Ik heb niet alleen de zorg om wat ik schrijf, ik heb ook deze om te weten wat ik eet, wat ik drink en hoe ik me kleed, om niet te spreken van de zorg hoe ik hier rondwandel. Het is geen kwestie van bijzaak als mijn blog er maar staat, neen het zijn mijn levensomstandigheden die van het hoogste belang zijn wil ik ooit 31 december 2023 bereiken.
Ik weet hoe ik me deze morgen voelde, geradbraakt, moeilijk en vooral pijnlijk om op gang te komen. Ik noteer het hier omdat het op-gang-komen verergert van dag tot dag en deze morgen had ik de indruk dat het fysisch de slechtste morgen was die ik ooit had gekend en ik overdrijf niet. Ik kan er geen cijfer op kleven om bij te houden hoe mijn toestand evolueert maar ik ben weinig optimistisch wat dit betreft. Eigenlijk is er geen greintje optimisme overgebleven en is een operatief ingrijpen de enige oplossing, maar ik heb al ziekenhuizenverblijf genoeg gekend opdat ik er nu nog zou bijnemen.
Ik heb dit niet willen verzwijgen, het bewijst enkel in welke toestand ik me bevind, te voegen bij de gemoedstoestand me bij momenten overvalt. Jullie leren aldus wat er omgaat in dit lichaam en geest van mij. Weinig aanmoedigend om verder te lezen is het niet, zoals het voor mij weinig aanmoedigend is om er verder te schrijven.
En toch wil ik van geen wijken weten, zelfs als ik vandaag weinig meer heb dan uitweiden over zaken die alleen mezelf kunnen aanbelangen, een radiografie die ik neem om later, wanneer weet ik niet, te vergelijken met mijn toestand van dan. Wat me eigenlijk niets zou opleveren.
Dit zijn zinnen die in mij zijn opgestaan bij het neerzitten voor mijn klavier, pas nu ik me er van bevrijd heb kan ik verder en zeggen dat ik gisteren geschreven heb wat ik wil dat, komende uit mij, gezegd wordt op de uitvaart van mijn broer.
Het is niet zó veel, het betekent dat hij nu terug is naar waar hij vandaan komt. En als ik dit zo formuleer dan is het omdat ik enkel gesproken heb over de geest in hem, de geest die zijn bezieling was, zijn eigenheid, zijn wijze van denken over wie hij was en hoe hij was en ook hoe hij dacht over zijn geïntegreerd zijn als mens niet alleen in de maatschappij waarin hij leefde, maar ook, en dit was uitzonderlijk, hoe hij zich voelde als zijnde deel van de Kosmos over hem.
Hoeveel zijn er die hier als deel van de Kosmos rondlopen?
Ik weet dat het deze gevoelens waren die hem sterkten bij zijn heengaan: het realiseren van wie hij was en wat hij was, lichaam en geest, het ene sterfelijk, het andere onsterfelijk.
Hij wist dat hij - zegge ‘zijn diepste ik’ - blijven zou, al wist hij niet, al weten we allen evenmin, onder welke vorm dit geschieden zal, maar het ‘onsterfelijk-zijn-van-de-geest’ was hem meer dan voldoende, het was zijn leuze en zijn ingehouden blijheid.
In die mate was hij een voorbeeld voor hen die sterven gaan en zeker, zeker voor mij.
|