Eertijds had het geschreven woord het voordeel dat het bleef, waar het was neergezet kon het te allen tijde gelezen worden: ‘wie schreef die bleef’. Dit is voorbij elk woord kan nu worden opgenomen en beluisterd wanneer het je past, waar je ook bent en hoe dikwijls je het horen wilt. Maar toch is het schrijven van een andere aard, je kunt het wijzigen zoals je wilt alvorens het achter te laten; het gesproken woord daarentegen is onverbiddelijk, eens gesproken blijft het gesproken, erop terugkomen is een bewijs van ondoordachtheid, van een tekortkoming die niet onopgemerkt blijft, terwijl het bij het schrijven amper of niet wordt opgemerkt.
Ik heb het niet dikwijls aangedurfd een lange tijd het woord te houden voor een groep toehoorders en mijn gedachten te laten vloeien zo voor de vuist weg als water uit een bron. In een gesprek gaat het wel, de woorden komen zoals ze komen moeten en kunnen bij reactie onmiddellijk worden aangepast of breder uitgestreken. Het komt overeen met het tijdig verbeteren wat er eerst geschreven stond.
Waarom schrijf ik dit, wel enkel en alleen omdat ik gewrongen zit met de woorden die ik schrijven wil om gelezen te worden op de uitvaart van mijn broer Georges. Ik ken mezelf maar ik ken niet de toehoorders die erop aanwezig zullen zijn.
Houd ik het bij het alledaagse dan ben ik niet tevreden over mezelf en beleef ik er geen vreugde aan; daarentegen, neem ik een te hoge vlucht dan laat ik misschien mijn toehoorders verweesd achter.
Nu, ik ken mezelf voldoende. Ik zal vast en zeker de gelegenheid gebruiken om te zeggen dat het lichaam stof van het aardse is terwijl de geest van de Kosmos is en als dusdanig onsterfelijk. Hoe ik dit zeggen zal heb ik nog uit te zoeken na al wat ik erover schreef moet het mogelijk zijn het te verkondigen op een aanvaardbare, begrijpelijke wijze.
Veel tijd rest er me niet meer, het is dus vandaag 30 november dat het het best voltrokken wordt. Ik reken erop dat mijn dag zich pas sluiten zal als mijn woorden geschreven staan, wat er ook, gebeuren moge en welke vriend op bezoek ik ook ontvangen mag.
Ik herlees tot waar ik gekomen ben, ik herlees de richtlijnen die ik me meegegeven heb om te kunnen besluiten tot een zekere voorzichtigheid in mijn bewoordingen. Ik heb dus een dubbele taak deze morgen, een blog schrijven en een korte tekst van hoogstens een paar minuten om voorgedragen te worden. Het ene is routine, het andere is een kwestie van gevoelens en gedachten, vooral deze laatste zijn belangrijk, de gevoelens zijn er in elk geval onderhuids, deze hoef ik niet te benadrukken. De sfeer van wat er zich afspelen zal is voldoende doordrongen van de tekenen des doods, die teveel de kop opsteken de laatste tijd of we het nu willen of niet, ze wentelen zich om ons heen.
We kennen ze maar al te goed.
|