1976, dat was zon legendarische zomer. Drie maanden geen druppel regen. Drie maanden zwoele temperaturen en staalblauwe hemels. Zelf was ik twee, dus veel herinner ik me er niet van. Maar dat was de zomer waar alle zomers zich later aan spiegelden. IJsjes smolten weg, nog voor je ervan kon likken. Koeien vielen dood neer in de wei, puur van de hitte. Neen, dan waren de zomers nu toch geen zomers meer.
Als kind geloofde ik dat echt. Dat de zomers vroeger warmer waren. De winters strenger. De regen natter. Het deed me denken dat nu toch maar een flauw afkooksel was van toen. Dat we het beste deel gemist hadden. Tegenwoordig weet ik wel beter, natuurlijk. Het zijn de verhalen die alles groter, warmer, straffer maakten.
Wel, nu hebben we er ook eentje voor het nageslacht. Wapenstilstand 2010. Een lang weekend om lang te onthouden. Vier dagen geen streepje zon. Vier dagen onophoudende regenval. De zondvloed. Het hele land stond onder water. Ganse stranden waren opgebruikt aan zandzakjes. Brandweer, civiele bescherming en leger klopten zoveel overuren dat ze tot de Kerst niet meer hoefden te werken. Laat daar alle komende herfsten maar een puntje aan zuigen.
Ik vertel mijn vriendin de anekdote over collega X natuurlijk omdat ze iets over hèm zegt, niet over mij. Maar neen, plots ben ík het die lange tenen heeft. Mijn vriendin is trouwens goed op dreef die dag: Veel rokers hebben dat. Ze zijn overgevoelig voor elk commentaartje omdat ze weten dat ze ongelijk hebben. Maar ze kunnen het gewoon niet laten, ze zijn verslaafd. Zo simpel is dat. Mijn vriendin kijkt me uitdagend aan, haar kin wijsneuzerig omhoog.
We zitten op vrijdagavond te après-worken in een café, en ik heb haar net verteld van een conflictje op het werk met collega X. Zijn precieze woorden kan ik me niet herinneren, maar het was iets met rokers, gestolen pauzes, oneerlijk en bovendien schadelijk voor andermans gezondheid. Gevaarlijke woordcombinaties in de buurt van hardwerkende rokers met korte lontjes.
Nooit verlegen om een scheve vergelijking of een uit de context gerukt voorbeeld, had ik mijn collega geantwoord dat het zoiets is als vier combis vol agenten in gevechtsuitrusting naar een foutparkeerder sturen. Terwijl twee straten verderop een oude man in elkaar wordt getimmerd, gewoon voor de lol. Een kwestie van prioriteiten dus.
Sinds ruwweg een jaar of vijf, veel langer is het niet, is het gepermitteerd om rokers te pas en ten onpas op hun onverantwoorde gedrag te wijzen. Eerst in openbare gebouwen en treinen, dan in restaurants en in de buurt van minderjarigen. In de VS, het land van de vrijheid, ook al in parken. Straks in de eigen woonkamer.
En dat terwijl de gezondheidslobby wel andere katjes te geselen heeft, zou je denken. Samen met het Ruhrgebied behoort Vlaanderen tot de sterkst vervuilde regios van Europa. Overbevolking, industriële activiteit en verkeersdrukte zijn de grote boosdoeners. Voortijdige sterfte (o.a. door allerlei kankers) piekt bij ons als nergens anders. De hoofdoorzaak is luchtvervuiling. Met passief roken heeft dat weinig te maken.
Dus ja, zeg ik tegen mijn vriendin, iedereen heeft zijn mankementjes en die van mij zijn misschien dat ik rook en lichtgeraakt ben. Maar wie zijn auto wegdoet, mag me op mijn sigaretje aanspreken. En als alle anderen me gewoon met rust laten, dan is er geen vuiltje aan de lucht. En dat mag je dus vrij letterlijk nemen.
En dan dat andere punt. Dat rokers minder hard zouden werken. Zet ook dat maar uit je hoofd. Rookpauzes zijn de productiefste momenten in de werkweek van een roker. Tijdens die gestolen minuutjes worden strategieën en creatieve oplossingen bedacht. Knopen die tijdens een twee uur durend overleg niet konden worden doorgehakt, lijken nu plots peanuts. Geen betere netwerkplek ook dan het rokershol of het pafafdak. In feite zouden niet-rokers daar beter een voorbeeld aan nemen.
Ziezo. Ik heb mijn punt gemaakt. Tevreden leun ik achterover, ik slurp van mijn koffie, steek een peukje op en damp ostentatief enkele kringetjes in de lucht. Kan smaken, zon relatief onschadelijk sigaretje. Mijn vriendin kijkt me peilend aan. Werk jij niet te hard?, vraagt ze.