Ik sukkel elke dag verder met mijn woorden, maar meer nog met mijn lichaam, met de stramheid ervan. Ik was gisteren in een ‘copy center’ om een lang geschrift te laten kopiëren. Hoe oud ik me voelde, hoe ongemakkelijk in mijn bewegingen, vooral hoe onzeker, van het binnengaan tot het wachten, tot het buitengaan, beschaamd ook over mezelf. Werkelijk ik ben een oud man geworden in een paar dagen tijd.
Ik zie de maand mei nader komen, de zomer nader komen, de herfst, de winter, ik zie de eindigheid van alles op mij afkomen, het eeuwige zelfs. Ik onderga de tijd, elke dag sterf ik een weinig, een weinig dat een veel kan zijn, een laatste greep naar adem. Toch vertrouw ik, in elk van mijn handelingen, nog genoeg tijd over te houden voor mijn geschriften die eens de laatste zullen zijn. Ik wil me er op voorbereiden opdat jullie, mijn verre en dichtbije vrienden weten zouden in welke toestand ik verkeer als ik je toespreek vroeg in de morgen, zo klaar en duidelijk mogelijk mijn gevoelens tonend, niet om medelijden op te wekken, verre van, maar om jullie te verwittigen hoe het aanvoelt als je, je leeftijd aan het overschrijden bent en - en dat is het werk van de geest - in de waan bent dat je nog heel wat tijd voor jou hebt, niet om te verspillen maar wel om die zo goed mogelijk te gebruiken. Een gedachte als een mistige wolk over de dingen, over de dagen, over wat ik schrijf, eerder armzielig.
Ik schreef het al en als ik het nog niet schreef, ik denk er regelmatig aan, de koestering die ik nog heb is wat ik schrijf elke dag, is de zorg van mijn echtgenote voor mij elke dag, de zorg van enkele vrienden. Ik zit geborgen in die zorg en in wat ik nog schrijven durf.
Ik zeg dit vanmorgen omwille van hoe ik er gisteren rondliep als een oud man en ik me bezig zag, stuntelig, onwezenlijk onhandig in mijn bewegingen. Ik dit beeld vergeten wil maar het toch behouden wil om te tonen aan jullie wat er nog, in mijn ogen, rest van mij.
Hoe kom ik tevoorschijn als ik ooit optreed in volle ornaat van woorden?
Meer hoeft er niet vandaag ik ben er nog en dit is het voornaamste dat me overkomen kan, er te zijn in een krans van woorden, welke ook.
|