Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
Uilen van bij ons
18-12-2011
de steenuil
De steenuil.
De steenuil is een kleine compacte uil. Met een grootte van +/- 23 cm is hij de kleinste uil in onze omgeving. Een merel is ongeveer van dezelfde grootte. Dit kan je niet zeggen van zijn vleugelspanwijdte. Met een vleugelspanwijdte tussen de 54 en 58 cm, valt er niet te spotten.De vlucht van de steenuil is golvend, een combinatie van enkele slagen gevolgd door een glijvlucht met gesloten vleugels.
De rug heeft een bruine kleur met witte vlekken. De buik en de borst daarentegen zijn wit/grijs van kleur. De staart is zoals zijn baasje: kort!
De kop van ons steenuiltje heeft een streng uiterlijk. De platte kop met zijn laag voorhoofd heeft een onduidelijke gezichtssluier. De witte strepen boven de ogen geven een wenkbrauwachtige indruk. De ogen hebben grote citroengele irissen en zijn snavel is grijsgeel. Oorpluimen zijn, zelfs met een vergrootglas, niet te bespeuren. De poten daarentegen zijn bruin, krachtig en voorzien van scherpe nagels.Kenmerkend is zijn karakteristieke, ineengedoken houding als hij gestoord wordt.
De steenuil is een actief baasje. Hij is een nacht - en soms ook een dagactieveling.
De steenuil is een uitgesproken standvogel. De eerstejaarsvogels zwerven onder druk van de ouders uit, maar zelden verder dan 50 km van de geboorteplaats.
Steenuiltjes vinden hun thuis in heel Europa (met uitzondering van het noorden), het Middellands zeegebied met het noorden van Afrika en Midden-Oosten. Bij ons geven ze de voorkeur aan kleinschalige cultuurlandschappen met een afwisseling van bomen, boomgroepen en open ruimten. De aanwezigheid van weidepalen is positief. Hij zit vaak op een paal op zijn slachtoffers te wachten.
Het voedsel van een steenuil bestaat voornamelijk uit kleine gewervelde dieren, zoals kleine vogels en zoogdieren. Insecten (vooral kevers) en wormen, reptielen en amfibieën behoren ook tot zijn veelzijdig dierlijk menu!
Vanaf begin februari begint de steenuil met het afbakenen van zijn territorium door te roepen vanaf enkele favoriete zitplaatsen, zoals knotwilgen, weidepalen, Het baltsen, vangt aan in maart. De roep van het mannetje kan beschreven worden als: «hooo-oo», waarop het vrouwtje antwoordt met een schriele toon.Wanneer het contact gelegd is, toont het mannetje het nesthol en biedt prooien aan. Een paartje heeft een permanente, levenslange band. Ze nestelen in holten van bomen, rotsen of muren. Per uitzondering in gebouwen of in een konijnenhol.
De meeste steenuilen leggen ergens tussen half -april en half -mei hun eieren. Om de 2 dagen legt het vrouwtje een ei, in totaal 3-5.Vanaf het eerst ei begint ze al te broeden, waardoor de jongen op verschillende tijdstippen uitkomen en uitvliegen. Tijdens het broeden en de eerste 14 dagen na het uitkomen van de eieren, rekent het vrouwtje op het mannetje voor haar voedsel. Ze komt dan ook hoogst zelden van het nest. De jongen worden eerst gevoed met ongewervelde dieren (regenwormen, ). Na 5 weken kunnen ze vliegen.
Uit een studie blijkt een broedsucces van om en bij de 75%, wat hoog is. De sterfte in het eerste levensjaar bedraagt ongeveer 70% en +/- 64% in het tweede levensjaar.Het verkeer is een moordende factor. Ook in koude winters telt men grote verliezen.
De bosuil is een forse uil. Met een grootte van 37à 39 cm is en een vleugelspanwijdte van 94- 104 cm is hij een robuuste jager, die bijna uitsluitend s nachts op jacht gaat.
De kleur van zijn verenkleed varieert tussen grijs en rossig bruin.( Er is een individuele variatie van het kleurenpatroon.) Zowel op de rugzijde als op de buikzijde zien we donkere lengtestrepen waarop lichter gekleurde dwarsstrepen staan. De schouders hebben opvallende crèmekleurige of witte vlekken.
De bosuil heeft een betrekkelijke grote ronde kop zonder oorpluimen, een geelgroene snavel en de ogen hebben donkerbruine irissen. Hij heeft een duidelijke gezichtssluier met een donkere rand en bovenop zijn kop is hij opvallend donkerder.
De bosuil is een standvogel. We treffen hem vooral in bossen aan. Vanzelfsprekend hoor ik je denken ? Zijn naam verraadt al zoiets ? Dit moet echter niet al te letterlijk opgevat worden ! De bosuil is zeer flexibel. Open, parkachtige terreinen en cultuurlandschappen met boomsingels en boomgroepen vallen ook in zijn smaak. Voorwaarde is alleen dat er een rijke fauna aanwezig is en er oude holle bomen als nestgelegenheid zijn.
Begin september is het ogenblik aangebroken dat hij zijn territoriumgrenzen opnieuw gaat afbakenen. Voordat hij s avonds op jacht gaat, verkondigt hij aan zijn buren waar zijn territorium ligt.Dit noemen ze de revierzang. Het mannetje laat een huilende hoehoe-oeoeoeoe horen, terwijl het vrouwtje een koeiet-geluid laat horen.Bosuilen zijn territoriale standvogels. Ze verdedigen hun woon- en jachtgebied tegenover soortgenoten. Het territorium van de bosuil is, naar verhouding van zijn postuur, betrekkelijk klein. Het varieert van 20 tot 100 ha. Hierdoor komen ze lokaal in zeer hoge dichtheden voor. Het nadeel van zijn klein territorium en zijn standvastigheid (territorialiteit) is, dat hij bij gebrek aan voldoende voedsel zijn jachtgebied niet kan uitbreiden. De enige oplossing is dan zuinig te leven, proberen om zelf te overleven. Dit kan dan weer leiden dat er besloten wordt om helemaal niet te broeden. In tijden van weinig voedsel en het uilenkoppel waagt het erop om toch te broeden, gaat het wijfje tijdens het broeden mee op jacht om zelf in leven te blijven. Dit met alle risicos vandien voor het legsel of de kleine jongen.( die hem meestal toelaat in alle richtingen weg te vliegen) past de bosuil de zit, kijk en wacht-tactiek toe. Hij speurt het terrein af en stort zich van daaruit op zijn prooi. Hij kan deze tactiek enkel toepassen in biotopen met veel prooien.
De bosuil heeft een uiterst gevarieerd menu. Er zit meer variatie in dan bij andere inheemse uilensoorten. Hij lust o.a. kleine zoogdieren, vogels, padden, kikkers, wormen, insecten, slakken en soms een lekker visje. Onder de vogels treffen we naast zangvogels ook regelmatig vlaamse gaaien, holenduiven, kauwen, eksters, houtsnippen, groene spechten en houtduiven als prooi aan. Zelfs een sperwer en een zwarte kraai moet er, uitzonderlijk, aan geloven. Van een alleseter gesproken !
Tot december kan men de partners verspreid roestend in het territorium aantreffen. In januari en februari roesten de partners vaker bij elkaar en beginnen ze met de voorbereiding van het broedseizoen, nestholtes en kasten worden geïnspecteerd. Het mannetje is een bezorgde echtgenoot. Regelmatig voert hij zijn vrouwtje om haar in een zo optimaal mogelijke lichaamsconditie door de winter te helpen. Ze moet immers sterk genoeg zijn om hem van zijn nageslacht te voorzien. De legdatum is sterk afhankelijk van het voedselaanbod in de winter. Een beperkt aantal bosuilen start met de eileg in de loop van de maand februari, het merendeel legt zijn eieren echter in de maand maart. Het vrouwtje legt 2 tot 6 witte eieren, die ze in 30 dagen helemaal alleen uitbroedt. Het mannetje sleept in die periode, en ook de eerste 10 dagen na het uitkomen van de eieren, het voedsel aan voor het hele gezin. Na 30-35 dagen verlaten de jonge uilen het nest en laten zich op een tak voederen. Pas na 7 weken kunnen de jongen vliegen. Na 10 weken kunnen ze zelfstandig leven. Opvallend bij het voeren is dat de grotere prooien naar het nest worden gebracht, terwijl de ouders de kleinere prooien zelf verorberen.
Nog een kleine wetenswaardigheid : een bosuil kan in het wild 15 tot 19 jaar oud worden. In gevangenschap kan hij zelfs nog ouder worden.