Ik ben Johan Kindt
Ik ben een man en woon in Antwerpen (België) en mijn beroep is logopedist, maar ben nu gepensioneerd..
Ik ben geboren op 10/10/1945 en ben nu dus 79 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Wandelen, koken, muziek beluisteren, lezen, fietsen en naar mensen kijken, ook in de spiegel.
Enige tijd geleden hoorde ik op de radio een langzame beweging uit een mij bekend strijkkwartet dat ik toch niet onmiddellijk thuis kon brengen en waarvan ik zeker wist dat ik het op cd had staan.
Onmiddellijk liet ik alles voor wat het was en bleef ik gefascineerd luisteren naar dit stuk schitterende muziek. Ook de opname was heel mooi. Na enig zoekwerk bleek het om een nieuwe opname te gaan van het Nederlandse Ruysdael Kwartet van het tweede strijkkwartet van Sergei Prokofiev (1941).
Zoekend in mijn zeer geordende chaos van cd 's, vond ik mijn cd terug met de twee strijkkwartetten van Prokofiev en alhoewel ik deze cd al meermaals had beluisterd, was mij nooit zo bewust opgevallen hoe mooi deze muziek wel was.
Het tweede strijkkwartet schreef Prokofiev in 1941, toen hij samen met bevriende artiesten door de overheid naar Nalchik werd overgebracht ter bescherming bij de inval van de Nazi 's. Nalchik is gelegen in het Noorden van de Kaukasus en is de hoofdstad van een streek die KABARDIN wordt genoemd. Prokofiev verwerkte thema 's en liederen uit de volksmuziek van die streek met zijn eigen compositiestijl en bootste in sommige aspecten van de speelstijl ook een plaatselijk strijkinstrument na. Het geheel laat een bijzondere luisterervaring na: levendig, ritmisch, origineel, lyrisch, volks en melancholisch en ik ga geheel akkoord met een uitspraak over deze muziek, afkomstig van de recensent van het tijdschrift Fanfare, Colin Fleming:
One is left in something of a tizzy, energized and breathless, as in what to do now? Step lively, with music clearly driven by elements of modern dance, and linger in those private moments when one thinks, Aha, I should like to make another discovery such as this again someday.
Ook de componist en vriend van Prokofiev Nikolai Myaskovsky, schreef 2 werken op basis van deze Kabardinische volksmuziek, nl. zijn 23ste symfonie en zijn 7de strijkkwartet.
Karel Ancerl was een Tsjechische dirigent die leefde van 1908 tot 1973. Hij was een buitengewoon mens en dirigent, groot voorvechter voor de toenmalige hedendaagse muziek van grote componisten (Stravinsky, Bartok, Martinu, Prokofiev, Shostakovich), maar ook van de toenmalig hedendaagse Tsjechische muziek.
Daar leidde hij het 'kamporkest' in diverse concerten. Hij kwam ook voor in de door de nazis in scène gezette 'propagandafilm', Der Führer gibt die Juden eine Stadt. Ancerl verloor er zijn hele familie en met hen vele Tsjechische musici en kunstenaars. Zelf overleefde hij deze hel, maar hield er een zwakke gezondheid aan over.
In 1968 ontvluchtte hij zijn land bij de inval van het communistisch regime in Praag en trok naar Toronto in Canada.
Ancerl with the Toronto Symphony
Ancerl was naast Talich, Kubelik, Neumann, de grote dirigent van het Tsjechisch Philharmonisch Orkest dat hij tot een toporkest smeedde en waarmee hij de hele wereld rondtrok en talloze schitterende opnames maakte voor het label Supraphon. Jammer genoeg werd de westerse markt overheerst door het 'merk' Herbert von Karajan en door het label DG, waartegen de wat sjofel uitziende Supraphon lp's niet konden optornen.
Pas na de opkomst van de cd, werden alle opnames opnieuw uitgebracht, een deel eerst op Supraphon Crystal Collection,
later opnieuw op een 'nieuwe reeks' cd's met op de cover een soort postzegel,
de laatste jaren nog eens op 42 cd's in de serie Ancerl Golden Series.
Recentelijk werd als afsluiter van deze serie, omdat Ancerl 100 jaar geleden geboren werd, editie 43 uitgebracht met, behalve een stuk van B. Britten, uitsluitend Tsjechische muziek, maar van vooral onbekende componisten uit die tijd (Borkovec, Kalabis, Vycpalek).
Karel Ancerl is een van mijn favoriete dirigenten en de meeste van zijn opnames zijn bij deze heruitgaves en remasterings door de internationale muziekpers dan ook met veel lof overladen. Dat komt door dat Ancerl een zeer eerlijke, partituurgetrouwe dirigent was, omdat hij dirigeerde met een geweldige innerlijke kracht en ritmische precisie, omdat hij zeer menselijk met alle medemusici omging en nog zoveel meer.
Iemand draait me op mijn rug, maar het is niet de persoon die ik verwacht.
Vier uur.
Iemand draait me op mijn zij, maar de handen die het doen ken ik niet.
Het is niet de vriendelijke stem.
Zes uur.
Iemand draait me op mijn buik, maar ook deze handen ken ik niet.
Het is niet de vriendelijke stem, geen klopje op de wang.
Ik wil iets vragen.
Ik knipper met mijn ogen.
Ik sla de bedspijlen.
Ik slik geen eten van die boze hand.
Lust het niet.
Wil roepen!
Waar is ze?
Schud het bed heen en weer.
De boze hand draait me om vier uur.
Bekende hand, lieve stem, klopje op mijn wang, kom.
Sla mijn hoofd tegen het bed ... kom.
Sla mijn hoofd tegen het bed ... kom.
Boze stem: hou op!
Hap naar lucht, lucht helpt me roepen de grote schreeuw.
Kom bekende hand.
Boze stem: Hou je rustig, wees geen lastpost, rustig.
Niet de bekende hand.
Alleen de boze stem, wil ze niet!
De bekende hand is weg.
Om acht uur komt de boze hand en draait me op mijn zij.
Lucht helpt me roepen.
Bekende hand ... koooom ....
Lange tijd.
Bekende hand, kom!
Wil zeggen dat ik van je hou.
Wil alles vertellen aan de bekende hand.
Jij antwoordde met een klopje op mijn wang.
Ik lachte, jij streelde me.
Ik lachte, jij draaide me.
Jij wist dat ik om twaalf uur zo graag op mijn rechter zij wil,
omdat dan de zon danst in de grote boom.
Jij weet het!
Wat ik wil.
Boze hand is weg.
Nu danst de zon
Jij weet op welke zij ik wil liggen om twaalf uur.
Oorspronkelijke titel: The hand I know.
Auteur: Ulla Tideström.
Vertaling J. KiNDT
Oorspronkelijk verschenen in My body, my Words : Communication for the mentally handicapped., Gerd Andèn and Jane Brodin, Handikappinstitutet, Riksförbundet FUB, Stockholm, 1984, p. 56-57.
De vorige dagen zat deze cd in de cd-speler. Het is een cd met muziek van een alweer minder bekende componist. Zijn muziek is er echter niet minder om, straffer nog, de 4de symfonie van Franz Schmidt is een van de grote werken van de 20ste eeuw, en - alhoewel ik veel naar concerten ga - nauwelijks uitgevoerd, zeker niet in onze contreien. Om kort te zijn, deze symfonie verdient heel wat beter. Waarop wachten onze orkesten? Wat er ook van zij, op deze cd is de muziek schitterend gespeeld en opgenomen en aan deze prijs het muzikaal avontuur meer dan waard! De Penguin Guide to recorded classical music 2008 haalt deze opname aan als één van de beste!
Hij werd gekozen uit veertien sollicitanten voor de vacante positie van cellist bij de Weense staatsopera, waar hij tot 1914 speelde onder Mahler. Hoewel Friedrich Buxbaum de eerste cellist was, liet Mahler de cellosoli meestal spelen door Schmidt. Schmidt was ook een veelgevraagd kamermusicus en speelde in het door Arnold Schönbergs goede vriend Oskar Adler opgerichte strijkkwartet. In 1914 werd hij professor aan de Wiener Musikakademie (tegenwoordig: Universität für Musik und darstellende Kunst). In 1925 werd hij directeur van deze academie, en van 1927 tot 1931 was hij tevens de rector. Als leraar voor piano, cello, contrapunt en compositie leidde hij talrijke musici, dirigenten en componisten op die later beroemd werden.
Het privéleven van Schmidt verliep minder positief. Zijn eerste echtgenote bracht vanaf 1919 haar leven door in een ziekenhuis voor geesteszieken. Zijjn dochter Emma stierf onverwacht na de geboorte van haar enige kind. Schmidt verwerkte dit met het schrijven van zijn vierde symfonie in 1933 (die hij de opdracht Requiem voor mijn dochter meegaf). Schmidt's verslechterende gezondheidstoestand leidde er toe dat hij zich in 1937 moest terugtrekken uit de academie. In zijn laatste levensjaar werd Schmidt gevierd als grote levende componist. Hij kreeg de opdracht een cantate te schrijven met de titel 'Deutsche Auferstehung' die er voor zorgde dat hij na 1945 door velen als Nazisympatisant gezien werd. Schmidt voltooide de compositie niet en en wijdde zich twee maanden voor zijn dood in 1939 aan de opdrachten voor de eenarmige pianist Paul Wittgenstein (broer van de filosoof Ludwig), voor wie hij al eerder composities had geschreven: het klarinetkwintet in A majeur en de Toccata in d mineur (Bron Wikipedia).
In 1997 verscheen van de neuropsychiater Karel Ringoet het boek In de buik van het onbewuste (Stichting Mens en Cultuur, Gent). Omdat zijn opvattingen te veel gebaseerd zijn op het emotionele, het intuïtieve, het onbewuste, wordt Ringoet in wetenschappelijke kringen niet ernstig genomen. Ringoet: Het probleem van de mens ligt in het conflict tussen ratio en emotie. Wie de ratio wil propageren, moet de emotie verbannen naar het kamp van de verliezer om strategisch als overwinnaar uit de strijd te komen. Rationalisten van nu zijn dan ook strategen van de macht. Ze hebben de emotionaliteit ondergeschikt gemaakt aan het denken, haar bestempeld als een overblijfsel uit een wild en primitief verleden om hun politieke en economische belangen veilig te stellen. Waarachtige emotionaliteit vind je nog bij de eenvoudige mens en bij enkele uitzonderlijke denkers. Zodra je terechtkomt in de machtbastions, zie je de vervalste emotie... (Zwemmen in het psychisch reservoir, Karel Ringoet in de buik van het onbewuste, Jan de Zutter, De Morgen, 25 juli 1997).
2.
Nadenkend bij deze opvattingen, zie ik, in de omgang met ernstig verstandelijke beperkingen, twee groepen opvoeders en begeleiders, al ben ik mij ervan bewust dat het onderscheid tussen deze twee groepen niet gemakkelijk te maken valt.
Opvoeders/begeleiders, die eerder tot de eerste groep behoren, hebben een meer zakelijke omgangsvorm, die verder afstaat van hun gevoel. Eerder dan aandachtig naar de bewoners te kijken en te luisteren, handelen ze vanuit een vooropgezette werkwijze. Ze staan te weinig stil bij de mogelijkheden en beperkingen van de bewoners. Ze beseffen onvoldoende wat de gevolgen van een handicap zijn voor de dagelijkse omgang. In feite draaien ze, zonder er al te veel bij na te denken, mee in het raderwerk van een systeem, dat op zichzelf zeker niet verkeerd is. Vaak zijn deze opvoeders stressbestendig. Er is nauwelijks plaats voor twijfel. Soms streven ze hogere functies na en bereiken die dikwijls.
Opvoeders/begeleiders, die eerder bij de tweede groep horen, werken meer op intuïtie en fingerspitzengefühl. Ze proberen uit te zoeken wat een persoon met een handicap nodig heeft, ook als deze het zelf niet kan zeggen en ze zijn er de plaatsvervangende uitvoerder van wanneer deze het zelf niet kan realiseren. In die zin is er veel minder sprake van een hiërarchische verhouding tussen hen en de bewoners. Ze zijn meer elkaars verlengde. Ze hebben het moeilijk als ze de zorg moeten overlaten aan anderen, die het op hun manier doen. Ze kunnen diep in de put zitten als het met een bewoner of een collega niet goed gaat. Deze opvoeders zijn goede waarnemers, maar soms kan de sterke emotionele betrokkenheid de interpretatie van het waargenomene moeilijker maken. Toch zijn ze zich ervan bewust dat ze zich niet alleen op hun gevoelens mogen laten meedrijven.
3.
Waarom krijgen opvoeders uit de tweede groep zo weinig aandacht. Waarom kunnen ze met hun meer gevoelsmatige visie nergens terecht? Waarom krijgen ze bij de hiërarchie zo weinig gehoor als ze, omwille van hun opvattingen, in botsing komen met hun collegas? Waarom moet het zover komen dat deze mensen ernstig aan zichzelf beginnen te twijfelen, het geloof in zichzelf verliezen, tenslotte teleurgesteld de handdoek in de ring gooien, soms zelfs ontslag nemen?
Zelf kon ik toen alleen maar luisteren naar de verhalen van opvoeders en andere begeleiders. Ik herkendeme erin. Soms vraag ik me af of ze het over mij hebben.
4.
Daarom, als magere troost, voor allen die zich in het geval voelen, het gedicht Over het lijden, van de Poolse dichter Zbigniew Herbert (Machine van woorden, Poetry International Serie, Amsterdam 1975).