Hallo, ik ben Bruno, een negenjarige jongen uit Berlijn. Wanneer
ik na school thuiskom, is Maria, het dienstmeisje, al mijn spullen
aan het opbergen in dozen, zelfs de spullen die ik helemaal achteraan
in de kast bewaar. Ook mijn zus Gretel haar kamer is al leeg. Ik
overloop razendsnel in mijn hoofd of ik de laatste dagen iets misdaan
heb maar ik kan niets zinnigs verzinnen. Mijn moeder verklaart dat
het hele gezin moet verhuizen naar een andere stad want dankzij de
Furie (Hitler) krijgt mijn vader een zeer belangrijke promotie,
kampcommandant van Oudwis (Auschwitz). Maar ik zie het helemaal niet
zitten om te verhuizen. Ik wil mijn vrienden en ons huis, waar altijd
wel iets te ontdekken valt, niet achterlaten. Maar de wil van vader
is wet dus vertrekken we.
We komen aan bij ons nieuw huis, in Oudwis. Mijn mond valt open
van verbazing, het is precies het tegenovergestelde. Deze woning is
klein en het staat op een verlaten plek. Er staan alleen mannen in
een uniform voor de deur, die werken voor mijn vader. Ik probeer mijn
ouders ervan te overtuigen om terug te keren naar Berlijn. Maar ik
besef dat ik me bij de beslissing moet neerleggen. Dit wordt
voorlopig mijn thuis. Naar oude gewoonte begin ik dan maar aan mijn
ontdekkingstocht. In mijn kamer is er een raam die uitkijkt op de
omgeving. Het huis is omgeven door een zeer hoog hekken met
prikkeldraad omwonden en in de verte zie ik door stofwolken heen
enkel barakken . Wanneer ik mijn ogen tot spleetjes knijp, zie ik
allemaal jongens van verschillende leeftijden bij elkaar. Allen
dragen ze dezelfde grijs gestreepte pyjama met een grijs gestreepte
muts.
Ook vandaag verveel ik me weer maar dat zal snel veranderen, ik ga
namelijk een schommel maken. Touw vinden was geen probleem, het ligt
met hopen in de kelder maar een autoband zorgt voor grotere
problemen. Er zit niets anders op dan het te vragen aan luitenant
Kotler. Na lang zwoegen is de schommel eindelijk af. Ik ga zo hard
dat ik met een harde klap op de grond tuimel. Pavel, onze
persoonlijke kok, snelt naar me toe en verzorgt me. Mijn moeder gaat
met de eer lopen, ze zegt dat zij mij heeft verzorgt. Zo egoïstisch!
Met onze leraar, Meneer Liszt, leren Gretel en ik over Columbus.
Dat brengt me op het idee om de omgeving eens te gaan verkennen. Ik
loop langs de omheining zonder enig resultaat maar plots zie ik een
magere jongen in de verte zitten. Ik kom steeds dichter en
uiteindelijk zet ik mij aan mijn kant tegen de omheining. Ik vertel
de jongen dat ik op ontdekkingstocht ben en ben verheugd dat ik
eindelijk iets of iemand gevonden heb. Ik stel me aan de jongen voor
die Shmuel heet. Op Shmuel zijn arm zit een armband met een ster
erop. We beginnen te praten en het blijkt dat we geboren zijn op
dezelfde dag, 15 april 1934. Shmuel komt uit Polen, vroeger had zijn
vader een horlogewinkel. Maar ze werden in een vrachtwagen en in een
trein vervoerd naar deze plek.
Gedurende de volgende dagen ga ik telkens terug naar dezelfde
plaats, daar tref ik Shmuel telkens aan. Ik ben blij dat ik vandaag
wel iets te eten heb meegenomen. De tijd vliegt als ik bij Shmuel
ben. Omdat het regent kan ik Shmuel niet gaan opzoeken en in mijn
verstrooidheid verspreek ik mij tegenover Gretel, mijn zus. Dus er
zat niets anders op dan haar wijs te maken dat ik een verzonnen
vriend heb. Een leugentje om bestwil. Ik vraag me nu echt af hoe het
komt dat er zoveel mensen zijn aan de andere kant.
Vaders verjaardag komt eraan. Daardoor is iedereen druk bezig met
alles schoon te maken. Wanneer ik in de keuken kom, tref ik Shmuel er
aan. Hij is bezig met glazen schoon te maken en ik zet mij bij hem.
Ik bied hem een stuk kip aan. Shmuel twijfelt want hij weet dat er
wat zwaait als hij betrapt wordt. Plots komt de luitenant binnen en
hij beschuldigt Shmuel van diefstal. Ik ben te laf om te zeggen dat
ik het hem gegeven heb en dat hij mijn vriend is. De volgende dagen
komt Shmuel niet opdagen aan het hek. Na 7 dagen tref ik Shmuel aan
vol met blauwe plekken. Ik bied hem mijn excuses aan en we drukken
elkaar de hand. Dit is het eerste echte lichamelijk contact.
Mijn mooie haar wordt afgeschoren, omdat ik luizen heb. Nu lijk ik
zeer sterk op Shmuel. Vader beslist dat moeder, Gretel en ik terug
moeten keren naar Berlijn. Ik heb daar gemengde gevoelens over en ik
weet al helemaal niet hoe ik dit aan Shmuel moet vertellen. Ik zie
Shmuel pas 2 dagen later terug aan het hek, zijn vader is zoek. Ik
stel hem voor om samen zijn vader te gaan zoeken. Want met een pyjama
aan lijk ik als twee druppels water op Shmuel (alleen ben ik wat
dikker). Dit is dan ook de ideale manier om afscheid te nemen.
Op de grote dag van de zoektocht giet het van de regen, maar
gelukkig is het ergste in de namiddag al voorbij. Ik trek de pyjama
aan die Shmuel meegenomen heeft voor mij. Ik laat mijn hoopje kleren
en schoenen achter aan het hek en kruip eronderdoor. Mijn eerste keer
aan de andere kant van het hek. We hebben tevergeefs gezocht naar de
vader van Shmuel. Plots klink er een fluitsignaal, Shmuel fluistert
mij toe dat we moeten marcheren. Ik wil roepen dat mijn vader de
commandant is, maar Shmuel beveelt me stil te zijn. Niemand wordt
terug gezien na het marcheren. We stappen richting de barakken en de
deur wordt achter ons gesloten...