Ondanks alle verschillen in grootte, vorm en gedrag zijn de meervallen als groep snel te herkennen. Ze zijn allemaal in het bezit van baarddraden. Die lijken soms wel wat op snorharen van een poes, vandaar ook de engelse naam Catfish voor de groep meervallen. Maar niet alle vissen met baarddraden zijn meervallen, zo heb je ook nog karperachtige vissen die baarddraden hebben. Het is dan ook niet deze ene eigenschap, maar altijd een combinatie van kenmerken waarom we een vis tot de meervallen rekenen . De meeste daarvan zijn skelet kenmerken. Deze kenmerken zijn niet altijd te zien aan de buitenkant van een vis. Het zogeheten 'orgaan van Weber' is daar een voorbeeld van. Dit orgaan bestaat uit ene reeks kleine botstukjes die veranderingen in het zwemblaasvolume doorgeven naar het inwendige oor. Ze geven ook kleine veranderingen die de zwemblaas door geluidstrillingen ondergaat door. Het orgaan van Weber fungeert dus in feite als geluidsversterker, daardoor kunnen vissen die dit orgaan bezitten veel beter horen wat er in hun omgeving gebeurd. Dit is vooral van belang voor vissen die in troebel water leven en vaak is dat bij meervallen het geval. Door een gecombineerd gebruik van hun zintuigen van zowel de baarddraden als het orgaan van Weber kunnen de meervallen een goed bestaan vinden in wateren die door zwevend slib erg ondoorzichtig is geworden, een omgeving die voor andere vissen grote problemen kan veroorzaken.Bij sommige meervallen wordt de Zwemblaas ook nog gebruikt om geluiden mee te maken. Met een bijzondere spiergroep kan de zwemblaas in trillingen worden gebracht. Meervallen horen samen met de karperachtigen en karperzalmen tot de Ostariophysi, in deze klasse hebben ze allemaal het orgaan van Weber.
Een ander wezentrekje van veel meervallen is het bezit van een dubbele rugvinstekel die ze in opgerichte positie kunnen vast zetten. De eerste stekel van elk paar is soms nauwelijks te zien met het blote oog maar de tweede is altijd heel krachtig ontwikkeld. Wordt nu een meerval lastig gevallen, dan treedt bij hem een instinctieve reactie op waardoor de eerste rugvinstekel, de tweede rechtopstaande stekel als een wig of deurklink vastzet. Daarnaast hebben meervallen vaak nog lange stekels in de andere vinnen, en soms ook nog een pantsering van harde beenplaten (scuta) in de huid. Alles bij elkaar kunnen ze zich nog redelijk verdedigen en daardoor zijn ze voor roofvijanden geen makkelijke prooi. Alle meervallen hebben ook geen schubben maar pantser van beenplaten, deze zorgen voor de nodige bescherming
|