Goeiemorgen, vijf uur. De blauwe moskee schreeuwt muzelmannen uit bed. Een nieuw ochtendgebed vandaag om de weergoden weer gunstiger te stemmen. Want alweer wordt een ganse dag zware regenval aangekondigd. Allah zet gelukkig toch eerst de zon weer uit zoals spitsbroeder Boeddha een dag eerder. We wandelen een nieuwe richting uit doorheen een andere theeplantage. Rond negen uur merkt Hilde voor het eerst de Indische Oceaan op. Ik heb de zee zien zakken in de zon, want in het verlengde van het oneindige hemelvuur vernauwt het zeevlak zich tot een smalle reep zilver aan de horizon. Lipton staat vandaag voor de eerste maal recht uit zijn zetel... Op de spoorweg brengen twee Singalese dames de kampende goden van de wijs : onder een hartverwarmende zon lopen ze met een open paraplu. Regent het nu of niet ? Aan een strook oerbos gluren we naar een partijtje vogelvoetbal tussen een zwart geel truitje en een zwart oranje shirt. Vooral de toeschouwers zijn aan de winnende hand. Een schreeuwarend fluit de wedstrijd kressend ten einde. Als we een verse schotel buriyani naar binnen lepelen, een Noord-Indische erg gespijsde rijstschotel, barst boven het eethuis van ons bergdorp een zwarte regenwolk scheurend open. Boeddha verslaat Allah die de waterbreuk twee uur minder heeft kunnen weren.