Het is raar,
ik werd deze morgen pas wakker om 7h30. Mijn trouwe vriend syond zoals iedere
morgen naast mijn bed (waar zou hij ook naar toe gaan zonder mijn sterke
schouders?) Ik heb nu een zee van tijd voor me liggen. Alles gaat in slow motion,
als ik na het ontbijt in het bus station aankom zet ik mij op een bank en begin
te schrijven. Ik laat de eerste bus aan mij voorbij gaan, maar de tijd tikt
ongenadig verder (daar heb ik tijdens mijn tocht wekenlang niets van gemerkt)
en dus komt er een tweede bus. In de luchthaven laat ik mijn vriend een nieuw
pak aanpassen zodat hij veilig naar huis kan reizen. Ikzelf hou me bezig met
schrijven en mensen kijken. Als ik ben ingecheckt en de douane voorbij ben voel
ik plotseling en enorm gemis, het is alsof ik tussen al deze mensen totaal
alleen ben, ik mis mijn vriend op mijn schouders en hoop maar dat hij goed
behandeld wordt. Nog een koffie en wat eetbaars moet nog kunnen voor ik in die
gapende muil van dat grote beest stap. Zwevend tussen hemel en aarde sluit ik
mijn ogen en hoop dat er op het einde van mijn reis iemand op me wacht.
Alles is
niet verlopen zoals wij het gepland hadden, maar dat wil niet zeggen dat we moeten
stoppen met plannen maken. Integendeel uit het onverwachte kan ook iets moois
ontstaan, en daarom gaan we nu al op zoek naar onze volgende camino.
Ik wil nog
de bloemen de bergen de prachtige vergezichten de mensen onderweg mijn warme
bedden en wat nog allemaal bedanken.
Maar bovenal
mijn vrouw die me alleen liet verder gaan.
Onze
kinderen en hun partners die ons in alles steunen.
Onze
kleinkinderen met hun geopende armen als we weer thuiskomen.
Kennissen en
vrienden om hun verwonderden blikken als ze horen wat we van plan zijn en om
hun aanmoedigingen als we onderweg zijn.
Al de mensen
die de moeite namen om deze blog te lezen, ik hoop dat ik jullie niet verveeld
heb en geloof me vrij het is allemaal nog veel mooier als je zelf onderweg
bent; Twijfel dus niet te lang en wacht niet op later want die komt vroeger
bij je langs dan je zelf wilt en dan is het misschien te laat.
BEDANKT, AAN ZIJ DIE IK VERGETEN BEN
EN TOT LATER.
20JUNI VAN MUXIA NAAR SANTIAGO DE COMPOSTELA BUSREIS
Eerst wil ik
afscheid nemen van een goede vriendin die ons en later mij altijd heeft
vergezeld.
Klaproos.
Wekenlang was jij onze trouwe
reisgezel.
Wij zagen u voor het eerst, als een
tengere stengel met een groen knopje.
Zomaar ergens langs onze weg.
Iedere dag knikte jij vriendelijk goede
morgen.
Op een dag opende jij voorzichtig uw
deurtje.
Daarna werd jij iedere dag mooier.
En pronkte jij, zoals het een dame
betaamt met uw schoonheid.
Elke morgen toverde jij, als mooiste
onder de bloemen een glimlach op ons gelaat.
Toen ik later noodgedwongen mijn
tocht alleen moest verder zetten.
Maande jij mij aan, ook al waren mijn
stappen zwaar, om vol te houden.
Nu zoveel weken later, zie ik met
spijt in mijn hart hoe uw krachten u ontglippen.
Geen medicijn, water of wat dan ook
kan u nog helpen.
Langzaam, één na één leg jij uw
blaadjes uw schoonheid neer.
Maar weet, mijn trouwe reisgezel.
Jouw steun en gezelschap staan voor
eeuwig in mijn geest gegrift.
Jij hebt trouwens niet voor niets
geleefd.
Daar, waar jij nu sterft staan
volgend jaar uw kinderen ons op te wachten.
Uw laatste blaadje vond ik s avonds
ergens onderweg naast mijn bed.
Vaarwel vriendin vaarwel.
Dwalend door
compostela ontmoet ik Roger en José weer, samen zijn wij gestart in Lourdes en
hier op de laatste dag van mijn tocht ontmoeten wij elkaar weer. Terwijl ik
morgen huiswaarts keer trekken zij nog verder naar Finisterre en Muxia. Het
wordt een gezellig onderonsje, en we spreken af om elkaar niet uit het oog te
verliezen. Nu de kaarsen gebrand zijn en sint Jacobus zich buigt over de
meegebrachte wensen voel ik mij een beetje overbodig in deze wriemelende stad
en keer terug naar mijn refuge om alles eens rustig te laten bezinken.
Als je
verdrietig bent omdat het einde van de wereld nadert.
Dan heb je
verkeerd geleefd mijn vriend.
Neen, mijn
schoenen of kousen heb ik niet verbrand aan het einde van de wereld. Maar ik kon
toch niet weerstaan aan deze vervuilende lokroep, een kleine zakdoek verbranden
moet toch kunnen. Niet? De zonsondergang is gisteren avond aan mij voorbij
gegaan wegens teveel bewolking, dus is er weer een reden te meer om nog eens
terug te komen. Finisterre verlaten was wegens een gebrek aan markeringen niet
zo eenvoudig, Na een zoektocht van ongeveer een half uur komen er nog enkele
pelgrims af gezakt, allen stranden we telkens op dezelfde plaats. We besluiten
om het voor ons liggende steile bospad te nemen hopende om alzo ergens op de
juiste weg te belanden. Zwetend en blazend komen we boven op een kruispunt van
boswegen, maar ook hier geen enkele aanwijzing. Samen met Pedro een man uit
Hamburg loop ik rechtdoor, gewoon rechtdoor geen keuzes hoeven te maken heel
eenvoudig is dat. Uiteindelijk belanden we in een kleine dorpsgemeenschap en op
de juiste weg. Normaal lopen we allebei allen, maar hier op deze laatste dag
besluiten we om het samen toch maar eens te proberen. Over kleine asfaltwegen
afgewisseld met soms een bosweg komen we in Hermedesuxo, hier moet je als
pelgrim een keuze maken tussen de kustweg of de binnenlandweg. We kiezen voor
het laatste, zo belanden we in Padris waar we door een mooie holle weg in het
bos terecht komen. Een geur van eucalyptus vermengd met meerdere bloemen aroma
s doet me dromen van hagelwitte stranden. We zijn bijna halfweg als er
eindelijk het woord Bar verschijnt. Ook al ligt ze enkele honderden meters
verwijderd van onze route toch besluiten we om er op af te trekken. Pedro
besteld een ontbijt terwijl ik me met een grote koffie op het terras nestel. De
eerst volgende drie uur zullen we niets meer tegenkomen om te drinken of te
eten, dus onze watervoorraad wordt aangevuld samen met enkele stukken fruit. We
zijn nog maar net vertrokken als een landbouwer met zijn tractor bij ons stopt,
hij maakt er ons attent op dat we indien we naar Muxia willen niet op de juiste
weg zitten. De behulpzame man stapt af en loopt met ons enkele honderden meters
verder om ons daar een smalle veldweg te tonen die ons beneden aan de rivier en
op de juiste weg moet brengen. Even verder staat er een groente- fruitwagen,
als ik twee bananen wil kopen zegt de verkoper dat dit enkel per kilo te koop
is. Ik bedank vriendelijk maar denk toch bij mezelf dat hij ze dan maar zelf
moet opeten. De weg begint weer flink te stijgen tot we uiteindelijk op het
hoogste punt van deze etappe komen. Vanaf nu gaat het enkel nog langzaam
bergafwaarts door eucalyptus bossen. Plots zien we in de verte de oceaan voor
ons opduiken, blauw water zover het oog reikt. Als we beneden op de grote weg
naar Muxia belanden besluiten we om niet langs de grote weg te lopen mar dwars
door de duinen richting strand te trekken. Een Japanse pelgrim die van Muxia
terug naar Finisterre loopt wil ons uitleggen dat we de grote baan dienen te
volgen, wat we ook proberen ze heeft geen oren naar onze argumenten om door de
duinen te lopen en verklaart ons gek om van het juiste pad af te dwalen. Wat
een sensatie als we uiteindelijk na door de duinen te zijn gelopen aan de rand
van het strand staan, het ligt nog wel vijf meter onder ons, maar wat een
voldoening en wat een prachtig uitzicht. Vermoeid maar tevreden zoeken we een
mooi plaatsje om dit alles goed in ons op te nemen. We nemen rustig de tijd om
te eten en te rusten. We kunnen hier niet blijven zitten, als we uitgerust zijn
en de boterhammen een andere bestemming hebben gegeven late we ons op ons zitvlak
vijf meter door het witte zand naar beneden glijden. Beneden wandelen verder langs het water zover
het kan op het einde moeten we nog een steile talud op om uiteindelijk op de
grote baan naar Muxia te belanden. Hier ontmoet Pedro zijn stapmaatje en zijn vrouw
van op de camino del norte, Birgen en
Ellen. Zij zijn een echtpaar uit Kopenhagen en Birgen is al aan zijn zevende
camino bezig, (ik begin weer te dromen). We besluiten om de avond samen door te
brengen. Na een verkwikkende douche koop ik mij een stokbrood aas en een goede
fles Rioja en trek naar het verbrande heiligdom van de Virxe de Barca waar ik
me boven terwijl ik geniet van een prachtig uitzicht te goed doe aan al dat
meegebrachte lekkers. Een jonge man uit Geneve komt me nog gezelschap houden.
Hij is thuis vertrokken na zijn studies en hoopt bij zijn thuiskomst ergens
werk te vinden. Om zijn kosten zo laag mogelijk te houden slaapt hij indien het
mogelijk is buiten. Een tent vindt hij overbodig in een portaal van een kerk of
ergens onder een afdak beschermd tegen de nevel is goed voor hem om de nacht
door te brengen. Jonge mensen en hun dromen, ik kan er uren naar luisteren. En
dromen heeft hij zijn volgende doel is Jeruzalem. Een beetje werken en dan
genieten, zo vertelt hij. Want later zegt hij die komt misschien nooit meer.
Ik hoor plots ons moeder lachen want haar woorden worden hier uitgesproken door
een jonge man uit Geneve. Wacht niet op die goeie oude dag, want die bestaat
niet, als je iets wil doe het dan nu zei ons moeder altijd. Een wijze vrouw
denk ik, maar je hoeft helemaal niet oud te zijn om al wijs te zijn bewijst
deze jonge man. Na deze mooie ontmoeting geniet ik nog wat in mijn eentje op
mijn berg. Tegen de avond ga ik een nieuwe fles Rioja kopen want Pedro zorgt
voor het avondeten en met lege handen op bezoek gaan is toch geen goed idee
denk ik. Even later komen ook Birgenen
Ellen afgezakt met elk een fles wijn in hun handen. Geloof me vrij het werd een
gezellige avond. Samen met Pedro trok ik na het eten nog de stad in. De nacht
was zeer kort want om 6h45 wachtte er reeds een bus op mij richting Compostela.
Als je geest
niet is beneveld door futiliteiten is dit de mooiste tijd van je leven.
Wu-Men.
Gisteren nog
een mooie avond beleefd met en Oostenrijker en een Nederlander, allebei hebben
zij reeds meerdere malen over de één of andere camino gezworven. En toen later
de rode duivels hun match winnend afsloten kon zelfs de nacht niet meer stuk.
Maar de morgen was minder fraai, nadat ze het gisteren morgen reeds hadden
gepresteerd deden ze het deze morgen nog eens over. Een jonge dame uit Australië
en ééntje uit Zuid Afrika zette om 4h30 de boel weer op stelten, omdat ze
uitgebreid willen ontbijten en niet zonder de nodige kleurtjes kunnen
vertrekken. Van slapen komt daarna niets meer in huis, om 6h45 sta ik na een
ontbijt in de plaatselijke bar buiten klaar om te vertrekken. Ik verlaat het
dorp met zijn typische maïs opslagplaatsen over een idyllisch beekje en beland
bijna onmiddellijk in en holle weg. Langs de berg O Simo loop ik steeds door
bos of over heidevlakten. Na ongeveer een uur lopen begint het fel te stijgen
richting Hospital. De bar laat ik links liggen evenals de lelijke en vervuilende
staalfabriek. Maar als de vervuiler achter me licht loop ik over en breed pad
dat me laat genieten van heidelandschap en bos afgewisseld met landbouw. Ook de
eucalyptus bossen en de muren van opeen gestapelde stenen duiken weer op in het
landschap. Ook op deze hoogvlakte eisen mooie vergezichten mijn aandacht op.
Aan de Ermita Nuestra Señora de las Nieves neem ik even een rustpauze. Het
water uit de bij deze kapel horende bron zou volgens de overlevering goed zijn
voor zogende vrouwen en moederdieren. Na de kapel waar maar weinig pelgrims
aandacht aan besteden gaat het flink bergop. Bij de kapel hoort een gastenboek,
en daarin las ik het volgende Ik ben dankbaar dat ik over deze berg ben
geraakt, als 81 jarige vrouw besef ik goed hoe bevoordeeld ik ben Groetjes uit
Nederland. Schitterend vergezichten ontrollen zich als een film voor mijn ogen.
Eenmaal boven zie ik in de verte een kraampje, ook hier wil een vindingrijke
spanjaard een kruimeltje meepikken van die o zo rijk gevulde pelgrimskoek.
Fruit, cake koffie of thee zijn te verkrijgen aan donativo prijs, armbandjes en
andere sieraden hebben wel een prijs, ik laat me verleiden door een armbandje
voor mijn kleindochter Emma. De zon staat hoog aan de hemel in brandt, maar
gelukkig is het niet ver zoeken naar een schaduwrijk plekje waar ik een
rustpauze inlas en de innerlijke mens versterk. Af en toe als ik een open
plaats bereik zie ik in de verte de Atlantische oceaan. Tot ik plots voor een zeer
steile en gevaarlijke afdaling sta, als ik hier heelhuids wil beneden komen
moet ik 100 procent geconcentreerd blijven. Af en toe hoe ik halt om van het
mooie uitzicht te genieten en om de mijn knieën wat rust te gunnen. Als ik
beneden kom voel ik iets abnormaals onder mijn rechtervoet, maar na een kleine
controle stap ik verder zonder iets te hebben gevonden. Beneden volg ik de
kustlijn naar het door de Unesco beschermde dorp Corcubión, hier kijk ik uit
naar een smal paadje tussen twee muren van op elkaar gestapelde stenen. Mijn
teleurstelling is groot als ik zie dat samen met de bron die alles hier van water
voorzag ook al de bloemen die de muren versierden opgedroogd zijn. Twee jaar
geleden was hier geen steen van de muren te bekennen, nu zie alleen een smal
paadje met aan weerszijde een muur waar hier en daar nog een eenzame bloem
wacht op betere tijden. Op het einde van dit steegje dat steil omhoog loopt sla
ik links af en beland even verder weer in het bos. Waarin van de Atlantische
oceaan geen glimp meer van op te vangen is. Aan het einde van dit bos kom ik
terecht op de C 552 welke ik enkele kilometers volg tot in Sardiñeiro waar ik
weer in het bos verdwijn. Tussen muren van opeen gestapelde stenen loop ik
steeds omhoog. Tot ik plots links van mij weer af en toe de zee zie
verschijnen. Ik steek nog eenmaal de C 552 over om daarna op een langgerekt wit
zandstrand te belanden. Aan de eerste strandbar hou ik het voor gezien en zet
mij op het terras om van een frisse pint en een lekkere groentesoep te
genieten. Twee kilometer duurt mijn wandeling over het hagelwitte strand.
Daarna ga ik op zoek naar mijn welverdiende Finisterrae en een slaapplaats. Als
ik min rugzak heb afgegooid in mijn appartementje voor één nacht trek ik onmiddellijk
verder nar het vier kilometer verder gelegen Cabo Finisterre het uiterste punt
en meteen ook het einde van de wereld. Adembenemend mooi is het hier, eigenlijk
was het de bedoeling om hiet buiten in open lucht de nacht door te brengen,
samen met mijn Oostenrijkse vriend van gisteren avond. Maar deze plannen hebben
we noodgedwongen moeten opbergen door de toenemende mist en bewolking. Na al
dit moois te hebben aanschouwd wacht mij nog de terugkeer naar mijn
appartementje waar ik na een verkwikkende douche toch het begin van een blaar
voel onder mijn voet. Het zullen morgen nog zware kilometers worden naar Muxia.
Het
beïnvloeden van de kwaliteit van het dagelijkse bestaan is de hoogste vorm van
kunst. Walden Thorau.
Neigreira
mag dan een grote stad zijn voor de pelgrim of de toerist heeft ze niets te
bieden. En in de vele restaurants kan men pas eten vanaf 20h. Dus zag ik maar
één oplossing fast food met voetbal. In mijn gids staat te lezen dat ik mij
voor de etappe van vandaag goed moet voorzien van eten en drinken. Mijn rugzak
weegt nu extra zwaar, hopelijk is al deze moeite niet voor niets. Als ik na een
half uur het dorp achter mij laat verdwijn ik tussen stoere kastanje bomen om
na enkele honderden meters in een holle weg te belanden, die volgens mijn gids
langzaam stijgt. Dan moet er iets mis zijn met mijn benen, of ik wandel op de
verkeerde weg. Eucalyptus bos wisselt met dennen bos of landbouwgebied. Dorpjes
met namen als camiño Real, Rapote of A Pena waar telkens maar enkele mensen
wonen doen me wegdromen. Maar met dromen moet ik hier toch voorzichtig zijn, ik
word ruw wakker geschud als ik bijna struikel over een losliggende steen. Na
drie uur ononderbroken stappen zie ik in de verte iemand langs de kant van de
weg zitten. Als ik dichterbij kom blijkt het de jonge Duitse vrouw van gisteren
te zijn. Zorgwekkend bekijkt ze haar linkervoet waar het begin van een blaar
zichtbaar wordt. Als ik haar de raad geef om er tandpasta op te doen is het
alsof ze het ik Keulen hoort donderen. Ik probeer haar uit te leggen dat het
voor mij ten alle tijden al een wondermiddel geweest is. Ik wens haar het
allerbeste en zit vijf minuten later in een bar in het gezelschap van een
lekkere koffie. Het is ondertussen 9h en zon hangt als een enorme vuurbal aan
een azuurblauwe hemel. Zonder de minste schaduw gaat het nu verder over smalle
asfalt wegen of veldpaden, mijn watervoorraad slinkt als sneeuw voor de zon. De
zeldzame koeien in de kleine weiden schuilen voor de brandende zon onder een al
even zeldzame boom. Zo ver het oog reikt strekt de hoogvlakte van de Comarca
Xallas zich voor mij uit. Na vij ½ uur wandelen beland ik in Santa Mariña waar
ik nog een bezoek breng aan de enige bar die het dorp rijk is. Het is
ondertussen middag en snikheet. Ik wandel verder over smalle asfaltwegen waar
mijn wandelstokken soms centimeters diep in het zachte asfalt verdwijnen. Geen
schaduw te bespeuren, des te meer zwetende en proestende mede pelgrims. Als ik
uiteindelijk toch enkele bomen zie laat ik mij voorzichtig zakken in hun
schaduw. Ik bevrijd mijn voeten van schoenen en kousen en geniet van brood met
sardines. Na deze tankbeurt gaat het weer, hoe kan het anders, langzaam omhoog
naar de pas vanBon Xesùs, vanaf deze hoogte zie ik in de verte het stuwmeer
Fervenza liggen. Links van mij strekt de hoogste berg van de streek de Monte
Aro met zijn 561 meter zijn rug. Om drie uur kom ik na meer dan acht uur
wandelen en 33km te hebben getrotseerd aan in Olveiroa. Er is geen haar op mijn
hoofd dat er aan denkt om nog verder te gaan. Rusten is ook een werkwoord, en
omdat ik moeilijk stil kan zitten ga ik nu werken.
16 JUNI VAN SANTIAGO DE COMPOSTELA NAAR NEGREIRA 22 KM
Als je je
geluk volgt gaan deuren open die er tevoren niet waren. Joseph campbell
Het
stadspark van Santiago de Compostela heeft gisteren het merendeel van mijn tijd
gekregen. Het is daar lekker verpozen en mensen kijken is ook een mooi tijdverdrijf.
Maar de mooiste tijd was gisteren avond, samen met André en zijn dochter wat
bijpraten over het jacob kerkenpad en zijn vele tochten naar compostela. Op
zulke momenten vergeet men de pijn en de ongemakken van het onderweg zijn, en
beseft men wat een gelukzak men mpet zijn om dit alles te mogen beleven. André
denkt dat hij zijn laatste camino gelopen heeft want zo zegt hij als 76
jarige begin ik toch te voelen dat het niet zo goed meer gaat, alles gaat wat
minder snel, maar .. jeweet maar nooit
morgen denk ik er misschien anders over Ik wens André nog vele caminos toe,
tevreden om elkaar hier ontmoet te hebben gaan we slapen. Mijn ticket voor mijn
terugreis zal nog een tijd in mijn rugzak moeten blijven want ik trek nog
verder naar het einde van de wereld nl. Finisterre en Muxia. Deze morgen om 7h
stond ik klaar om verder te trekken. Wat een contrast met gisteren toen het
krioelde van het volk in de stad. De stad is proper geveegd en buiten een paar
pelgrims is er geen leven te bespeuren. Nog een foto nemen van de kathedraal in
de steigers en dan laat ik de stad achter mij. Langs het parador hotel de gele
pijlen volgend beland ik na ¼ h in een mooi park met oude eiken. Even later na
een paar vervallen huizen begint het feest weeral, ik beland weer in een holle
weg, met een krom gebogen rug trek en ploeter ik mij naar boven, waar ik beloond
word met een prachtige terugblik op Santiago en de kathedraal. Ik ruk me los
neem afscheid en trek verder over smalle boswegen, door overwegend eucalyptus
bos met zijn typische geur, maar vandaag is hij vermengd met de geur van gele
brem en tal van andere bloemen. Fluitende vogels doen mij de oren spitsen,
terwijl ik toch goed poet opletten want het pad ligt bezaaid met losliggende
keien. Nu en dan neem ik een foto van voor mij onbekende bloemen. Op de meeste
plaatsen heeft het eucalyptus bos zich goed hersteld van de bosbranden van 2006
maar hier en daar zie ik nog de tekenen van deze verwoesting. Als ik na twee en
half uur stappen in Alto do Vento boven kom is het tijd om te ontbijten. Na het
ontbijt stap ik verder met een Engelse dame. Achttien jaar geleden kocht zij
een boek over de camino Frances, en nu zovele jaren later nu de kinderen de
mama niet meer voortdurend nodig hebben loopt ze hier rond met een stralende
glimlach. Het overtreft al haar verwachtingen, en om dit alles zo lang mogelijk
vast te houden keert zij terug per boot om niet abrupt weer in het dagelijkse
leven terecht te komen. We lopen samen tot in Ponta Maceira, op de Gotische in
de veertiende eeuw gebouwde brug nemen we afscheid. Ik wandel verder langs de
rivieroever waar een jonge vrouw me vraagt hoe ver het nog is tot in Negreira.
Iedereen begint hier het gesprek in de Engelse taal, maar al snel blijkt dat we
beter Duits kunnen praten. Haar verhaal is eenvoudig en geweldig te gelijker
tijd. Vrijdag zat ze zich thuis te vervelen tot ze een goedkope vlucht naar
Santiago ontdekte, ze boekt een vlucht voor zaterdag, verkend Zondag de stad en
stapt nu van Santiago naar finisterre en misschien als alles goed gaat naar
Muxia. Ze kan het amper geloven dat ze hier rondloopt want ze is helemaal niet
sportief, maar genieten doet ze met volle teugen. Jong en onbezonnen is hier
zeker op zijn plaats, maar de toekomst is voor de jeugd en jongeren zoals deze
dame die komen er wel in het leven. Lachend van de pret komen we uiteindelijk
samen aan in Negreira. Maar ook ongeduld is eigen aan de jeugd, terwijl zij het
eerste pension binnenstapt dat we tegen komen ga ik verder op zoek en nemen we
afscheid. Morgen zien we elkaar misschien weer. Ik neem hier ook afscheid van
jullie.
Als wonderen
niet bestaan. Waarom ben ik dan soms zo verwonderd?
Er stond mij
gisteren inderdaad een verassing te wachten. Bij mijn aankomst in de refuge
ontmoet ik André een oude bekende van het Jacob kerkenpad, we vallen elkaar
letterlijk in de armen. André heeft voor onze ontmoeting een mooi gezegde
Mensen kunnen elkaar overal ontmoeten, alleen bomen ontmoeten elkaar enkel in
de zagerij We hebben elkaar voor het laatst ontmoet in Februari op de
pelgrimszegen in Brugge. Maar omwille van tijdsgebrek hebben wij elkaar daar
nauwelijks gesproken en hier op de plaats der plaatsen ontmoeten wij elkaar
weer. André is met zijn 76 lentes in Porto gestart samen met zijn dochter om zo
een gedeelte van de camino Potugese te lopen. Bij het ontbijt deze morgen
spreken we af om elkaar deze avond terug te zien. Na het ontbijt laat ik André
en zijn dochter achter en vertrek naar de stad. Op zoek naar een tweede Compostela.
Het convent van Sancti Francisci viert dit jaar hun achthonderd jarig bestaan
en om deze reden geven zij éénmalig een compostela uit. Dit unieke document wil
ik dan ook niet mislopen. Tussen 10 en 11h s morgens wordt het uitgereikt
vooraan in de kerk. Ruim voor 10h ben ik in de kerk en wacht geduldig tot de
pater de tijd rijp acht om in actie te komen. Aandachtig bekijkt hij de
stempelboekjes, en voor diegene die enkel de laatste honderd kilometers hebben
gewandeld is hij onverbiddelijk, deze afstand is niet voldoende om dit document
te bemachtigen. Gelukkig bevalt mijn startplaats hem beter en met sierlijke
letters vult hij mijn naam in en kan ik na een donativo met een mooi aandenken
naar buiten stappen. Van hier stap ik naar de kathedraal want ik wil om twaalf
uur de pelgrims mis bijwonen. Het is amper 11h als ik de kathedraal betreed,
met veel moeite vind ik nog een vrije zitplaats. Maar het lange wachten is wel
de moeite waard het is een prachtige dienst waarin ieder land vernoemd wordt dat
hier vandaag vertegenwoordigd is door een pelgrim. En op het einde van de mis
zwaait de botafumeiro door de kerk. Dit zilveren 1m60 hoge en 100kg wegende
wierookvat dat zwevend aan een dik touw van 35 meter lang door de dwarsbeuk
zweeft tot hoog in de gewelven is toch een mooie afsluiter. Het is een prachtig
schouwspel, dat, laten we eerlijk zijn iedere pelgrim wil gezien hebben. Dit
jaar had ik dus meer geluk, want twee jaar geleden had ik zelfs na drie
kerkbezoeken niet het genoegen het wierookvat te zien zweven. Na de kerkdienst
beloof ik mezelf om de rest van de dag als een toerist door te brengen, enkel
aan mijn schoeisel kan men zien dat ik een verdwaalde pelgrim ben. Dwalend door
de stad ontmoet ik toch nog enkele pelgrims van onderweg, maar de mooiste
ontmoeting is die van een Australische vrouw en haar dochter. Alhoewel we
elkaar maar kort gesproken hadden onderweg en het reeds lang geleden is (
Mariette was nog bij mij) herkenden wij elkaar onmiddellijk. Met een buen
camino en een welgemeende knuffel en proficiat nemen we afscheid. Misschien ..
ooit?Je weet maar nooit.
Waarom zou
ik je maar mijn vinger geven, als je met mijn hand zoveel meer kan doen.
In Arzùa, de
plaats waar de camino del norte en de camino frances samenkomen vond ik een bed
aan de kerktoren en recht over een fotograaf. Hierbij waren twee zaken
tegelijker tijd opgelost. Na de dagdagelijkse werkzaamheden en een lekkere
paëlla nestelde ik mij in het stadspark op een bank met een ½ kg kersen en
genoot van het mensen kijken. Deze morgen om 6h30 stond ik onder een min of
meer bewolkte hemel al startensklaar. Eenmaal buiten het dorp begint het feest
al. Ik loop van holle weg naar holle weg holle wegen met zijwanden van 4 a 5
meter hoog begroeid met grillige bomen, varens en bloemen. Fluitende vogels
eisen voortdurend mijn aandacht op. Na twee of drie stappen komt de geur van
spek en eieren mijn neusgaten plagen. Ik kan niet aan de verleiding weerstaan
en wacht in de bar geduldig mijn beurt af. Twee eieren en vijf sneden spek
later moet ik als ik verder stap al mijn zonnehoed boven halen. De zon heeft de
wolken verdrongen, en zal me voor de rest van de dag niet sparen. Als ik niet
door holle wegen stap gaat het over veldwegen van dorpje naar dorpje. Zo beland
ik ergens in een mooi kerkje waar de laatste kaars voor ik Compostela bereik
vuur vat. Mijn plan om in Lavocolla te overnachten laat ik varen. In deze stad
wasten de middeleeuwse pelgrims zich een laatste keer om fris en welriekend aan
St. Jacobus te verschijnen. Ik besluit dus om nog 10 km verder te trekken om
nog vandaag in Santiago aan te komen. Maar eerst doe ik nog boodschappen in de
plaatselijke supermercado, vooral vers fruit, dat ik verorber terwijl ik
zwoegend verder trek bergopwaarts. Het sap druipt van mijn kin, en plots mis
ik iets ..mijn wandelstokken. Verschrikt blijf ik twee seconden als aan de
grond genageld stokstijf staan, om daarna al spurtend de berg af te rennen.
Mijn rugzak herinnert mij eraan dat ik vooral geen domme dingen mag doen, maar
anderzijds moet ik op tijd aan de winkel zijn want het sluitingsuur komt akelig dichtbij.
Een kilometer sprint bergaf met rugzak doet mijn knieën beven, maar het heeft
geloond, ik verschijn aan de winkel als de eigenares buiten komt met in de ene
hand de sleutels om af te sluiten en in de andere hand mijn wandelstokken. We
zijn allebei even blij, en na een welgemeende muchos gracias van mij en een
buen camino van haar halen we allebei opgelucht adem en gaat ieder zijn eigen
weg. Ik begin voor de tweede maal aan dezelfde steile klim terwijl de zon
ongenadig haar stralen op me afvuurt, nergens vind ik schaduw, of toch, in de
verte ontwaar ik enkele bomen. Als ik eindelijk bij de bomen aankom bevind ik mij
op een open hoogvlakte. Ik zet mij onder één van de weinige bomen en doe me te goed
aan sardines in olijfolie en brood, als toetje is er zoals altijd zwarte
chocolade. Sardines in olijfolie eet ik op mijn tochten minimaal drie maal in
de week, om mijn scharnierpunten te voorzien van de nodige smeermiddelen,
misschien zit het zoals zoveel zaken alleen maar in het koppeke, maar laat het
dan zo maar zijn baat het niet het schaadt zeker niet, en alles blijft lekker
scharnieren. De eucalyptus bossen liggen ondertussen achter mij, en twee uur na
mijn stop sta ik op Monte de Gozo. Vroeger, vele jaren geleden zagen de
pelgrims van op deze hoogte in de verte de torens van de kathedraal, dit moet
voor hen een ongelooflijk moment zijn geweest om na zo vele maanden eindelijk
een glimp te kunnen opvangen van hun uiteindelijke doel. Nu zie ik enkel
gebouwen en nog eens gebouwen maar geen torens van de kathedraal. De
uitbreiding van de stad met haar hoogbouw ontneemt ieder zicht op mijn eindbestemming.
Tot mijn spijt moet ik vaststellen dat deze mooie plaats ook langzaam wordt
herleidt tot een vuilnisbelt. Het kan toch niet de bedoeling zijn dat wij
pelgrims op de plaatsen zoals Cruz Ferro en Monte do Gozo versleten kleding en
andere troep achterlaten. Na een moment van bezinning daal ik langzaam af en
vervolg mijn weg door stedelijk gebied naar santiago de compostela. Ongeveer
1,5 km voor de kathedraal daal ik de vele trappen af naar de refuge Acuario.
Deze heel speciale refuge heeft mijn hart reeds gestolen op mijn vorige tocht.
Vriendelijke jonge mensen met het hart op de juiste plaats, zij steunen ook een
project om Indiase kinderen onderwijs en gezondheidszorg aan te bieden. De
overschot van de euros die mensen me hebben gegeven om kaarsen te branden gaat
naar dit project, en wees gerust, daar boven weten ze dit wel te plaatsen. Aan
wassen en plassen wil ik vandaag geen tijd besteden. Na een verkwikkende douche
die de vermoeidheid graag van mij overneemt, trek ik verder naar de kathedraal
en ga op zoek naar mijn welverdiende Compostela. Hoe gek het ook klinkt
aankomen op de plaats waarnaar ik zo lang naar verlang, geeft me ook deze maal
geen voldoening. Het is net of je tocht niet voleindigd is dat dit niet het
doel was. Maar wat dan wel? De meeste pelgrims waar ik mee praat hebben het
zelfde gevoel. Het is uniek en fantaschtisch om onderweg te zijn, om zoveel te
mogen beleven. Ik begin steeds meer en meer te begrijpen wat men bedoelt met niet
het doel op zich maar de weg er naar toe geeft de meeste bevrediging.
Misschien is het ook daarom dat er een nieuw zaadje is gelegd dat zich langzaam
in mijn hoofd begint te ontkiemen? Ik probeer het nog te verdringen, maar het
zal niet lukken, dat voel ik nu al. Na een bezoek aan de kathedraal en met mijn
stempel op zak, stap ik omstreeks 10 h af naar mijn slaapplaats, en daar staat
een geweldige verrassing op me te wachten. Maar dat vertel ik later
Vertrouw op
het vertrouwen, geloof in het geloven.
Deeprak
chopra.
Nadat ik
gisteren een slaapplaats had gevonden, heb ik enkel nog mijn was gedaan. Daarna
was het tijd om mijn vermoeide ledematen te verzorgen en te rusten. De
hospitalera had in een kamer gelegd met 6 dames. Vier van hen zijn snachts met
en botte zaag het bos ingetrokken. Maar ik was zo vermoeid dat ik er toch
doorheen ben geslapen. Wie mij deze nacht heeft verzorgd, daar heb ik het raden
naar. Maar deze morgen functioneerde alles weer zoals nieuw. De duivels van
gisteren zijn terug tot de orde geroepen, rondde klok van zeven sta ik starters
klaar. De eerste herberg buiten de stad vereer ik met een bezoek om te
ontbijten, een Spaanse moeder (uit Barcelona) met haar twee tiener dochters kan
blijkbaar ook aan de verleiding niet weerstaan en trekt mee naar binnen. Na het
ontbijt trek ik nog verder langs de grote baan, net voor ik links de grote baan
wil verlaten zie ik twee pelgrims in hun slaapzak op een bank liggen, iedereen
heeft zo zijn eigen idee om de nacht door te brengen. Maar of het erg
comfortabel is betwijfel ik toch. Zelf duik ik een mooi onverhard pad in waar
ik verder trek langs oude kastanjebomen waar vreemde vogelgeluiden uit komen.
Hier in dit prachtig kader ben ik de dag van gisteren snel vergeten. Het gaat
overwegend bergaf langs overvolle kikkerpoelen waar een immens gekwaak uit
opstijgt en langs weilanden zonder koeien. Ondertussen is de zon op het toneel
verschenen, om 8h45 zet ik mij neer aan een bar om in de schaduw vocht te
tanken. Koekoek geroep begeleidt me van de morgen tot de avond, soms zou ik
willen dat de pauw eens wou roepen. Er duikt langzaam meer en meer eucalyptus
bos op metbomen die loodrecht naar de
hemel groeien, hun geur doen me dromen van een deugddoende sauna. Nog voor ik
Melide bereik word ik verrast door het interieur van twee prachtige kerkjes in
beiden laat ik een vlammetje achter. Gisteren waren ze er misschien ook, maar
vandaag zie ik ze. Mooie, lachende bloemen die ik welgezind een goede dag wens.
In Melide breng ik enkel een bezoek aan de plaatselijke fruitwinkel om daarna
zo snel mogelijk de stad te verlaten. Als de stad achter me ligt trek ik verder
over golvende veldwegen. In de verte lonken de bergen, maar de wil om ze aan te
vallen ontbreekt me. Ik wandel door idyllische dorpjes en kom zo in Boente
terecht waar in een kerkje een mooi st. Jacobs beeld staat. Na Boente gaat het
met de zon op volle toeren en weinig schaduw flink bergop en bergaf. In het dal
van de Rio Boente wil ik een foto maken van een naar mijn mening buitenaardse
plaats. Maar min camera zegt geheugenkaart opgebruikt de buitenaardse plaats
zal via mij zeker niet wereldkundig gemaakt worden. Het is ondertussen snikheet
geworden, en ik ben weer aan een stop toe, met bier en limoensap probeer ik
mijn dorst te lessen. Ik ga nog door het mooie dorpje Ribadiso da Baixo en
besluit dan om in het volgende dorp (stad) Arzùa op zoek te gaan naar een
slaapplaats en een tarjeta de memoria. Nog 40 km scheiden mij van St.Jacob.
De paradox
van de reis van de held is de opperste synchroniciteit: je vindt iets pas als
je er niet meer naar zoekt.
David Richo.
Het zijn er
inderdaad geen honderd meer, maar ik voel evengoed dat ik er nog lang niet ben.
De inspanningen van de afgelopen dagen om op tijd thuis te zijn voor het
afscheid van onze vriendin, beginnen zich te laten voelen. Na een bezoek aan de
Iglesia de San Nicolas en een babbel met twee Vlaamse fietsende dames ben ik na
het pelgrimsmenu gisteren avond vroeg gaan slapen. Deze morgen leek het erop of
de hel al zijn duivels had ontbonden, het was nog geen vijf uur toen de eerste
zich al begonnen klaar te maken. Zonder het minste respect voor hun
medepelgrims gaan de ritssluitingen voortdurend open en dicht. Nochtans met een
minimum aan voorbereiding kan men zonder iemand te storen vertrekken zo vroeg
men wil. Om 6h30 sta ik buiten in een dichte mist startensklaar. Als de stad
achter me licht verdwijn ik ineen bos waar een steile klim op me ligt te
wachten. Ik ben niet alleen nog moe, maar bovendien begint alles pijn te doen.
Dit belooft een heel zware tocht te worden. Rond 8h verdwijnt langzaam de mist
en tegelijkertijd kom ik boven in een open terrein terecht waar de zon me de
volle laag geeft. De pelgrims die gisteren gestart zijn ( om in Santiago als
wandelaar uw compostela te krijgen moet je de laatste honderd kilometer gewandeld hebben)
lopen mij als jonge veulens voorbij. En dat doet me mentaal geen goed. Maar de
vogels proberen mij op te vrolijken met hun gezang, en vooral eentje. Voor hem
blijf ik menigmaal stilstaan, ik ken zijn melodie niet en krijg hem ook niet te
zien. In Gonzar een klein bergdorp ga ik een bar binnen om te ontbijten, het is
hier een echt zottekot. De pelgrims die enkel de laatste 100 km stappen moeten
via minstens twee stempels per dag bewijzen dat ze de tocht te voet deden. Dus
snel een stempel en verder, te voet of met de bus, want die staat even verder
wel te wachten. Na het ontbijt smeer ik nog wat zalf op mijn pijnlijke knoken
en trek verder. De zon brandt nu ongenadig en van schaduw is er weinig of geen
sprake. Als er al eens een streepje schaduw verschijnt is dat ingenomen door
een pelgrim die stokstijf van geen wijken wil weten. In de verte levert de mist
die nog tegen de bergflanken hangt prachtige vergezichten op. Wandelend van
dorp naar dorp en meestal stijgend maak ik van iedere gelegenheid gebruik om in
een bar wat te rusten en te drinken. Er zijn in deze verzengende hitte weinig
bloemen te bespeuren, maar in de plaats van bloeiende bremstruiken verschijnen
er nu bloeiende brem bomen, en hier en daar een palmboom. Als ik om 1h30 in Palas
de Rei aankom geef ik er de brui aan en
ga een slaapplaats zoeken met de hoop dat het morgen beter zal gaan. Er staan
nog 69,5 km voor de deur.