De kamelen (Camelus) vormen een geslacht van grote kameelachtige hoefdieren. Tot dit geslacht horen twee soorten, de kameel (Camelus bactrianus) en de dromedaris (Camelus dromedarius). Beide soorten leven in de drogere streken van Noord-Afrika, het Midden-Oosten en Azië. De kamelen zijn al sinds het eerste kwart van het eerste millennium v.Chr. gedomesticeerd.

Kamelen zijn bekend om hun bulten. De kameel heeft er twee, de dromedaris één. In deze bulten wordt geen water opgeslagen, zoals wel eens wordt gedacht, maar vet. Hierdoor kunnen ze dagen zonder water en voedsel. Ze zijn ook zeer zuinig met vocht en verbruiken zo min mogelijk.

Het zijn de grootste zoogdieren die zijn aangepast aan het leven in de woestijn. Het zijn telgangers, wat betekent dat tijdens het lopen er steeds twee poten aan één zijde worden opgetild, terwijl de twee poten aan de andere zijde blijven staan. Ze kunnen dagenlang met een gemiddelde snelheid van 3,5 kilometer per uur lopen. Kamelen leven in groepen, en lopen altijd achter elkaar aan. Hierdoor waren ze gemakkelijk te gebruiken in karavanen.

In de voortplantingstijd kunnen de hengsten bijzonder agressief worden. Ze kwijlen en urineren bijzonder veel en scheiden een stof af uit klieren op het achterhoofd. Bij een gevecht zullen de hengsten elkaar proberen te bijten. Deze gevechten kunnen tot de dood van één van beiden leiden.

Tegenwoordig leven er zo'n 16 miljoen kamelen, waarvan slechts een handjevol wild is. De wilde kameel (Camelus bactrianus ferus) is een ernstig bedreigde diersoort,waarvan er slechts enkele honderden leven in de Gobiwoestijn. Van de wilde voorouders van de dromedaris is niets bekend. In Australië leeft wel een groep verwilderde dromedarissen, die daar in de negentiende eeuw zijn ingevoerd.

De soorten kunnen met elkaar kruisen. Een kruising tussen een dromedaris en een kameel is groter dan beide dieren en heeft één zeer grote bult. Dit hybride dier kan zich niet voortplanten.


Greetz, Pete