvis . Omdat hiermee meestal onderaan , naast of boven de oeverversteviging gevist wordt , moet je beschikken over een redelijke lengte . van 4.5 / 5 meter .
Statisch met bodemlood : Voor deze manier van vissen kunnen verschillende hengels dienst doen , en dan denk ik hierbij aan alle lichte karperhengels .
Kunstaashengels : Hier is veel afhankelijk van het soort kunstaas , en deze hengels zijn dan ook volledig beschreven in het hoofdstuk "Kunstaas"
Molens : Een lichte molen waarop max. 100 meter draad kan is voor alle snoekbaars voldoende . Vist u statisch , dan is een molen met baitrunner te overwegen . Verder natuurlijk een goed werkende slip . De lijn : Ook hier weer nylon of geweven lijn . Zelf ben ik voorstander van geweven lijn omdat deze geen rek bezit en het contact met het aas en de vis veel directer is . Toch heeft ook Nylon zijn voordeel bij het snoekbaarzen . Het is immers beduidend minder zichtbaar dan geweven lijn . Dit probleem kun je echter oplossen door het gebruik van een onderlijn uit nylon of fluocarbon . De lijndikte is weer afhankelijk van welke soort , maar een trekkracht van 4-5 kg is meestal voldoende . Verwacht je slechts vissen tot 3/4 kg dan mag het zelfs minder . Hoe dunner hoe meer kans , al is de kans dan ook reëel dat je problemen krijgt als er onverhoopt toch een kanjer aanbijt . Over de kleur van de lijn heeft iedereen zowat zijn mening ,mijn mening is dat de lijn liefst zo weinig mogelijk moet opvallen . Fluokleuren zijn dan ook niet aan mij besteed , ook al zie je de lijn beter bij het binnenvissen . Dat doet de vis immers ook .
Diversen
Landingsnet : Vissen vanaf de kant , en zeker in kanalen met een vrij hoge oever , is een landingsnet met een lange steel een noodzaak . Daarbij moet het net zelf ruim genoeg zijn voor een flinke snoekbaars . Wat al vlug op een breedte van 70cm komt . Vanuit een boot is een lange steel natuurlijk overbodig , en zelfs ongemakkelijk . Hier kun je trouwens perfect met de hand landen als je dit wilt . Schoudertas : Door het actief vissen verplaatsen wij ons geregeld . Hierin kunnen dan ook alle extra spullen . Zowel hengelspullen als regenkledij en dergelijke . Laad de tas echter niet te zwaar , je moet ze immers de gehele tijd dragen . Vis je statisch of vanuit een boot dan is dit geen belemmering , en mag het al iets meer zijn . Visakertje : Vis je met levend aas , dan is een klein keteltje met uitneembare geperforeerde binnenkant het praktisch . De uitneembare geperforeerde binnenbox heeft je de kans regelmatig het water te verversen , of je kan deze langs de oever in het water plaatsen . Maak het dan wel aan de oever vast . Klein materiaal : Dobbers , haken , onthaak materiaal , lood , onderlijnen , wartels , stuitjes en andere klein materiaal dat in bepaalde gevallen gemakkelijk kan zijn . .
Snoekbaarsregels
Snoekbaarzen hebben een voorliefde voor troebel , voedselrijke wateren .
Gedurende de zomer azen snoekbaarzen het meest 's avonds en 's nachts.
In de koude jaargetijden is de middag vaak beter .
Snoekbaars is op kanalen en rivieren makkelijker te lokaliseren en te vangen dan op grote meren en vijvers .
Ze zijn liefhebbers van afwisselend weer met wisselend licht .
In de winter vind je ze op de diepste plaatsen .
In de zomer vind je ze vaak op juist heel ondiep water .
Met grotere aassoorten vang je grotere , maar ook minder snoekbaars.
Kleinere , maar meer snoekbaars vang je met klein kunstaas .
Ze zitten meestal in scholen , dus vang je er een , dan volgen er vaak meerdere op dezelfde plaats
Langzaam vissen met variaties vangt meestal beter dan vlug .
Actief vissen levert altijd meer snoekbaars op dan statisch vissen op dezelfde plaats .
De snoekbaars opzoeken is de boodschap . Krijg je binnen de 20 minuten geen aanbeet op je stek dan probeer je het elders .
Voor grote snoekbaars mag het iets meer zijn , iets zwaardere uitrusting , maar belangrijker ; iets groter aas .
Voor grote snoekbaars moet je op groot water zoeken . Alleen daar kun je gericht de grote jongens belagen . Meren , grote rivieren en stuwmeren .
Beste tijd : direct na de paaitijd begin tot halfweg juni afhankelijk van het weer . Dan moet de snoekbaars zijn reserves weer opbouwen .
De laatste jaren is de belangstelling voor deze vis enorm toegenomen . En dit omdat je ze nu namelijk ook goed kunt vangen in Frankrijk , Spanje , en Italië . Hierdoor hoef je geen grote reizen of dure expedities meer te maken , en komt het binnen ieders bereik . Wat niet wil zeggen dat je er niet de nodige moeite moet voor doen . Zomaar even een weekend naar Spanje vliegen en denken dat het je wel zal lukken is nog steeds dromen . Ook het vangen van deze reuzenvis is niet voor iedereen weggelegd . Maar met wat goede voorbereiding en wat geluk moet het zeker lukken . Meerval is niet zomaar een vis , het is de grootste vis in Europa . Het heeft dan ook veel voldoening als je als visser voor het eerst een van deze reuzen kunt vangen . Hou daar dan ook rekening mee , en behandel de vis op een verantwoorde manier en bescherm zo u sport voor latere generaties . Max lengte / gewicht : Max 500cm / 306kg . Net als bij veel andere vissoorten komen er kleurvariaties voor . En meerval is meestal donker maar kunnen ook licht van kleur zijn . Leefgebied / gedrag : zoetwater , brakwater - tot -30 meter . Midden en Oost Europa tot ver in Azië . Het natuurlijke verspreidingsgebied is sterk verschoven en dit gedeeltelijk door uitzettingen . De zuurstofbehoefte van de meerval is niet erg hoog en is te vergelijken met karper . Een hoog hemoglobinegehalte in het bloed maakt het mogelijk van de geringste hoeveelheden zuurstof in het water te benutten . Samen met een goed ontwikkeld huidademhalingsysteem draagt dit bij aan de overlevingskansen onder ongunstige omstandigheden . De vis beschikt ook over geavanceerde reuk en smaaksensoren die samen met het zijlijnorgaan een grote rol spelen bij het lokaliseren van prooi . De ogen zijn geschikt om zowel in licht als donker te jagen . De activiteit van de meerval word sterk beïnvloed door luchtdrukschommelingen en temperatuurswijzigingen . Paaien doet de vis in de zomer bij temperaturen boven de 18°c . Komt hoofdzakelijk voor in grote rivieren , meren en stuwmeren , occasioneel in brak water. Eetgewoontes : Stijgt de watertemperatuur dan wordt de meerval actiever en stijgt bijgevolg zijn voedselopname . In de zomer eet de meerval het meest . Ze zijn ook uiterst vraatzuchtig net voor en na de paaiperiode . Daarbij is deze vis het meest actief bij schemer en nacht , waarbij hij jaagt op een grote variatie van prooidieren . Een volwassen meerval is trouw aan zijn standplaats en jaagt in de buurt hiervan . Tijdens onweersbuien , en als het water hierdoor vertroebeld verlaat de meerval graag zijn oorspronkelijk jachtgebied en gaat vaker verder op strooptocht . Ook bij overstromingen gebeurd het vaak dat meervallen hiervan gebruik maken om in het nieuwe gebied te jagen . Als de meerval goed los is , kun je er vaak meerdere tot veel vangen . Het komt echter ook voor dat je weken moet ploeteren voor een aanbeet . Het is dus wel een visserij waarbij je soms wat moet doorzetten en niet opgeven .
Visstekken
De algemene regel is : Overdag de diepere gedeeltes van de rivier en bij nacht vooral de ondiepere platen en oevers , ook rietkragen en onder overhangende bomen . Andere regels zijn : Bij een dalende of normale waterstand blijft de meerval in zijn jachtgebied . Dit zijn de diepe , langzaam stromende tot stilstaande watergedeelten . Vaak ook in het mondingsgebied van kleine zijriviertjes . Bij een dergelijke waterstand kan op alle dieptes , op de bodem tot net onder het oppervlakte gevist worden . Bij een weersverandering / onweer en de daarbij horende licht verhoogde waterstand zoekt hij vaak de ondiepere en snelstromende watergebieden af . Bij overstroming kan het zelfs nuttig zijn tegen de overstroomde oevers aan te vissen . In deze periode versmaad hij zelfs geen landdiertjes zoals Wormen , kikkers en muizen . Grote meren , en daarbij denken we vooral aan de stuwmeren zijn relatief nieuwe gebieden en geen natuurlijk milieu van de meerval . Toch hebben ze het hier blijkbaar echt naar hun zin en zijn het momenteel een van de drukst beviste meervalstekken . Aan de meeste stuwmeren zijn de topstekken reeds een open boek geworden , dus even informeren en je hebt zo een stek gevonden . Wat natuurlijk niet wil zeggen dat je met wat observatie en vaak met gebruik van een visvinder geen nieuwe ongekende topstek kunt ontdekken .