Ach, wat een arme poezels zijn het toch. Zo onwaarschijnlijk hongerig dat zelfs een lege smosverpakking eraan moet geloven. Niks viel er volgens mij nog van te halen, maar toch zijn ze er een hele tijd intensief mee bezig geweest. Het feit dat het zakje zo leuk ritselde speelde misschien ook wel een beetje mee. In elk geval hebben ze de verfrommelde verpakking helemaal terug open geprutst, en er zal geen vierkante millimeter aan hun gretige tongetjes ontsnapt zijn. Waarnaar dat kan gesmaakt hebben, Joost mag het weten. Maar ze waren er zo te zien behoorlijk gelukkig mee. Ach, die twee, ze zien er meestal wel bijzonder tevreden uit. Alleen zijn ze wel erg geïnteresseerd in eten of al wat daar maar een beetje op zou kunnen lijken. Sir William is ondertussen een flink uit de kluiten gewassen jongeman, ik schat dat hij tegen de zes kg weegt, maar hij is gestroomlijnd. Wel weegt hij naar beneden, hij lijkt uit zwaarder materiaal te zijn opgetrokken dan La Belle Helène. Die lijkt niets te wegen als het uitzonderlijk lukt haar eventjes op te pakken. Oh nee, ze is daar geen fan van, vrijheid blijheid, laat me gerust is haar devies. Terwijl Sir William ondertussen geniet van even op de arm zitten, hij nestelt zich, legt zijn hoofd zo dat ik er goed aankan om te strelen en onder zijn kin te krieuwelen. Helena wordt ook graag gestreeld, maar op haar voorwaarden, zij bepaalt wanneer ze naast mij komt liggen in de zetel, of in bed, en dan mag er gestreeld worden, maar pakken, neenee, dat vindt ze niet leuk. Maar dat kleine pluimgewichtje heeft wel een buikje. Superschattig is het, en ik vermoed dat ze dat nog wel kwijt zal geraken, gezien haar vele woeste gespring en gespeel, en haar uitstapjes in onze en andere tuinen. Maar voorlopig ziet ze er daardoor nog een beetje peuterpoesachtig uit, en dat mag gerust nog even zo blijven.
Soms gaat het leven rustig zijn gangetje, ook voor vierpotige kattebeesten,
en soms volgen de gebeurtenissen elkaar in hoog tempo op. Terwijl ik over
mijn twee schobbejakjes aan het berichten was, bleek één van hen alweer in een
avontuur verwikkeld te zijn.
Zowat anderhalf uur na het versturen van mijn vorige bericht ging de bel.
Eén van de buurjongens stond voor de deur, om te melden dat er iets zwart-wits
in het magazijn was verzeild geraakt, en of dat misschien bij mij hoorde?
De buurjongens zijn, jammer genoeg, aan het verhuizen. Na drie jaar
studentikoos gediscussieer in mijn achtertuin zal ik het nu een tijdje met een
leegstaand buurhuis moeten stellen, en daarna vermoedelijk met jaren
verbouwingswerken. Tenzij ik de lotto win, dan maak ik er mijn Heksenhuis van,
met een studio om muziek in te repeteren, en een zaal die kan gebruikt worden
voor yoga en dergelijke. Maar goed, even terug naar het hier en nu. Het
huis staat er voorlopig nog. Het is een merkwaardig geval. De garage, die ik
enkel als opslagruimte heb weten gebruikt worden, loopt door tot achteraan
de tuin, en gaat daar over in een gebouw met nog twee verdiepingen bovenop het
gelijkvloers. De "tuin" is dus helemaal volgebouwd, en daardoor is er enkel een
dakterras, dat zich op dezelfde hoogte bevindt als mijn bureau. En ergens
in die uitgestrekte ruimten bevond zich klaarblijkelijk de weledelgeboren Sir
William.
Mijn jonge buurman kwetterde honderduit, en ik vreesde dat ik hem ging
moeten vragen mij even alleen te laten, want poezen die hun weg kwijt zijn, zijn
doorgaans behoorlijk stressy. Het verbaasde mij dan ook niet dat ik op
mijn eerste geroep geen antwoord kreeg.
Maar na mijn derde roep antwoordde hij wel, en toen bleef hij consequent
antwoorden. Zijn stemmetje klonk behoorlijk opgejaagd, maar blijkbaar was
hij toch content met mijn aanwezigheid. Hij zat hoog. En ik had geen
zin in een achtervolging over drie verdiepingen. Ik overwoog de opties,
terwijl ik de "converstatie" met Sir William gaande hield.
Bruuske bewegingen zijn uit den boze, lawaai ook, dus ik wilde echt dat ik
buurmans spraakwaterval even kon doen stoppen, maar wilde niet onbeleefd
zijn. Dus negeerde ik zijn gebabbel zoveel mogelijk en ging de trap naar
de eerste verdieping op tot ongeveer halverwege. Van daaruit bleef ik Sir
William roepen, die zich heel snel liet zien. Zijn pupillen groot van
angst en opwinding, maar hij bleef dichtbij, hoewel ik hem aanvankelijk nog niet
kon aanraken. Ik stond dus midden op een trap, op een smalle oude trede,
en Sir William zat aan de andere kant van het trapgat, aan de kant waar de trap
naar een volgende verdieping vertrok. Als ik hoger ging, verwijderde ik de
afstand tussen ons, en rondgaan tot waar hij zat zou mij te veel tijd kosten,
als hij van mijn bewegingen zou schrikken zou hij in no time één of twee
verdiepingen hoger kunnen zitten, en dan was het einde helemaal zoek.
Terwijl ik dat allemaal aan het bedenken was gebeurde dat ene waar ik niet op
had durven hopen: Sir William zette een stap dichter naar mij, en hield zijn
kopje in een vraag naar aaitjes. Ik kon, met ver uitgestoken arm, net aan
zijn hoofdje, en krieuwelde over zijn bol. Hij kwam nog ietsje dichter, en
toen bespeurde ik een mogelijkheid. Ik moest het wel meteen de eerste keer
juist doen, want ik zou waarschijnlijk slechts één kans krijgen, maar als ik het
goed deed en hij stribbelde niet te hard tegen, dan kon in hem bij zijn nekvel
grabbelen en van de rand van het trapgat heffen. Ik moest hem wel stevig
bij zijn nekvel kunnen pakken, zeker zijn dat ik hem niet zou lossen in de meter
die mijn hand, met zijn toch niet minne gewicht daaraan, in het ijle moest
overbruggen alvorens ik hem tegen mij aan zou kunnen vlijen en met beide armen
ondersteunen. Ik kon mij niet verplaatsen, mijn voeten moesten ter plekke
blijven, want af een trap donderen beschouwde ik niet als een valabele
optie. En ik had Sir William nog nooit enkel bij zijn nekvel
opgehoffen, want hij was al een uit de kluiten gewassen jongeling toen hij
bij mij is ingetrokken. Ik hoopte maar dat ik hem geen pijn zou doen, dat
zijn nekvel het zou houden. Al strelend tastte ik zijn nek af, tot ik de
goeie plek had gevonden, ik pakte zoveel vel als maar kon in één hand, en daar
ging hij. Spartelen deed hij niet, reclameren ook niet, alleen poogde hij
zich nog met zijn achterpoten tegen te houden. Maar het lukte om die los
te krijgen, en daar zweefde hij, en na enkele bange ogenblikken kon ik hem met
mijn lichaam ondersteunen en hem dan fatsoenlijk in mijn armen leggen. Ik zette
mij al schrap want ik verwachtte verwoed gespartel. Maar hij was super
tevreden en bleef tegen mij aan liggen. Geen gespartel, geen geklaag, geen
geluid. Hij lag tegen mij aan, en ik wandelde met hem de trap af, naar de
nog immer pratende buurman. Het kon Sir William niet deren, hij bleef
gewoon tegen mij aanliggen. Wat een vertrouwen heeft dat poezejongetje in
mij, ik kan het bij wijlen echt niet vatten. We liepen heel dat magazijn
terug door, de straat op, ik liet de buurman mijn deur opendoen, en toen stond
ik in de gang, met Sir William nog steeds op mijn arm. Hij maakte geen
enkele aanstalten om op de grond te springen, hij bleef gewoon liggen, en zo heb
ik nog even in de gang met de buurman staan praten. Toen de deur dicht was
heb ik hem neergezet, en dat was OK, maar achteraf bedacht ik dat ik hem vast
nog even had kunnen koesteren.
Daar is de fluweelzachte Helena, zachter dan het doorsnee pluchen beest, ze
lijkt soms wel een knuffeltje, met haar kraaloogjes. En ze is echt van puur
fluweel, super de luxe kwaliteit, onwaarschijnlijk zacht. Ook haar
maniertjes zijn best zacht, als ze mij een tikje geeft is dat een fluweelzacht
tikje, uiteraard met ingetrokken nageltjes, eigenlijk lijkt het meer een
streeltje. Maar haar blik vertelt dat het dat niet is.
Ze ligt mooi te wezen in allerlei nonchalante houdingen, en halleluja, ik
mag haar tegenwoordig strelen, ook als ze in de zetel ligt, of op haar
kattentroon. Ze gaat niet meer op de loop, er is een begin van vertrouwen.
Nog niet zoals dat ondertussen bij Sir William is, maar het gaat zeker de goede
richting uit.
Ondertussen hangt ze nog regelmatig de Ninja uit, met ongelooflijk snelle
en accurate bewegingen, geruisloos, supersonisch. En daarnaast smasht ze af en
toe iets tegen de vlakte dat dan in gruzelementen verspreid ligt. Misschien doet
ze het wel opzettelijk, want het laatste stuk dat sneuvelde was heel ambigue.
Het was een stenen kattenmasker, wat kitscherig, maar gekregen van collega's
toen ik van werk veranderde, dus je doet dat dan niet weg. Tot het aan diggelen
ligt.
Echt veilig ben ik alleen maar als ik in bed lig, weggestopt onder een
nepdons. Dan komt ze af, vraagt ze om aandacht en aaitjes, en spint ze dat
het een lieve lust is. Als ik rondloop, of zit, houdt ze toch nog wat
afstand, en af en toe reageert ze nog erg schrikkerig op mijn bewegingen.
Sir William daarentegen vertrouwt mij zo volledig dat hij geruisloos naast
mijn benen komt staan, en dat leidt al eens tot een accidentje. Onlangs
trapte ik hem per ongeluk op zijn pootje, hij maakte een geluid, en sprong zeker
10cm opzij. Ik was diep onder de indruk, want ik had verwacht dat hij zou
wegspurten en mij een hele tijd zou mijden. Niet dus. Zijn vertrouwen is
volledig, en ik ben er dagelijks door getroffen. Ik mag hem oppakken nu,
en hij nestelt zich dat spinnend op mijn arm. Ik vertel hem dan ook zeer
regelmatig dat ik erg blij ben met hem. Hij hoort hier, bij mij, en Helena
ook. Het klopt, het voelt juist, en ze zijn ook super samen, hoewel ze
zeer verschillend zijn en de verschillen elke dag duidelijker worden.
Helena begint ook stilaan eigen keuzes te maken, ze loopt niet meer aldoor
achter Sir William aan (hoewel ze dat nog wel regelmatig doet, hij blijft haar
grote broer die ze adoreert en plaagt).
Maar nu ligt ze tevreden op de kattentoren, terwijl Mister Zwart-Wit op
wandel is. Hopelijk blijft hij aan de tuinzijde, want vrijdagnacht heeft hij mij
ei zo na een hartstilstand bezorgd. Ik kwam thuis in de late of vroege
uurtjes, dat ligt er maar aan hoe je het bekijkt. Toen ik mijn voordeur opendeed
hoorde ik een bekend geluid, maar het kwam niet van binnen, het kwam van.....ja
van waar eigenlijk? Bij nader toezien bleek het van onder een geparkeerde
wagen te komen, waar de jongeman in smoking, met witte bef en witte sokjes,
waarschijnlijk ook op weg naar huis van zijn vrijdagse uitje, onder zat te
babbelen. Hij deed helemaal niet moeilijk, ik riep hem en hij spurtte naar
binnen. Maar ik blijf mij afvragen hoe hij daar is geraakt. Normaal
gezien zijn er geen doorgangen naar de straat, alle huizen zijn hier tegen
elkaar gebouwd, er zijn geen braakliggende stukken, maar natuurlijk heeft elk
huis of elke garage wel een deur naar de straat. En dat apartemenstgebouw
iets verderop, dat heeft een hek dat naar een parking leidt, en daar kan een kat
wel onder of over. Jozefien heeft dat nooit gedaan. Zij stapte parmantig
door de voordeur naar buiten als ik mijn met boodschappen volgeladen fiets met
veel moeite de gang in hees. Ze wandelde dan vlak langs de gevel tot aan de
voordeur van het buurhuis, snuffelde daar even rond, en kwam dan
doodgemoedereerd terug. Met zo'n air van "ik weet dat je dat niet fijn vindt,
eigenlijk doe ik het ook daarom, want als je met die fiets aan het sukkelen bent
kan je mij toch niks, hehe".
Maurits kon niet weerstaan aan de gemakkelijke doorgang die de
bouwmaterialen hem verschaften toen ze dat appartementencomplex aan het optrekken
waren. Dan zat hij plots op de vensterbank van het raam in de voorgevel, aan de
buitenkant. Te roepen dat ik dat raam hoogdringend moest opendoen. Maar hij is
gestopt met die escapades toen de bouwwerken voltooid waren.
Enfin, ik hoop dat het een eenmalig experimentje was, en dat Sir William er
geen gewoonte van gaat maken om hier op straat rond te hopsen. Hij is wel
erg zelfzeker, niks paniekerig, liet zich gewoon horen toen hij me zag en kwam
naar binnen. Gedroeg zich in het geheel niet alsof hij onder de indruk
was, laat staan getraumatiseerd. Dus dat is een enorm voordeel, hij gaat niet
van paniek in een kleder schieten, of verloren lopen. Maar toch vertel ik
hem dat ik liever heb dat hij veilig in de tuinen blijft. Hopelijk helpt
dat.
En dan zijn er de hilarische momenten. Sir William, die tijdens een
druilerige dag zijn beklag komt doen. Hij zit dan op zijn poep, kijkt mij aan en
vertelt dat hij de regen helemaal zat is, dat hij naar buiten wil, en of ik daar
nu echt niks aan kan doen. En ik antwoord dan dat ik daar echt niks aan
kan doen, maar dat het binnen lekker warm en droog is. En dan zegt hij weer dat
dat wel kan zijn maar dat hij toch graag zijn wandelingetje doet, en dat drie
druppels nog wel kunnen, maar dat die plensregen de hele dag echt niet te doen
is. Enfin, zo zitten wij dan te kletsen, totdat.
Sinds de verwarming weer moet werken, heb ik de gordijnen voor de deur van
het bureau weer dichtgedaan.
Dat is immers een cruciale deur, niet alleen omdat ik overdag vele uren op
het bureau spendeer en ze uiteraard ten allen tijde binnen en buiten moeten
kunnen. Vanuit het bureau is er ook een doorgang naar de slaapkamer, en daar
moeten ze 's nachts ook naartoe kunnen. Dus kan die deur niet dicht, en heb ik
daar, om toch een beetje warmte binnen te houden, of om de koude uit de
onverwarmde gang tegen te houden, gordijnen gehangen.
Sir William zit dus op zijn poep uitgebreid te jeremiëren over de regen en
zijn gerateerde wandeling, als daar plots iets tevoorschijn schiet van achter
dat gordijn, snel als de bliksem, als een deus ex machina. Dat zwarte iets klopt
een paar keer op zijn staart, waarvan het puntje, omdat hij tenslotte zijn
beklag aan het doen is, geërgerd kronkelt. Voor ik goed en wel besef wat
er gebeurt, voor Sir William verbaasd kan omkijken, is het zwarte mormel alweer
achter het gordijn verdwenen. Sir William hervat zijn gebabbel, maar ik
weet even niet zeker of het nog over het weer gaat, het zou kunnen dat hij nu
over Helena klaagt, ik ben er nog niet helemaal uit, als weer het gordijn
beweegt en een zwarte vorm uitspuwt, die weer even kort en snel enkele keren op
Sir Williams staart klopt, en dan even snel en geluidloos weer achter dat
gordijn verdwijnt. Je ziet zelfs geen rimpeling meer, het lijkt alsof er
niks gebeurd is, en Sir William, die nogmaals verbaasd achteromkeek, draait zijn
hoofdje en kijkt beteuterd naar mij. Op dat punt moet ik echt heel erg
mijn best doen om niet hardop in de lach te schieten.
Het tafereel herhaalt zich nog een keer of drie, vier, tot Sir William
besluit zijn gesprek met mij te laten voor wat het is en achter het zwarte
mormel aan te gaan. Even klinkt het alsof een kudde olifanten de trap
afdaalt, en dan wordt er beneden woest gespeeld.
En dan hervat ik met een brede
smile mijn bezigheden.
Dat gordijn is echt een hit, ik kan iedereen die katten heeft aanraden
ergens in een doorgang een gordijn te hangen. Hang het wel stevig op, en geef er
niet teveel geld aan, want het zal afzien.
Op een bepaald moment lag Helena te doezelen op de massagetafel, toen plots
het gordijn hevig begon te bewegen. Eerst dacht ik nog een halve seconde
dat Sir William last had om erdoor te geraken. Alsof hij er al geen 100 keer
door was gekomen. Als dat gordijn beweegt, maar er komt geen kat door, dan wil
die kat daar niet doorkomen. Het gordijn bleef bewegen, steeds heviger,
tot Helena eindelijk door had wat de bedoeling was. Ze stormde naar dat
bewegende spookgordijn, en toen begon de pret pas echt. Af en toe zag ik
een zwart-witte poot onder het gordijn door, en één keer kort een zwart-wit
snoetje met een hoofddoek, maar verder was het spook tegen spook.
Het is een voorrecht om met zulke creatieve, speelse deugnietjes te mogen
samenleven. Ze doen elke dag wel iets waar ik vrolijk of blij van word.
Zelf eet ik bijna geen vlees. Als ik, heel uitzonderlijk, toch eens een
beetje vlees in huis haal, dan koop ik het bij de Marokkaanse kruidenier. Dat is
op zich al een belevenis. De allereerste keer dat ik dat probeerde, vroeg ik
eerst of ze rundsvlees hadden. Het antwoord was: "nee, alleen koe of schaap".
Daar moest ik even over denken. Om vervolgens dan maar een stukje koe te vragen.
De laatste keer -er ligt ongeveer 17 jaar tussen, dingen evolueren- mocht ik
kiezen tussen sto-vlees en boevtik. Ook daar moest ik weer even over
denken.
Om maar te zeggen dat ik geen kippebotjes in huis heb. Wel koop ik af en
toe kipfilet, ingevroren, in dunaldi. Die kook ik dan voor de
poezen. Met een beetje bouillon bij, hoewel dat voor mijn nieuwe koppel
misschien niet zou hoeven, maar Jozefien trok er haar neus voor op als ik dat
niet deed. Dan trek ik die gekookte filets uiteen in kleine stukjes, en vries
die in kleine porties in, om hen af en toe een lekker en gezond snoepje te
geven. Uiteraard vervangt op de kookdag een portie kipfilet hun maaltijd. Ze
staan dan zo zenuwachtig in de keuken te snuiven met hun neusjes in de lucht, en
klaaglijk te miauwen, dat ik al enkele keren mijn vingers heb verbrand om die
gloeiend hete kipfilet uit dat nog bijna kokende water te vissen en in stukjes
te doen voor die arme, ongeduldige, van honger bijna flauwvallende
schepseltjes.
Vandaag kwam er geen kipfilet, koe, sto-vlees of boevtik aan te pas.
Ik was fruit aan het schillen en snijden voor bij mijn havermout, toen ik zag
dat Sir William onder de keukentafel wel heel enthousiast op iets aan het bijten
was. Ik hoorde het knarsen, en was er toch niet helemaal gerust in, dus ik pakte
-uit voorzorg- een lepel om het ding af te pakken en nader te bekijken. De
lepel was overbodig, Sir William is een schat, hij reclameerde niet eens.
Toen ik het ding nader bekeek, bleek het, zoals u al vermoedde, een
kippebotje te zijn. Ergens in een achtertuin staat dus een omvergeduwde
vuilnisbak, of een open geprutste -of kapotgescheurde- vuilniszak. Ik twijfelde
even wat ik zou doen. Botjes zijn gevaarlijk, zo zegt men. Poezen zouden kunnen
stikken in een splintertje dat eraf springt. Anderzijds zijn katten door de
natuur ontworpen om muizen, vogels, kikkers te vangen en te verslinden, met huid
en haar. "Ja maar", zegt men dan, "die muizen en vogels die ze vangen zijn niet
gekookt. Botjes worden pas gevaarlijk als ze gekookt zijn". Dat vind ik een
bijzonder eigenaardige redenering, want botten worden zachter als je ze kookt.
Als je een ganse kip 24 uur opzet, met botten en al, dan blijft er van die botten
geen spatje over. Dat weet ik dan weer omdat er een Chinees recept voor
kippesoep bestaat die 24 uur moet opstaan, met allerlei kruiden en groenten, en
die o.a. wordt gegeven aan vrouwen die pas bevallen zijn. Het compenseert
onmiddellijk bloedverlies en vermoeidheid, je ziet iemand er per seconde van
bekomen, van dat recept. Bovendien ben ik getrouwd geweest met een
Afrikaanse man die, geloof het of niet, altijd de botjes van kip mee opat. Al
zijn landgenoten doen dat, en die van de landen daarnaast en daar weer naast
ook. In Turkije zie ik niet anders dan katten die bij restaurants de
restjes (botten en graten) krijgen. Katten die er weldoorvoed en gezond
bijlopen.
Maar toch smeet ik het botje in de vuilzak, want je weet maar nooit, en wat
als iemand zou zeggen dat ik niet goed voor mijn katten zorg.
Sir William ging naar buiten, waar hij even op het gazon ging liggen. Maar
nog voor mijn fruit volledig was gesneden, zag ik hem door het luikje komen met,
jawel, een kippebot in zijn bek.
Dus besloot ik om het hem te laten houden. Want zo'n kip heeft heel wat
botjes, en hij wist blijkbaar perfect waar hij moest zijn om het volgende botje
te vinden. En wie weet bevond de vuilbak of -zak zich in de tuin bij een grote
familie waar ze twee of drie kippen per keer bereiden. Het leek me behoorlijk
zinloos om dat botje te blijven weggooien, enkel en alleen om Sir William drie
minuten later met een ander botje te zien thuiskomen. Dus hij heeft zich
uitgeleefd, het botje heeft geknarst, maar eigenlijk was het hem niet om dat
botje te doen, maar om het merg. Toen ik een tijdje later door de living
liep, kraakte er plots iets onder mijn voet. Dat was het verlaten,
leeggezogen botje, dat ik toen dus wel in de vuilbak heb gesmeten.
Want dat tweede botje besloot hij niet onder de keukentafel op te eten,
maar wel op het pasgewassen matje onder de pianokruk.
Soms vraag ik me af
waarom ik die dingen was. Het lijkt wel of ze het erom doen, of die dingen een
beetje vunzig moeten ruiken. Dat matje ligt van gisterenavond terug onder de
kruk, na fris gewassen en op het rek gedroogd te zijn. En lap, daarop wordt dat
vunzig kippebot gelegd, en daarop wordt het ook aan gruzelementen gebeten.
Terwijl ik Sir William er probeerde van te overtuigen dat botje nààst het matje
te eten, en hij verbaasd naar mij keek -waarschijnlijk dacht hij dat ik het
alweer kwam afpakken- ging juffrouw Helena er onder zijn neus mee vandoor.
Toen zag ik ook dat er al stukjes merg op het matje lagen, en het dus toch al te
laat was om de boel nog te redden. Ondertussen was Helena daar terug, om mee die
stukjes op te eten, dat bot bewaarde ze voor later, en Sir William had er geen
idee van waar dat bot naartoe was. Het is ermee geëindigd dat ik hem het
botje heb teruggegeven.
Ik heb twee in het wild geboren katten, en ik zal het geweten hebben. Het
zijn echte diefjes, Helena vooral binnenshuis, ze haalt vanalles uit de vuilzak.
Allereerst verpakkingen van kattensnoepjes, maar ook kaaskorstjes, gebruikte en
dus doorweekte propjes keukenpapier, zakdoekjes...en dat vind ik dan ergens ten
velde. Ze heeft ook iets met herfstbladeren, die vind ze echt super.
Dus overal in huis zijn herfstbladeren te vinden, en allemaal
verschillende. Ze lijkt wel een verzameling aan te leggen om te
verifiëren hoeveel soorten bomen er hier in de omgeving staan. Een week
geleden werd ik wakker, en naast mij in bed lag iets dat er, in mijn doezelige
halfwakkere staat, even als een dode verdroogde muis uitzag. Toen ik door
de schok iets wakkerder was geworden en wat helderder kon kijken en denken,
bleek het een grijzig, dubbelgevouwen herfstblad met een uitzonderlijk lange
steel die zo was gebogen dat het wel een muizenstaart leek, en dat langwerpige
dubbelgevouwen blad had ook precies de vorm van een muis. En ze speelde er
zo woest mee dat het muiseffect alleen maar versterkt werd. Enkele dagen
voor de "muis" vond ik een veer naast mij toen ik wakker werd. Ook daar
werd woest mee gespeeld.
Oh ja, Helena vind het heel erg gezellig in bed, ze heeft besloten dat ik
alleszins in bed veilig ben, en dat ze daar heel graag bij mij is. Ze slaapt dus
met mij, hoewel slapen een ietwat ruime invulling moet krijgen. Als ik
goed en wel lig komt ze aangedarteld. Ze springt op het bed, op mij, af
mij, over mij, exploreert waar op mijn lichaam ze het best kan liggen, moet nog
een paar keer af het bed, toertje crossen, op het bed, mij als trampoline
gebruiken, voor ze zich naast mij nestelt, mijn hand zoekt om met haar hoofdje
duidelijk te maken wat ik moet doen, en dan gaat haar spinmasjien aan. Ik
kriewel over haar hoofdje, en zij spint, en dan staat de wereld stil en is er
alleen maar geluk.
Toen ze dus vorige week donderdag nièt kwam aangedarteld, was dat al een
beetje vreemd. Zeker gecombineerd met het feit dat ik haar na het
poezenavondmaal niet meer had gezien. Ook Sir William was een beetje verontrust,
hij liep zenuwachtig over en weer terwijl ik haar riep, maar er kwam geen
reactie. Ik vroeg hem toen al of hij haar kon zoeken, maar hij keek me
alleen maar verontrust aan. Omdat ik midden in de nacht toch niks kon
uitspoken probeerde ik toch wat te slapen, al was dat niet evident. Het
moet drie of vier uur geweest zijn toen ik wakker schrok. Aanvankelijk
wist ik niet waarvan ik was wakker geworden, maar toen hoorde ik het weer, dat
was onmiskenbaar het gepiep van Helena. Miauwen kun je haar geluid bezwaarlijk
noemen, het is hoog en klinkt altijd een beetje zielig. Hoewel er nu ook
frustratie in doorklonk. Ze zat duidelijk ergens waar ze niet uitgeraakte, en ze
had er blijknaar schoon genoeg van. Ik spurtte naar beneden, zette mij op
het terras en riep, en ja, de juffrouw antwoordde. Het kwam van links, dus
daar zat ze ergens in een tuin, ofwel ergens vast in een tuinhuisje met een deur
die dicht was, of gewoon in een tuin waarin ze met veel flair was gesprongen
zonder te bedenken hoe ze terug moest.
Sir William stond voor mij, hoorde
haar ook, en ik probeerde het opnieuw. Zowel gesproken als met beelden vroeg ik
hem of hij haar kon terughalen, desnoods haar een stukje dragend bij haar nekvel
(ze kan nog steeds vier keer in hem). Ik vroeg hem wel om eerst en vooral
zichzelf niet in gevaar te brengen. Ik visualiseerde hoe hij haar de weg kon
tonen door zelf ergens op te springen, te wachten tot zij dat ook deed, en zo
verder. Ik visualiseerde hem met haar bij haar nekvel, en ik visualiseerde hij
die de mensen in huis liet weten dat er een poesje vastzat als ze echt ergens in
vast zou zitten. Maar daar visualiseerde ik licht bij, in dat geval zou ze
moeten wachten tot de mensen op waren.
Omdat ik niets kon doen, ging ik terug in mijn bed liggen. Twintig minuten
later lagen ze alle twee aan mijn voeten. Tegen elkaar aan gevlijd. Dat
doen ze anders nooit, ze zijn namelijk echt grote broer en kleine zus. Kleine
zus dribbelt overal en altijd achter grote broer aan, in blinde adoratie, en
grote broer heeft er soms schoon genoeg van en wil op zijn eentje grote broer
dingen doen. Hij verdraagt veel van haar (ze kan eindeloos plagen), gromt
nooit, zelfs niet als ze hem wegduwt van de stukjes merg die hij met veel moeite
uit een kippebotje heeft geperst. Ze liggen vaak dicht bij elkaar. Maar echt
tegen elkaar aan, dat was uitzonderlijk. Ik ben er dus zeker van dat hij
haar, op welke manier dan ook, heeft geholpen, en hij was duidelijk ook blij dat
ze gezond en wel weer terug was. De rest van de nacht zijn ze daar blijven
liggen, toen ik wakker werd lagen er nog steeds twee poezen tegen elkaar aan
gevlijd naast mijn voeten.
Na het zenden van vorige mail heb ik een aantal keer gedacht dat ik -letterlijk dus- te vroeg Halleluja had geroepen. Ik weet nog dat ik vorige keer zat te schrijven terwijl Helena hier wat verloren rondhing en Sir William op zijn katerlijke avondwandeling was. Toen hij daarvan terugkeerde werd er weer hevig gevochten (althans, zo zag ik dat), er werd nog wat gegromd en er werd gekrijst van pijn. Ondertussen heb ik geleerd dat het nu eenmaal twee onverbeterlijke woestelingen zijn, die allebei geen kwaad in de zin hebben en dat van elkaar weten. Ze zijn absoluut niet bang voor elkaar, ze moesten alleen stapsgewijs leren hoe ze met elkaar kunnen spelen zonder elkaar pijn te doen. Ondertussen maken pijnkreten geen deel meer uit van het normale dagelijkse leven. Heel af en toe hoor ik nog een heel kort kreetje, en weet ik: aha, hij of zij zegt nu even dat daar de grens ligt, en de andere reageert daar dan direct op. Het is hier dus harmonieus, maar niet altijd rustig. Helena is helemaal thuis, ze is ook niet meer bang van mij (jochei) maar bepaalt wel zelf wanneer het tijd is voor een aaitje of een uitgebreide knuffelsessie. Er zijn momenten waarop ze zich verontwaardigd, beledigd of geërgerd terugtrekt als ik haar in het voorbijgaan een liefkozing wil geven. Het is een apart geval, die Helena. Aan de ene kant is ze super vlug, super lenig, supersnel, en dan bedoel ik extra lenig voor een kitten, extra snel voor een kat. Ze doet waanzinnige dingen. Helena is een kat die een vlieg pakt. Andere katten proberen een vlieg te pakken en slagen daar soms in. Zij zit midden op de vloer, beslist dat ze die bromvlieg aan het raam gaat pakken, springt vanuit het midden van de kamer in één beweging op de vensterbank, gaat op haar achterpoten staan (nog steeds in diezelfde vloeiende beweging), pakt de vlieg tussen haar voorpoten en legt ze neer. De vlieg blijft liggen. Voilà , gepakt en geïmmobiliseerd in één beweging. Ze kijkt er nog even naar om zeker te zijn dat ze niet meer gaat vliegen, of eet ze (half) op, en dat was het. Ik zag het gebeuren met mijn mond open van verbazing, en dacht de eerste keer nog dat het een gelukstreffer was. Niet dus. Ik had haar Ninja kunnen noemen. Ze is echt zo snel en geruisloos als Ninjas. Soms leidt dat tot bijzonder lachwekkende toestanden. Onlangs had ze Sir William weer behoorlijk uitgedaagd, en ze hield zich op haar vlucht schuil onder het wasrek. Sir William lag onder een keukenstoel naar dat wasrek te kijken, zij zat achter een kussensloop die te drogen hing, maar hij wist haar perfect zitten, en hield zich klaar om bij de minste beweging toe te slaan. Ik stond iets verder en zag hun alle twee. Ik verlegde even mij focus naar Sir William, keek terug naar Helena en ze was weg. Gewoon helemaal verdwenen, zo snel en geruisloos dat ik niks had gemerkt, en het kon niet, want ze moest mij gepasseerd zijn, ze zat in een hoek. Nog straffer: ook Sir William had niks gemerkt. Ik zag hem daar helemaal gespannen zitten kijken naar datzelfde plekje, waar zij dus niet meer zat. Na een seconde of zeven zag ik dat hij iets in de mot begon te krijgen. Ze doet dat vaker, je ziet haar, je knippert met je ogen, en ze is helemaal ergens anders, en wel zo compleet ergens anders dat ik me afvraag hoe ze dat op die milliseconde heeft geflikt. Ze vliegt ook regelmatig door de lucht, als ze zichzelf even overschat en denkt dat ze die vlieg tegen het plafond ook wel effe kan pakken. Ze lanceert zich dan vanuit stilstand verbazingwekkend hoog de lucht in, haalt allerlei capriolen uit waarvoor ze volgens mij op kampioenschappen schoonspringen medailles zou krijgen, maar gaat dan onverbiddelijk weer naar beneden, iets waar ze soms niet op rekent, of niet op tijd rekening mee houdt, want ze heeft eens een halve dag op drie pootjes rond gesukkeld. Ik dacht toen de volgende morgen met haar naar de dierenarts te gaan, maar tegen de avond liep ze weer gewoon op alle vier haar pootjes, en bij een controle (zéér tegen haar zin, met veel gespartel en een paar halve en hele ontsnappingen) waarbij ik haar pootje helemaal bevoelde en er zachtje in kneep om vast te stellen waar het pijn deed, reageerde ze nergens met haar bekende pijnkreetje. Ik heb haar dan nog een paar dagen extra in de gaten gehouden, maar er bleek niks aan de hand. Ondanks haar lenigheid en vlugheid is het toch een brokkenpiloot, ik denk dat ze in de tijd dat ze hier is al meer heeft gebroken en omvergeworpen dan Jozefien en Maurits samen in 12 jaar. Ze is gewoon hevig, en als ze beslist dat ze NU van hier naar daar moet, dan doet ze dat gewoon. Ik zie Jozefien als kitten nog zeer verstandig oppervlakten aftasten en uitproberen met één pootje, en er pas opspringen als ze zeker was dat het haar zou houden. Dat is aan Helena niet besteed, je springt erop en merkt dan wel of het je houdt of niet. En zo niet, wat zou het, als je soepel genoeg bent om jezelf op te frommelen, uit te rekken, op te vouwen, just go with the flow. Ik had gedacht dat het onmogelijk was een poesje te vinden dat evenveel wilde spelen als Sir William. Ik had het mis. Helena wil niet evenveel spelen, ze wil méér spelen. Dus ze daagt hem voortdurend uit, en hij is degene die regelmatig moet zeggen dat het nu welletjes is geweest. Niet dat ze dat altijd ter harte neemt. Soms moet hij het wel heel erg duidelijk zeggen. Scène: Sir Wiliam staat op de radiator in de keuken te drinken uit het potje met water dat daarop staat. Natuurlijk hebben mijn katten een speciaal voor hun regelmatig met vers water gevulde schaal, plat, wijd, zodat ze er gemakkelijk van kunnen drinken. Maar die potjes op de verwarming, waar je wat moeilijker aankan en waar je hoofd amper in past, die zijn veel leuker om van te drinken. Dus hij staat daar te drinken. Helena staat op een keukenstoel -en met staan bedoel ik stààà n, op twee benen- en probeert met haar twee voorpoten Sir Williams staart te pakken. Hij trekt die natuurlijk weg, probeert zijn staart uit haar buurt te houden en drinkt verder. Zij blijft naar zijn staart graaien. Hij maakt een geluid dat zelfs ik begrijp: blijf van mijn staart. Helena gaat vrolijk door. Hij zegt haar nogmaals hem met rust te laten, maar ze is Oost-Indisch doof. Na vier of vijf waarschuwingen draait hij zich om, zodat zijn hoofd vlakbij het hare is. En bij haar voorpootjes, waarmee ze hem vrolijk op zijn hoofd titst. Hji zegt het nog één keer, en dan heft hij zijn witgesokte voorpoot. De eerste twee weken zou ik op dat moment gezegd hebben dat hij dat niet mocht doen. Want zij is zo rank en fijngebouwd, en hij heeft zulke kloefers van poten. En de lieve jongen luisterde dan ook nog naar mij he, hij stopte als ik hem dat vroeg. Want de band met Sir William is echt ongelooflijk sterk, ik had het nooit durven dromen toen hij die eerste weken doodsbang achter de zetel woonde. Maar nu ik de hele scène heb gezien vind ik dat hij bijzonder geduldig is geweest, en zij weet intussen waaraan ze begint he. Ze moet hem dan maar niet zo uitdagen. Dus zij krijgt dan een tik van die witgesokte kloefer, maar is daar niet geweldig van onder de indruk. Hij doseert ook, hij klopt niet om haar pijn te doen, maar om haar duidelijk te maken dat het nu echt welletjes is. Scène: Sir William komt terug van een toertje en wandelt over de hoge tuinmuur. Hij spring op het lagere stukje muur, en wil van daar op de stapel tuinstoelen springen, dat is zijn vaste methode om naar beneden te komen. Maar op de stapel tuinstoelen zit Juffrouw Helena hem op te wachten. Hij kijkt naar mij en piept eens zielig, help mij, ze doet het weer. Ik probeer niet in de lach te schieten. De grote stoere gespierde kater en het klein pluizig zwart monstertje. Hij zit in het hoekje dat gevormd wordt door de hoge en de lage muur, en besluit, na wat aarzeling, de stoelen dan maar over te slaan en direct op het gras te springen. Op het moment dat hij de grond raakt, waarschijnlijk zelfs vroeger, lanceert Helena zich van de stapel stoelen. Sir William verspilt geen tijd en loopt meteen door na zijn landing, terwijl zij door de lucht achter hem aanzweeft met vier wijdgespreide poten (een dubbele spagaat?). Met haar rechtervoorpoot geeft ze hem al vliegend wat tikjes op zijn achterste, en ze landt half op hem, half op de grond. Dus er worden al eens robbertjes gevochten, hoewel ik niet zeker ben of het echt vechten is. Ze hebben allebei massa's energie, en die moeten ze kwijt, en er wordt nog zelden gepiept, er wordt niet meer gegromd en al lang niet meer geblazen. Ze kunnen ook op een halve meter van elkaar liggen soezen of slapen, beiden in dezelfde zetel, samen op de massagetafel, elk op een plateautje van het kattenkasteel. En het strafste: er wordt nooit gegromd bij het eten. Ook niet als ze hun kop in hetzelfde kommetje steken. Niet dat er geen twee kommetjes staan, maar ze zijn om ter hevigst als het om eten gaat. Eigenlijk weten ze het wel hoor, dat er voor elk een portie is, maar in de eerste hevigheid van het eten ruiken na het bijna flauwgevallen zijn (ze zijn zo ongeveer altijd uitgehongerd) lijken het wel hyena's. Ze eten ook vlak naast elkaar, dat hebben ze zelf zo geregeld. Gescheiden eetplekken, zoals ik dat altijd had gedaan voor Jozefien en Maurits, en later voor Jozefien en Sir William, daar moest ik bij hen niet mee afkomen. Bij Sir William had ik dat al gemerkt, hij wilde ook altijd vlakbij Jozefien eten, maar daar was Fientje het niet mee eens. Maar Helena vond ook dat het gezelliger was samen, en dus heb ik hen hun zin gegeven. Het is schitterend om hen daar naast elkaar te zien en horen eten.
Kort samengevat: ik heb niet te vroeg Halleluja geroepen, er is harmonie maar ook veel leven in huis, Helena is een Ninja, en ik denk wel tien keer op een dag: had ik nu mijn fototoestel maar bij de hand.
Ik heb weer eventjes niks laten horen, omdat ik mij niet weer wilde
verliezen in ingebeelde beterschappen en andere wishful thinking. Dus ik wachtte
tot er echt objectief iets te beschrijven viel. En dat gebeurde vanmiddag. Ik
zat aan tafel, met een witlofslaatje (weinig interesse van de poezels) en een
blok kaas (veel interesse van de poezels). Helena en Sir William hebben beiden
een wilde achtergrond, en ze vertonen wel wat gelijkenis. Het zijn allebei
vreetkopjes en schooiers. Dat schooien gaan ze nooit afleren want ik vind het
heerlijk om ze iets te geven terwijl ik aan tafel zit.
Enfin, ik zit aan tafel, en plots verschijnen voor mij op tafel twee
poezen. Ik begon al te vrezen, want de slakom was van glas en er stond een fles,
en de afgelopen dagen en nachten zijn hier in huis dingen gevallen die nog nooit
gevallen zijn, er is gestoven en gevochten en gekrijst. Ik heb, los van
autoalarmen of andere stoornissen, toch weinig geslapen, want als je een heel
huis hebt om te vechten, dan ga je, bij voorkeur rond drie uur 's nachts, toch
onder het bed van de slapende tweebener vechten. Waar anders.
Het heeft erom gespannen, en ik heb op een bepaald moment beslist er niet
meer tussen te komen. Aanvankelijk dacht ik dat ik dat kleine prutste moest
beschermen, maar verdorie, terwijl ik op een gegeven moment Sir William
berispte, kwam er opeens een zwarte tornado aan die hem van achteren aanviel,
wat ze precies deed kon ik niet uitmaken, het ging te vlug en het was zwart
op zwart, maar de pijnkreet van Sir William was duidelijk. En toen hij
achter haar aanschoot vond ik dat hij groot gelijk had. Ze is klein, maar slim
en wendbaar, ze kruipt onder-achter-tussen dingen waar de forse katerman niet
onder-achter of tussen kan. En dan kwamen daar snelle pootjes uit openingen of
achter deuren vandaan, en dan zag ik de witgesokte kloefers van SW ook in actie,
maar goed, ze wist waar ze aan begon, en ze begon er steeds opnieuw aan, de
verleidelijke Helena. Aantrekkelijk, verleidelijk en vurig (licht of fakkel)
waren de betekenissen die ik vond voor Helena, en die zijn allemaal zonder meer
toepasbaar op het kleine zwarte spookje met de hazelnootkleurige oogjes. Ze
heeft dus ondertussen ook een naam gekregen.
Maar deze middag , toen ik twee in kaas geïnteresseerde poezen op tafel
zag, hield ik toch eventjes mijn adem in. Ze keken naar elkaar, liepen naar
elkaar toe en gaven elkaar een neusje. Dat was het. toen was hun aandacht weer
volop bij de kaas.
Ik heb het hen volledig zelf laten uitvechten. Maar wel in het volledige
huis en eventueel de tuin. Ja, de tuin, ik weet het, ik ga weer lijnrecht tegen
alle regels in. Maar ik moest. Sr William gedroeg zich meer en meer als een
banneling, er waren dagen dat hij maar een half uurtje langskwam, dat hij niet
kwam als ik hem riep, zelfs niet om te eten, en ik was bang dat ik hem kwijt zou
raken. Dus hij moest binnen kunnen, naar de slaapkamer kunnen komen, en dus
moest de deur naar de keuken open, en kon de dame eventueel buiten door het
luik. Maar dat deed ze niet, en dat doet ze ook nu nog steeds niet. Dat luik
bedoel ik. Als tijdens de dag de deuren openstaan gaat ze de tuin in. En sinds
vandaag is dat mét SW. Hij roept haar (echt waar, met miauwtjes, en je kan ze
verstaan, ze zijn echt een vraag, kom je mee spelen, 't is geweldig).
Ze is superslim, de woonkamer is nog steeds haar veilige haven waar ze
naartoe vlucht als ze van iets schrikt. En van daaruit had ze boven al verkend,
en in mijn bijzijn ook al de keuken. En enkele dagen geleden heb ik haar de
veranda en de tuin laten ontdekken. Ze doet dat rustig, op haar gemak, ze ruikt
uitgebreid aan de kruiden, thijm en munt hebben haar voorkeur. Op de grens van
de tegels en het gras heeft ze een tijdje staan nadenken, maar ik zie Elvira nog
eindeloos met één poot over en weer gaan, zou ik die nu neerzetten of niet.
Helena denkt na, maar eens ze een beslissing genomen heeft gaat ze er ten volle
voor, dus na kijken, snuffelen en beslissen sprong ze in één keer met alle vier
haar poten een meter ver het gazonnetje op. Hindernis genomen, what's next. Dat is zo'n beetje haar modus operandus.
Nu ligt ze hier wat te zeuren en rond te hangen en hier en daar mee te
spelen, ik vermoed dat ze SW mist, die in deze schemer natuurlijk op katertoer
is. Wonderbaarlijk, hoe zowel hij als zij schijnen te weten dat hij dat alleen
moet doen, dat zij nog te klein is om ver op stap te gaan.
Ze hebben elkaar gevonden. Er is weer rust in huis. Er is eindelijk gespeel
in huis. Liefde, harmonie.
Het enige waar ik nog op hoop, is dat Helena, net als Sir William, haar
angst voor mensen volledig gaat overwinnen. Ze komt soms op schoot, maar enkel
als ik in de zetel zit, en ook in bed komt ze wel bij mij liggen. Nu ja, mij als
trampoline gebruiken, mijn voeten bespringen, op bedmuizen jagen.
Maar ze loopt nog steeds weg van mij (al gaat ze zich niet meer per sé achter de zetel verstoppen), ik moet heel voorzichtig zijn als ik haar over haar
bol wil aaien, terwijl ze instant begint te spinnen als ik dat doe, maar elke
keer opnieuw bekijkt ze mijn hand alsof die haar gaat slaan. Haar oppakken is
absoluut geen optie, dat gaat bij haar moeilijker worden dan bij SW vrees ik. Zo
ziet het er nu althans uit, maar ik had de eerste vier weken van SW's verblijf
hier nooit gedacht dat hij de kat zou worden die hij nu is. Hij komt iedereen
die binnenkomt, ook mensen die hij nog nooit heeft gezien, begroeten, hij komt
vlak voor hun voeten staan en laat zich aaien. Ik vind het elke keer opnieuw
spectaculair. Dus we geven Heleentje nog wat tijd, ze is hier 10 dagen, en ze
heeft al zoveel geleerd.
Oh dat klein zwart snoezepoesje, dat woest speelvogeltje, die grote deugniet. Ze lijkt in meer dan één opzicht op Sir William. Ze hebben beiden een "wilde" achtergrond, en ze hebben echt dezelfde streken. Gisteren hebben we uren gespeeld met een pluim aan een stok, die stok is een meter lang, en vandaag is van die pluim of die stok nergens ook maar 1mm te bespeuren. Net als Sir William heeft ze ergens een schattenverzamelplaats, en voorlopig ben ik er niet achter waar dat mag wezen. Ook het gekruld inpaklintje dat ik had verzwaart met een hangertje is spoorloos. Om kort te gaan: buiten de kattetunnel en de kattetoren is alle kattenspeelgoed compleet en totaal verschwunden. Verder maakt ze, zij het in een veel sneller tempo, zowat de zelfde evolutie door, en hoewel ze nu al op schoot komt gesprongen, is pakken geen optie. ze wriemelt en klauwt en worstelt tot ze los is, en ze raakt los, het is onwaarschijnlijk, zoveel kracht en sluwheid in zo'n klein lijfje. Maar zoals jullie kunnen zien: gisterenavond heeft ze uren op schoot gezeten. Hoewel zitten niet echt het juiste woord is, het is springen, tuimelen, wriemelen, vallen, krawietelen, en heel veel aandacht vragen. Ah ja, waarom heeft zo'n tweebenig beest anders handen? Toch om te strelen zeker, of om te spelen. Het duurde lang, ik heb driekwart Bond moeten uitzitten voor ze besloot dat de kust veilig was. Maar eens geïnstalleerd wilde ze het zo houden. Ik heb nog een paar opgenomen series bekeken, en toen de TV uitging was ze verontwaardigd. Eerst moest ze dat eens grondig onderzoeken, dat ding dat tot nog maar net geleden geluid gaf, en bewegend licht, hoe kwam dat nu ineens zo stil en donker? Het was echt grappig, ze heeft minutenlang staan kijken en snuffelen. En toen ze doorhad dat ik ook nog eens ging opstaan van de zetel vond ze dat maar niks. Ze is nu eenmaal niet graag alleen. Toen ik daarstraks in de keuken fruit aan het snijden was, heb ik uiteindelijk de deur opengezet, ze was zodanig triest aan het piepen dat ik het niet meer kon verdragen. Ze blijft dan net zo goed in de living spelen, maar voelt zich dan blijkbaar beter. Die arme Sir William had de ganse avond zichzelf moeten bezig houden, en hij was al vier nachten niet naar boven kunnen komen, dus kon ik toch niet anders dan dat manneke mee naar boven nemen. Nu blijft hij normaliter geen ganse nacht bij mij, hij gaat graag mee, en dan gaat hij een poosje in het donker de kater uithangen, en tegen de morgen komt hij terug. Dat was nu natuurlijk een beetje een probleem, met die afgesloten woonkamer. Maar ik zou wel zien, dacht ik. Eerst nog de foto's van de dame op pc zetten, en natuurlijk nog even spelen met SW, en dan, toen ik bijna in slaap was, begon daar toch een auto-alarm af te gaan. Ok, diep ademen, niet op focussen, draai je eens om, maar neen, dit kon niet, het werd erger, en nog erger, en het stopte niet. Na een kwartier stak ik toch eens mijn hoofd uit het raam, en toen hoorde ik her en der ramen opengaan, blijkbaar was de hele straat wakker. Ik hoorde voordeuren, mensen op straat, maar dat alarm bleef fwiepen, het begon echt pijn te doen aan mijn oren, en het bleef maar gaan. De eigenaar van die auto woont vast niet hier in de straat, want hier was iedereen wakker. Enfin, na meer dan een half uur stopte het, en dat was dan ook weer zo abrupt dat de eerste seconden stilte pijn deden. Vreemd hoor. Klaarwakker om 3:00. En toen raakte ik niet meer in slaap, nog maar eens draaien, nog maar eens keren, over de grenzen van mijn moeheid, steendood maar de slaap wilde niet komen. En toen ik dan eindelijk bijna wegzakte hoorde ik een kat grommen. In mijn slaapkamer. Ik deed een half oog open en zag SW. Toen klopte er helemaal niks meer. Ik heb SW nog nooit horen blazen of grommen, niet naar Jozefien, niet naar Elvira, niet naar zwartje. Dus het kon SW niet zijn. En trouwens, waarnaar zou die grommen, zo midden in de nacht alleen met mij in de slaapkamer? En toen hoorde ik het geluid van een tweede set pootjes, en ik zag in de spiegeldeur van mijn kleerkast de weerspiegeling van een klein zwart mormeltje. Nu viel de puzzel in elkaar: SW had vast geprobeerd buiten te geraken, waarvoor hij eerst de deur van de gang naar de woonkamer moest openen, en die kon hij van de gang uit ook makkelijk openen, da's een kwestie van duwen, want die sluit niet echt goed. Van binnenuit krijgt een poes die niet open, maar van de gang uit natuurlijk wel, zeker een sterk jongetjes gelijk Sir William. Gelukkig kan hij vanuit de living niet de deur naar de keuken openen, dus hij is onverrichterzake teruggekeerd, wellicht na de helft van haar eten soldaat te hebben gemaakt, en wie weet ook nog eventjes achter haar gejaagd te hebben, maar met die alarmsirene heb ik daar allemaal niks van gemerkt. Zij heeft dan vermoedelijk eerst een tijdje de kat uit de boom gekeken, en is dan toch op kousevoetjes op verkenning gegaan, tot hij als de wilde enthousiasteling die hij is achter haar aan de slaapkamer in stormde, zij zich onder het bed of zo verstopte en gromde, en ik dus in mijn halfslapende verdwazing dacht dat hij had gegromd. Ik was toen ik opstond wel enigszins benieuwd naar wie ik waar zou aantreffen, want ik was vannacht (enfin, in de vroege morgen) niet meer in staat om op te staan en de situatie recht te zetten. Er kon op zich niks gebeuren, ze konden allebei in woonkamer, gang en traphal, maar niet naar buiten, dus zolang ze elkaar niet afmaakten (en dat zou ik gemerkt hebben) kon er eigenlijk weinig mis gaan. Sir William lag op zijn gewone plekje, op de massagetafel in het bureautje, hij kwam mij als gewoonlijk (enfin, na een onderbreking van enkele dagen) enthousiast goeiemorgen zeggen, en snoezepoes wachtte ons op in de living, ondanks de open deur. Na een kleine schermutseling (hij moest toch weer even in galop schieten, en zij verontwaardigd weglopen) kregen ze eten, en hoewel ze in eertse instantie nog steeds wegloopt, komt ze wel als ik haar eten neerzet, en dan mag ik ook over haar bol aaien, waarop ze luid spinnend begint te eten. Tijdens het eten sluit ik de deuren, enfin, eigenlijk houd ik die voorlopig nog gesloten, zeker omdat ze vanuit de keuken naar buiten zou kunnen als ze de werking van het katteluik doorkrijgt. Maar zoals eerder vermeld was ze zo zielig dat ik toch maar de deur heb geopend terwijl ik een ananas en een meloen slachtte. Tijdens mijn werkzaamheden klonk er ineens een kreet, snerpend, lang, en ze bleef gaan, ik spurtte naar de living en zag haar aan een paal van de kattetoren geklemd, met een poot verstrikt in het elastiekje van de muis. Eigenlijk was het niet zo erg, merkte ik later, het was er één keer rondgedraaid, maar doordat het elastiek is en ze woest probeerde haar pootje los te trekken, zal dat wel pijn gedaan hebben, misschien zat er ook nog een klauwtje dubbel, waaraan op die manier getrokken werd, want er zat een hoop pijn in haar kreet. Ik dus terug naar de keuken, weer terug met een schaar en ziedaar, de muis bungelt niet meer aan de kattetoren. Er was geen denken aan dat ik rustig zou kijken wat er aan de hand was, of dat pootje vastpakken en die elastiek gewoon afwikkelen, daarvoor is ze nog te wild en te schrikachtig. Naderhand ben ik mijn ontbijt weer op de zetel gaan eten, en heb ik weer springend en wriemelend gezelschap gehad. Deze keer heeft ze nog maar één keer, van ver, wat in de lucht gesnuffeld, ze heeft al door dat mijn ontbijt niks is dat een zichzelf respecterende kat tot zich zou nemen. Ik zit hier nu boven, SW is op katertocht, en ik heb de deur naar de gang opengelaten, maar het rammen op het toetsenbord maakt misschien te veel lawaai, of ze heeft het al gezien en is niet meer nieuwsgierig, in elk geval, ze blijft in haar living, maar ze roept ook niet zielig. Die open deur maakt voor haar blijkbaar veel verschil.
Langzaam maar zeker, stap voor stap gaan we vooruit, en ik blijf er een goed oog in hebben, oef, jochei. Vrijdagavond kwam er een vriendin langs, we hebben in de woonkamer zitten babbelen, en we hebben zowaar met het kleine zwarte juffertje kunnen spelen. aanvankelijk op afstand, vaak half verstopt achter de zetel, maar ze joeg achter de pluim aan het touwtje of achter het gekrulde pakjeslint dat haar werd voorgehouden. En langzamerhand liet ze zich meer en meer zien. Hoewel Ann heel erg haar best deed was aanraken nog niet aan de orde, maar ze vertoonde zich, dat vond ik al heel wat. Gisteren was er nog niet veel evolutie, ze riep vaker, liet duidelijk merken dat ze niet graag alleen zit, maar als ik alleen binnenkwam was er geen poesje te zien. Op Sir William reageerde ze nog steeds, ze liet zich zien, maar 't eindigde meestal in wegspurten, hij erachter, en dan het onvermijdelijke geblaas en gegrom waarop hij het dan afbolde. Toch heb ik haar heel eventjes kunnen strelen, waarop ze onmiddellijk begon te spinnen, maar de volgende keer liep ze weer weg. Ze hangt te twijfelen tussen nieuwsgierigheid en angst, en de angst heeft voorlopig nog het overwicht. Vanmorgen besloot ik mijn kom havermout met fruit in de zetel op te eten. En dat bleek een gouden idee. Na even aarzelen kwam ze gewoon op mijn schoot gesprongen! Ze is zo'n zeven keer aan mijn havermout komen ruiken (ze wilde écht zeker zijn dat het geen spek voor haar bek was ), en haalde de gekste acrobatische toeren uit. Ze lag dan op mijn benen, zag plots iets bewegen, hapte daarnaar en realiseerde zich dan dat het haar eigen staart was. Of ze liet zich achterover vallen op de zetelleuning, met haar kopje naar beneden, verloor dan alle houwast omdat ze op haar rug lag, en schoof dan naar beneden om met haar kopje eerst in de zetel aan te komen. Of ze draaide zich op haar zij bovenop die leuning, en viel dan ei zo na in de ruimte tussen de vensterbank en de zetel. Ze is even wild dan Sir William, ik hoor haar vaak spelen met de muizen aan de kattetoren, of met de kattentunnel die nu eindelijk gebruikt wordt, en die zich op mysterieuze wijze doorheen de living verplaatst. Ze is zeer geïnteresseerd in Sir William, die ik alleen in de living laat als ik er 100% mijn aandacht bij kan houden, en met korte periodes per keer. Ze komt altijd af, wil hem duidelijk leren kennen, maar hij heeft altijd zo'n moment waarop hij zich niet meer kan houden en achter haar aan schiet, en dan gaat ze de zetel achter en hoor ik haar blazen en grommen. Vanmorgen is het me gelukt dat blazen en grommen te voorkomen, doordat hij mij ook nog niet gezien had (hij kan voorlopig niet naar boven komen omdat de living is afgesloten) en toen ik eerst haar wat wilde gezelschap houden stond hij zielig aan de deur tussen keuken en woonkamer te piepen. Dus ik liet hem binnen, en hij wilde eerst een uitgebreide knuffelsessie, waarbij hij zich spinnend op de vloer draait en kronkelt. Heel die tijd heeft ze staan kijken, en toen ze zag dat hij lag te spinnen en te genieten nam ze op een bepaald moment ook een zeer nonchalante houding aan, liggend op haar zij, niet meer klaar om weg te schieten. Daarna is hij weer van haar brokjes gaan eten, en toen is ze hem heel dicht genaderd, tot op een halve meter. Dan heb ik hem met zachte hand uit de living naar zijn eigen etensbakje in de keuken geleid, zodat het eens een rustige ontmoeting zonder geblaas en gegrom was. Ik probeer te voorkomen dat ze een schrik opdoet, hoewel ze, ook na zijn achtervolgingen, blijft afkomen en hem bestuderen. Als hij nu een tikje geduldiger zou zijn, en zou afwachten tot ze hem nadert en ze elkaar kunnen besnuffelen, maar helaas, hij blijft zijn eigen enthousiaste zelve.... Enfin, ik heb er een goed oog in. Aangezien ze zelf zo woest speelt zal het op termijn waarschijnlijk wel goedkomen. Ze gromt ook enkel als hij te dichtbij komt, en niet, zoals Elvira, vanaf het moment dat ze hem ziet. Ik heb vanmiddag telefoon gehad vanuit de poezenopvang waar Elvira nu zit, en ze zou vandaag geplaatst worden. De dame belde voor extra info, want de mensen die haar willen, willen zeker zijn dat ze een knuffelpoes mee naar huis pakken. Ze hadden eerst een andere poes gekozen, maar die teruggebracht omdat het geen knuffelpoes was. Nu, Elvira is een knuffel, je mag haar ten allen tijde oppakken, ze vindt dat nooit erg, ze zou in uw lijf kruipen als ze kon, ze trappelt, en zuigt dan ook aan je T-shirt, het is echt super schattig. En als die mensen haar niet nemen, staat er nog iemand anders voor haar op de wachtlijst, maar ze komt sowieso terecht bij mensen die geen andere poezen hebben. Dus uiteindelijk is iedereen beter af op deze manier, maar het was een harde noot om te kraken, want je geraakt gehecht aan zo(n prutske, en je blijft denken h"ad ik nu toch niet nog dit of dat kunnen proberen, had ik het nu toch nog niet een week, een maand...langer moeten geven". Gelukkig was ook de dame die daarstraks belde er helemaal van overtuigd dat ik de juiste beslissing had genomen, want ook bij haar in de opvang moest ze Elvira apart houden omdat ze hevig reageerde op alle andere poezen. De laatste "SW in kleine dosis" is nog maar een half uurtje geleden, en er zat alweer evolutie in. Deze keer liet het meiske zien dat ze eigenlijk een uitdagertje is. Ze stormt vlak voor zijn neus langs, en als hij dan achter haar aan gaat komt weer het gegrom en geblaas, hij draait zich om en loopt weg, ze gaat er prompt weer achteraan. Hij zit op de verwarming te bekomen, zij speelt met het gordijn (dat ze al helemaal van de rail heeft getrokken en dat voor zijn neus hangt) zodat hij wel moet naar beneden kijken en haar zien, en dan stormt ze weer weg en gaat ze weer een beetje op hem grommen. 't Is een deugnietje, en ze speelt graag, dus ik blijf denken dat het goed komt. Voor Sir William is het echt een martelgang, hij is nu al zeven maanden aan het proberen bij een huisgenootje in de gratie te komen, en hij weet soms echt niet meer hoe hij het heeft. Na elke grom- en blaasbeurt komt hij zielig naar mij en moet ik hem effe aaien en vertellen wat een lieverd hij toch is. En tegelijkertijd poog ik hem aan zijn verstand te brengen wat minder woest te zijn, want als hij achter haar aangaat deelt hij ook tikken uit he, en een tik van een gespierde Sir Williampoot kan aankomen, ik kan het u verzekeren. Ik snap dan ook haar gegrom, dat hij ook wel respecteert en waarop hij zich ook terugtrekt. Tot nog toe heeft ze toch nog geen schrik opgedaan, en ik hoop dat zo te houden, door voorlopig Sir William in kleine dosissen te blijven toedienen .
Vanmorgen wilde ik de kattebak leegmaken. Gisteren had ik dat bewust niet gedaan, ik hoopte dat haar eigen geur haar een beetje zou helpen om zich thuis te voelen. Dus ik met een plastic zakje de woonkamer in, vond Sir William dat het toch nog eens tijd was om poolshoogte te komen nemen. Ik heb mij dus braafjes op de zetel gezet om de ontwikkelingen te volgen. Hij roept, zij antwoordt, en op een bepaald moment was het even een tweestemmig duet. Maar daar bleef het bij, en SW haal zijn schouders op en draaide zich om. Hij heeft het ondertussen zowat gehad met moeilijke meisjes. En wat vond hij daar, voor de keukendeur, aha dat was interessant, eten! Hij begon dus doodgemoedereerd haar brokjes op te eten. Krakkerdekrak, je kent dat geluid wel. Komt daar ineens een klein zwart mormeltje vanachter de zetel. Ze ziet mij zitten, twijfelt even, maar besluit dan simpelweg dat ik er niet toe doe. Ze kijkt en kijkt naar die andere kat, waarop ze soms ook roept als ze alleen in de woonkamer is. En als ze zo roept en ik ga kijken dan is ze daar niet tevreden mee. Misschien hoopt ze haar oude vriendjes, mens of kat, te zien verschijnen, of ze is enkel geïnteresseerd in SW en niet in mij. Hoedanook, ze sluipt tot halverwege de living en kijkt en staart, maar Sir William eet onverstoorbaar door, krakkerdekrak, hij heeft absoluut niks in de gaten. Ze kijkt nog even om naar mij, maar belsuit wederom dat ik niet terzake doe, en ze maakt een omtrekkende beweging, sluipt van de zetel naar de stoel naast de piano, en begint van daaruit weer intens te staren. Zo intens dat het gekraak ophoudt, het zwart-witte katerhoofdje draait, en ze elkaar aankijken. Ik houd mijn hart vast en smeek hem in stilte niet in zijn enthousiaste galop te schieten. Hij heft een poot op, zet die neer, heft een andere, zet die neer, en zo gaat hij, heel traag en behoedzaam, naar haar toe. Zij blijft zitten, laat hem naderen tot ze het dicht genoeg vindt, en laat dat dan merken met een stevige blaas en een sonore grom (het blijft me verbazen dat dat uit zo'n klein lijfje komt). Hij houdt in, zij loopt weg, en hij blijft ter plekke, snuffelt uitvoerig aan het plekje waar zij zojuist zat, en wordt, terwijl hij dat doet, gadegeslagen door het zwarte hummeltje. Na anderhalve minuut geursnuiverij vindt hij de tijd rijp voor een tweede toenaderingspoging. Hij loopt iets minder behoedzaam op haar af, zij blaast (ik zie haar op dat moment niet, maar het klinkt als een uit de kluiten gewassen blaasbalg, 't is geen minne, dat zwart spookje). Hij draait zich om, kijkt naar mij en als hij zou kunnen praten zou hij zeggen: "maak dat die deur open is dat ik het hier afbol want ik heb het helemaal gehad met die moeilijke madammen." En het is die houding van hem die mij doet vermoeden dat het wel in orde zal komen. Zij is duidelijk nieuwsgierig naar hem, zo nieuwsgierig dat ze mijn aanwezigheid er gewoon bijneemt, zich midden in de ruimte te kijk zet, omdat ze hem wil benaderen. Hij wil wel, maar hoeft niet meer zo nodig, en als het geblaas begint is het voor hem welletjes (hij draagt nog genoeg halfgeheelde krabbels om te weten wat daarna kan komen, dus hij wandelt daar liever gewoon van weg). Dus ik ben optimistisch gestemd. En toch ook ongeduldig, ik wil dat kleine lieverdje zo graag strelen, knuffelen, op schoot hebben...... Maar goed, samen met Sir William oefen ik mij in de kunst van de zelfbeheersing .
Zolang is het klein zwart spookje hier. En ze lijkt zowat het scenario van
SW te volgen, maar dan alleen een beetje sneller. Vannacht heeft ze,
vermoedelijk na grondige verkenning van haar voorlopige territorium, besloten
dat "achter de zetels" haar voorlopig toevluchtsoord wordt. Maar toen ik pas geleden in
de keuken was, hoorde ik een zeer bekend geluid dat ik toch niet onmiddellijk
kon thuisbrengen. Tot mijn euro viel: het spelen met de muis aan het elastiekje
op de kattetoren. Redelijk woest, zeker gezien haar geringe afmetingen. Het
ontstaarten en uitkleden kan ze natuurlijk niet meer doen, dat heeft SW zeer
grondig voor haar gedaan, maar blijkbaar is zo'n zwart plastieken ding ook best
tof om mee te spelen.
Toen ik even door de living moest stormde ze met haar kleine grappige
lijfje richting zetel. Maar toen ik iets vergeten bleek te zijn en twee minuten
later weer door de living moest, stormde ze wéér van de toren naar de zetel, dus
ze heeft niet echt veel tijd nodig om te bekomen van de terrible schrik die ik
haar aanjaag . En toen ik er de derde keer doorheen kwam twijfelde ze zelfs twee
seconden of ze nu gewoon op de toren zou blijven zitten of toch...Ze nam het
zekere voor het onzekere en stormde toch maar naar haar schuilplaats. En nu ik
hier zit te tikken hoor ik weer de plastieken resten van de muis tegen de toren
kletsen, dus zo heel erg vreselijk bang zal ze ondertussen niet meer zijn.
Het "niks doen" werkt dus, haar gewoon helemaal zelf op haar tempo laten
ontdooien en zien waar dat toe leidt. Vannamiddag is SW nog een keer komen
vragen om mee de woonkamer in te mogen, en weer riep hij, antwoordde zij en was
er een korte o"ntmoeting" half achter de zetel (ik zag hem nog half maar haar in
het geheel niet). Ik hoorde haar wel blazen en een beetje grommen, waarop hij
braafjes achteruit stapte en naar de keukendeur liep. Wijze jongen, dir Sir
William. Hij zal wel iets geleerd hebben uit het gekrab en geklauw van
Elvira.
Hoe zou het trouwens zijn met dat klein gestreept
meisje?
Ik heb een lange radiostilte laten vallen, ik weet het. Oh jawel, ik heb vaak gedacht dat ik de meelevers dringend op de hoogte zou moeten stellen van de poezebelevenissen hier in huis. Maar het is moeilijk geweest. Heel moeilijk. En ik heb uiteindelijk een beslissing genomen die ik een half jaar geleden ondenkbaar zou hebben gevonden. Maar het was geen leven. Niet voor Elvira, niet voor Sir Wililiam, en niet voor mij. Elvira was altijd gespannen, altijd op haar qui-vive, en Sir William moest maar één snorhaar laten zien of ze schoot in haar defensiemodus, die uiteindelijk nogal veel op een aanvalsmodus begon te gelijken. Het manneke had dan ook overal putjes en krasjes, om maar niet te spreken over de diepe sporen op zijn neus, die nog steeds niet helemaal geheeld zijn, en die misschien wel een blijvend souvenir aan Elvira's gezelschap zijn. SW begon ook een beetje een banneling te worden. Hij had zo genoeg van haar gegrom en geblaas, dat hij de tuin verkoos. Hij lag uren onder de perzikboom, en als het regende ging hij in een mandje in de veranda liggen, waar het fris en vochtig is, maar wel ver genoeg weg van Elvira's domein, de kattepaal in de woonkamer. En dan was er het pis- en kakverhaal. Van stress, of het nu angst of colère was, daar ben ik nog steeds niet achter, piste en kakte ze in de gang, op mijn yogamat, tegen de voordeur. En ze nam ook elke gelegenheid te baat om te proberen langs de voordeur de straat op te vluchten. Tegen die voordeur ligt nu een in azijn gedrenkte doek, in een zoveelste poging de pisgeur uit het hout te krijgen. Het pis- en kak kuisen, het voortdurende gebries en gekrakeel, het vraagt zoveel energie dat het niet vol te houden is. En dus heb ik, ook toen ik op reis was, de situatie van veraf en dichtbij, langs boven en langs onder, enfin, langs alle kanten bekeken. Ik heb geluisterd naar de verslagen van de katsitters, en geconcludeerd dat er maar één oplossing overbleef waar iedereen wel bij zou varen: Elvira herplaatsen. Nu is dat rap gezegd, maar...
Tja, natuurlijk mis ik dat meiske. Floddermie, aandachtzoeker, speelse Trien (enfin, met mensen spelen he, naar benen springen, in vingers happen). Gretige eter, trappelaarster die nooit teveel gepakt kon worden. Zalig, zo'n katje. Ik hoop uit de grond van mijn hart dat ze goed terecht komt, bij iemand die haar alle aandacht geeft die ze nodig heeft. Maar daar vertrouw ik op. De bezielster van de organisatie waar ik mijn katjes vandaan haal wil alleen maar het beste voor de poezebeesten. Ze begreep ook meteen waar ik het over had, toen ik haar belde, en ook al wordt Elvira nu eerst weer ergens tijdelijk geplaatst, het zal wel goed komen. Ondertussen is hier een klein zwart meiske binnengekomen. Pikzwart, met hazelnootbruine oogjes. Geboren als wild katje in een kelder, die uiteindelijk toegang gaf tot een huis waar een dame met een groot hart voor poezen woont. Dus is hazelnootje daar opgevangen, een beetje tam geworden, gesteriliseerd, gechipt, en gekaraktiseerd als woeste speelvogel die niet bang is voor andere, zelfs grotere, katten. Dus hoop ik nu het beste, met een bang hart. Maar er zijn voortekenen: de dame die het pikzwarte meiske vond en bracht, heet Jozefien. En het zwarte meiske lijkt Maurits wel. Alleen wat oogkleur betreft wijkt ze af. Maar die blik, recht in mijn ogen, recht in mijn ziel, het leek even of Maurits was teruggekeerd. Alleen moet het meiske nog even wennen. Van woeste speelsheid is momenteel niks te zien. Maar goed, wie had de eerste drie weken, toen Sir William achter de zetel woonde, gedacht dat hij een enthousiaste aanhankelijke aaibare speelvogel zou worden. Ze besliste gisterenavond dat ze op de kattentoren wilde, in een van de kubusjes, veilig beschut. Daar zat ze, en ze wilde niks. Geen eten, geen drinken, en liefst ook niet te veel gestreel en zo. Dat was even wennen, na Elvira, die vanaf dag 1 de omgeving exploreerde en op elke schoot sprong die ze tegenkwam. Ik moet mij dus ook heel erg inhouden, want eigenlijk wil ik wel om de twee minuten gaan kijken of alles goed is met dat hummeltje, of ze niet toch een beetje wil eten, of misschien toch even opgepakt wil worden. Misschien voelt ze zich wat alleen, of.... En ik realiseer mij hoe moeilijk het voor Sir William is. Want ik houd hem kort nu, ik wil ten allen prijze voorkomen dat hij haar te snel afschrikt met zijn overweldigende enthousiasme. Nu moeten we ons alle twee inhouden .
Gisterenavond is hij toch twee seconden aan mijn aandacht ontsnapt, en plots hoor ik een gegrom en geblaas uit dat kubusje komen, en uit angst voor een herhaling van het Elvira-scenario ben ik wat al te luid, ik had nog nooit tegen hem geroepen, en ik zag hem ineenkrimpen, alsof hij slaag verwachtte, de arme jongen, zijn verleden zit er nog zo ingeprent. Ik verjoeg hem uit de living, en hij strompelde in een keer door naar buiten, en liet zich niet meer zien. Ik ben nog een keer of zeven gaan roepen voor ik ging slapen, en rond 4 uur vanmorgen heb ik hem nog eens met mijn hoofd door het raam geroepen, ik vreesde dat ik te bruut was geweest, en dat hij niet meer terug zou komen. Ik was dus enorm blij (mijn hart maakte echt een sprongetje) toen ik vanmorgen het luikje hoorde. Hij was terug. Alsof er niks aan de hand was, hongerig naar voedsel en naar het rituele streelnummertje dat daarbij hoort. Maar ook nieuwsgierig naar dat nieuwe hummeltje in huis, en toen ik naar de keuken wilde glippen was hij mij te slim af en stoof de woonkamer in. Het zwartje was van haar plekje gekomen, ze had iets gegeten, ze was in de kattebak geweest, en zat nu ergens verstopt. Sir William riep, en zij antwoordde. Hij riep weer, en zij antwoordde weer. Het kwam van achter de zetel. Hij stond klaar om er op af te vliegen, maar luisterde wonderwel toen ik hem zachtjes aanspoorde rustig te zijn. Na wat over en weer gemiauw is hij met mij mee naar de keuken gewandeld. Door de deur hebben ze nog een beetje met elkaar gecommuniceerd. Naderhand heb ik geprobeerd haar toe te spreken, maar wat ik ook doe, woorden, piepjes, halve miauwen, op mij antwoordt ze niet. Op zich geeft dat mij hoop, als die twee communiceren zit het er dik in dat ze met elkaar overweg gaan kunnen.
Dus voorlopig is het inhouden, inhouden inhouden, dat beestje tijd geven om te acclimatiseren. Ik vraag me af voor wie dat het moeilijkst is, voor Sir William of voor mij .
Donna Elvira. Ik vraag me af welke adelstand haar het beste zou passen. Het is echt niet normaal hoe dat mini-meisje een Jerommeke commandeert. Ik dacht tot voor kort dat ze bang was, maar wat ik daarstraks zag....
Maar eerst: het is ook een zorgenkindje natuurlijk. Al dat kak- en pis-gedoe, het leek wel alsof ik terug in het Jozefien-verhaal zat. En dat heeft mij ook eventjes beïnvloed. Ik was bang om naar de dierenarts te gaan, bang om toe te geven dat er iets aan de hand was, want op 7 maanden twee poezen moeten afgeven, het doet iets met je. Dus ik wilde de spoken verjagen en maakte mezelf wijs dat het stress was. Ze was zo bang van Sir William dat ze er diarree van kreeg en overal plaste behalve in de kattebak. Zelfs in de gietende regen op het terras. Dat was enkele dagen geleden, ik wilde haar nog bij haar schabbernak grabbelen omdat het echt geen weer was voor wie dan ook om buiten te gaan, het goot oude wijven, maar zij ging op het terras zitten, plaste en stoof dan sneller dan het licht weer naar binnen. Maar woensdag kon ik mijn ogen niet meer sluiten, ze wilde de ganse dag niet eten, gaf in de late namiddag ook nog eens over (op het bed natuurlijk, waar anders) en als top of the bill vond ik een plas voor de koelkast. Een bruine stinkende plas. Jozefien was helemaal terug. En toen wist ik dat ik iets moest ondernemen. Dus nam ik haar donderdag mee naar de dierenarts. Een geheel nieuwe ervaring: een kat in een transportmand op mijn fiets, en ik hoorde niks. geen kik. Nog niet het kleinste geluidje. Ze vindt dat dus absoluut niet erg. Ik had bij wijze van spreken de ganse dag met haar kunnen rondfietsen. Misschien vindt ze het zelfs leuk, wie zal het zeggen. Ze vertoonde althans niet de minste vorm van stress, tot de dierenarts haar begon te onderzoeken, daar was ze hoegenaamd niet van gediend. En toen hij een spuit in haar stak krabde en beet ze hem, nooit gezien zoiets. Hij vond het een goed teken dat ze zich verzette, en stelde vast dat er vuur zat in het meiske. Jaja, Elvira was de juiste naam. Stel je voor dat ik haar Truusje had genoemd, het zou echt nergens op slaan. Enfin, de dame heeft een darmontsteking, zeer waarschijnlijk veroorzaakt door darmparasieten. Wormen dus. Ook al had ik nooit een teken van wat voor worm dan ook teruggevonden in haar wijdverspreide uitwerpselen, voor de dierenarts was het zo goed als zeker. Anti-worm, en nu zou het dus snel moeten beteren. Dat doet het ook, gisterenavond en vandaag heeft ze stevig gegeten, in de kattebak gepoept -wel nog wat platjes, maar geen plassen meer- en door het huis gegaloppeerd als een veulen in een groene wei vol boterbloempjes. Ze viel mij overal aan waar ze mij maar onverhoeds kon bespringen, ze waagde zelfs een bewonderenswaardige poging om vanop de grond door de trapspijlen naar mijn benen te springen toen ik de trap opging, de poging mislukte enigszins, maar het idee en de inzet waren er. Ze was ook heel duidelijk in haar etenseisen, storm naar het aanrecht, jump erop, en dan zo'n blik van "kan-dat-nu-niet-wat-sneller-het-had hier-al-lang-moeten-staan-he". Dus het gaat duidelijk beter met haar, de wormen zullen in sneltempo aan het uitsterven zijn. (Valt zoiets trouwens onder genocide?) Maar dan hoorde ik plots gegrom, wat ongebruikelijk is, want het eten gaat doorgaans zeer goed, zij op het aanrecht, hij op de grond, ze eten en laten elkaar gerust. Tot vandaag dus. Ik loop de keuken in, gealarmeerd door haar gegrom, en verwacht iets in de zin van Sir Wiliam die op het aanrecht is gesprongen. Maar neen hoor, ik zie haar met haar neus tegen de zijne zitten, op de grond, grommend met de oren in haar nek, tot hij met zijn buik over de grond afdroop (van zijn eigenste etensbak he) en op een stoel onder de keukentafel ineengedoken ging zitten piepen. Terwijl zij smakkend zijn eten begon te verstouwen. Grr, het kleine spook.
Dus aan al wie voor haar zorgt tijdens mijn afwezigheid: laat je niet bedotten, het is dus geen angst he, zij wil gewoon de boel dirigeren. Oh, ze ziet er zo lief uit, en zo hulpeloos, en ze kan je aankijken met haar grote ogen op een manier die je ter plekke doet smelten. Ze is ook lief he, ze geeft je likjes en komt tegen je aanleggen, enfin, het is een fantastisch poezelijntje. Maar ze is niet lief voor Sir William.
Een tijdje later gaf ik hen wat stukjes gekookte kipfilet. Da's een aanrader voor katjes met darmproblemen, niks vet, niks saus, en ze zijn er gek op: gewoon kipfilet in water gooien met een beetje bouillon (in mijn geval biologische vegetarische bouillon) en dat een hele tijd laten koken zodat het zeker door en door gaar is. En dan in stukjes trekken. Ik vries daar dan ook wat van in, als lekker en gezond tussendoortje, of vervangmaal. Maar goed, ik was dus stukjes van die kipfilet aan het trekken, en Sir William, die dat al kent, was die zeer gretig aan het aanpakken. Aangezien ik nu wist dat ze eigenlijk helemaal niet bang is, en moed genoeg heeft om hem van zijn etensbak te verjagen (ik kan er nog niet van over he, ze kan minstens drie keer in hem, waar haalt ze het boude lef vandaan) vertikte ik het om toeschietelijk te zijn en haar een meter verder te voederen. Foert, ze moest het maar komen halen op 10cm. En dat deed ze dus. En dat verliep ook eventjes zeer vredig, tot er onenigheid ontstond over een op de grond gevallen stukje kip. Sir William, de immer gretige, onstuimige, enthousiaste, hapte er zonder nadenken naar, terwijl het misschien wel ietsje dichter bij haar lag (ik had toevallig geen meetlat bij). En toek, zij madame, met haar elegante witte sokjespoot. En grom, en blaas, en nog eens toek. Ja, hij klopt soms ook, dat weet ik. Maar zelden als eerste. En ik vermoed ook dat hij eigenlijk denkt nog een kitten te zijn, ook al ziet hij er zo niet meer uit, met zijn kloefers van poten en zijn gespierde lijf. Dus zijn tikje moet volgens mij gezien worden als de aanvallen van Elvira op mijn benen. Speels dus, niet bedoelt om te vechten of pijn te doen. Meestal toch. Hij gedraagt zich op veel fronten echt als een kitten, hoe hij speelt met lintjes, hoe hij in rondjes loopt, achterwaartse salto's maakt, enfin, een kitten in een wat groot uitgevallen lijf. Argeloos, zich volledig smijtend. En nu heeft hij dus een nuffige barones in huis, in een kittenlijfje, maar zich gedragend als een bazige echtgenote die alles voor zichzelf wil. En die altijd koppijn heeft als hij wil spelen. Zucht.
Bij momenten is het hilarisch, maar ik blijf te doen hebben met dat zwart wit bazeke. Al doet Elvira mij ook smelten. Bij wijlen.
In bijlage nog enkele foto(s, Elvira net voor haar eerste dakuitstap (had ik toen geweten dat ze zover weg zou gaan, ik had haar bij haar nekvel gegrabbeld in plaats van een foto te nemen), en Sir William op de terrastafel, en onder zijn geliefde boom in het gras. En een -uiteraard mislukte- toenaderingspoging.
Ik weet het, ik wéét het, het is veel te lang geleden. Het is eventjes druk
geweest met de voorbereiding en het vrijwilligen op het festivalletje in de
buurt. Maar meer nog zat ik behoorlijk in de knoei met mijn twee
kattenschatjes. Mijn hart bloedde (en bloedt soms nog) voor die lieve
enthousiaste en lang-veel-vaak gefrustreerde Sir William. Dat jongetje wil echt
niet veel, hij wil enkel een vriendje, en hij is niet eens kieskeurig, elk
gespot kattebeest is een potentieel vriendje voor hem. Helaas zijn alle kattebeesten
hier in de buurt, Madame Elvira inbegrepen, te zwaar onder de indruk van zijn
gulle enthousiasme.
Hij smeekt, hij argumenteert, hij legt zich plat op zijn buik of helemaal
op zijn rug, en nog zijn die koppigaards niet te vermurwen. En telkens ik dat
zie breekt mijn hart. En dan komt hij af, en doet zijn verhaal. Ganse monologen
steekt dat katertje af tegen mij, en hoewel ik niet alles letterlijk begrijp,
snap ik de grote lijnen wel, en dan poog ik hem maar weer op te monteren met
iets lekkers of met een in de buurt liggend lintje. En weer is hij dan Super
Enthousiast, over dat lekkers of dat speeltje. Hij is zo'n levensblije ziel, het
is echt onwaarschijnlijk.
Dus ik heb een tijdje getwijfeld over Elvira. Of zij wel het juiste katje
was om bij ons te wonen. De eerste 10 dagen leek ze zelf ook niet echt happy, ze
lag maar ergens te liggen, en geleek in het geheel niet op een levenslustige
kitten.
We weten natuurlijk niks over haar, behalve dat ze gevonden is, alleen,
buiten. Als ze mij kon vertellen wat ze heeft meegemaakt, zou dat waarschijnlijk
al veel verduidelijken. En misschien zou ik haar dan ook beter kunnen helpen om
zich op haar gemak te voelen, en om haar angst voor ons over-enthousiaste Zwart-Witje
te overwinnen.
Ik vermoed althans dat het angst is wat haar drijft.
Het was natuurlijk erg ongelukkig dat haar eerste close encounter met SW in
de kattebak plaatsvond. In de kattebak met klepje dan nog. Zij wilde zeer flink
haar behoefte gaan doen, ik stond al helemaal klaar om haar te bewieroken, want
ze was nog maar enkele uren hier, en toen kwam van nergens die enthousiasteling
aangelopen en stak zijn katerkop door dat luikje. Zij kon niet weg, en gromde,
knorde en blies. Zoals altijd kon ik hem ook toen zeer snel terugfluiten -hij is
echt ongelooflijk op dat vlak: hem zachtjes roepen of heel even aanraken, al is
het aan het tipje van zijn staart, en onmiddellijk trekt hij zich terug, met
zo'n blik van "juist ja, ik was weer eventjes te overweldigend, sorry"- maar het
kwaad was natuurlijk geschied.
Of de oorzaak nu in die kattebak-ontmoeting ligt, of ze misschien al
onprettige ervaringen met andere poezen had gehad voor ze bij ons terecht kwam,
de situatie is onprettig voor ons alle drie, en er zit eigenlijk niet echt
evolutie in. Ze kunnen behoorlijk dicht bij elkaar zijn, samen op bed (met mij
ertussen) of, tijdens het eten op en onderaan het aanrecht, zonder incidenten.
Maar er is een grens. Als die overschreden wordt is er gegrom, geknor en
geblaas. En af en toe een boksmatch. En daaraan verandert dus niks, die grens is
nog geen millimeter verlegd. Nochtans volg ik de voorschriften: laat ze elkaar
zien op veilige afstand, terwijl ze spelen of eten, zodat ze elkaar associëren
met prettige dingen, ik speel erg vaak met SW voor Elvira's neus, zodat ze ziet
dat hij echt geen kwaad in de zin heeft. Zelf is Sir William meestentijds echt
enorm, het is alsof hij helemaal begrijpt wat hij moet doen, hij houdt afstand,
gaat achteruit als ze gromt, laat zich zien maar pretendeert absoluut niet in
haar geïnteresseerd te zijn, komt bij mij om streeltjes als het hem te machtig
wordt, maar het helpt allemaal niet. Hij doet zo erg zijn best, houdt zich zo in
maar ze gaat dus niet overstag.
Hij loopt rond met een krab op zijn snoet, een geschalodderd oor, en een
ontelbaar aantal pikjes -van die één-nagel-wondjes- op zijn hoofdje en lijf. Zij
heeft welgeteld twee kleine wondjes gehad op al die tijd: eentje boven
haar rechteroogje, dat moeilijk geneest omdat ze het korstje er telkens weer
afhaalt, en een klein, ondertussen genezen, krabbetje aan haar linker heup. Dat
was van zeer in het begin, toen hij zijn zachte pootjes nog niet ontdekt had.
Want zelfs dat heeft hij gedaan: hij heeft geleerd te spelen met ingetrokken
nageltjes, ik voel het ook als hij bij het spelen mijn been raakt, of mijn arm:
hij trekt zijn klauwtjes in.
Hij heeft al veel geleerd van Elvira: hij ligt nu vaak met ons op bed, dat
deed hij voordien niet. Hij speelt met zachte pootjes, en het komt nog zeer
zelden tot geboks. En als het dat toch doet, dan is het meestal madame die de
eerste slag uitdeelt.
Scene: ik zit buiten op het terras met Elvira, de tweede keer dat ze buiten
mag, nog enkel onder mijn toezicht. Ze zit naast mijn stoel op de tegels, hij
ligt nog binnen, in de veranda, op zijn rug te kroelen en om haar aandacht te
vragen. Op een bepaald moment strekt hij al rollend op zijn rug zijn voorpoten
ietsje te ver uit naar het inzicht van La Donna, en lap, daar geeft ze hem een
tik. Hij weet niet wat hem overkomt en loopt beteuterd weg.
Het gaat niet altijd zo, soms voelt ze zich echt bedreigd en zie ik haar
ineenkrimpen en achteruit krabbelen, terwijl hij niet eens een dreigende houding
aanneemt. Wat niet wil zeggen dat hij voor haar niet bedreigend kan overkomen.
De laatste dagen zie ik een beetje evolutie bij Elviertje. Niet in haar
houding t.o.v. Sir William, maar wel in haar totale gedrag. Ze komt af nu, als
ze me hoort. Dat kan zijn als ik opsta en zij al naar beneden gelopen was, dan
komt ze terug naar boven. Als ik thuiskom toont ze blijdschap om me te zien, dan
worden mijn benen aangevallen en krijg ik beetjes en likjes waar ze maar aankan.
Ze begint zich blijkbaar toch een beetje thuis te voelen, is nieuwsgieriger,
gaat op onderzoek, ligt al eens op een van de bovenste niveautjes van het
kattenkasteel.
Vandaag mocht ze nog een keer buiten, de vierde keer denk ik, en ze heeft
het lage muurtje ontdekt, waar ze zich knus op installeerde. Helaas ging ze op
een bepaald moment ook al op onderzoek op de hoge muur (slecht voor mijn hart)
maar gelukkig kwam ze vrij snel terug. Ze viel ook de blaadjes aan die bewogen
door de wind, enfin, ze deed normale kittendingen.
Toen ze zich op dat lage muurtje had geïnstalleerd lag Sir William vlak
onder haar in het gras, zo plat als maar kon, zielige prr-tje en mieuwtjes
makend, maar het mocht alweer niet baten.
Helaas had ik mijn camera niet beneden, en kon ik SW niet mee op de foto
zetten. Haar heb ik vanuit het bureauraam nog net te stekken gekregen. Dat is
dan weer de keerzijde: met Elvira kan ik mij dingen permitteren die eigenlijk
niet kunnen met katten. Voor u verder leest: don't try this at home!! Je kan
haar eventjes alleen laten in de tuin, ze gaat er niet vandoor. In tegendeel,
anderhalve minuut na de foto stond ze naast me in het bureau. Ze loopt vanaf dag
1 hier rond, terwijl alle deuren open waren 's nachts, ze zou dus in theorie
door de luikjes naar buiten gekund hebben, maar ze bleef die eerste dagen gewoon
liggen waar je haar neerlegde, dus ik legde haar op een handdoek naast mijn
hoofdkussen, en daar lag ze 's morgens nog. Pas na enkele nachten ging ze 's
nachts al eens naar de kattebak, en knabbelde ze bij terugkeer een brokje.
Verder ging ze niet. Ook nu nog volstaat het de buitendeur toe te houden om haar
te beletten de tuin in te gaan. Ze schijnt de kattenluikjes gewoon niet op te
merken.
Zelfs als ze ontsnapt -grr, wat haat ik dat!- blijft ze rustig. Sir
William woont vijf maanden hier, en hij is nog nooit langs de voordeur buiten
geglipt. Ah neen, ik ben super alert in de gang, kijk vijf keer rond vooraleer
ik de deur openmaak.
Edoch: Donna Elvira heeft het in minder dan drie weken al twee keer gelapt.
Twee keer, dat leest u goed. De eerste keer was vorige week zondag, 27 juli. Ik
was eventjes naar de poezen komen kijken tussen twee vrijwilligersshiften op het
plein door. En ik moest dringend terug. Typisch is dat, zoiets gebeurt wanneer
je gehaast bent. Ik kijk in de gang, ik zie niemand. Ik open de deur, en zie
iets grijs gestreept voor mij wegflitsen. Waar ze zo snel vandaan kwam, ik zou
het niet kunnen zeggen. Ik panikeerde, zij niet. Ze schoot onder de geparkeerde
auto voor mijn deur, en ik zag mij weer uren plat op mijn buik op straat liggen
(herinnering aan Maurits, lang geleden) of bij mensen gaan bellen om in hun
kelder te mogen (Jozefien heeft dat een aantal keer gelapt, ze schrok van een
passerende auto en dook het eerste het beste keldergat in waar ze dan niet meer
uit raakte). Ik heb geleerd langs de straatkant te gaan, zodat, als de ontsnapte
kat van je wegloopt, ze in elk geval naar de veilige stoep loopt en niet naar de
gevaarlijke straat. Maar zelfs plat op mijn buik zag ik geen Elvira. Ik ging dan
maar voorzichtigjes terug naar het voetpad, en daar zat de dame, voor het enorme
wiel (het was een hoge auto) waardoor ik haar vanaf de straatkant inderdaad
niet kon zien. Ze keek naar mij, alsof ze zich afvroeg wat voor idiote dingen ik
allemaal aan het doen was, liet zich zonder meer benaderen en oppakken, en ik
kon haar gewoon terug binnenzetten. Ik heb nog nooit een kat geweten die zo kalm
blijft op straat. De meeste katten gaan dan in een zeer alerte overlevingsmodus,
schrikken van voorbijrijdende brommers en auto's, stoppen zich weg, laten zich
soms uren niet vermurwen om midden onder die auto uit te komen. Zoniet
Elvira.
Maandagavond lapte ze het opnieuw. Ik liet iemand uit, en voor mijn
bezoeker één stap buiten had kunnen zetten zat ze al naast de boom op het
voetpad. Ik vermoed dat het daar zeer interessant rook, want ze snuffelde dat
het een lust was. En weer liep ze niet weg (ik ben wel met een omtrekkende
beweging en heel traag en voorzichtig genaderd, weer vanaf de straatkant, zodat
ze, mocht ze willen weglopen, richting huizen zou gaan). Ze gedroeg zich niet
anders dan wanneer ik haar binnen zou oppakken, en liet zich gewillig weer
binnenzetten.
We kunnen dus concluderen dat Donna Elvira weer een zeer apart geval is,
dat ze ondertussen mijn hart gestolen heeft ondanks haar uitvallen naar Sir
William, en dat ik dus hoop en bid dat ze haar angst kan overwinnen, en het
vriendje worden waar Sir William al zo lang op wacht.
Sir William vindt het waarschijnlijk allemaal minder erg dan ik. Hij gaat
zijn gang, gaat vaak op stap, verliest zijn halsbandje, en staat dan letterlijk
verzopen kat te wezen voor het bureauraam. Dat was een goede week geleden, hij
was zo nat dat ik hem zelfs -zeer tegen zijn zin- heb afgedroogd, voor zover dat
lukte. Wie weet hoe lang hij in de gietende regen aan dat luikje aan 't prutsen
is geweest.
Vanmorgen tegen zessen stond hij weer luidkeels te miauwen voor het
bureauraam Hij heeft het helemaal door nu: als dat stomme luikje beneden niet
open wil, ga dan je keel openzetten aan dat raam, daar wordt ze wel wakker van,
en dan ben je ook knusjes binnen. Ik denk dat ik dat nog een aantal keer ga
mogen doen, slaapdronken uit mijn bed klauteren en met een half oog open aan dat
raam proberen te geraken om de Sir-die-zijn-halsbandje-verloor binnen te laten.
Ik moet ook dringend op zoek naar leuke elastiek, om nieuwe bandjes te maken.
Maurits was de tweede kat in mijn leven. Hij kwam Jozefien en mij vervoegen toen zij een jaar was. Hij zag er uit als een kitten van vier weken, maar aangezien hij zelfstandig kon eten toen hij gevonden werd, en hij al twee weken in quarantaine had gezeten, schatten we hem op ongeveer negen weken. Hij was een bijzonder spraakzame kat, vandaar het "Mau" in zijn naam. De eerste weken deed hij niet veel anders dan slapen, eten en miauwen. Hij is de enige kitten die ik ooit zag die niet geïnteresserd was in spelen. Eigenlijk was het geen wonder, hij was zo'n minigewichtje dat hij alle mogeljke energie nodig had om te groeien.
Maar als er eten voorhanden was, ritste hij er als de bliksem naartoe, en zo kwam hij aan zijn naam: Mau-Rits.
Hij heeft gedurende een paar maanden echte vreetkicks gehad, hij pikte al wat hij kon vinden, gekookte aardappelen (ik zie hem nog voorbijflitsen, dat volledig zwarte prutske, met zijn bek wagenwijd opengesperd en daar een gekookte aardappel in, zelf gepikt uit de pot, en volledig opgesmikkeld op een veilig plekje) rijst, brood (hij was zo vriendelijk de sneetjes netjes uit de broodzak te halen, zonder de zak te scheuren). En het eten van Jozefien natuurlijk. Hij kon drie keer in haar, maar toch overblufte hij haar, en na zijn eten te hebben binnengespeeld duwde hij haar gewoon opzij. Zij stond dan beduusd te kijken hoe hij haar eten verder opat. Het heeft een vol jaar geduurd voor ze besloot dat niet meer te pikken. Er was een vriendin op bezoek toen het gebeurde, en we zijn haast gestikt in de slappe lach: Hij komt op haar en haar etensbak af, duwt haar met zijn lijfje opzij en begint haar eten verder op te eten. Zij heft haar voorpoot en geeft hem één tik. Niet eens echt hard, met ingetrokken klauwtjes. Hij springt verschrikt opzij, spurt door het kattenluik naar buiten en begint daar gedurende 20 minuten een huilscene op te voeren. Met veel gevoel voor drama, en met veel gekijk naar mij, want ik moest volgens hem te hulp schieten om hem te troosten, terwijl ik het niet meer dan zijn verdiende loon vond, en vooral Jozefien heel erg heb geprezen om haar flinke handelwijze.
Ach, Mauke, het was soms een dramaqueen, maar zo een lieverd. Ik kan de uren niet tellen dat hij bij mij op schoot heeft gelegen, de neusjes die hij gaf.
En ik blijf het een mirakel vinden dat hij uiteindelijk de ordehandhaver van de katten in de buurt werd. Sinds hij er niet meer is, wordt er hier veel meer gevochten onder het kattenvolkje, ze vinden blijkbaar geen nieuwe leider. Maurits had meestal geen fysiek gevecht nodig, hij kon met één blik een andere kater tot de orde roepen. Er waren ook mensen die vonden dat hij heel dreigend kon kijken. Ik vond dat grappig, want zo keek hij nooit naar mij.
En plots kwam het einde. De vorige dag had de dierenarts nog gezegd dat het helemaal niet ernstig was. Maar toe ik hem de volgende morgen naar adem zag snakken kwam er een longfoto aan te pas, en een echo. Zijn longen bleken vol tumoren te zitten, hij had nog een petieterig stukje long, aan één kant, dat functioneerde. Het is een mirakel hoe hij dat zo lang verborgen heeft kunnen houden. En hoe hij bleef blinken, geen gram gewicht verloor, smakelijk at. Er was niks meer aan te doen, er was groot gevaar op stikken, en dat doe je niemand aan. Dus plots, van de ene dag op de andere, zonder aankondiging, was het exit Maurits. Definitief deze keer. Zoekacties hadden nu geen zin meer.
Niet weten waar je salontijger uithangt
is best een ingrijpende ervaring. En het allervervelendst is nog dat er geen
goede handleiding bestaat voor deze situatie. Het is een beetje aanmodderen.
Waar blijft die centrale website waarop je vermiste katten en honden kan
opgeven? Een website die landelijk, zij het opgedeeld in regios, kan gebruikt
worden door dierenartsen, asielen en particulieren. Dat zou toch een haalbare
kaart moeten zijn. Maar voor het zover is moet een baasje dat zijn trouwe
viervoetige vriendje mist het zelf rooien. Best lastig, dus ik poogde een
aantal nuttige tips op een rijtje te zetten, aan de hand van eigen ervaringen.
Als u op dit moment een poes kwijt bent, wens ik u alvast veel sterkte en help
ik u hopen op een vreugdevolle reünie.
Maurits, mijn zwarte kater, is zoek
geweest van donderdag 8 tot zaterdag 17 maart 2012. Snelheid is altijd een grote troef, dus op
vrijdag 9 maart heb ik in de directe omgeving flyersin elke brievenbus gestoken. Zaterdag ben ik gaan aanbellen bij elk huis dat op vrijdag
een flyer in de bus had gehad. Het
persoonlijk contact versterkt de flyer, je kan de informatie mondeling
uitbreiden, en als binnenkomer kan je naar de flyer verwijzen waardoor het
direct duidelijk wordt waarvoor je aanbelt. De deur gaat vanzelf verder open
zodra men begrijpt dat je niks komt verkopen.
Er bestaan verschillende meningen over
wat er al dan niet niet op zon flyer moet staan. Ik ga er van uit dat veel
mensen niet echt grondig lezen, dus ik liet het bij een foto, de naam van het dier, mijn adres en gsm nummer, en de vraag om in
garage, kelder, tuinhuis te kijken. Tijdens mijn huis aan huis ronde kon ik altijd
nog dingen verder toelichten. Een bepaalde dierenorganisatie vond mijn flyer
slecht, omdat er niet op stond of mijn kater gecastreerd was. Maar de doorsnee
buurtbewoner heeft daar volgens mij geen boodschap aan. Een buurvrouw die mij
belde omdat ze een zwarte kat had gezien, wist bijvoorbeeld niet eens of die
kat al dan niet een halsbandje droeg.
Laat je in
elk geval niet van de wijs brengen door dergelijke commentaren, maak een keuze,
zorg dat je informatie duidelijk is, en dat je een telefoonnummer of adres
opgeeft.
Leg ook
wat flyers bij de bakker, de snackbar, het buurtcentrum, de kapper en elke
andere plek in de buurt waar wel eens iemand over de vloer komt. Hang de
informatie voor je raam, op je auto, bij je dierenarts, in de dierenspeciaalzaak
enz.
Bij de
aanbelronde heb je de mogelijkheid om uit te wijden. Over specifieke kenmerken
van je dier, maar vooral over het algemene verloren-katten-gedrag. Een kat
op de dool gaat in overlevingsmodus. Het is mogelijk dat een buurman zijn
garage doorzoekt en zweert dat er geen kat zit, terwijl ze er wel degelijk is.
Maar behalve aan zijn eigen vertrouwde mens laat zon gestresseerd
poezencreatuur zich niet zien.
Daarom heb ik verzocht of mensen wilden nadenken of de afgelopen dagen,
bij de eerste lenteachtige warmte, een raam of deur een tijdje had opengestaan.
Een kelderdeur, een deur van een tuinhuisje, een raam in de gang dat s winters
dicht blijft, dat soort dingen. Indien
ze zich dat herinnerden, vroeg ik of ze die deur of dat raam terug even wilden
openzetten, maar zonder er bij te blijven, zodat het gestresseerde beest de kans
zou krijgen ongezien weer te ontsnappen.
Ik woon in een stad, in een rijtjeshuis. Als mens heb je geen toegang tot
de buurtuinen, tenzij door de huizen heen. Zeer weinig mensen waren geneigd mij
inderdaad door hun huis hun tuin in te laten. In huizen waar ook honden of
katten woonden mocht het meestal wel.
In het huizenblok dat gevormd wordt
door de straat waarin ik woon, een parallelstraat en twee straten die daar
loodrecht op staan en dus een bijna perfecte rechthoek vormen, bevinden zich
een aantal parkeergarages. Dat zijn
geweldige schuilplaatsen voor verloren gelopen katten. Dus op zondag besloot ik
elk van die garages grondig te doorzoeken. Aangezien ik niet van iedere garage
de eigenaar of uitbater kende, heb ik bij de meeste van die garages gewacht tot
iemand zijn auto kwam halen of terugzetten, en gevraagd of ik binnen mocht,
verwijzend naar de flyer en de huis-aan-huis ronde. Dat maakte dat er geen
argwaan was, de hele buurt wist inmiddels dat ik op zoek was naar mijn vermiste
kater. Ik wachtte telkens tot de auto eigenaars waren vertrokken, en het een
tijdje rustig was, vooraleer ik Maurits begon te roepen.
Diezelfde zondag had ik ook een
vriendin met hond ter hulp geroepen,
maar dat was geen onverdeeld succes. De hond heeft heel erg genoten van het
uitje, maar snapte niet waarom ik die lap onder haar snoet hield, en elk spoor
dat ze vond eindigde bij een autoband of een parkeermeter. Niet elke hond kan dus
spoorzoeken. Maar het valt te proberen, en met een iets beter speurende hond
kan het tot goede resultaten leiden.
Hoe dan ook, we kregen wel veel
aandacht door madame de Mechelse Herder, en ik kon nog meer buurtbewoners
vertellen dat Maurits, een zwarte kater, zoek was.
Het leek mij bijzonder belangrijk dat Maurits
wist dat ik het niet opgaf, dus ik ben de ganse tijd om de paar uur, ook
s nachts, uit mijn raam op de eerste verdieping zijn naam blijven roepen.
Aangezien de zintuigen van onze salontijgertjes zoveel secuurder zijn afgesteld
dan de onze, hoopte ik dat hij mij zou horen. Aangezien het s nachts beduidend
stiller is, ging ik ervanuit dat de kans dat hij mij, of ik hem, zou horen dan
het grootst was.
Ik heb hem op enkele websites gezet, met foto, en alle dierenasiels en dierenartsen in de ruime omgeving verwittigd.
Een hele goeie tip die ik kreeg, vooral
als je in een stad woont, waar je zelf niet in tuinen kan en ook niet altijd
zicht hebt op hoe het er achter die hoge gevels allemaal uitziet: google
earth of birdeye.com. Via deze websites kan je uitpluizen of je kat zich toegang
kan hebben verschaft tot deze of gene plek. Ik ben daar vooral op zoek gegaan
naar locaties waar een kat eventueel wel in kan sukkelen, maar niet meer zonder
hulp uit geraakt. Af een hoge muur springen kan lukken, maar daar terug
opklimmen als er echt nergens houvast is, lukt waarschijnlijk niet. Door een bouwvallig
dak van een loods vallen, ok, maar zes meter naar boven klauteren om daar weer
uit te raken is andere koek.
Zoek
overal, ook waar het onwaarschijnlijk lijkt.
Maurits had woensdagavond 7 maart nog
thuis gedineerd en keek daarna samen met mij TV. Of verplichtte mij om veel
te bewegen tijdens het TV kijken, doordat ik langs zijn staart of tussen zijn
oren toch genoeg beeld probeerde te zien. De nacht van woensdag op donderdag,
het tijdstip van zijn verdwijning, is mijn voordeur niet open geweest. Hij kon
dus in principe alleen aan de veilige kant van de huizen in het huizenblok
zijn. In een tuin(huis), garage of kelder. Tenzij hij een huis of garage zou
zijn binnengeraakt langs de achterzijde, en er aan de straatzijde is
uitgeraakt. Dat leek mij erg onwaarschijnlijk en ik heb aanvankelijk vooral in
het huizenblok gezocht.
Maar op dag 10 van zijn verdwijning
besloot ik om de zoektocht uit te
breiden. Mocht een dergelijke situatie zich nogmaals voordoen, dan zou ik
niet tot dag tien wachten. Eigenlijk was dat een fout. Mogelijk had ik hem
enkele dagen eerder kunnen vinden. Maar goed, op dag 10 begon ik flyers te
bussen in de straten in de verdere omgeving. En af en toe riep ik zijn naam.
(Ja, ik werd af en toe vreemd bekeken, maar rare blikken waren op dat moment
niet echt mijn bekommernis).
Ik vond Maurits doordat hij antwoordde
op mijn roep. Gek hoe je die ene miauw onmiddellijk, met absolute zekerheid
herkent. Ik hoopte dat hij nogmaals zou reageren, zodat ik hem kon lokaliseren.
Zijn eerste miauw verraste mij zo dat ik geen idee had waar die vandaan was
gekomen. Hij stelde me niet teleur: hij antwoordde nogmaals, zodat ik wist dat
ik moest oversteken, en toen zag ik hem. In een kelder.
Maar daarmee was het niet opgelost.
Hoewel hij mij herkende, en antwoordde telkens ik zijn naam riep, was hij niet
van plan het me gemakkelijk te maken. Toen ik had aangebeld en uitgelegd dat
mijn kater in de kelder zat, mocht ik mee. De man des huizes ging me voor de
keldertrap af, de kelder in: fatale fout. Maurits vluchtte het keldergat uit en
de straat over. Slecht nieuws voor het hart van een poezenmoeder. Maar ik
hoorde geen gierende remmen of andere verontrustende geluiden.
De vriendelijke man die me zijn huis
binnen en zijn kelder in had gelaten, kon me nauwelijks bijhouden terwijl ik
terug de trap opstormde, zijn gang door, en buiten verwoede pogingen ondernam
om mijn katermanneke terug te vinden.
Dat lukte: Maurits had zich
geïnstalleerd op de parking van een metaaldraaierij die er op zaterdagnamiddag
verlaten bijlag. Het gebouw staat ongeveer 25m van de straat af, het plein is
op niet-werktijden leeg, maar wel omheind met een hek van twee en halve meter
hoog met puntige pieken op. Erover klimmen was geen optie. De metalen omheining
was bovendien voorzien van een alarm. Dat alarm laten afgaan zou de zekere
vlucht van mijn poezenman betekenen.
Aangezien de boel verlaten was
reageerde er niemand toen ik op de bel drukte, en de vaste telefoon, waarvan
het nummer onder de bel stond te blinken, werd evenmin opgenomen. Ik belde een
vriendin, en droeg haar op het bedrijf te googelen en een gsm-nummer te zoeken.
Tevergeefs.
Wachten dus. En hopen dat Maurits zich
van tussen de paletten onder het afdak van het gebouw tot aan het hek zou
durven begeven. Dat werd echter bemoeilijkt door elke passerende auto, elke
voetganger die vroeg: wat zijn jullie aan het doen?. Toen mijn zwarte moedigaard al tot halverwege
het plein was gesukkeld riep een passant enthousiast oh, poes!. Tja, dat
leidde tot onmiddellijke terugtrekking onder het afdak tussen de paletten.
Nog erger: passanten die mee kwamen
roepen.
De vriendelijke man die me in zijn
kelder had gelaten, was de ganse tijd op de achtergrond aanwezig, en probeerde
voorbijgangers zachtjes aan te sporen verder te gaan. Hij sprak zelfs een
groepje zeer luidruchtige tieners aan, die aan de overkant van de straat
stonden, en verzocht hen wat rustiger te zijn vanwege de bange poes.
In de hoop het proces een beetje te
versnellen, besloot ik thuis zijn lievelingseten te gaan halen, terwijl de
lieve keldermeneer op post bleef. Zodat, ook als Maurits zich zou verplaatsen,
ik toch nog zou weten waar hij zat. Het beestje had zich nog niet verroerd toen
ik terugkeerde.
De truc met het eten leek te werken. Uiteindelijk
kwam hij steeds dichterbij, snuffelde, at een beetje, en liet zich door het hek
heen strelen, maar de stap tussen de spijlen van het hek door maakte hij niet.
Ik poogde hem zover te krijgen door het blikje eten langzaam op te schuiven,
maar mijn slimme jongen had het door. Toen het blikje kattenvoer zover stond
dat hij zijn hele hoofdje door de spijlen moest steken om te kunnen eten, stak
hij resoluut een poot onder het hek door, stak die poot in het blikje en trok
het met een ferme beweging terug naar zijn kant. Ik zat ondertussen op het
voetpad met mijn twee benen naast elkaar voor me uit gestrekt. Zo moet ik thuis
ook in de zetel zitten, zodat meneer zich comfortabel kan uitstrekken op mijn
benen. Ik hoopte dat deze manier van zitten hem naar me toe zou lokken zodat
hij zich op mijn schoot zou installeren. Dat heeft uiteindelijk, na een
onwaarschijnlijke hoop geduld, gewerkt.
Het heeft zelfs drie keer gewerkt.
Drie keer, inderdaad. Want toen hij op
schoot klom en ik hem in mijn armen nam, leek alles helemaal in orde. Maar toen
ik hem in de transportmand wilde steken, stribbelde hij zo furieus tegen dat ik
hem moest lossen, en hij spurtte 25m ver, naar het afdak, waar hij zich opnieuw
verschool tussen de paletten.
Een dik uur later had ik hem weer in
mijn armen, ik kuste hem, knuffelde hem, vertelde hem hoe blij ik was dat ik
hem gezond en wel had teruggevonden. Maar hetzelfde scenario herhaalde zich:
hij wilde niet in de transportmand. De kelderman hielp, maar zelfs met zn
tweeën konden we hem niet houden. Maurits ging te keer als een duivel in een
wijwatervat, en we moesten hem lossen.
Tegen die tijd was ik door en door koud
van het op de grond zitten. Ik was rond de middag op flyertocht vertrokken,
zonder jas, gekleed op de middagzon. Ondertussen liep het tegen zessen. De
temperatuur was flink gedaald, de kelderman ging naar huis om te eten, Mau zat
terug 25 meter van me vandaan tussen de paletten, onbereikbaar achter een veel
te hoog hek met pinnen, en ik was zwaar gefrustreerd.
Ik moest me even gaan opwarmen, en ik
moest mijn poezenmeisje Jozefien haar medicatie toedienen, dus ik riskeerde om
een halfuurtje weg te gaan. Toen ik, ingeduffeld als een poolreiziger, terug
kwam, klaar om desnoods de hele nacht bij dat hek tegen mijn katertje te
praten, stond hij bij het hek. Op de één of andere manier had hij die 25 meter
overbrugd. Misschien omdat het rustiger was op straat, misschien omdat hij het
maar niks vond dat ik was weggegaan, wie zal het zeggen. Het leek in elk geval
alsof hij me stond op te wachten. Ik praatte tegen hem, hij antwoordde, en
toonde mij het katteneten dat daar stond voor zwerfpoezen. Hij was zo slim
geweest zich ergens te installeren waar hij eten en drinken had. Ik vermoed dat
hij al enkele dagen pendelde tussen de kelder (tijdens de kantooruren, wanneer
het metaalbedrijf open en de parking vol bedrijvigheid is) en de parking, waar
een afdak, stapels paletten om tussen te schuilen en eten voor handen zijn. Hij
heeft daar zeker geen 10 dagen gezeten, want de dame die de zwerfpoezen komt
eten geven kende hem niet. En het was haar ook nog maar enkele dagen opgevallen
dat er meer eten verdween.
Bovendien kon ik later vaststellen dat
zijn klauwen gerafeld en afgesleten waren, en dat zelfs de kussentjes onder
zijn pootjes er als een rasp uitzagen. Hij moet dus aanvankelijk ergens hebben
vastgezeten, waar hij alleen maar mits aanhoudende pogingen en veel terugglijden
is uitgeraakt. Waarna hij het noorden kwijt was en zich ergens installeerde
waar hij kon overleven.
Dat is ook de taak van een verloren poes:
overleven. Het is de taak van zijn mens om op zoek te gaan.
Ik ben mij ervan bewust dat zijn mens
wat vreemd klinkt, maar in het geval van poezen kan ik ook niet over baasje
of eigenaar spreken. Wie samenleeft met een of meerdere poezen begrijpt vast
wel wat ik bedoel. Een hond aanvaardt jou zonder meer als hoofd van zijn
roedel. Een poes aanvaardt eventueel een portie tonijn uit de Atlantische
oceaan als ze daar op dat moment zin in heeft.
Toen ik dus ingeduffeld terugkwam,
klaar om deze keer vol te houden tot k mét poes naar huis kon, zette ik mij weer
op de grond. Ik probeerde rustig blijven, diep te ademen en hem door
geruststellend gepraat te lokken. Hij
kwam weer. Hij lag zalig in mijn armen, maar één blik van mij naar de
transportmand en hij begon alweer te wriemelen. De meneer van de kelder kwam
aanlopen om te helpen, maar ik wilde geen derde keer riskeren terug naar af te
gaan. Dus ik vroeg de man of hij mijn transportbak even mee naar zijn huis
wilde nemen, waar ik hem later terug zou ophalen. En tegen alle geldende adviezen over kattentransport in heb ik Maurits
in mijn armen naar huis gedragen. Bij momenten kneep ik hem haast fijn, want
elke auto, bromfiets of haastige voorbijganger deden hem schrikken, en ik wilde
hem echt niet nog een keer uit mijn handen laten ontsnappen. Ik bleef hem
geruststellen, en raakte tot voor mijn deur, die ik niet zelf kon opendoen.
Weggelopen poezen zijn echt één grote stressbundel, en met één arm zou ik hem
nooit kunnen houden. Dus wachtte ik op voetgangers. Ik vroeg een passerende
juffrouw om de huissleutel uit mijn jaszak te nemen en mijn voordeur open te
doen. In een stad kijken mensen je raar aan als je zoiets vraagt. Ik legde dus uit
dat ik Maurits pas had teruggevonden na een zoektocht van tien dagen, en niet
wilde riskeren hem weer kwijt te raken. Daarop werd mijn verzoek, zij het
schoorvoetend, ingewilligd.
De stap over de drempel maakte van een
stijf van de stress staande kater een compleet relaxte lappenpop. Hij snuffelde
wat rond, krabde aan de krabpaal en liep de tuin in. Dat was mijn paniekmoment:
in gedachten zag ik hem weer de tuinmuur over gaan en dagen zoek raken. Maar
hij wilde blijkbaar alleen maar even kijken of er niet te veel was veranderd
tijdens zijn afwezigheid.
Honger had hij niet geleden, toch zeker
de laatste dagen niet, dus de rest van de zaterdagavond lag hij super tevreden
te spinnen. En ik spinde even tevreden mee.
Er zijn cynici die zeggen dat je op
flyers een beloning moet uitloven, omdat mensen anders niet zullen helpen. Ik
heb gemerkt dat er enorm veel hulp kwam, zonder dat ik iets beloofd had. Maar
ik vond het fijn om achteraf te laten merken dat de hulp gewaardeerd werd. En
ik wilde ook laten weten dat de verloren zoon veilig was thuisgekomen. Dus
bracht ik iedereen die geholpen had, hetzij door te melden dat ze een zwarte
kat hadden gezien, hetzij door ongevraagd de info aan hun raam te hangen, door
mij in hun tuin te laten of mij extra zoektips te bezorgen, een mini doosje pralines.
Diegenen waarvan ik wist dat ze katten of honden hadden, kregen per dier het
gepaste snoepje met een rode strik rond. Zo wist iedereen die op de een of
andere manier had bijgedragen ook dat het verhaal een goede afloop kende.
1. Onder mijn terrastafel ligt een tapijtje. Een zwart tapijtje met witte
randjes.
2. Donna Elvira in de vaatwasser. En t was niet eventjes, ze heeft heel
dat ding uitvoerig geëxploreerd, het was een schitterend zicht. En voorlopig
kunnen de scharnieren haar gewicht nog aan.
Ik hoop dat ze het afleert, of anders niet te zwaar wordt.
3. Elvira in het mandje in de veranda. Het pakte mij ook wel, omdat daar
Jozefientje lag, op de laatste morgen dat ze hier was. Maar de gemiste foto ging
over hoé ze daar lag, het was een yoga-torsie oefening of zoiets, haar hoofdje
en voorpootjes in één richting, en achter haar schoudertjes draaide alles 180°
en ging het verder met buik naar boven en achterpoten in de lucht.
Dat heeft ze wel, Elviertje, iets met rare houdingen. Poep op de
vensterbank, voorpoten op mij, of ondersteboven hangend, kopje naar beneden,
poep op mijn schouder. Poezen zijn nu wel soepel, maar zij heeft blijkbaar nog
wat extra souplesse meegekregen. Ze kijkt ook dikwijls ondersteboven in mijn
ogen.
Voorlopig houd ik haar nog even weg uit de gang, omdat dat de enige plek is
waar ze plaste. Ik wil de goede gewoonten goed laten inslijten alvorens haar
daar weer toe te laten. Dus als we van boven naar beneden gaan, of andersom, dan
draag ik haar. Daar heeft ze geen problemen mee, pakken, strelen, schootzitten
(-liggen, hangen) zoveel je maar wil.
Vanmorgen, na het eten, wilde ik haar apart in de living zitten, maar SW
wilde per sé bij haar blijven. Hij lag op de onderste plank van de kattentoren,
op de grond dus eigenlijk, en zij was aanvankelijk aan het grommen, recht
tegenover hem op de grond onder een stoel. Hij lag daar maar, deed niks, bleef
gewoon liggen, en wilde dat nog eventjes blijven doen. Ik heb dat toegelaten, en
heb met gespitste oren de vaatwasser verder leeg geladen. Niks meer gehoord,
geen gegrom, noppes nada. Toen ik op het toilet zat (natuurlijk dan, wanneer
anders) riep SW, niet dringend, zacht en liefjes, t was hem genoeg, of hij er
uit mocht. Dus ik ben de deur voor hem gaan opendoen, en dat was het. De ganse
dag (behalve toen ik naar de yogales was) heeft ze vrij kunnen rondlopen in
living, keuken en veranda, en SW passeerde regelmatig, binnen en buiten. Hij
verdient echt een standbeeld, hij doet het zo goed, speelt met mij, fleert een
beetje, legt zich dan ergens neer, bekijkt haar amper, houdt genoeg afstand. Ik
was hem dus in gedachten volop aan t bejubelen, toen het er toch eens van moest
komen: hij kwam van buiten gespurt en tikte op haar poep, zij natuurlijk
grommend de living in, maar omdat ik geen gekrijs hoorde heb ik hen even laten
betijen. SW kwam vrij snel terug, en dan heb ik nog eventjes gewacht. Toen ging
ik kijken hoe het met de dame gesteld, was: ze lag op de vensterbank, niet in
paniek, niet ongerust of zwaar ademend, gewoon, op de vensterbank, en een
streeltje was genoeg om te beginnen spinnen.
Ik begin te denken dat ze eigenlijk gewoon een beetje veel noten op haar
zang heeft.
Op een bepaald moment lag ze in de veranda op een dweil (katten en dweilen,
nog zon rare combinatie die schijnt te werken) en SW wilde door het luikje
binnenkomen. Ze lag erg dicht bij dat luikje (maar toont voorlopig geen
interesse om daar door te gaan, gelukkig) en dus vond ze dat hij maar niet moest
komen, ze gromde en blies, en hij liet zich nog bijna doen ook, het manneke. Dus
ik ben hem dan beginnen roepen, en dan is hij er toch durven doorkomen, is
gelijk een gek langs haar gespurt om madame toch maar niet te storen, om dan bij
mij een beetje troost te zoeken. t Was op dat moment dat ik begon te denken dat
ze streken had.
Het is dag vijf, ze beweegt zich vrij en nieuwsgierig, ze eet goed, doet
haar behoeften nu toch al enkele dagen netjes in de kattenbak, en de twee hebben
mekaar vandaag echt veel gezien, zijn vaak samen in één ruimte geweest, of
konden elkaar zien omdat de deur openstond, en er is maar op drie korte momenten
gegrom geweest. SW pakt het erg goed aan, en voor een mens is Donna Evira echt
een droomkat, je mag haar pakken, strelen, kietelen, met haar spelen, ze is blij
als je thuiskomt, trappelt, spint, vlijt zich tegen je aan, likt je handen,
armen, neus (zoo schattig), ligt bij je in de zetel als je TV kijkt, is zeer
voorzichtig met haar klauwtjes, ik zou niet weten wat je als mens nog van een
kat zou willen. Maar voor SW zou ze nog net een beetje beter gezelschap
kunnenzijn. Ik hoop dat dat er in zit, en blijf haar vertellen dat ze veilig is,
en dat SW super lief is.
Momenteel ligt ze uitgeteld in de transportmand, die ik hier nog maar even
laat staan. Ik heb er nu wel een natte handdoek overgehangen, want het is hier
momenteel wel erg heet.
En oh ja, ze lag gisterenavond wel degelijk op het bed op me te wachten. En SW heeft
zich ook de voorbije nacht weer voorbeeldig gedragen. Toch heb ik met hem te
doen, het kost hem moeite, en hij kijkt soms zo verschrikt naar mij, alsof hij
een standje verwacht. Hij denkt precies altijd dat hij iets misdoet, terwijl zij
gewoon aangeeft wanneer het voor haar te dicht of te overweldigend is, maar hij
doet eigenlijk niks mis he. Ik hoop voor hem dat het snel in de goede richting
evolueert.
Ik hoop ook dat hij zich niet buitengesloten voelt, ik pak hem af en toe
op, maar hij blijft amper 5 seconden zitten he. Dus geef ik hem maar vaak wat
aaitjes, en een extra lekkertje, en bemoedigende woordjes.
We maken vooruitgang, en vooral SW verdient veel lof. s Nachts kan hij
gerust afkomen, maar hij doet dat niet. Toen ik opstond vond ik hem in het
bureau, in zijn poezenmandje op de massagetafel. Hij komt haar niet ambeteren in
de slaapkamer, al zou hij dat kunnen. Hij houdt voor het grootste deel van de
tijd afstand, ik speel met hem terwijl zij toekijkt, en dan is er geen gegrom.
Ook het eten heb ik nu veranderd: zij op het aanrecht, hij op de grond, maar
vrij dicht bij elkaar, en er wordt gegeten, en niet geblazen of gegromd. Naderhand, als de bakjes leeg zijn, wordt het even spannend, maar dan grijp ik
in en zet ik haar weer apart. Ik had vandaag ook de indruk dat het gegrom en
geblaas al wat zachter was. Tot vanavond in de living, maar dat was dan ook een
close encounter, en daar kwam zelfs wat over en weer getik bij, en dan klinkt
het angstaanjagend, dus heb ik haar maar weer opgepakt. Als zij dan bij mij zit,
en SW van miserie maar weer op wandel trekt (hij vraagt dan echt om de deur open
te doen, zodat hij weg kan), is het zeer snel over, en spint ze gelukzalig.
Ondertussen heeft ze de kattenbakken alle twee al gebruikt, ze heeft dus
inderdaad geen probleem met het klepje, en is telkens zeer lang in de weer met
schrapen en graven. Geen geplas meer in de gang, heb ondertussen gepoetst met
detol en met azijn.
Wat mij nog opvalt: buiten grommen, blazen en spinnen heb ik haar nog geen
geluid horen maken. Geen enkel miauwtje, groot of klein.
Ik vind het zeer slim van SW, of hij is het echt wat beu, dat kan ook, maar
hij focust op mij, in de keuken vraag hij eten, en doet alsof hij haar niet ziet
zitten op het aanrecht, en als hij binnenkomt in een ruimte waar ik met haar
ben, speelt hij met mij, en negeert haar. Dat was mijn idee, hen zoveel mogelijk
mekaar laten zien (in dit geval zorgen dat zijn hem ziet) op een manier die haar
doet inzien dat er geen gevaar is. Het zal nog wel even duren, maar na een tip heb ik eens gecheckt bij kattenkenner Jackson Galaxy, en hij
vindt 15 sec samen en niet blazen al een succes, wij kunnen al over minuten
spreken, dus het zal wel in orde komen zeker.
Ik ben al blij dat ze ondertussen goed eet, ze weet zowel boven als beneden
de brokjes te vinden, ze speelt, ze is nieuwsgierig, ze verkent, dat stelt me
gerust. En SW is meestal genoeg onder de indruk van haar gedoe om terug te
keren, het komt zeer zelden (vandaag dus 1 keer) tot een beetje boxen. Ik weet
niet of ze elkaar echt pijn zouden doen (vooral hij haar dan, want ze kan drie
keer in hem) maar dat wacht ik uiteraard niet af. Hij is nu eenmaal een beetje
woest, dus zelfs al zou hij het niet zo bedoelen, hij zou haar toch pijn kunnen
doen als ik het laat duren, en dan gaat ze hem zeker met gevaar
associëren.
Toen ze zich hier net midden in t bureau lag te wassen, vond ik
dat ook een hele stap vooruit, ze kruipt niet meer voortdurend in hoekjes, maar
durft zich languit midden op de vloer te leggen.
En nu ga ik eens uitzoeken of ze al, zoals gisteren, op het bed op mij ligt
te wachten.