Waar is de tijd gebleven toen het kasteel, het juweel van ons dorp, nog de verblijfplaats was van graven en baronnen, welke door de schriekenaren met schroom en respect bejegend werden? Alleen oude prentkaarten en kadastertekeningen kunnen ons nu nog een vaag beeld verschaffen van de prachtige omgeving waarop onze overgrootouders zo fier konden zijn. De rand van het dorp paalde immers aan het kasteeldomein. Een prachtig park strekte zich uit tussen de Dreef, de Pachterslei, de Leo Kempenaersstraat en de Schriekstraat. Sierlijke tuinen wisselden elkaar af en werden doorkruist en omringd door wandelpaden en lommerrijke dreven die allemaal eindigden voor de ophaalbrug welke toegang verschafte tot een klein eilandje waarop de conciërgewoning, het koetshuis, de paardenstallen als trouwe wachters het kasteel omringden.
In tegenstelling tot andere dorpen was Schriek tot voor 1946 het enige uit de omtrek dat de allure bewaard had van een gemeenschap uit het Ancien Regime. Dit schreef Doctor Jozef Weyns, stichter van het openluchtmuseum te Boktijk. Hoe moeten wij zijn woorden interpreteren? Wel, zoals in de vorige eeuwen waren er nog altijd twee gebouwen die het Schriekse dorpsbeeld beheersten: nl. de kerk en het kasteel. Ze waren het symbool voor de kerkelijke en de wereldlijke macht, met als vertegenwoordigers: de pastoor en de kasteelheer.
Voorgeschiedenis
Over het exacte ontstaan van het kasteeldomein tasten we in het duister. Wel weten we met zekerheid dat Jan Baptist de Boisschot in de 16de eeuw reeds eigenaar was van een aanzienlijk stuk grond gelegen tussen het dorp en de Schriekstraat. Deze persoon was ridder en zetelde in de Raad van Brussel, wat een zekere prestige inhield. In 1537 werd Catharina Van Den Troncke zijn echtgenote. Hun bezittingen waren niet gering. Daartoe behoorden 45,5 bunder grond, waarvan 9,5 bunder landbouwgrond en weiland, en 36 bunder bossen waaronder: de Kerebossen, de Verbrande bossen en de Bastaardbossen. Te midden van dit alles stond een grote hoeve, die, zoals we later nog zullen lezen, zich zal transformeren tot het kasteel van Schriek.
Jean Baptist de Boisschot stierf te Antwerpen op 4 november 1580. Zijn weduwe de Boisschot - Van den Troncke beheerde voortaan al de eigendommen. Dit echtpaar had een dochter: Marie de Boisschot, die gehuwd was met de edele heer Jean Baptist Maes, heer van Bousvol, Laloux en te Hoeve (gelegen te Ukkel). Hij oefende het beroep van advocaat uit in de Fiscale Raad van Brabant Hun dochter, Catharina Maes, was op 13 maart 1617 volgens contract getrouwd met Gerard de Brouckhoven. In 1619 erfde de moeder van Catharina, het domein te Schriek hetwelke in 1625 eigendom werd van Catharina Maes x Gerard de Brouckhoven. Zoals we al eerder vernomen hebben was Gerard de Brouckhoven heer van Bergeyck, Westerhoven en Riethoven. Vanaf 1618 werd hij ook schepen van s Hertogenbosch. Hij heeft met zijn vrouw te Lier gewoond, waar hij stierf op 7 februari 1638 en zijn echtgenote weduwe de Brouckhoven Maes op 22 november 1660. Beiden werden aldaar begraven in het koor van de St. Gommaruskerk, waar hun zerken zich nog bevinden.
Een kasteelhoeve ontstaat
Het echtpaar de Brouckhoven - Maes had twee kinderen. De verdeling van de vele en uitgebreide goederen gebeurde respectievelijk in 1668 en 1671. In de notariële akte van 1671 lezen we o.a.: Jerst twee hoeven met een stedeken gelegen onder Schrieck, Grootloo ende Heyst, geextineert op dryentwintich duysent twee hondert vyventseventich guldens.
De gebouwen die men hier vermeldt zijn zonder twijfel de twee nog bestaande kasteelhoeven aan de Schriekstraat. Het stedeken stond tussen de twee hoeven in, op de plaats waar het kasteel stond. Over de landerijen spreekt men niet. Wel lezen we dat ze zich uitstrekten over het grondgebied van Schriek, Grootlo en zelfs over Heist-op-den-Berg.
Een belangrijke vraag die we ons nu kunnen stellen is: wie erfde dit domein met de hoeven? Het antwoord vinden we in hetzelfde document. De oudste zoon, Jan Baptist de Brouchoven, kreeg de voornaamste heerlijkheden van zijn vader. Zo werd hij de nieuwe heer van Bergeyck en Westerhoven. We vermelden nog dat Jan Baptist zijn eerste huwelijk aanging met Hélène Forment, vrouwe van Attevoorde en Steen. ze was de weduwe van de beroemde schilder Pieter Paul Rubens! De tweede zoon van Gerard, Antoon Ferdiand de Brouchoven,verwierf het domein te Schriek. Dit is ook niet zo verwonderlijk want zoals we hiervoor al hebben gelezen had Antoon Ferdiand reeds op 9 oktober 1661 de heerlijkheid Schriek en Grootlo gekocht.
De nieuwe heer van het dorp, die te Brussel woonde, smeedde grootse plannen. Het stedeken,gelegen tussen de twee boerderijen liet hij verbouwen tot een klein, maar comfortabel buitenverblijf. Hij liet een behoorlijke slotgracht graven en gaf de opdracht om over het water een ophaalbrug aan te brengen. In één der muren werd een wapensteen met zijn persoonlijk blazoen gemetseld. Kortom, alles moest aangepast worden aan zijn rang en stand. Langzaam maar zeker kwam er naast het kleine voetwegje, dat nu de Schriekstraat is, een voorraam, adellijk gebouw tot stand.
In 1686 overleed Antoon Ferdiand de Brouchoven. Zijn zoon Jan Baptist de Brouchoven nam het heerschap over Schriek en Grootlo van zijn vader over. De omwaterde kasteelhoeve en de omliggende landerijen bleven voorlopig nog in gemeenschappelijk bezit van weduwe Antoon Ferdinand de Brouchoven de Caluart en haar drie kinderen.
Antoon Ferdinand de Brouchoven had destijds, naar aanleiding van zijn huwelijk met Marie de Caluart, 4000 gulden in leen ontvangen van de bevriende familie Van Lockhorst. Hiervoor had hij zich borg gesteld door zijn domein te Schriek in de weegschaal te leggen. Nu Antoon Ferdinand de Brouchoven overleden was had zijn weduwe recht op de helft van het bedrag, nl. 2000 gulden. Langzaam maar zeker ontstond er een geschil tussen de twee families. De 2000 gulden moesten terug betaald worden. Om een ongekende oorzaak was de familie de Brouchoven niet in staat om aan deze eis te voldoen, waardoor het domein te Schriek moest verkocht worden.
Een hof van plaissance van het echtpaar Zety Van Grootendael
De verkoopakte van 5 april 1688 vermeldt het volgende: Generale voorwaerde ende conditiën waerop vrouwe Marie de Caluart baronesse van Putte weduwe wylen den heere Anthonio Ferdinando van Broeckhoven mitsgaders joncker Jaecques van Broeckhoven baron van Put voorschreven ende out schepen der stadt Brussele, item joncker Jan Baptista van Broeckhoven heere van Schrieck ende Grootloo, ende jouffvrouwe Helena van Broeckhoven, respective sonen ende bejaerde dochtere van den voorschreven joncker Anthonio Ferdinando van Broeckhoven ende van de voorschreven vrouwe Marie de Caluart sullen vercoopen uyt crachte van consente gedragen by den procureur Charliers als gemachticht van joufvrouwe Eléonora van Lockhorst, de naer volgende partyen van bleckbosschen, hoeve ende landen geleyt inde naervolgende coopen
.
Het domein, zowel de bossen als de kasteelhoeve, werd verdeeld in vijf kopen. Alles werd gekocht door Jeronimus Zety. In hetzelfde document lezen we onderandere de schransse met de hoeve ende schuere daerop staende. Dit goed, gelegen aan de Schriekstraat, is zonder twijfel de kasteelhoeve. Door het woord schrans te lezen weten we nu ook meteen dat de hoeve toen al omwaterd was.
Jeronimus Zety, behorende tot een lagere adellijke buitenlandse familie, woonde met zijn vrouw Marie Françoise van Grootendael te Mechelen, waar hij een belangrijk man geworden was en de functie van Raet ende Rentmeester General van syne Maiestyt Domynen der steden ende landen van Mechelen beoefende. Na de aankoop van het domein te Schriek werden vanaf 1688 nog meer bossen, hoeven en andere onroerende goederen uit ons dorp eigendom van deze man.
Op 5 augustus 1696 overleed Jeronimus Zety en werd met veel eerbetoon begraven in de St. Pieter- en Pauluskerk te Mechelen. Vanaf toen werd zijn naam elke week vernoemd tijdens het zondagsgebed in onze kerk, en dit gedurende vele eeuwen. Na de dood van haar echtgenoot beheerde weduwe Zety Van Grootendael haar bezittingen met vaste hand. Een kleine gebeurtenis kan dit verduidelijken. Toen zij in augustus 1701 op haar hof te Schriek verbleef maakte ze op een warme zomeravond een wandeling in gezelschap van een gouvernante en twee knechten. Tot haar grote verbazing ontmoette ze een groepje jonge koeienhoedertjes die hun dieren ongestoord op haar gronden lieten grazen. Zoiets kon toch niet! De kereltjes werden op het matje geroepen en moesten zelfs op 12 augustus voor notaris Swiggers van Beerzel verschijnen om een verklaring van dit accident af te leggen. Wanneer mevrouw voor een tijd afwezig was werd het domein beheerd door haar persoonlijke officier en boswachter Jan Rymenants: gëeeden officier of boswachter tot Schriek van weledele vrouwe mevrouw François Grootendael.
Nu raadplegen we nog even de archieven om een idee te krijgen over het buitenverblijf van weduwe Zety Van Grootendael. Deze schriftelijke bronnen spreken eensgezind over een stenen huis waartoe ook een pachthof, schuur en stallingen behoorden. Verder is er sprake van een omwatering en een ligging tegen de Schriekstraat. Ook vernemen we dat het huis omringd was door plantagien of tuinen en door een dreef met het dorp verbonden was. Het stenen huis, de tuinen en de dreef zijn elementen die er op wijzen dat het een versterkte hoeve betreft of zelfs een hof van plaisantie. Schuin tegenover haar hof en de Schriekstraat liet de eigenares in 1715 nog een grote boerderij bouwen die moest gelijken op het Koudhalzenhof, met een schuur die nog tien meter langer moest zijn.
De tijd ging voorbij
Op 24 januari 1721 stelde Marie Françoise Zety Van Grootendael haar testament op, want haar huwelijk was kinderloos gebleven. Enkele jaren nadien overleed deze dame in haar herenhuis te Mechelen op 11 november 1726. Het testament werd geopend. Haar laatste wilsbeschikking luidde dat al haar roerende en onroerende goederen zouden geschonken worden aan haar zus Anna Theresia en dat ze wenste begraven te worden in de St. Pieter- en Pauluskerk te Mechelen in de sepulture ofte kelder van wylen myner man. Zo geschiedde het. Na de begrafenisplechtigheid droegen acht religieuzen haar stoffelijk overschot naar de O. L. V. kapel in de voornoemde kerk waar haar laatste wil werd volbracht.
Een kasteel van de familie Van der Stegen (de Schrieck)
Anna Theresia Van Grootendael, de zus van Marie Françoise van Grootendael en weduwe van Don Leonardo de Benero, erfde het domein te Schriek. Kort daarop verkocht ze deze eigendommen. Haar bezittingen in Schriek werden in negen kopen verdeeld. We schrijven ze hier neer zoals we ze vonden in de verkoopakte van 21 juni 1727:
1. Jerst eenen steenen huyse met het pachthof, schuere, stallinge, etc. rontsomme omwatert met syne vischgrachten, mette landen, houtcanten, bosschen, dreven ende plantagien daervan dependerende gelegen onder Schrieck voorschreven regenoten de Schrieckstraete
In huere gebruyckt by Adrianus van Rompay;
2. Item eene hoeve mette huysinge, stallinge, schuere, met het land ende heyde daeraen gelegen onder Schrieck voorschreve regenoten de Schrieckstraete
;
3. Item alnoch eene hoeve mette huysinge, schuere, stallinge mette houtcanten ende landen daertoe dependerende oock gelegen onder Schrick, regenoten de baene loopende van Booischot naar Mechelen
In huere gebruyckt wordende by Adriaen Dockx;
4. Item een Bleckbosch oock gelegen onder Schrieck voorschreven genoempt den bastaertbosschen, groot omtrent de drye bunderen...;
5. Item alnoch de uytgerooide bosschen genoempt de verbrande bosschen t saemen groot wesende de 24 bunderen
;
6. Item een perceel lants gelegen onder Heyst ontrent de thien daghwanden
;
7. Item ontrent een bunder bempt gelegen onder Grootloo
;
8. Item alnoch ontrent drye daghwanden lants gelegen onder Grootloo
;
9. Item ende ten lesten alnoch een stuck lants gelegen onder Grootloo inde Tommestraete
.
De nieuwe heer van Schriek, Karel Lodewijk Van der Stegen, kocht al deze gronden en gebouwen voor 10000 gulden. Zo was hij meteen een machtig grootgrondbezitter in onze heerlijkheid. Nu ontbrak nog een indrukwekkende woongelegenheid. Daarom moest het hof aan de Schriekstraat verbouwd worden tot een kasteel. Doch, het proces dat hij gevoerd had tegen zijn schoonmoeder, Marie Claire Louise de Rietwyck, en de aankoop van de zojuist vermelde bezittingen van Anna Theresia Van Grootendael, hadden zijn beurs aanzienlijk lichter gemaakt. Zo ontbrak het nodige geld om de verbouwingen te beginnen. Maar, aan elk kleedje kan een mouw gepast worden. Daarom verkocht Karel Lodewijk een pachthof te Hever en twee huizen te Brussel welke hij van zijn vader geërfd had: bekent verkocht te hebben het pachthoff onder Hever in het jaar 1700 sevenentwintigh beneffens dese twee huysen alles wesende van mijne paternele goederen ende het gelt daer van voortsgecomen is gheremplaseert geweest in het coopen van een groote partye landen als mede het bouwen van het casteel tot Schrieck.
Eindelijk konden tussen 1727 en 1731 de werken uitgevoerd worden. De bestaande hoeve, links van het huis, bleef onveranderd. Rechts werd er een nieuwe gebouwd, identiek aan de andere. Deze twee hoeven kan men nu nog bewonderen. Het omwaterde stenen huis, geflankeerd door de twee boerderijen, werd vergroot tot 15 meter breed en was vrij eenvoudig van stijl met twee verdiepingen en een trapgeveltje op het dak. De voorgevel, georiënteerd naar het park, telde op elke etage vier vensters voorzien van luiken. Boven de inkomdeur, bekroond met een impostlijst met rondboog, was een vensterdeur aangebracht die uitgaf op een balkon met smeedijzeren balustrade.
Zoals gebruikelijk in die tijd was de binneninrichting heel klassiek. Door de inkomdeur kwam men in een brede hal, welke door een afsluiting gescheiden was van de trapzaal. Langs beide kanten van deze gang, die het gelijkvloers in twee delen splitste, bevonden zich vier ruime kamers, waaronder een bibliotheek, een eetzaal en twee salons. De keuken van het kasteel was aangebouwd tegen de zijgevel aan de oostkant. De blikvanger hier was een prachtige achttiende eeuwse schoorsteenmantel en een waterput van een dertigtal meter diep om de bewoners in alle omstandigheden van water te voorzien. De éérste verdieping kende dezelfde indeling als het gelijkvloers. Het vertrek dat boven de inkomhal gelegen was, en dat toen werd gebruikt als huiskapel, toonde een prachtig versierd plafond met het jaartal 1731. Rond de trap die naar de zolder voerde werden gaanderijen aangebracht van waarop het personeel de mis in de slotkapel kon bijwonen. Tot hier een korte beschrijving van het kasteel.
Karel Lodewijk Van der Stegen en zijn vrouw Maria Magdalena Clara Nicola de Brouchoven verbleven beurtelings op hun kasteel te Schriek of in hun herenhuis te Brussel waar hun kinderen geboren werden. Na het overlijden van deze dame op 16 februari 1743, hertrouwde Karel Lodewijk Van der Stegen al op 17 juni met Florence Charlotte Van der Meere. Er werden nog twee dochtertjes geboren. Enkele jaren later, in de zomer van 1748, toen de familie op het kasteel te Schriek verbleef, stierf Karel Lodewijk Van der Stegen op 22 juni aan de gevolgen van een beroerte. Hij werd begraven op het koor van onze parochiekerk. Volgens zijn testament, opgemaakt op 5 maart 1748, moesten al de onroerende goederen gelegen te Schriek, Grootlo en Haacht verdeeld worden onder de kinderen uit zijn éérste huwelijk
soo nochtans dat synen sone vooruyt sal hebben ende t synen privatieven behoeve sal behouden het casteel, grooten ende cleynen hof, boomgaert ende pachthof met de bassecour rontsomme in syne waeters ende grachten gestaen ende gelegen onder de voorschreve heerelyckheyt van Schrieck
.
In een document aangaande de nalatenschap van de overleden heer word nogmaals verwezen naar de bouw van het kasteel van Schriek. Zo lezen we: Den overledene heeft by contract notariael gepasseert binnen Brussel voor den notaris J. Van den Veldede dathe 21 juny 1727 naer uytwysens aen den goedenissebrief de dathe 25 aug. 1727 gequotteert nr. 8geacquireert teghens vrouwe Anna Theresia van Grootendael weduwe wylen Don Leonardo de Benero, eersteen pachtehoff, schuere, stallinghen, rontsomme omwatert met syne vischgrachten geleghen onder Schrieck,alwaer nu het casteel gebouwt is, landen, bosschen, houdtcanten, dreven ende plantagien daer van dependerende
.
Philippe Norbert Marie Van der Stegen (°1 mei 1726), de oudste zoon van de overleden Karel Lodewijk werd nu de nieuwe kasteelheer van Schriek. Hij was heer van minstens zeven heerlijkheden en ook schepen van de stad Leuven. Door deze drukke bezigheden verbleef hij weinig op zijn kasteel, maar voelde zich niettegenstaande erg met ons dorp verbonden. In zijn villa aldaar liet hij aan de rechterzijde een nieuwe kapel aanbouwen. Voordien was deze te vinden op de éérste verdieping. Nu grensde zij op het gelijkvloers aan de eetkamer zonder dat er een scheidingsmuur was aangebracht. Op één van de binnenmuren van de kapel was de stamboom van de familie Van der Stegen te zien. In het herenhuis te Leuven overleed op 24 november 1771 Marie Françoise de Gruutere,echtgenote van Philippe Norbert Marie Van der Stegen. Twee jaar later, op 21 mei 1773, hertrouwde de weduwnaar te Leuven met Thérèse Françoise Bols d Arendonck.
Aan de horizon dreigden donkere wolken. De Franse Revolutie stond voor de deur, waardoor het bezit van de heerlijkheden zou worden afgeschaft. Wonder boven wonder kon Philippe Norbert Marie zijn bezittingen behouden en ook zijn kasteel, doch, hij was een gebroken man geworden. Hij schreef aan de pastoor van Schriek dat hij Godtlof hersteltnaer twee mael het flere syn gehadt te hebben. Dit laat ons vermoeden dat hij aan een ernstige vorm van reuma leed.
Tijdig verdeelde hij zijn onroerende goederen onder zijn kinderen. Zijn oudste zoon, JosephFrançois Philippe ontving van zijn vader het kasteel te Schriek met aanhorigheden, tuin en dreef. Dit lezen we in volgende zin: le citoyen Joseph Van der Stegen aîné aura la proprieté du chateau de Schrieck et dépendance, savoir le jardin et avenues. Op 11 april 1799 overleed te Brussel de laatste heer van Schriek, Philippe Norbert Marie Van der Stegen. Hij werd begraven in zijn oude baronie Putte op het kerkhof rond de kerk. De Franse Revolutie had de laatste rustplaatsen in de kerken verboden.
Joseph François Philippe Van der Stegen (°1754), oudste zoon van wijlen Philippe Norbert Marie, was de erfgenaam van het kasteel. Doch, enkele maanden na de dood van zijn vader stierf hij op 6 mei 1799 aan de gevolgen van een opzwelling van de longen. Hij werd bijgezet in het familiegraf van zijn pas overleden vader te Putte.
Joseph Constantin Philippe Van der Stegen verkreeg, als tweede zoon van Philippe Norbert Marie, het domein te Schriek. De nieuwe kasteelheer, geboren te Leuven op 6 september 1768, en op 27 september 1793 gehuwd in zijngeboortestad met Catherine Ghislaine d Onyn de Chastre had twee kinderen. Het jongetje, geboren te Brussel op 25 juli 1796, werd genoemd naar zijn grootvader: Philippe Norbert Marie II. Het zusje, geboren op 14 januari 1799 ontving de naam Adèle Gérardine Thérèse Van der Stegen. In tegenstelling tot zijn vader verbleef deze heer vaak op zijn kasteel te Schriek. Nadat hij het rond 1800nhad geërfd werd het geruime tijd een vaste verblijfplaats,voor hem en zijn gezin.
Om zich als echte Schriekenaar te profileren nam Joseph Constantin Philippe deel aan onze dorpspolitiek en werd gemeenteraadslid. Daarnaast was hij ook lid van de Provinciale Staten van Zuid Brabant en van een andere ridderorde. Op 13 maart 1816 ontving hij van koning Willem I van Oranje Nassau de persoonlijke titel van graaf en verwierf het recht om zijn naam te verlengen met de Schrieck. De familie Van der Stegen de Schrieck was geboren!
Deze familie, omringd door meiden, knechten en tuiniers leidde een voortreffelijk leven op het kasteel van Schriek. Maar
op 12 januari 1828 verspreidde zich het droeve nieuws dat graaf Joseph Constantin Philippe Van der Stegen de Schrieck, in zijn herenwoning aan de Minderbroederstraat 30 te Leuven, was overleden. Het stoffelijk overschot werd overgebracht naar ons dorp. De begrafenisplechtigheid geschiedde in onze kerk. De graaf kreeg zijn laatste rustplaats op het kerkhof van Schriek naast zijn overleden schoondochter Fulvie Caroline Antoinette de Longpré (21 oktober 1826).
Nu behoorde het ganse domein aan zijn weduwe en zijn twee kinderen. Zijn zoon Philippe Norbert Marie II Van der Stegen de Schrieck kocht op 7 juni 1841 het deel van zijn moeder en zuster voor slechts 7000 frank en werd vanaf dan de nieuwe kasteelheer van Schriek. Toch verkreeg zijn moeder, weduwe Van der Stegen de Schrieck d Onyn de Chastre, het vruchtgebruik tot zij op 24 november 1842 te Leuven overleed en met veel eerbetoon begraven werd in de familiegrond op het kerkhof te Schriek.
Philippe Norbert Marie II Van der Stegen, sinds 1841 de nieuwe kasteelheer van Schriek, was op 9 september 1816 te Brussel gehuwd met Fulvie Caroline Antoinette de Longpré (°4 september 1784). Er werden drie kinderen geboren te Brussel:
- Marie Julie Josephine op 13 juni 1817;
- Albert Philippe Joseph op 22 september 1819;
- Emma Eulalie Julie op 27 september 1821.
Amper 32 jaar oud overleed gravin Van der Stegen de Schrieck de Longpré op 21 oktober 1826. Als lid van de grafelijke familie Van der Stegen de Schrieck is ze begraven geworden op het kerkhof van ons dorp.
Twee jaar na het overlijden van zijn éérste echtgenote hertrouwde Philippe Norbert Marie II te s Hertogenbosch op 21 april 1828 met burggravin Justine Anne Ghislaine van der Fosse (°Brugge 14 september 1795). Er werden drie kinderen geboren te Leuven:
- Alexander op 12 april 1829;
- Eugène Gérard op 6 april 1830;
- Lous Léopold op 25 augustus 1831.
In 1840 zou de kerkvergroting beginnen. Daarvoor werd er financiële steun gezocht bij de rijke en grondbezittende klasse. De familie Van der Stegen de Schrieck liet zich niet onbetuigd maar verlangde wel een wederdienst, nl. een vergunning om een groot grafmonument op te richten op die plaats op het kerkhof waar al de overleden grafelijke familieleden zouden begraven worden. Dit was de grote wens van Philippe Norbert Marie II. Het gemeentebestuur en de kerkfabriek gingen akkoord. De familie Van der Stegen steunde de kerkvergrotin en verkreeg, zoals afgesproken, een grondoppervlakte op het kerkhof van 5,50 meter in het vierkant, waarop een prachtig grafmonument opgericht werd. Daarna liet Philippe Norbert Marie II de stoffelijke overschotten van zijn vader en éérste echtgenote naar dit familiegraf overplaatsen waarin ook later hijzelf en zijn nakomelingen voor altijd zouden rusten.
De tweede echtgenote van Philippe Norbert Marie II, Justine Anne Ghislaine Van der Fosse, overleed in hun herenhuis te Leuven op 11 maart 1853. Op 8 april vond de begrafenis plaats en werd de overledene bijgezet in de familiekelder onder het grafmonument op het kerkhof te Schriek. Evenals zijn vader zaliger zetelde Philippe Norbert Marie II in de gemeenteraad van ons dorp. Hij was ook provincieraadslid van Antwerpen.
Een bijzondere gebeurtenis in zijn leven was wel deze: op 8 juni 1871 werd de eretitel graaf Van der Stegen de Schrieck erfelijk verklaard! Drie jaar later, op 2 juni 1874, overleed de kasteelheer te Leuven in zijn woning, Rue des Récoltes nr. 38. Nog voor zijn dode lichaam naar Schriek werd overgebracht voor de begrafenis op 6 juni, werd het in een kist gelegd van lood en dubbel eikenhout met 26 zilveren schroeven en handvatten.
Albert Philippe Joseph Van der Stegen de Schrieck, de oudste zoon van de overledene, had al zijn jaren op het kasteel van Schriek doorgebracht maar erfde het niet Ook na de dood van zijn vader, toen zijn zus het kasteel erfde, bleef hij op het slot wonen. Op 11 oktober 1854 trouwde hij te Schoten met de edele jonkvrouw Odile Françoise Philippine de Pret Roose de Calesberg (°16 mei 1830). Hij werd kapitein van de artillerie, ridder in de Léopoldsorde en sinds 27 oktober 1857 gemeenteraadslid van Schriek en provincieraadslid van Antwerpen. Doch, na de verkiezingen van 1869 werd hij niet meer door het Schriekse volk herverkozen. Dit raakte hem zo dat hij het voorouderlijk kasteel voorgoed verliet. Hij overleed te Leuven op 20 januari 1884 en werd vier dagen later te Schriek begraven. Zijn weduwe stierf te Antwerpen op 1 juni 1907.
Marie Julie Josephine Van der Stegen de Schrieck, de oudste dochter van Philippe Norbert Marie II, erfde na haar vader het kasteeldomein volgens akte van 23 april 1877. Deze gravin huwde nooit. Ze was zeer godvruchtig en schonk in 1882 aan onze kerk een prachtige op doek geschilderde kruisweg.
Op 18 juli 1885 schreef de gravin eigenhandig haar testament. De goederen gelegen te Schriek, moesten voor eeuwig eigendom blijven van de familie Van der Stegen de Schrieck: Mon desir est qu illes ne sortent jamais de la famille
. Zo had haar vader het immers gewild. Nu weten we ook wat er met het kasteel moest gebeuren als ze overleed: Je leque le château et les terres de Schrieck à mon neveu Rodolphe comte Van der Stegen de Schrieck. Ze gaf het dus aan haar neef, Rodolphe Van der Stegen de Schrieck, zoon van haar broer Albert Philippe Joseph. Julie Marie Josephine Van der Stegen de Schrieck overleed te Leuven op 13 maart 1898 en werd op 17 maart begraven te Schriek.
Rodolph Van der Stegen de Schrieck (°Antwerpen 9 december 1864), was op 9 mei 1892 gehuwd met Marthe Emilie Barbe Geelhand (°8 februari 1870). Zij bewoonden het kasteel Dennenburg te Kapellen en toonden weinig belangstelling voor hun slot te Schriek. Daarom verhuurde Rodolphe het aan zijn tante, Emma Eulalie Van der Stegen de Schrieck, die getrouwd was met baron Van Oldeneel tot Oldenzeel. Het kasteel diende tot hun zomerverblijf.
Het echtpaar Van der Stegen de Schrieck Geelhand had twee dochters:
- Andrée Barbe, geboren op 6 februari 1893;
- Nicole Barbe Ghislaine, geboren op 27 mei 1898. Een appendix heeft dit kind neergeveld op 25 mei 1910. Het twaalfjarig meisje werd begraven in de familiekelder te Schriek.
Stilaan werd het erfgoed, waarvan zijn voorouders gedurende eeuwen de bezitters waren, Rodolphe tot last. Op 2 augustus 1926 verkocht hij het ganse domein van ca. 13 ha. Voor 125000 frank aan de heer en mevrouw de Roij Praet.
De verkoop omvatte le domain de Schrieck bestaande uit: kasteel, conciërgewoning, vijvers, slotgrachten, siertuin, moestuin, hoevegebouwen, landbouwgronden, dreven met diverse soorten bomen, dreef leidende naar de kerk en andere aanhorigheden.
Mevrouw Geelhand stierf te Antwerpen op 30 december 1934 en graaf Rodolphe Van der Stegen de Schrieck overleed te Kapellen op 13 april 1942. Beiden werden als laatsten begraven in het familiegraf te Schriek.
Vreemde kasteelheren
Augustin de Roij, sinds augustus 1926 eigenaar van het kasteel te Schriek, was geboren te Elsene op 8 mei 1868, als kind van een oude adellijke familie uit Picardië. Op 21 januari 1911 huwde hij Jeannette Praet uit Brussel die er op 22 november 1878 het levenslicht zag. Een jaar later, op 3 september 1912 werd hun zoon, Robert Ferdinand, geboren.
Vanaf 1926 vertoefde het gezin elke zomer op hun domein te Schriek. Uit een eigenhandig geschreven brief van Augustin de Roij blijkt dat de familie het erg naar hun zin had: J ai acheté dans les premiers mois de 1926 le domaine seigneurial de Schrieck au comte Rodolphe Van der Stegen de Schrieck. Le domaine que j espère laisser à mon fils Robert a une superfrere d environ 15 ha: bois, terres de culture, terres speciales pour la culture des legumes, asperges, et tomates. De plus, il est d habitation très agréable et vraiment seigneuriale.
Zo verstreken de jaren tot de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Zoon Robert werd opgeroepen om ten strijde te trekken. Helaas, op 27 mei 1940 sneuvelde hij nabij Maldegem. Zijn ouders konden het verlies van hun enige zoon niet verwerken en besloten om het kasteel te verkopen. Augustin de Roij richtte zich tot de burgemeester met de vraag of het kasteel niet kon aangekocht worden om als gemeentehuis te fungeren. Maar
de gemeentekas bevatte onvoldoende geld voor zulk een aankoop.
Op 2 april 1942, midden in de oorlogsjaren, daagden er twee kopers op: Karel Van Laecke en Michiel Basyn. Zij kochten: Een eigendom gekend onder de benaming Domein van Schrieck, behelzende kasteel met afhangendheden, huis, vijvers, grachten, lusthof, moeshof, bosschen, hofstede, bouwlanden, hooilanden, landwegen of dreven en een dreef leidende naar de kerk. De totale oppervlakte bedroeg 13 ha.
Augustin de Roij, gebroken door het verlies van zijn enige zoon, stierf op 21 augustus 1943, een jaar na de verkoop. Zijn weduwe werd op het einde van haar leven blind en leed aan een korte maar pijnlijke ziekte. Ze stierf tijdens een familiebezoek in Dilbeek op 28 februari 1961.
Karel Van Laecke en Michiel Bassin. Eérstgenoemde geboren te Grimbergen op 6 mei 1899, was bankdirecteur te Kortrijk waar hij ook woonde. Michiel Bassin (°23 juli 1902), een handelaar, woonde eveneens in deze stad. Kortrijk en Schriek lagen nu ook niet vlak naast elkaar. Iemand moest een oogje in het zeil houden. De familiie Blondeel, huurders van de kasteelhoeven, werden voor deze taak aangesteld. Doch, wat vermochten zij tegen een oprukkend vijandig leger dat door het park stormde om het kasteel te bezetten? Niets! Even verderop hadden Belgische troepen een kamp opgeslagen en kregen het bevel om hun kanonnen op het park te richtten. Drie bommen werden afgevuurd die ontploften in de Schriekstraat, net echter het eens zo prachtige kasteel.
Het ging van kwaad naar erger! De majestueuze bossen werden omgehakt, de lusttuin veranderde weldra in een modderpoel. De oorlog had geen respect voor dit eeuwenoude cultuurgoed.
Op 12 september 1944 verscheen het Britse leger op het toneel, eiste het bemeubeld kasteel en de omliggende gronden op en stlede hun afweergeschut op in het park! Op het einde van maart 1945, toen er van de vijand geen spoor meer te vinden was, trokken de bevrijders zich terug en werd het domein weer toegewezen aan de eigenaars, maar
in welke ellendige, troosteloze staat! In de zomer van 1946 lieten Karel Van Laecke en Michiel Basyn het kasteel met de grond gelijk maken. De bruikbare voorwerpen werden verkocht. Karel Van Laecke, de bankdirecteur, behield de twee kasteelhoeven en de slotgracht tot 16 maart 1952. Het einde van het domein van Schriek was een feit geworden.
Arthur Blondeel en zoon Jozef, die voordien de hoeven huurden, kregen nu de gelegenheid om ze te kopen. Van de vele hectaren grond die eens tot het kasteel behoorden bleven er nog maar 4 over. De familie Dockx kocht op 16 april 1955 de twee boerderijen, de stallen en de bijhorende grond. Alles werd verbouwd tot woningen. De oorspronkelijke gevels ondergingen weinig verandering. De omwatering bleef deels bestaan. Tot op heden zijn zij nog de eigenaars van dit klein deeltje dat ooit tot het eeuwenoude kasteeldomein behoorde.
De moderne tijd had de troon van Schriek omver geworpen!
Categorie:Kasteel van Schriek
|