Heliodorus was een Griekse slaaf door Maecenas geschonken aan Horatius. Horatius (8 dec. 65 8 v. Chr.) was naast Vergilius (70 19 v. Chr.) een dichter wiens werken het meest op publieke lezingen werden voorgedragen. Hij werd geboren in Venusia, nu Venosa in Apulië en groeide op in een bescheiden familie. Zijn vader was een vrijgelatene, die met zijn veroverde vrijheid als Romeins burger zuinig omsprong, en leefde van de opbrengst van een stuk grond. Zelf had hij weinig vandoen. Zijn spaarzaam geld besteedde hij vooral aan de opvoeding van zijn pientere zoon, Quintus. Gedurende de viermaandelijkse schoolvakanties liet hij zijn puber aan studiereizen deelnemen. Zoals rijkere jongeren wist ook zoon Horatius naar vooral Athene te reizen, het mekka van de democratie en de cultuur. De familie Horatius verhuisde zelfs naar Rome om de carrière van zoonlief zo dicht mogelijk bij de bron te brengen. Bijna onmiddellijk viel de inzichtelijke kennis en beschaafde omgang van de jonge Horatius in de groeiende wereldstad op. Staatsdichter Vergilius, de rijke Maecenas, de beleidsman Octavianus, de latere eerste Keizer, Augustus, merkten hem op. Deze laatste wou hem zelfs als secretaris. Horatius weigerde de post omwille van de stress. Hij vermeide zich liever en diende zijn volk liever met zijn geschriften. Rust, peis en vree, wou hij om dat te realiseren
Zoals ook een andere tijdgenoot, de drukke politicus en advocaat Cicero, die het zich kon permitteren zich geregeld terug te trekken in een of andere van zijn buitenverblijven in de omgeving van Rome.
En toen Maecenas aan de dichter Horatius een relatief bescheiden buitenverblijf bij Rome te Tivoli aanbood, plus het nodige personeel, ging Horatius daar graag op in. Eén van die personeelsleden was de Griekse slaaf Heliodorus. Maecenas had deze laatste gekocht omwille van zijn beschaafde lifestyle, Griekse cultuur, handigheid gepaard aan geleerdheid. Het vertrouwen, het respect van Horatius voor zijn Griekse slaaf nam steeds maar toe. Horatius vond Heliodorus allengs longe doctissimus d.w.z. de geleerdste mens die hij kende.
Er bleek één heikel punt te zijn waar Horatius en Heliodorus geregeld over bakkeleiden, nl. de zin en vooral de onzin van het reizen. Horatius vond dat de enkele studiereizen uit zijn jeugd hem voldoende hadden geleerd om zijn eruditie bij te schaven en om het ongemak dat dergelijke uithuizigheid met zich meebracht, te rechtvaardigen.
Voor Horatius hoefden die verre tochten niet meer. Hij was tevreden met wandelingen in zijn tuin en verder tussen de villaatjes en boerderijen in en rond Tivoli. Een enkele keer liep hij wel eens een hoofdweg als de Via Appia op, maar de drukte, ongewenste lui die hem herkenden en meenden te moeten aanklampen, noopten hem fluks rechtsomkeer te maken en de rust van zijn landgoed terug op te zoeken.
Heliodorus was het met die kakwandelingskes van zijn meester niet eens. Hij vond dat zijn meester niet alleen een goed gastheer moest zijn voor vrienden en kennissen, maar zelf eens geregeld via een meerdaagse uitstap, alvast zijn eigen land en streek moest bezoeken.
Geen studiereizen - zijn meester was inderdaad geleerd genoeg maar louter voor het genoegen eens bijv. de uitgaansstad Capua bezoeken, Brindisi de haven waar zoveel Romeinen richting Griekenland afvoeren. Het was trouwens een tocht die door Apulië trok, de streek waar zijn vader en voorouders vandaan kwamen. Horatius gaf uiteindelijk toe. Heliodorus mocht dergelijke reis organiseren. Maar Horatius stelde voorwaarden. Naast zijn studiereizen van weleer had hij in zijn lommerrijke tuin bij een hapje en een drankje voldoende reisverhalen gehoord om het volgende aan Heliodorus op te dragen.
Ten eerste: de reis mocht niet langer dan in totaal een maand duren en fysisch niet te lastig zijn. Einddoel Brindisium (450 km van Rome) met dagelijkse tochten van 30 40 km te voet of in de Raeda, de bagage op muilezels, moest kunnen.
Ten tweede moest het gaan om een groepsreis die moest bestaan uit zoveel mogelijk gelijkgezinden. Zo stond Horatius er op dat bijv. Maecenas en vrienden e.a. dichter Vergilius er deel van zouden uitmaken. Uiteraard moest Heliodorus ook reisleider zijn.
Ten derde moest het logies menswaardig zijn, geen luxe, maar een comfortabel bed en een schrijftafel, en s avonds een haardvuur en een versnapering: een portie zout bijvoorbeeld. Eten en drinken moesten verzorgd en de ontvangst in zijn geheel het gezelschap waardig.
Heliodorus kweet zich zo goed mogelijk van zijn taak, d.w.z. poogde via zijn velerlei contacten vervoer en logies zo goed mogelijk aan de redelijke verwachtingen van zijn gewaardeerde meester te laten beantwoorden.
Om te weten of reisorganisator, bemiddelaar en reisleider Heliodorus in zijn taak geslaagd is, zijn wij aangewezen op het reisverslag van ons hoofdpersonage Horatius zelf. Het voornaamste van dit verslag vindt de lezer in het boek: Van Tornos tot Toerisme pag. 61-66.
Vanuit vooral art. 17 van de RCW van 16 febr. 1994 (de redelijke verwachtingen) vatten wij de reiservaringen van Horatius nog eens virtueel samen.
Uit het reisverslag blijkt dat Heliodorus ongetwijfeld vervoer en logies zeer goed heeft voorbereid en hiervoor de juiste informatiekanalen en logiesmogelijkheden heeft aangesproken.
De Via Appia, de hoofdweg van Rome naar Bridnisium zal niet steevast gevolgd worden.
Waar de drukte te groot en veel putten de weg hebben gehavend, is een stuk vervoer over het water voorzien, eens in de nabijheid van Apulië zullen op secundaire wegen door het natuurschoon en de regio van Horatius voorvaderen worden gereisd. Ook heeft Heliodorus verkregen dat van de recht-aan-recht toe weg wordt afgeweken om bij vrienden van zijn meester en zijn reisgezellen, comfortabel onderdak, spijs en drank aangeboden te krijgen. Belangrijke bezienswaardigheden en een verblijf in de uitgaansstad Capua is voorzien.
Deze reisvoorbereiding op papier, door ook reisgezellen als Maecenas en Vergilius goedgekeurd, bevalt Horatius wel.
In de herfst van 25 v. Chr. is het dan zover en samen met als enige metgezel Heliodorus legt Horatius de eerste dag 24 km af op de Appische weg tot Aricia. De bagage was op een muilezel geladen. Eten en slapen in een bescheiden accommodatie, in een hospitio medico. De volgende twee dagen krijgt ons duo er enkele ambtenaren reisgezellen bij, stappen zij 40 km verder op de Via Appia en logeren in door voorop gestuurde slaven bescheiden noch nette slaap- en verzorgde eetgelegenheden. De vierde dag echter de groep bestaat nu al uit een tiental reizigers maar met minstens evenveel slaven verlaat de groepsreis de Via Appia om op een trekschuit de Pontijnse moerassen over te steken. Dit was door Heliodorus aldus gepland omdat zijn informatiekanalen er hem op gewezen hadden dat lawaai, drukte, gauwdieven, stof en nog veel meer op dat stuk van de Via Appia te mijden waren. Helaas blijkt ter plaatse dat de trekschuit voor hun groep niet voorradig is, zij aansluiten moeten bij een reeds overvolle andere trekschuit en Horatius & Co van de regen in de drop komen. Dronken lallende bootgezellen, iedereen dicht op elkaar geplakt, stekende muggen en stinkende huisdieren en dat 23 km lang
het is geen pretje. Niemand neemt het echter de organisator-reisleider Heliodorus kwalijk. Ook Horatius niet, al heeft hij hier al spijt dat hij zich tot een dergelijke groepsreis heeft laten ompraten. Maar ook Horatius weet: het plan van Heliodorus was goed. Dat de uitwerking tegenvalt viel buiten zijn aansprakelijkheid. Het mag hier al eens onderstreept: de organisator, de reisleider is niet aansprakelijk voor de daden van zijn leveranciers in tegenstelling met art. 17 van onze RCW!
Maar net als Horatius er aan denkt om naar huis terug te keren, komt de vijfde dag Maecenas de groep vervoegen, en ja, de zesde dag Vergilius en enkele andere geciviliseerde vrienden. De stemming bij Horatius slaat weer om, ja hij wordt zelf euforisch, getuige de romantische verzen in zijn reisverslag.
Te Sinessa voegen Plotius, Varius en Vergilius zich bij ons. Dat zijn de meest schitterende geesten die ooit geboren zijn en niemand anders is meer gehecht aan hen dan ik. O hoe hartelijk waren de omhelzingen, hoe groot de vreugde! Bij leven en welzijn niets beter dan een dierbare vriend.
Er zullen echter nog andere tegenslagen zijn: hoe goed alles was voorbereid. Zo is er een verblijf waar de gastheer het gezelschap wil ontvangen met een lekkernij bij uitstek: gegrilde lijsters. Maar de barbecue kwakt in mekaar en weg de lijsters. Een andere keer worden zij uitgenodigd rond een verkwikkend groot haardvuur
maar de slaven wakkeren het vuur aan met natte bladeren. Het gezelschap wordt tot tranens toe bewogen en gaat in gespreide gelederen elders gezelligheid en rust zoeken. Maar er zijn ook dagen en accommodatie waar alles wel op wieltjes loopt, weinig putten in de weg, natuurschoon, tactvolle accommodatie waarbij Horatius bijvoorbeeld een schrijftafel op zijn verwarmde kamer vindt met een portie zout als welkom! Er zijn de levendige en smakelijke gastmalen met geanimeerde gesprekken .. al wordt wel eens een grove humor gehanteerd. Horatius herinnert zich bijvoorbeeld grollen als: je gelijkt op een wild paard; wij lachen of nog: Dans eens als een cyclopedische herder .. jij hebt geen masker noch cothurnen (hoge toneelschoenen) nodig.
In die sfeer neemt het gezelschap er wel eens een slecht weer en brood zo hard als steen bij. Er zijn ook voorstellen tot excursies die Heliodorus niet voorzien heeft in het reisprogramma vooraf, maar die ter plaatse kunnen aangeboden worden. Zo stelt hij de groep voor deel te nemen aan een uitstap naar een tempel waar o wonder wierook die op de trappen wordt gelegd door de godheid zelf in rook en weldadige geur plotseling opstijgt. Horatius schrijft zich hiervoor niet in. Hij vind dit flauwe kul. Ook voor anderen die wel deelnamen bleek het een ontgoocheling. Even naar vandaag: wat gebeurt er met reizigers die in hun vakantieoord een excursie bij de plaatselijke gids betalen, maar die bij terugkeer hun geld terugvragen omdat de excursie niet beantwoordde aan hun redelijke verwachtingen? En wat met andere amusementswaarde, niet voorzien in de reis(som); het uitgaan in de ontspanningsstad Capua bijvoorbeeld? Dat is uiteraard door eenieder zelf in te vullen. Aldus noteert Horatius in zijn verslag: Maecenas besluit zich in Capua te amuseren, maar dormitum ego Vergilius que Ikzelf en Vergilius doen een dutje!
Anderzijds is het ook zo dat Horatius wel eens nood heeft aan een puella, een meisje, zeg maar een bijslaap. Horatius is echter kieskeurig. Het is geen verzoek dat hij tot de reisorganisator-reisleider richt. Dit is toch een barrière tussen de vrije Romeinse burger en de Griekse slaaf Heliodorus. Horatius wendt zich dus met zijn verzoek tot Maecenas. Die zal daarvoor zorgen en de puella betalen. De bewuste avond ligt Horatius vurig te wachten, maar is Maecenas nu zijn belofte vergeten, heeft hij geen gepaste prostituee gevonden? Feit is dat de puella bij Horatius niet komt opdagen.
Wij laten Horatius in zijn reisverslag zelf aan het woord:
Stommerik die ik ben, ik heb tot een gat in de nacht op een bedrieglijk wicht liggen wachten. Slaap drijft mij echter in de spanning van het mingenot; natte dromen blijken mijn nachthemd en glooiende buik bevlekt te hebben.
Besluit: ook al schrijft Horatius geen woord over de terugreis, het feit dat hij thuis te Tivoli een open en vrij verslag schrijft staat borg dat zijn groepsreis louter voor het genoegen, alles bij mekaar toch een belevenis was. Uit zijn verslag blijkt ook dat Horatius en zijn reisorganisator en reisleider blij waren gezond en wel thuis te zijn gekomen, na heel wat belevenissen elders, maar vooral met sterkere vriendschapsbanden.
Zoals ook wij vandaag onderstrepen: vooral bij een groepsreis zijn, naast de reisleider, de reisgezellen van het hoogste belang.
11-04-2011, 14:41
Geschreven door KarelDM 
|