In dit eerste verhaal stel ik me graag uitgebreid voor.
Mijn naam is dus Kamiel. Volgens iedereen die me kent een uitzonderlijke kip. Ik kan namelijk lezen.
Toen mijn mama Leontien slaperig zat te broeden op mijn ei werd ze plots verjaagd door een smerige straatkat. Dat beest liep achter haar aan en bleef lopen. Mama verdween in het bos en is nooit teruggekeerd.
Gelukkig had Pienter de wijze uil alles gezien vanop zijn tak. In het nest van mama lag maar één ei. Daarin zat ik. Pienter wist natuurlijk dat op een ei gebroed moest worden. En dat heeft hij gedaan. Dagenlang, tot ik groot en sterk genoeg was om naar buiten te komen. Pienter heeft mijn leven gered en me uilenwijsheid gegeven. Omdat ik Pienter als eerste zag, dacht ik natuurlijk dat hij mijn mama was. Pienter vertelde wat er met mama was gebeurd. Vanaf die dag haat ik alle katten!
Pienter had gezien dat mijn kleine kuikenoogjes vochtig waren. Waarschijnlijk zou ik mama Leontien nooit meer zien.
Om me te troosten heeft hij me toegedekt onder zijn uilenvleugels. Grote grijze vleugels.
Pienter liet me nooit meer alleen. Ik werd elke dag een beetje wijzer. Ook al noemden de andere kuikens me het 'uilskuiken'.
Toen ik al een tijdje mijn grote kippenveren had, merkte ik voor het eerst dat ik niet zoals de andere kippen was.
De hele dag zochten zij kakelend naar eten op het erf.
Kruimels en graantjes op de grond en vieze glibberige wormen in de grond.
Ik had andere dingen te doen. Het was me opgevallen dat niet alle stukken stro in mijn nest dezelfde zijn. De lange dikke stukken zorgden voor de meeste warmte en kriebelden het minst. En daarom begon ik ijverig alle korte dikke, lange dunne en korte dunne er uit te pikken. Papa Pienter zat op een tak tevreden toe te kijken. En de andere kippen begrepen er niets van. Zij pikten verder.
Enkele uren later had ik het beste kippennest ooit! Maar toen had ik wel honger. Op het hele erf was niets meer te vinden. En de andere kippen zaten dik te slapen. Gelukkig had Pienter gezien dat ik een probleem had. Hij kwam plots aangevlogen met maïskolf in zijn snavel. Dat had ik nog nooit gezien. Hij vertelde me dat ik de gele bolletjes kon opeten. Wat een lekkernij! Wat een smakelijke ontdekking! Vanaf toen at ik niets anders meer. Geen kruimels of graantjes. En zeker geen wormen. Dat was vanaf nu allemaal voor de dikke slaapkippen!
Ik woonde op een mooie boerderij. Met een hele hoop koeien in een grote stal. En buiten zaten enkele schapen en natuurlijk kippen. Een grote hond zat in een hok en in de boerderij woonden een boer en een boerin. Ze hadden één jonge zoon die niet altijd flink was, denk ik. Want ik heb de boer of de boerin vaak horen roepen. "Jonas, komen eten!" En dat werd dan soms wel vijf keer herhaald. En uiteindelijk kwam Jonas dan heel rustig aangefietst. Op een fiets vol slijk. Of "Jonas, waar ben je? Het wordt donker! Je bent nog maar zes hoor!" Of "Jonas, laat nu eindelijk de hond met rust!" Of "Jonas, je huiswerk is niet klaar!" Of "Jonas, ruim je kamer meteen op!" De kamer van Jonas was aan de voorkant van de boerderij. Ze had een hoog smal raam tot tegen de grond. Dat raam stond iedere ochtend op een kier. Ik ben wel eens een kijkje gaan nemen. Jonas strooide speelgoed op de grond. De lakens hingen soms als een vlag uit zijn bed. Her en der lagen stukken kleding. En heel wat boekjes. Dat vond ik wel interessant!
Op een ochtend ben ik de kamer binnengetrippeld. Jonas was naar school vertrokken. Voor alle zekerheid hield Pienter op zijn tak de wacht. Hij dacht dat ik gewoon een kijkje ging nemen, maar dat was niet mijn bedoeling. Een beetje later kwam ik weer naar buiten met een leesboekje in mijn bek.
Pienter was geschrokken toen hij dat zag. Hij zei dat ik het boekje wel even kon houden, maar moest beloven dat ik het zou terugbrengen. Dat zou ik zeker doen. Zodra ik kon lezen.