Ik ben Ibe, en gebruik soms ook wel de schuilnaam I.T..
Ik ben een vrouw en woon in drongen (Belgë) en mijn beroep is nog niet bekend want die heb ik niet.
Ik ben geboren op 05/10/1998 en ben nu dus 26 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: lezen en nog zo veel meer.
yay!
Erwas eens een meisje. Ze had goudblonde lokken, zo fijn als gesponnen
goud. Haar ogen waren hemelsblauw en dieper dan de diepste zee. Haar naam
luidde Emilia. Maar ze woonde niet in het paleis dat haar schoonheid verdiende,
maar in een oud bouwvallig huisje met maar 2 slaapkamers, net buiten de stad.
Elke dag verliep hetzelfde: ze stond op, ontbeet nauwelijks en vertrok naar de
stad, om schoenen te poetsen, voor 2 euro per paar. Omdat bijna niemand
tegenwoordig nog zijn schoenen liet poetsen verdiende ze ook niet veel. Met het
weinige geld dan ze dan verdiende kon ze meestal een broodje kopen, dat meestal
droog was, want ze had geen goede bakker. Ze had er al eens aan gedacht autos
te poetsen, maar daar had ze ander materiaal voor nodig en daar had ze geen
geld voor. Op een dag, toen ze klanten zocht, of toch probeerde, zag ze een
briefje van 10 euro, zomaar op de grond. Nonchalant bukte ze zich en raapte ze
het op. Het was gescheurd en modderig, maar nog steeds duidelijk leesbaar. Snel
stak ze het in haar zak. Ineens werd ze achterdochtig: ze was bang dat iemand
zou proberen om hààr geld te stelen. Haastig rende ze naar huis, vluchtig in
het rond kijkend. Eenmaal thuis voelde ze zich veilg en sprong ze op haar oude
versleten matras, die spontaan een beetje kraakte, en staarde ze naar het
briefje. Ze droomde weg. Met deze 10 euro kon ze alles doen wat ze wilde.
Aan de andere kant van de stad, op hetzelfde
moment, zaten, in een majestueus gebouw, een jongen en een meisje aan een
lange, eikenhouten tafel. Ze waren niet zomaar een jongen en een meisje, nee,
ze waren, behalve broer en zus, ook afstammelingen van hun
bet-bet-bet-over-achter-overgrootvader, die op zijn beurt kwam uit een rijke
familie tovenaars. Ze waren dus met andere woorden tovenaars, of magiërs. Het
meisje, de heks, Carma, had in de stad een meisje gezien dat schoenen poetste
en was meteen stikjaloers geworden op fijne blonde haren. Toen het meisje had
opgekeken en Carma haar diepe blauwe ogen had gezien, was ze meteen naar haar
broer, Sulio, gerent. Daarom zaten ze dus elk aan een hoofd van de tafel strak
voor zich uit te staren en zachtjes spreuken te prevelen. Carma en Sulio konden
zich zo hard concentreren als ze wilden, het stugge, zwarte haar van Carma werd
niet fijn en blond. Toen Sulio het opgaf werd het Carma te veel. Ze schreeuwde
en tierde tot haar stem schor was. Haar broer die haar tierade had aanhoord zei
kalm:Sorry, ik kan het gewoon niet.
Mij best, siste Carma in haar broers oor,
ik vind wel een andere manier!
Met grote passen liep ze naar de deur. Met
haar hand op de klink snauwde ze nog:En ik heb jou niet nodig! Sulio wist dat
zijn zus opvliegend kon zijn, maar zo had hij haar nog nooit gezien.