De teksten op dit webblog zijn authentiek. Mogen wij u dus daarop wijzen dat iedere overname van tekst een schriftelijke toelating vereist van de auteur. De redactie.
Langs de IJse Lente - Smeerwortel - Look-zonder-look - Fluitenkruid - Witte dovenetel - Hondsdraf - Vergeet-mij-nietje
Nest van koolmees
HULDENBERG
Vroeger en nu
08-05-2008
De Paardebloem
De Paardebloem
t Is lente! Met miljoenenschitteren de gouden bloemen van de paardebloem overal. Prachtig om zien. Nochtans wordt het aanzien als één van de lastigste onkruiden die er zijn. De bloemen openen zich in volle zon en sluiten bij donker of vochtig weer..
De goudgele samengestelde bloem staat op een bladerloze holle stengel die uit het midden van het bladrozet opschiet. Breekt men deze stengel, dan komt er een bitter wit sap uit dat donker wordt aan de lucht en bij sommige mensen een lichte huidallergie veroorzaken.
De bladeren zijn driehoekig en getand. Daarom dat men ook van leeuwentand spreekt.Wie konijnen kweekt weet zeer goed dat die diertjes verzot zijn op deze sappige planten.
Men noemt het ook paardebloem omdat paarden er verzot op zijn.
Ondergronds heeft de plant een knobbelige vertakte wortelstok. Daar zit nu het geheim van de plant. Blijft er ook maar één stukje in de grond zitten dan is dat de oorsprong van nieuwe planten.
Reeds eeuwen heeft de paardebloem haar plaats in de volksgeneeskunde. We noemen ze niet voor niets pissebloem. Ze is waterafdrijvend en laxerend.
Ook in de keuken kent men ze als molsla. Men laat de bladeren afgedekt voor licht verder groeien maar die maken geen bladgroen aan. Het is een vorm van witloof; Deze Belgische groente is overigens van dezelfde familie.
Eens de bloem uitgebloeid, krijgen we dekenmerkende pluizebol. Wie van ons plukte hem niet om dan met een straffeen gerichte blaas alle zaadjes in één keer te verwijderen.Dat lukt niet altijd. Het aantal keren dat men moest blazen duidt aan hoe laat (?) het is.
De zaadjes , er zijn er duizenden op een bloem, worden door de wind meegedragen en door hun parachuutje drijven ze eindeloos ver. Dat is de reden waarom er ontelbare paardebloemen in de natuur staan.Het is alsof ze met hun gouden bloempjes ons uitlachen om te zeggen: er is aan ons niets te doen.
Foto (uit archief van de familie Veiller) Rik de Pottefeir (Henri Veiller - 1866-1957) en echtgenote Angelina Gilis (1863- 1935)
Landbouwers buiten beschouwing gelaten, zijn er niet al teveel families die een eeuw lang een zelfde beroep uitoefenen.Zij het dan ook met de nodige aanpassingen aan de eisen van de tijd.
Dat de familie Vlek er hier en in de omstrekenal 145 jaar voor zorgt dat water doet wat men er van verlangt, mag dan ook even in het licht gezet worden.
Ingewikkeld? Graag wat meer uitleg? Lees gewoon verder.
Op 5 mei 1863 stapte de drieëntwintigjarige Catharina, de dochter van Johannes Devolder en Maria-Anna Smets in het huwelijk met Auguste Veiller. Johannes Devolder was radmaker en hield er samen met zijn echtgenote nog een herberg op na.De mensen moesten toch iets doen om hun half dozijn dochters werk te geven.
Auguste Veiller was een Waal, geboren in Frasnes (Henegouwen) en hij had het nogal moeilijk om Huldenbergs te spreken.
Gelukkig was hij een kleine zelfstandige en paste hij zich aan. Wat hij als grote ondernemerzou gedaan hebben, laten wij aan de verbeelding van de lezer over.
Auguste Veiller was een ketelmaker en als dusdanig al een hele tijd in de streek aan het werk.
Hij was op logies in de herberg Devolder en werd er verliefd op de dochter. Dingen die gebeuren.
Zij besloten wel na korte tijd te trouwen, maar de nodige papieren bleven wat lang weg. Ook niets nieuw!
Eindelijk was het zover. Het jonge paar kocht een huis met estaminet en ijzerwinkel op het Gemeenteplein. August installeerde er zijn werkhuis.
Hier past wel een woordje uitleg over het beroep van Auguste.
Ketels voor huishoudelijk gebruik worden nu niet meerhersteld.Op het rechtstreekse vuur komen ze niet meer, wat natuurlijk minder sleet met zich mee brengt. Maar zij zijndoor het gebruik van ondermeer inox (staal) nu ook veel sterker en goedkoper , zodat herstellen niet meer lonend zijn.
Herstelde hij dus ketels meestal door er een nieuwe bodem in te zetten, of zoals men hier zegt: een nieuw gat. Hij deed hij het met metaal volgens het gebruik dat men van de ketel eiste.
Kleine gaatjes in blikken kruiken werden gewoon gedicht met de soldeerbout.
Maar er was nog meer.
Tegen de kermis werden vorken en lepels vertind. Kermissoep eten met een verroeste lepel ging toch niet.
Auguste monteerde en herstelde pompen, maakte dakgoten en hing ze op.
In Huldenberg was er echter niet genoeg werk en dus trok hij naar de naburige gemeenten. Daar kondigde hij zijn aanwezigheid aan met de roep: Pas de pot à faire!. In een mum van tijd werd die roep verbasterd tot Pottefer en was de naam gegeven.
Er zijn wel bijnamen waarvan de oorsprong lastiger op te sporen zijn.
Twee zonen van Auguste: Joseph en Hendrik volgden hun vader op en zetten zijn werk verder.
Maar ofschoon de twee broers hetzelfde werk deden werd de ene ( Joseph) Vlek genoemd, de andere (Rik) werd Rik de Potteffer. Het waarom zal wel een eeuwig raadsel blijven. Maar het heeft tenslotte niet het minste belang.
Op hun beurt namen zowel Vlek als Rik hun zonenop in de stiel.
Maar beiden zagende stiel ook evolueren een stuurden hun opvolgers dan naar andere meesters. Zo trokkenHeinke (Henri) en Joseph naar Brussel waar op dat ogenblik aan een geweldig tempo gebouwd werd. Hier was veel werk voor lood - en zinkbewerkers en voor mensen die gasleidingen konden installeren.
De oorlog 14-18 wijzigde wel enigszins de plannen van de vaders.
JefvanRik werden zwaar gekwetst en moest noodgedwongen de stiel opgeven. Hij werd herschoold tot schoenmaker. Ook Heinke gaf het op. Hij ging na de oorlog terug naar het leger als plaatslager bij de luchtmacht.
Twee zonen van Vlek, Fons en Jan, werkten een tijd bij een meester-loodgieter in Kortenberg.
Ook hier was veel werk voor vaklieden. In de streek zelf werd veel gebouwd en Kortenberg ligt nu éénmaal tussen Brussel en Leuven.
Toen Vlek (Joseph Guilielmus Veiller) overleed in 1925, waren zijn drie zonen Jan, Alfons en Paul klaar om de zaak in handen te nemen. Zij deden dat met inzet en overtuiging.
Na zijn huwelijk trok Paul (Leopold) naar Overijse. Hij kocht er een woning naast het kerkhof. Bij het begin van de oorlog 40-45 gaf hij de loodgieterij op om geleidelijk over te schakelen naar begrafenisondernemer. Hoe kwam dat?
Begrafenisondernemer was een nieuw beroep in de streek.
De meesten waren mensen die op één of andere manier al met begrafenissente doen hadden. Schrijnwerkers om de kisten te maken of zinkbewerkers die voor de zinken kisten ingezet werden.
Jan en Alfons werkten intussen in Huldenberg verder. Laatstgenoemde alleen na het overlijden van zijn broer Jan in 1935.
René Vlek, de zoon van Henri, ging op stiel bij nonkel Paul rond 1936.
Kort daarop kwam het stadswater in Overijse. Werk in overvloed.
Toen nonkel Paul overschakelde naar de begrafenissen begon René voor eigen rekening in Huldenberg. In feite volgde hij zijn nonkel Fons op.
René Vlek werkte lang en de vrees nam toe dat hij geen opvolger meer zou krijgen.
Maar onverwacht begon zijn kleinzoon Danny met loodgieterij.
Maar de tijden zijn veranderd. Loodgieters staan nu dichter bij elektriciteit. Zink werd opgegeven en is nu de taak van de dakwerkers. Ook lood krijgt het lastig met dezware concurrentie van koper en kunststoffen.
Men spreekt nu meer van sanitaire.
Maar het blijft in feite hetzelfde: ZORGEN DAT HET WATER DOET WAT MEN ER VAN VERLANGT!
Een woordje uitleg bij de foto.
Henricus was de broer van Jozef Vlek. Hij huwde met zijn nicht Angelina Gilis die de zuster was van grootvader Theobaldus. Henricus was dooppeter van Heinke (Henri Veiller). Het is niet verwonderlijk dat men in Angelina, trekken ziet van Bomma, het was tenslotte haar tante. Er is ook een gelijkenis tussen Rik de Pottefeir en mijn vader Heinke, ook hier, het was zijn oom.
LIGGING: verbinding tussen Leuvense baan en oude Waversebaan
LENGTE: 672 m
Straat die begint aan de Leuvensebaan, daar waar het kapelletje staat en die loopt tot aan het kruispunt waar de Oude Waversebaan, de Radarweg en t Veldeke samenkomen.
Bij het lezen van de naam:ZES DAGMAAL (straat), zijn we geneigd om onmiddellijk aan een dagmaal, de plat du jour te denken.
Maal komt inderdaad ook voor inmaaltijd. Hetheeftechter niets te maken met eten maar wel met een steeds weerkerende gebeurtenis.
Het woord dat wij het beste kennen is : ETMAAL.
Etmaal is een tijdperk van 24u. bevattende : ochtend, middag, avond, nacht.
Onze maal uit de straatnaam heeft inderdaad iets te maken meteen tijdspanne, een steeds weerkerende gebeurtenis van ploegen en oogsten
Onze streken waren reeds toen aan de landbouw gebonden en het is normaal dat zij, er bestond nog geen decimaal stelsel ( ingevoerd rond 1820) zich bediendenvan een systeem om de oppervlakte van bewerkte grond in een zeer concrete maat uit te drukken. Wat kon daarvoor beter dienen dan de dag. Het betrof dus de oppervlakte die men kon bewerken op een dag.
Eerst even iets over onze huidige oppervlaktematen.
De Fransen voerden in1793 de are in en dit ter vervanging van de oude landmaten. Het is een neologisme want het komt van het Latijn are wat vlakte, ruimte betekent. Later komt dan daaruit het woordje aire denk aan aire de repos) het is dus een plaats , een ruimte.
Op school hebben we dikwijls genoeg gezwoegd en gezweet om van de ene maat naar de andere te gaan. Het was moeilijk omdat men ons niet diets gemaakt had hoe het systeem in elkaar zat en wat de basismaat is. Al had men ons met handen en voeten en zelfs met de nodige kletsen uitgelegd dat het telkens 100 maal groter of kleiner was. Maar waarom, was ons toch niet duidelijk.
Bij de oppervlaktematen is nl. de arede basis. Wanneer we dat weten dan is de rest niet moeilijk.
In ca en ha vinden we steeds are terug. Dus zijn deze twee maten daarop gesteund.
De maat kleiner cais 1/100 van de are want centi betekent niets meer of minder 1/100. Dus ca is 1/100 van de are of de are is 100 ca.
De ha die de maat groter danis de a , is op de zelfde manier opgebouwd.
Hecto betekent 100x groter. Dus is de ha 100x groter dan de a.
Gaan we nu van ca naar ha dan krijgen we 100x100 of 10000 maal groter. Een ha is dus 10000ca of 10000m².Als maatstaf neem je hiervoor een voetbalveld.
m² duidt op 100 en m³ duidt op 1000
Daar de grond niet overal even gemakkelijk te bewerken is (denk maar aan zand, leem, klei) was er zeker een verschil in hetgeen men op een dag gedaan kon krijgen.
De kleinste maat die men gebruikte was de vierkante roedezijnde 14m².( roede werd ook als lengtemaat gebruikt, maar dat valt hier buiten ons bestek)
Voor een groter stuk land gebruikte men dagmaal :zijnde 100 vierkante roede. Dus 1400m²
Bij nog grotere oppervlakte gebruikte men bunder( afkomstig van het Latijn : bonnarium : grens) zijnde 400 vierkante roeden.Dus 5600m² of 56a.
De grootste maat die men gebruikte was de morgen die van 0,8 tot 1 ha bedroeg. Het was oppervlakte die men in één morgen kon ploegen of hooien. Dat was wel werken hoor want er waren toen niet de machines van nu en het was dus handwerk.
Zoals we daarstraks al zegdenverschilde de afmeting van de oppervlakten van streek tot streek. Daardoor kon een roede in Vlaanderen gaan van 8,9m² tot 36m²
Voor het Leuvense was een roede 27,3041ca; 30,3640ca; of 32,4941ca al gelang het aantal vierkante voeten die men gebruikte. Voet was een lengtemaat van 28,55cm en men had verschillende vierkanten voeten:18 1/3;19 1/3; 20 voet en daardoor komt men op die verschillende oppervlakten.
Terug naar onze straat:Zesdagmaalstraat.
Rekening houdend met wat we hiervoor geschreven hebben en ons met de tussenmaat van Leuven tevreden te stellenkomen we tot een oppervlakte van 6x (100x 30,3640ca) of 18218,4ca wat ons 1,82184ha geeft.
Sommige streken spreken van dagwand.
Wand is een vorm van wenden: wat in één dag gekeerd of geploegd kan worden.
Wanneer de dag dan om was zal de boer zeker zijn karig maal verdiend hebben.
(Opgelet: deze tekst werd in 1981 geschreven; wat hier volgt is een ongewijzigde weergave.)
Wist u dat de grote Ruusbroec begonnen is als onderpastoor? Gewone kapelaan op Sint-Goedele in Brussel. Simple vicaire ! En pas véél later opgeklommen tot meester in de mystiek.
U hoeft dus nooit te wanhopen, beste lezer, het kan soms aardig evolueren in 't leven.Een schitterende levensloop kan ook u nog wachten.Er zijn genoeg voorbeelden : van boerenzoon tot paus, van shoe-shine-boy tot mister president, van korporaal tot maarschalk, en hier weer: van Brussels kapelaan tot Vlaanderens grootste mysticus.En voor u, dames, wie weet : van leek tot lector I (Ja, echt jammer, hoger kan u als vrouw niet geraken in het kerkelijk ambt. Aan mij zal het niet liggen, want in onze parochie is het zwakke geslacht al opgeklommen tot de duizelingwekkende hoogte van het akolitaat, en mogen ze zelfs bellen onder de H. Mis ! Maar zeg het a.u.b. niet voort).
Terug ter zake.
Weet u hoe oud Ruusbroec was toen hij van Brussel naar de kluis in 't Zoniënwoud overwaaide ? Vijftig jaar ! Een mooie leeftijd om nog iets gloednieuw te beginnen, vindt u niet ?
Hij heeft het nog 38 jaar uitgehouden.
En waarom die ommezwaai ? Waarom van Brussel naar Groenendaal ? Ha, zie beste lezer, nu komen wij bij de kern van de zaak. Daarover gaat het hier juist. Waarom verlaat iemand de drukte van de stadspastoraal om zich terug te trekken in het woud ? Wat drijft zo'n mens ?
Dienaangaande bestaan verschillende veronderstellingen, maar échte klaarheid is er niet.De specialisten van het Internationaal Ruusbroec-colloquium dat deze maand te Leuven gehouden wordt, kunnen er hun hoofd over breken. Ik, als buitenstaander, neem al genoegen met het veelbetekenend zinnetje dat broeder Gerardus - een tijdgenoot van heer Jan van Ruusbroec - onachtzaam tussen de plooien van zijn verhaal laat vallen, namelijk : her Jan hadde alle vergaderingen liverledich gheweest..
Zegt dat niet alles ?
U begrijpt het, beste lezer, Ruusbroec was 't vergaderen beu.Hij wilde zich met iets anders onledig houden.Hij was die samenkomsten moe.Hij wilde weg.
Wie zou op zijn vijftigste de vergaderingen niet beu zijn ?
Wie zou zijn druk huis niet willen ruilen voor een stille kluis ?
Van de actie naar de contemplatie, van de stad naar het land, van de vergaderingen naar de visioenen, van de besprekingen naar de bespiegelingen en beschouwingen...
Ik ben nog geen vijftig, maar ik begin er al aardig aan te denken.Hoe langer hoe meer kan ik iets van Ruusbroecs ommezwaai begrijpen.En bovendien moet je weten dat die vergaderingen in de middeleeuwen eigenlijk één grote ellende waren.Toen beschikte ze nl. nog niet over vergadertechnieken.De wetenschap stond zo ver niet.Stel je voor : geen moderator, geen agenda, geen ordelijk verloop, altijd maar: varia, varia... Alles door elkaar. Iemand die kon schrijven krabbelde een verslag in een wasbordje, maar de anderen konden dan weer niet lezen, en zo bleef het één hopeloos gemodder, Nee, dan zijn onze vergaderingen een feest van efficiëntie.
Alle gekheid op een stokje, beste lezer, maar over zin en onzin van vergaderen valt nog een hartig woordje te plaatsen. (Dat laatste wordt dan wéér een vergadering).
De priester-geleerde, prof.Frits Van der Meer, zei daarover aan Joos Florquin in ten huize van, iets in deze zin Vergaderingen ? Ga ik nooit naartoe ! Er zijn daar twee mogelijkheden : ofwel ben je de baas en beslis je en dan kun je het af in een paar minuten - ofwel zit je erbij voor spek en bonen en dan is het puur tijdverlies.Daarbij is op te merken dat diegenen die op een vergadering aldoor het woord nemen, gewoonlij.k niets te zeggen hebben.Kortom, ik heb geen geduld voor zo lets en blijf er dan ook weg. Ik neem het verwijt dat ik egoïstisch ben er graag op de koop toe bij.
Een mening als een andere, uitgesproken door een encyclopedische geest die zijn tijd en talent inderdaad zinvoller kan gebruiken.
Ik, voor mij - als veldwerker - vind vergaderen een noodzakelijk kwaad.Een vervelende zaak meestal, maar nodig.
Soms zelfs nuttig.Eén enkele keer ook plezierig... En dus doe ik nog wat verder.U ook ?
Blog over Huldenberg in Top 100 van de blogs in Vlaanderen.
Deze blog staat vandaag op de 97ste plaats in de populariteitsmeter van alle blogs in Vlaanderen. Dit is een mooi resultaat als men weet dat de opstart ervan minder dan één jaar geleden gebeurde.
De weblog over Huldenberg werd op 19 april 2007 opgestart. Hij verschaft kwaliteitsvolle informatie over de vijf deelgemeentes van Huldenberg. De geschiedenis, de monumenten en de natuur komen aan bod. Ook de mens wordt uitdrukkelijk in het licht gesteld. Zo worden de bijnamen van de inwoners van vroeger en nu straat per straat, huis per huis weergegeven. Boeiende verhalen, anekdoten ontbreken niet.
Op woensdag 9 april 2008 waren er exact 41.137 bestaande blogs in Vlaanderen. Alle soorten onderwerpen komen aan bod. Slechts enkele stellen zich tot doel de lokale cultuur in het licht te stellen. Van alle blogs staat www.bloggen.be/huldenberg op de 97ste plaats op de populariteitsmeter.
Van harte dank aan de tientallen Huldenbergenaars die zich ingezet hebben voor het welslagen van dit initiatief.
De grote interesse bij de bevolking van Huldenberg toont aan dat dit kanaal nog veel groeikansen heeft.
Zij was een niet zo graag geziene figuur in het dorp.Ze was gierig en egocentrisch.Ze was klein van gestalte, in tegenstelling tot haar man, een reus van een vent die ooit deel uitmaakte van de elite van het leger, de grenadiers.Zij kon op een haatdragende wijze uit de hoek komen; niet alleen met de buren maar met quasi de hele wijk had zij het aan de stok.Ook met de familie zat het vaak scheef, zelfs voor kleinigheden.
Haar voornaam was Marie, maar zoals het toen gebruikelijk was kende iedereen haar onder haar bijnaam Meree va Meinkes.Ze woonde in de Groebbe.Haar huis stond in de helling van het dal, iets achteruit.Het was in die tijd het eerste huis van de wijk.
In de jaren dertig heerste een economische crisis.De werkloosheid haalde pieken en teisterde de bevolking.Op het platteland liepen heel wat leurders rond die hun waar aan de man probeerden te brengen om hun boterham te kunnen verdienen .Op een bepaalde dag kwam een verkoper aankloppen bij Meree;ze was alleen thuis.
Dag Madammeke, zei ie heel vriendelijk.Hij droeg een houten kast op de borst waarin hij zijn kostbare marchandise bewaarde.Hij zette die neer voor haar voeten.Ik heb hier hetene en het andere waar je van zal opkijken voegde hij eraan toe.Bijvoorbeeld de bestepeper die men op de markt kan vinden.Verder zit mijn kast vol met alle soorten knoppen, garen, spellen en lint.
Het aanbod was aanlokkelijk, origineel en niet alledaags.Lint kon zij altijd gebruiken, een zakje peper zou het avondeten van haar man wel lekker kunnen kruiden.
Zij vroeg naar de prijs.15centiem voor een zakje peper, Madammeke antwoordde hij.
Meree moest even weg naar haar verborgen schatkamer om het nodige geld boven te halen.Ze kwam terug met een briefje van honderd frank, wat in die tijd voor een doorsnee werkman een weekloon betekende.
De verkoper stond er even verveeld bij maar herpakte zich snel en zei:
Madammeke, daar kan ik niet op teruggeven maar dat geeft niets, ik zal het briefje in dewinkel boven gaan wisselen.Wilt gij zo goed zijn om op mijn kast met mijn marchandise teletten.Meree voelde zich ineens verantwoordelijk voor het kostbare goed.
De man trok iets hoger het weggetje in, richting winkel en verdween uit het zicht van Meree.
Het duurde wel heel lang voordat Meree zich vragen begon te stellen.Hij kwam maar niet opdagen en zij werd ongerust.Zij sloeg haar sjaal om de hals, nam de kast mee en ging de leurder achterna, sprak iedereen aan om de man op het spoor te komen, maar tevergeefs.
Ongerustheid ruimde de plaats voor woede.Ze voelde zich bedrogen en begon zelfs buren te beschuldigen als of zij die man op haar hadden afgestuurd.
In het dorp deed het verhaal snel de ronde.Meree kon echter niet rekenen op de sympathie van de dorpelingen.De gazet haalde uit met de kop: Huldenberg: vrouw beetgenomen.Tot groot jolijt van iedereen met wie Meree ooit in aanvaring was gekomen, of kortweg quasi de hele wijk.
En Meree bleef de rest van haar leven met het kastje zitten. Met de enkele zakjes peper dat het bevatte, kon zij een tijdje voort. Maar voor haar bleef het alles bij mekaar peperdure peper.
Wie dezer dagen door de velden wandelt of langs het bos loopt, heeft de indruk dat hij uitgelachen wordt. Met de regelmaat van een klok hoor je het lachende en snel herhaalde kjuu-kjuu-kjuu of kluu-kluu-kluu.
Wees gerust het is de groene specht die zich laat horen.
Eén van onze mooie vogels. Groengele borst, een groene rug. Rode muts en rode bakkebaarden. Tenen die zo geplaatst zijdat hij makkelijk boom op en af kan. Maar vooral een scherpe en langebek
Deze vrij talrijke broedvogel, al is het aantal wel geminderd, laat zich horen en bakent zijn gebied af. De groene specht roffelt zelden en zoekt zijn voedsel meestal op de grond. Hij is nl. verzot op mieren en hun poppen. Vooral de rode bosmier. Hij eet ook de larven van houtborende insecten, van kevers en vlinders en vliegen. Soms zou hij, naar men vertelt, wel eens een bijenkorf durven plunderen.
Karakteristiek bij onze mooie vogel is dat bij het baltsen de kuif, op de heen en weer zwaaiende kop,rechtop komt te staan.
Het enige broedsel per jaar wordt door het wijfje en mannetje uitgebroed in een 18-tal dagen. Het nest is een holte in een boom en volledig kaal.
Gedurende een 21-tal dagen voeren ze beide de jongen met een melkachtige brij die in hun krop uit de gangen insectenmassa ontstaat.
De Bilande (het beekje) vormt de verbinding tussen Neerpoorten (Ottenburg) en de Schaatbroekstraat (Overijse) aan de grens met Waver.De lengte van de straat bedraagt 349m.
Eens de Lane over bij de molen van Terlanen krijgen we eenknooppunt van verschillende straten voorgeschoteld. De grootste en breedste (wel meer riool als straat ) is de Neerpoorten. We hebben erde Onderbosstraat,dan de weg die naar Rodebos klimt.In de bocht krijgen we de Oliestraaten wat verder de Hoevestraat die van het dorp naar de Lane daalt. Deze straten liggen allemaal links.
Voorbij de Hoevestraat kunnen we op de rechterkant de Billandestraat instappen.
Bij het woord Billande denkt iedereen onmiddellijk aan de mooie vierkantshoeve die wat verder gelegen is.
Maar deze hoeve heeft haar naam gekregen van één van de twee waterloopjes die in Ottenburg stromen nl. de Lijkstraatbeek (waths in a name?) en de andere is de Bilande.
Deze kleine beek die de grens maakt met Waver is inderdaad de naamgever en van straat en van de grote en Kleine Bilande hoeve en van het grote en kleine Bilandebos.
We hebben nu die naam al verschillende keren teruggevonden in onze streek, maar vanwaar komt hij ?
We gaan het woord even splitsen: Bi en Lande
Bi: wil zeggen bij. Denkt aan het West-Vlaamse: hij zit er bi. Andersgezegd: nabij.
Lande: is de voormiddeleeuwse naam van de Lane.
De Laanis een zijrivier van de Dijle. Ze is 25 km lang en heeft een debiet van 1,5m³/sec. bij laag waterstand.Ze ontspringt in Plancenoit en vloeit door Maransart, Couture Saint-Germain, Lasne (naam) Genval (papier en balatum) Rosières (eertijds bij Overijse en Vlaams), Overijse Tombeek, Terlanen (naam), Sint-Agatha-Rode ( bos rooien) en mondt daar in De Hoek uit in de Dijle.
Was eertijds de grens tussen Aduatieken en Nerviërs.Ook tussendebisdommen Cambrai en Luik was het een grens.
De betekenis van Laan is Keltisch en wil zeggen: kalm, rustig (IJse: Keltisch Isca= water; Voer: Fura= Germaans= de glijdende).
Zowel de hoeven als de bossen liggen in de buurt van de Lane en ons beekje de Bilande mondt er in uit.
In de Billandestraat stonden vroeger een drietal huizen. We ontdekken er enkele bijnamen:
Als we van de Neerpoortestraat komen woonden rechts Jules va Polaïe (Jules Lahaye),
schoenmaker, en Louise Decoster.
Ernaast stond de woonst van Mil va Polaïe (Emile Lahaye) getrouwd met Lange Loewis
(Louise Verheyden).
Lager in de straat waren Mil Schauwers gehuwd met Maree van de Woela (Marie
Lodewijcks) gevestigd.
Tekst :Norbert Mosselmans en Jean-Pierre Van Binnebeek
Deze kleine broer (12cm) van kool- pimpel- en staartmees staat wel zeer modern met zijn zwart-wit gespikkelde puntkuif. Hij leeft in de naaldbossen waar men zijn zacht, ratelend geluid tussen de takken kan horen. Het gekke is dat hij dennenbossen verkiest boven sparrenbossen en dat er toch enkele loofbomen moeten staan, want daarin gaat hij nestelen. Hij hakt zijn nest uit in zacht vermolmd hout. Het naaldhout is te hard voor dat scherpe maar kleine bekje. Het nest wordt in de boom uitgehakt en met mos en korstmos bekleedt. Daarna wordt het bekleed met haar, wol en soms ook spinrag. De 4 tot 8 witte, met rood gespikkelde eitjes, worden in twee weken uitgebroed. De uitgekomen jongen worden door beide ouders gevoed. Wanneer de jongen pas uitgekomen zijn blijft moeder bij en op het nest en mag vader de zware karwei van het voedsel aanslepen alleen doen. Die kleine magen krijgen insecten en larven die onder de boomschors worden gezocht, maar ook dennenzaden en bessen. Tijdens de winter verschijnen ze wel aan de voedertafel in je tuin. Het zijn zoals alle mezen echte acrobaten aan de vetbollen en graanzakjes. Het zijn echte standvogels die in hun geboortebos trouw blijven.
norbert mosselmans
INFO Vogels uit west- en midden-europa readers digest Gids voor onderweg Thirion-natuur
In afwachting dat het echt winter wordt en we het laatste stuk IJse, van de Wijsbrug tot de Loonbeekse molen, bewandelen stellen we vandaag onze derde mezensoort voor: DE STAARTMEES
Deze iets kleine broer van de twee andere is een meester in het nest bouwen. Het bestaat hoofdzakelijk uit mos dat met spinrag en haar samengebonden wordt. Het is een ovaalvormig nest. Ze beginnen er reeds aan in maart. Daarin worden dan 8 tot 12 eitjes gelegd. Via een zijopening komen ze er in. Maar het nest is zo klein dat het ouderpaar de lange staart over de kop moet vouwen.
Het is een klein vogeltje dat toch heel veel energie verbruikt en dus voortdurend op zoek is naar voedsel: insecten en spinnen. Wanneer het echt wintert en onze vriend geen diertjes kan vinden is hij wel genoodzaakt om zaadjes en graantjes te eten. Dan zie je hem ook op de voedertafel. Een strenge winter is dikwijls fataal voor deze gevederde gast. Hij leeft vooral aan bosranden, open plekken in het bos, oude tuinen, boomgaarden en zelfs begraafplaatsen.
Zijn kleed is makkelijk te herkennen: een lange zwart, witgerande staart en een zwart, roze en wit verenkleed. Door zijn lange staart wordt hij nog al eens verward met de witte kwikstaart. Maar deze vriend is veel slanker en heeft meer wit. Ook wikt zijn staart steeds op en neer.
norbert mosselmans 01/2008
naslagwerk: vogels in west en midden-europa readers digest foto internet.
Deze wandeling looptvolledig door de velden. Is makkelijk te doen en niet lang (1.30u.).
We vertrekken in Huldenberg aan het Pakhuis. Eertijds was dit het pakhuis van de brouwerij Saint-Roch.
Na het pakhuis draaien we deM.Cahystraat in. In de volksmond nog altijd de Luizenberg. Deze naam heeft niets te maken met de kriebelende diertjes. Wel met het lies (lis of riet) dat er eeuwen geleden groeide.
Aan de Dreefstraat draaien we rechts op. Voor ons staat het kapelletje uit 1818. Wat lager aan de linkerkant staat de pijler van de pomp. Het is ook daar dat de bron is van het water dat op het gemeenteplein uit de 100-jarige pomp stroomt.
We klimmen rustig de dreef op . Boven de camping zien we links de hoeve Hof ten Schonenberg (1789). Steeds maar stijgen tot aan de Onze-Lieve-Vrouwweg.
Vele inwoners noemen het nog altijd de Kruisdreef. Ze kruist inderdaad de Dreefstraat die verbinding maakt met Duisburg.
Wij blijven rechtdoor gaan en volgen het verharde pad. Door de tussenkomst van de Europese gemeenschap is dit pad opgenomen in een fietsomloop. Opletten dus!
Aan de serren van Potter dwarsen we de Huldenbergse straat . Deze komt ook in Duisburg. We vervolgen het verharde pad. Dit werd een paar jaar geleden aangelegd ten behoeve van de inwoners van Ganspoel. Nu kunnen zij van aan het tehuis langs een verkeersvrije weg naar het dorp.
Op het einde van dit pad staat een kapel (1871). Ze werd gebouwd door pachter Minet ter herinnering aan zijn dochtertje dat op 14-jarige leeftijd overleed.
Voorzichtig de Limburg-Stirumlaan oversteken en naar links volgen.
Rechts ligt het indrukwekkende Hof ten Bos. Men vind er reeds sporen van in de 14de eeuw. Steek gerust je hoofd eens door de poort. De koer is 15a groot. Waterput 35 m diep en draagt evenals de klok het jaartal 1761.
We nemen voorbij de hoeve de weg rechts enwe stappen langs het Ganspoelinstituut . Hier werd in 1928 begonnen met onderwijs voor visueel en later ookvisueel-mentaal en - motorisch gehandicapten.
Links ligt de grote boomgaard die we voorbij stappen tot we op de rechterkant een holle weg zien afdalen.( Er staat een pijltje dat de IJsewandeling aanduidt).
Wij volgen naar beneden en komen zo aan Mennekensbrug. Hier kwamen, volgens de legende, de kabouters (mennekens) s avonds samen om naar het dorp te gaan en al naar gelang te helpen of een poets uit te halen. ( De gronden waren eigendom van de familie Mennekens. Vandaar de naam!)
Rustig stappen we verder. Weer de berg op door een mooie holle weg.Op het plateau stappen we verder rechtdoor. Ook aan het kruispunt .
Eens daar voorbij letten we goed op!Op onze linkerzijde zien we een veldweg . ( Echt tussen twee velden gelegen en soms zien we nog dat de boer de weg omgeploegd heeft en terug aangelegd.) Deze nemen we en stappen zo langs de boomgaard naar de straat.
Aan de ingang van Priesterdelle blijven we opbovenkant en nemen de J. Minetstraat.
Juist voor het laatste huis rechts slaan we het kleine pad in dat ons langs het kerkhof naar de straat brengt. Daar nemen we naar links en aan het kruispuntnemen we de A. Goossensstraat. Links is nu het speelbos.
Eens beneden in de straat staan we terug aan het pakhuis.
De wandeling die we voorstellen, verloopt helemaal in de IJsevallei. We bekijken het eens uit de hoogt en vervolgens lopen we langs het water. We vertrekken op het gemeenteplein bij de honderdjarige pomp.
Langs de trap en de Randoote komen we bij de kerk (13de eeuw). Hier gaan we rechtsom. Voorbij de graven van de Engelse soldaten en bekijken onze zonnewijzer (1764).
We verlaten het kerkhof en stappen langs de pastorij (1664). Steek gerust je hoofd eens door de poort! Langs Pastoorsbos, nu een speelbos, bereiken we de Sint-Rochuskapel. (1727). We nemen de J.Minetstraat en aan het kruispunt draaien we mee naar links en volgen de O.L.Vrouweweg tot aan het laatste huis. Voorbij de afgesloten weide stappen we rechts de veldweg op en gaan zo voorbij de boomgaard tot aan het volgende kruispunt.
Hier de weg naar rechts volgen. We stappen verder en komen tot Vranckxberg in Loonbeek. We dalen deze oude holle weg ( die nu geasfalteerd is) af tot aan de Vandervorstlaan. Bij de kapel stappen we rechtdoor tot het kruispunt (kapel). Hier dwarsen we (voorzichtig) de Sint-Jansbergsteenweg en richten ons op de Weysbrug. Dit eerste gedeelte van de wandeling verloopt helemaal op het Huldenbergs plateau. Van hier uit heb je mooie zichten op de overkant van de vallei, maar ook naar Duisburg.
Aan de Weysbrug gaan we nu de IJse stroomopwaarts volgen. We stappen nu langs een sterk meanderende beek. Na 200m verlaat je het IJsepad en volg je de beek langs haar oever. Dit is een uitzonderlijk gedeelte. Eens terug op de weg zie, dat naast dit pad een kleine heldere beek stroomt. Dit is een beekje dat ontstaan is uit de talrijke bosbronnen die onder aan Margijsbos opwellen. Het gebied is helemaal begroeid met bronbossen. Hert water is zeer helder. Dit gebied is uniek. Laat het ons dus bewaren en er niet inlopen. Het is ten andere zeer moerassig. We blijven stroomopwaarts stappen. Ze ziet nog heel wat vijvers die gevoed worden door natuurlijke bronnen. Tot Klein Waver. Daar bevindt zich op de linkeroever de laatste waterkerskwekerij van Huldenberg. Klein Waver was eertijds een doorwaadbare plaats. Waver betekent: moerasgrond begroeit met struikgewas.
Van hier tot Smeysberg heeft men de beek al rechtgetrokken.. Links heb je bos en rechts bebouwing. Aan de brug van Smeysberg hangen de toestellen om de waterkwaliteit te analyseren. We steken weer voorzichtig de straat over en lopen tussen de twee huizen door. We lopen nu op de oude bedding van de IJse. Links heb je een zeer vochtig, om niet te zeggen nat biotoop en rechts zie je de achterkant van de huizen. Ongeveer halfweg zien we de samenloop van de Grote en Kleine IJse. In het kasteelpark werd de beek gesplitst. Enerzijds om het kasteel te beschermen tegen overstroming; anderzijds om de watermolens die verder dan deze van Huldenberg liggen ook nog water te bezorgen. Aan de school stappen we over de brug en we bevinden ons nu op een groot eiland, want gelegen tussen de twee armen van de IJse. We stappen de tweede brug over en het gemeenteplein ligt in de linkerhoek van de parking; We zijn rond.
Deze wandeling doe je rustig aan en na 2 uur ben je rond.
OGEN OPEN
Tijdens het eerste gedeelte lopen we over het Huldenbergs plateau. Zeer vruchtbare grond. Sinds eeuwen ploegen, eggen, zaaien hier onze boeren. Graangewassen, aardappelen, bieten, witloof voeren hier het hoge woord. Soms zie je nog een vlasleeuwenbekje. Tijdens de afdaling van Vranckxberg staan de stoere zomereiken langs de rand van de weg. Wijfjesvaren staat her en der groen te pronken. Een verloren robinia heeft ook zijn plaatsje op een berm.
Vanaf de Weysbrug volgen we de kronkelende loop van de IJse. Hier en daar vinden we nog de zaaddragende grote berenklauw. De paarse bloem van de grote balsemien bengelt in de zon. De maretak is door de bladval van de bomen zeer goed te zien. We hebben ook al de kardinaalsmuts ontmoet en de schitterende helrode bessen van de Gelderse roos. De bijna opgevreten bladen van het grote hoefblad staan er armzalig bij. De wilde hop heeft reeds heel wat bomen en struiken in zijn macht. Wandel kijk en luister. Maar vooral geniet van dit mooi stukje natuur.
HULDENBERG - De bijnamen van de inwoners, informatie over de straten en de wandelwegen. Op www.bloggen.be/huldenberg vind je allerlei informatie over de gemeente. 'Zo kan je de recentste geschiedenis voor het nageslacht veilig stellen', zegt Jean-Pierre Van Binnebeek.
Hij nam het idee over van Jean Philips die jaren geleden al begon met het noteren van namen en vooral bijnamen van mensen die in het centrum van Huldenberg woonden. Maar verder dan notities in een schrijfboekje kwam het niet.
'Ik vond dat een prachtig idee en ik kreeg meteen de aanmoedigingen van Jean om het verder uit te werken. Vandaag staan er al een paar straten van Huldenberg-centrum, van Loonbeek, Neerijse en Sint-Agatha-Rode online. En de belangstelling groeit van dag tot dag. Van de 29.000 weblogs die vandaag bezocht worden, staan we qua bezoekersaantal rond de 220ste plaats. Als je veel lezers hebt, krijg je ook veel reacties en input. De ene weet dit en de andere wil dat nog kwijt. Zo groeit de hele zaak uit tot een encyclopedie van de Huldenbergse geschiedenis', hoopt Van Binnebeek.
Dubbelchecken
Hij is bijna dagelijks op bezoek bij de wat oudere Huldenbergenaars die nog sappige verhalen kunnen opdissen. Maar een verhaal gaat nooit online voor de auteur het met dat van een tweede of derde verteller vergeleken heeft. Dat dubbelchecken moet de juistheid verzekeren. 'Het is echt leuk om met de mensen te gaan praten. Soms gaat het wat stroef, maar bij de meeste vertellers rollen de verhalen er zo uit. Ik ervaar dagelijks dat de artikeltjes over de bijnamen van de mensen het meeste succes hebben. Je kan niet geloven hoe zeer ze zich aangesproken voelen', zegt Jean-Pierre.
Ondertussen heeft ook nog andere heemkundige en toeristische informatie op de weblog een nest gevonden en krijgt Van Binnebeek het gezelschap van andere auteurs zoals Norbert Mosselmans, Jaak Bertmans en Bernard De Leener. Beschrijvingen van wandelwegen en van leuke fauna en flora die in de Huldenbergse natuur te vinden zijn, komen evenals het ontstaan van de verschillende Huldenbergse dorpen uitgebreid aan bod. Jean-Pierre Van Binnebeek staat ook even stil bij de artistieke troeven van historische Huldenbergse gebouwen. De kapel van het Loonbeekse Blauwhof is daar één van.
De maand april was dit jaar uitzonderlijk mooi en daardoor is de natuur ook een stuk voorop. Maar met een beetje geluk vind je toch nog de zwarte bessen van de vlierstruik.
Een struik die liefst vochtig staat op een grond rijk aan stikstof.
Hij koloniseert zeer vlug braakliggend terrein en gebruikt daarvoor uitlopers van de wortels en afleggers. Dit zijn takken die de grond raken en daar dan wortels schieten en zo een nieuwe plant vormen die zelfstandig kan leven en uitgroeien. Binnen in de takken zit een zacht merg. In de lente bloeit hij met heerlijk ruikende witte bloemschermen. In het najaar hangt hij vol met trossen zwarte bessen. Eens die rijp zijn smullen de vogels hun buikje vol.
Deze struik is al van oudsher als een belangrijke plant beschouwd.Vondsten uit het Stenen tijdperk geven ons reeds zaden van de vlierbessen. Bij de Germanen was het een heilige boom en mocht hij niet omgehakt worden. Zelfs in het begin van de 20ste eeuw moest deze struik met ontzag behandeld worden.Vliersnoeisel mocht niet verbrand worden. Ziekten kon men op de vlier overdragen door de vlierstruik te omarmen en een rijmpje over je ziekte op te zeggen met daarin de vraag dat de struik de ziekte wou overnemen (?). Bij elke woning stond een vlier. Vrouw Holle ( Noorse sprookjesvrouw) bewaakte het huis. De vliegen mijden de struik als de pest. Dat was een reden om die struik dicht bij huis te zetten. Dat Judas zich aan zo een struik verhing is weinig waarschijnlijk. De takken en twijgen zijn te slap.
Naamgeving Het Latijnse woord sambucus betekent schuiftrompet want vroeger werd het vlierhout gebruikt voor het vervaardigen van fluitjes. Het wordt nu nog wel eens gebruikt voor het maken van mondstukken voor midwinterhoorns. In Duitsland noemen ze deze struik Holunder, in Zuid-Limburg Hullunder of Holderteere. De mergrijke vliertakken kunnen op latere leeftijd hol worden. De naam vlier zou zijn afgeleid van het Nederduitse vlieder wat betrekking heeft op het gevederde blad.
Gebruik:
De takken werden gebruikt om fluitjes de maken. Vandaar nog altijd ons woord: FLIERFLUITER.
De bloemen kan men in deeg stoppen en dan lichtjes frituren. Of men kan er een heerlijk drankje mee brouwen.
De rijpe bessen worden verwerkt tot jam en siroop. Vlierensiroop wordt nu nog altijd gebruikt als hoestmiddeltje.Wie kent er de vlierbollen niet. Indertijd noemde men ze Le Ballon de Tournai. Het waren ronde metalen dozen met daarop een ballon.
Ook als verf voor textiel werd deze plant gebruikt: - bladeren gaven een groene verf, - bessen: blauw, lila of violet - en de bast (schors) gaf ons zwart. Als bijtmiddel gebruikte men aluin, ijzer of zout
Bereiding: Verwarm een kleine hoeveelheid water en los er de suiker in op.Daarna laten afkoelen. Pers de citroen en snijdt de schil in vier parten( pitten verwijderen). Steek de bloemen in een grote glazen pot. Voeg er de citroenschil, het zoete water en de rest van het water samen met de wijnazijn aan toe. Roer om en dek af . laat gedurende 4 5 dagen staan. Zeef de vloeistof. Vul flessen en zet er de schroefdop op. Laat dan nog 6 dagen rusten. De vloeistof zal dan mousserend zijn. Eventueel laat je het nog 4 dagen rusten.
PROOST!
Norbert Mosselmans
Naslagwerken: De rijkdom van de kruiden Emma Callery Bomen en struiken Readers Digest www. annetanne.be
Midden in het gehucht 'De Tomme' in Ottenburg staat een aarden ophoping van 140 x 30 x 6 m. Deze ophoping dateert van de periode van de Egyptische piramides. Men kan er niet naast kijken. Is dit een natuurlijk verschijnsel of werd deze heuvel door de mens gemaakt ? Bernard De Leener is één van de weinige kenners van de Michelsbergcultuur in België. We laten hem aan het woord.
De Michelsbergsite van Ottenburg
In het gehucht "De Tomme" en in het verlengde ervan in de richting van de akkers, evenals langs de steile randen (o.a. in het bos van Laurensart) bevindt zich een Michelsbergsite waar trouwens tal van opgravingen en onderzoeken plaatsgevonden hebben.
Het woord 'Tomme' is afgeleid van "tombe" omdat men vroeger dacht dat de enorme aarden ophoging die vrij goed te zien is tussen de huizen van het gehucht, een graf was. Niets is minder waar. Het gaat wel om een kunstmatige langgerekte aarden heuvel aangebracht door de Michelsbergers. Wellicht is deze ophoging geen overblijfsel van een aarden wal om het promontorium van het plateau af te sluiten, want voor deze functie is de richting van de heuvel verkeerd.
Archeologen vermoeden dat deze volumineuze aarden ophoping eerder als verzamelplaats gebruikt werd.
Iets achteraan, tegen het bos, heeft men via opgravingen in de akkers alle "ingrediënten" van de Michelsbergcultuur gevonden.
In het bos van Laurensart is er een aarden wal loodrecht op de holle weg die naar beneden gaat. Via gesofistikeerde technologïeën is men tot de bevinding gekomen dat deze aarden wal vervolgd wordt aan de andere kant van de weg en zelfs tot heel ver de randen van de afgrond volgt. In het bos langs de steile randen zou er zelfs een gans netwerk zijn van aarden wallen, omzeggens onzichtbaar voor het blote oog.
De Michelsbergcultuur in België
In ons land zijn er heelwat archeologische vindplaatsen uit het midden v.h. Nieuwe Steentijdperk (Midden-Neolithicum rond 3500 v. Chr.).
De benaming 'Michelsberg' verwijst naar een belangrijke site in Duitsland waar men veel materiaal en informatie gevonden heeft van die cultuur. De Michelsbergers installeerden zich steeds op een hoogte in het landschap. Bij voorkeur zelfs op een promontorium of een soort "schiereiland" waarvan de randen langs de omtrek steil waren.
De verbinding naar het plateau werd afgesloten met een "muur", meestal een aarden wal. Op het promontorium of aan de voet ervan waren er steeds bronnen, beken of rivieren...
In het Neolithicum werden landbouw en veeteelt uitgevonden zodat de vestigingsplaatsen zeer vruchtbaar dienden te zijn. Vandaar de talrijke sites in Brabant. De voornaamste kenmerken van deze prehistorische cultuur zijn tulpvormige aarden potten.
Tijdens de Huldenbergse feesten van 2007 werd er op zondag 7/10 in voor- en namiddag een natuurwandeling georganiseerd. De belangstellenden vinden hier de wegwijzer van deze tocht rond het centrum van ons dorp. Duur: ongeveer 01.00u. Veel plezier!
LANGS KLEINE WEGGETJES.
We vertrekken op het gemeenteplein. In het midden staat een fontein. ( in de volksmond: de poemp.) Ze werd geschonken door het echtpaar Limburg-Stirum de Thiennes de Rumbeke. In 1906 vierde dit grafelijk echtpaar zijn gouden huwelijksjubileum en zij schonken dit mooie monument aan de gemeente. Bovenop staat een ijzeren Madonna, patrones van de parochie. Op de zuil zijn de wapenschilden van de families van de schenkers aangebracht. Het water van deze fontein komt van buiten het dorp: de Dreefstraat. Het systeem werd aangebracht door Henri Veiller en zijn vader Jef Veiller, beter gekend als Vlek. Achter de fontein staat de vrijheidsboom. Aan de andere kant van de straat heeft men het monument ter herinnering aan de oorlogsslachtoffers van de beide oorlogen. Het werd opgericht in 1947. De rechtopstaande leeuw (uit het wapenschild van de gemeente) werd reeds enkele malen gestolen. We verlaten het gemeenteplein in de linkerhoek naast het gemeentehuis. Dit werd vakkundig gerestaureerd onder leiding van architect Jef Van Uytsel. Het gebouw dateert uit 1867. De gemeenteschool stond er naast. Ze werd in begin van 1990 afgebroken om het gemeentehuis uit te breiden. We wandelen verder richting De Kronkel. De sporthal van de gemeente Huldenberg. Ze werd ontworpen door architectzanger Jef Van Uytsel, inwoner van onze gemeente. Deze sporthal werd ingehuldigd 31 mei 1996. Ze kreeg haar naam van de kronkels die de IJSE maakt. Voor en achter het gebouw stroomt de IJSE. Deze bijrivier van de Dijle ontspringt nabij de Middenhut te Sint-Genesius-Rode. Ze wordt echt een snelstromende rivier vanaf de Eendenpootvijver te Groenendaal. Op haar loop bevonden zich vijf watermolens : Hoeilaart, Overijse, Huldenberg, Loonbeek en Neerijse. Na Neerijse vloeit de IJse verder naar Korbeek-Dijle om daar uit te monden in de Dijle. Wanneer we de tweede brug oversteken zien we voor ons de gemeenteschool. Oorspronkelijk de school van de zusters Annonciaden van Huldenberg maar overgenomen door de gemeente om er een gemengde school van te maken. We draaien rechts op en laten de school aan de linkerkant.We stappen tot aan de Elzasstraat ( vanwaar komt die naam ?) en nemen dan naar links. De eerste straat rechts nemen we en zo zijn we in de Stockemstraat. (Stock is een eigennaam en hem komt van heim en betekent woning. Dus Stockemstraat betekent : woning van Stock) Deze prachtige holleweg volgen we tot boven in het veld . Juist voorbij de linker houtkant is er een kruispunt. We nemen de losweg links en lopen tussen de afsluiting door. Wanneer we terug in oostelijke richting stappen hebben we een prachtig zicht op het dorp. Ondertussen zijn we afgedaald tot de Kausdelle. We dwarsen deze en gaan het kleine weggetje op. Het wordt klimmen en we bereiken Koxberg. We gaan naar rechts en voor de pomp ( deze is een kopie) die op het kruispunt staat stappen we links het weggetje op. Na een goede 100m nemen we rechts het pad dat tussen twee huizen opwaarts loopt. We blijven het volgen tot we op de Breembos uitkomen. We dalen deze straat af en komen terug aan de Koxberg. We gaan hier naar rechts en draaien de Geroytstraat in. Na de hoeve dalen we de Kafmaasberg af en draaien mee naar rechts nemen de trap om in de Acacialaan te komen. Onderaan de trap slaan we links af en stappen tot aan het huis met nummer 7. Juist voorbij dit huis gaan we naar rechts en stappen naar de weide onderaan de braakliggende grond. We nemen het weggetje dat kronkelend via het bos naar het IJsedal slingert. Eens daar stappen we rechtdoor en komen zo op het IJsepad Op dit pad slaan we links af en komen zo terug aan de Kronkel . De wandeling is nu rond.
DE NATUUR ONDERWEG.
In de holle weg van de Stockemstraat vinden we de hazelaar, de klimop, de robinia ( verkeerdelijk acacia genoemd), de beuk, de haagbeuk, de Amerikaanse eik, de zomer en winter eik. Bij het afdalen van de losweg tussen de weiden ontdekken we smalle en brede weegbree, de sneeuwbes, de peterselievlier. Halfweg de klim-op naar de Vinger bloeit het wilgenroosje en de grote berenklauw. Links en rechts van het pad na de pomp groeit de esdoorn, de ruwe berk en de tamme kastanje. Onderaan de trap van Kafmaas staan een paar kardinaalsmutsjes. Wanneer we de aardeweg afdalen na nummer 7 kunnen we volop genieten van de meidoorn, de eiken, de boskersen, de brandnetels, de varens en tijdens de herfst de vele soorten paddestoelen. In het bos geeft een bron al eeuwenlang helder fris water. Wanneer we aan de IJse zijn vinden we daar nog de zwarte els, de es, het boerenwormkruid, de smeerwortel, rode klaver
NIET VERGETEN !
Tijdens de wandeling luisteren we naar de vogels en genieten we van de heerlijke zichten op Huldenberg.
Langsheen de IJse schitteren de gouden knopjes van het boerenwormkruid in de zon ( als ze er is!).
Foto: internet
Met zijn holle stengel en de lancetvormige geveerde blaadjes valt deze plant ook op door zijn hoogte van 1 tot 1,2m.De knoopjesbloemen vormen een echt schermen steken af tegen het donkergroene loof.
Deze bloemen kunnen gedroogd worden en dan in droogboeketten verwerkt worden. Knip de bloemen en trek ze niet uit. Het is een overblijvende plant.
Wrijft men de blaadjes tussen zijn vingers dan komt er een sterke, aromatische geur vrij.
GEBRUIK:
Door zijn sterke geur werd het kruid voeger gebruikt om ongedierte: vlooien ( op dieren), muggen en motten in kasten te verdrijven.
In de streek van Tienen en Diest snijdt men in de lente de jonge scheuten en verwerkt men ze in pannenkoeken.Tijdens de Middeleeuwen keek men zo nauw niet op de nogal scherpe smaak en werd het in vele gerechten verwerkt: salades, gebak en toetjes, lamsvlees en pudding.
De plant werd ook gebruik als bloedzuiverend. Hem werd de eigenschap toegedicht om wormen te verdrijven. Vandaar de Nederlandse naamgeving.
Vandaar dat men de jonge scheuten bij het begin van de lente verwerkte. Men wilde zich reinigen van de winter.Ook at men tijdens devasten veel vis en men dacht die wormen in het lichaam bracht ! Vandaar het gebruik van het boerenwormkruid.
NIET OP EIGEN HOUTJE GEBRUIKEN! VEEL VAN DEZE PLANT IS NOG ONBEKEND! Al wordt hij al eeuwen door de mens gebruikt!
De zaden die men nootjes noemt,worden gebruikt om likeur te bereiden (o.a. bénédictine).
Het is ook een verfplant. Wordt dus gebruikt om weefsels te kleuren.
Zwangere vrouwen moeten deze plant mijden.
NAAM:
De Latijnse naam zou komen van het Grieks: athanasia. Dit betekent: onsterfelijk. Hetgeen slaat op de bloemen die, zoals hoger gemeld, gedroogd kunnen worden.
Tijdens de wandeling langs de IJse van Smeysberg naar Klein Waver werd onze neus gestreeld door een zoet amandel- en vanillegeur. De mooie moerasspirea is er de oorsprong van.
Deze plant die tot de familie van de rozen behoort groeit het liefst in vochtige bodem. Met een wortelstok en dunne vlezige wortels vindt hij daar zijn voedsel.
Op een roodachtige en holle stengel prijken de crèmekleurige trosjes van kleine bloempjes. Deze verspreiden de hele zomer de zoete geur.
De blaadjes gelijken op de olmblaadjes vandaar dat in de Latijnse naamulmaria voorkomt.omdat de dunne wortels aan een dikkere wortelstok hangen is het eerste gedeelte fylum wat draad betekent en pendula wat hangen wil zeggen.
De zaden zijn kale, spiraalvormige gedraaide dopvruchtjes.
GEBRUIK
Bloemen voor boeketten. Geven ook aan smaak aan bier en wijn. Ook in jams en gestoofd fruit werden ze verwerkt. In de Scandinavische landen werd zevroeger toegevoegd aan bier en mede.
Ze werden ook in de kasten gelegd om een geurtje aan het linnen te geven.
Ook werden ze, samen met het blad,in huis gestrooid voor de aangename geur. Bloemen worden gedroogd voor kruidenmengsels.
Bij het koken geven ze een groenachtige- gele verfstof
Het blad werd door de soep gedraaid. Kookt men blad en stengel dan verkrijgt men een blauwe verstof. De wortels zorgen voor een zwarte kleur.
Jonge scheuten werden als asperges gegeten en de wortelstok als schorseneren.
MEDICINAAL
In 1838 ontdekte men in deze plant het salicylzuur. Het basisproduct van de aspirine. Later zal men deze stof nog vinden in de wilg ( salix) en tenslotte zal men het synthetisch maken.
In de naam aspirine vindt men spirea terug.
VOLKSNAAM
Boksbaardkruid, geitenbaard, bloeiende olm, koningin der weiden ( komt van het Frans Reine des prés.)
In de nabije toekomst zijn er wijzigingen aan de baan Overijse-Leuven gepland. Een gedeelte van het Blauwhof in Loonbeek wordt afgebroken.Een stukje patrimonium verdwijnt.De gelegenheid om even terug te blikken op de historische rol die het Blauwhof in Loonbeek gespeeld heeft.
Het blauwhof, centrum van het economisch en politiek leven in Loonbeek
Het Blauwhof van Loonbeek heeft door de eeuwen heen een belangrijke rol gespeeld in het dagelijks leven van het dorp en zijn inwoners.
Oorspronkelijk was het blauwhof een grote hoeve die het centrum was van het economisch en het politiek leven in Loonbeek.Eeuwenlang hebben families pachters de boerderij bewoond en van daaruit de omliggende velden bewerkt.
Zo zijn volgende eigenaars gekend :
Jonker Gillis Breton (1595)
Hugo Creton
Mevrouw Dufrenne (1670-1692)
Meuntinck (Muitinckx) (1703-1736)
Mevrouw Montfort de Rixensart (1735-1789)
Jean-Ferdinand De Cupere
Ridder Karel de Wyel
Jan Bogaerts (1893)
Sebastiaan Lamal en zijn zoon Guillelmus
In de 19e eeuw herbergde de hoeve gedurende jaren de burgemeester van de gemeente:
Jan François Stroobants (+ 15.7.1852), die gehuwd was met de dochter van Guillelmus Lamal, Maria-Theresia Lamal, had er zijn verblijfplaats.
Nadien kwam Ridder de Wyels, die ervoor zorgde dat Loonbeek in 1874 een parochie werd.
De familie Van Weyenbergh en de Ursulinen
In de 20ste eeuw werd na Ridder de Wyels het Blauwhof eigendom van Amand-Jozeph Van Weyenbergh (1844-1933) gehuwd met Marie-Philomène Coose (18461926). Hij kocht het goed in 1906.In een eerste fase gebruikte hij de hoeve als tweede verblijfplaats (hij woonde in het Brusselse, Leuvensesteenweg).In een tweede fase kwam hij er wonen en hij verbleef er tot zijn dood in 1933.Aan de hand van de enkele fotos die uit die tijd nog bestaan en die in het bezit zijn van de familie Van Weyenbergh blijkt duidelijk dat het er heerlijk vertoeven moet geweest zijn. Het gebouw was goed onderhouden en de kinderen en kleinkinderen kwamen er op bezoek en brachten er hun vakantie door.Als vervoermiddel om tot Loonbeek te komen werd de stoomtram gebruikt.
Na de dood van Amand-Joseph in 1933 erfde zijn enige dochter, Julie Van Weyenbergh, het gebouw en de tuinen.Zij was abdis van de Zusters Ursulinen te Zaventem was. De Ursulinen gaven er onderwijs en aan het klooster was een pensionaat verbonden.Julie zag de kans om het gebouw in Loonbeek optimaal te benutten en de hoeve kreeg een andere bestemming: het diende niet alleen als retraiteplaats en uitstapmogelijkheid voor de leerlingen, maar ook als buitenverblijf voor de congregatie waar zieke zusters konden herstellen.
Architecturale teloorgang met de picpus-congregatie
In de periode van de tweede wereldoorlog werd de Leuvense industrieel Donckers eigenaar.Niet voor lang want in 1944 namen de zusters van de Heilige Harten (of Picpussinnen) hun intrek in het domein het Blauwhof.
De congregatie van de zusters van de Heilige Harten en Altijddurende Aanbidding werd door de Franse priester P. Coudrin (1768-1837) tijdens de Franse revolutie gesticht.In 1805 werd het hoofdklooster gevestigd te Parijs, in de Picpus-wijk, vandaar de naam Picpussinnen.In België werd het eerste klooster gevestigd te Tongeren in 1894.De Picpussinnen waren actief in het onderwijs en de bejaardenzorg.
Na hun aankomst in Loonbeek maakten de zusters er hun woonhuis van en begonnen te verbouwen.
Dit was het begin van de architecturale teloorgang van het Blauwhof als historische hoeve.In 1948 werd de zuidelijke vleugel gebouwd, die nu ingenomen is door het O.C.M.W.Er werd bij deze bouw geen rekening gehouden met de architectuurstijl van de oude hoeve.
In 1954 werd een kapel opgetrokken evenals de gebouwen aan de straatkant.De kapel is een architecturaal pareltje, gebouwd in Art-Deco-stijl.Opvallend zijn de mooie glasramen. Maar de gebouwen aan de straatkant werden met weinig smaak en respect voor de bestaande stijl geconcipieerd.Maar ja, in die tijd kon alles !
In 1958 kochten de zusters die er enkele bejaarden verzorgden een stuk grond van 99 a groot langsheen de St.-Jansbergsteenweg.Van Loonbeek uit werd er besloten het home voor oude dames te Heverlee op te richten en de stichting te Loonbeek te sluiten.De zusters verlieten Loonbeek op 8 mei 1963.
De picpussinnen hebben bijna 20 jaar in Loonbeek verbleven. Jammer genoeg moeten wij vaststellen dat zij op architecturaal vlak een niet zo positieve erfenis achterlieten.
De hoeve zelf was verloederd en dringend aan restauratie toe ; de picpussinnen hadden tijdens hun verblijf in Loonbeek meer oog gehad voor nieuwbouw en hadden het historisch patrimonium slecht onderhouden. Ook de tuin was een wildernis geworden.
De afbraak van een stukje patrimonium
Voor de Arme Klaren, afkomstig van de Brusselse Marollen, kwam het Blauwhof in 1963 in aanmerking als nieuwe vestigingsplaats omdat het een aantal voordelen bood.
- de ruimte, die mogelijkheid bood tot bezinning ;
- de natuur, die hen toeliet te leven volgens de leer van Sint-Franciscus en
- het feit dat dit gebouw andere congregaties gehuisvest had.
Toen de zusters in Loonbeek gevestigd waren werd het snel duidelijk dat de bestaande infrastructuur niet helemaal aan hun wensen tegemoet kwam. Tijdens de eerste jaren werd er dan ook verbouwd.
De oude hoeve was in zulke mate verloederd dat er besloten werd het gebouw drastisch aan te passen. Eigenlijk een trieste beslissing want daardoor verdween een stuk van het patrimonium van de gemeente. Het oorspronkelijke Blauwhof bestaat nu nog op postkaart en op enkele zeldzame fotos. Op dezelfde plaats werd een nieuw gebouw opgetrokken dat voor een stuk paste bij de stijl (als men van stijl mag spreken) van de gebouwen die de picpussinnen in 1948 achtergelaten hebben. Er werd een beroep gedaan op een Brusselse aannemer die met plaatselijke metsers en arbeiders werkte zoals René Van Renterghem, de gebroeders Gust en François Nijs en Jean Philips.
De werken namen drie jaar in beslag, van september 1964 tot september 1967. Tijdens die periode hebben de zusters meermaals moeten verhuizen.De vleugel gebouwd door de picpussinnen was de meest aangewezen plaats om te verblijven.Maar zij hebben overal gewoond, zelfs in de trapgang.
In die periode waren er veel zusters op leeftijd ; zij waren ingetreden tijdens de oorlog 14-18.
Daarom werd er in 1972 een lift geïnstalleerd opdat die zusters naar de verdieping zouden kunnen gaan.
Een retraitehuis
Van 1968 tot 1980 werd de zuidelijke vleugel van het gebouw opengesteld voor groepen en particulieren die zich voor een beperkte periode wilden afzonderen.Er leefde in die tijd de opvatting dat mensen moesten kunnen deelnemen aan een spiritueel leven dat voorhanden was.Loonbeek beschikte zodoende over een retraitecentrum.
De zusters zorgden voor de keuken en logies ; ze werden daarbij bijgestaan door een dame, Juffrouw Kapelle, die au pair werkte.Het enige contact dat ze met de bezoekers hadden gebeurde in het begin achter tralies tijdens de diensten ; na het concilie werden de regels versoepeld : een glazen wand diende als scheiding want de zusters moesten de regels van hun orde verder naleven.
In de tuinen konden de bezoekers wandelen en er zich verpozen.Een gedeelte bleef de zusters voorbehouden; zij hadden er ook hun moestuin. De oude boomgaard werd na een tijd ontbost en omgevormd tot speelterrein voor de kinderen van het dorp. In 1999 kocht de gemeente het stuk grond.
Het retraitehuis werd uitgebaat tot 1980. Hoewel zij veel hulp kregen van de autochtone bevolking, bijvoorbeeld door Irma Denies-Nys, Josée Van Fraechem-Nys en Emelie Lahaye- Weemaels, begon deze last zwaar te wegen. Het werk in het retraitehuis en de verzorging van hun oudere collega's lieten hen weinig tijd over voor wat hun hoofdtaak bij uitstek was, het gebed.
In 1980 toonde het O.C.M.W. interesse om een deel van het klooster in te huren voor zijn diensten en dit kwam op een optimaal moment. De zuidelijke vleugel werd dan ook aangepast aan de nieuwe behoeften. Dit betekende dat de zusters het andere gedeelte van het gebouw moesten betrekken, wat opnieuw veranderingen met zich mee bracht, o.a. de bouw van een lift in dat deel van het gebouw om iedereen de toegang tot de verdiepingen toe te laten. Er werd ook een nieuwe ingang voorzien voor het klooster. Het huidig poortje kwam er in 1981 en de buitenzusters kregen er een paviljoentje.In 1996 vervoegde de laatste buitenzuster, zuster Bernadette, de groep koorzusters.
In 1989 kocht de gemeente de volledige vleugel om er alle diensten van het O.C.M.W. in onder te brengen.
In de loop van de jaren 90 moest ieder O.C.M.W. een aantal politieke vluchtelingen een onderdak bieden. In Huldenberg werd het Blauwhof gekozen als opvangcentrum maar de kamers op de verdieping werden wegens de houten wanden niet geschikt gevonden. Zo werd beslist de kapel open te stellen voor een groep Kosovaren. Dit was geen gelukkige beslissing want de interne en externe infrastructuur was ontoereikend om deze mensen op een redelijke wijze op te vangen.
Na meer dan 40 jaar discrete aanwezigheid hebben de zusters Clarissen Loonbeek verlaten en hun intrek genomen in het Franciscaner klooster van Vogelzang te Woluwe.
De drie overblijvende zusters wisten heel goed dat de Loonbekenaars hun clarissen op een piëdestal stelden en nog altijdrespect en waardering voor hun levensfilosofie en hun waarden koesterden.
Ergens lieten de Arme Klaren een grote leegte achter. Het klokje dat zo vele jaren klepte in het hartje van Loonbeek werd weggenomen en naar het buitenland verhuisd; zonder uitdrukkelijk zichtbaar in het straatbeeld van Loonbeek geweest te zijn, hebben de zusters Clarissen met dit klokje gedurende meer dan veertig jaar hun aanwezigheid in het hartje van het dorp willen beklemtonen.
Hoe ziet er de toekomst nu uit ?Hoe gaat het gebouw er uitzien nu er concrete plannen bestaan om een deel af te breken.Wat zal er met de fraaie en stijlvolle kapel gebeuren ? Allemaal vragen die de Loonbekenaars zich rond hun historisch gebouw stellen.
Jean-Pierre Van Binnebeek
Bibliografie
Heemblad van de Heemkundige kring Huldenberg. 2004-1. Na veertig jaar aanwezigheid in het blauwhof verlaten de zusters clarissen het Blauwhof.J.-P. Van Binnebeek
Heemblad van de Heemkundige kring Huldenberg. 2004-2. De zusters Clarissen hebben het Blauwhof verlaten.J.-P. Van Binnebeek
De Dijlevallei heeft reeds zeer vroeg mensen aangetrokken.Dat de Kelten in de streek aanwezig waren staat vast.De naam IJse is trouwens afgeleid van het keltisch woord Iska (= water) dat een variante is van Uiscea uit.Dit laatste woord heeft tevens het woord whisky gevormd.
Neerijse moet daarom verklaard worden als een nederzetting die zich ontwikkeld heeft onderaan de waterloop de IJse, in tegenstelling tot Overijse.Ook later, tijdens de Romeinse periode, zijn in het gebied mensen komen wonen.
Op het einde van de 4e eeuw bedekte het kolenwoud, het Carbonaria Sylva het gebied van Brussel tot de streek tussen Samber en Maas. Na de Frankische invallen behoorde het gebied ten tijde van Karel de Grote tot het Karolingisch domein.Wij hadden toen nog altijd te maken met een bosrijke streek, afgewisseld met heiden, beemden en een grillig reliëf.De oude kaarten tonen aan dat de bossen zowat overal gespreid waren zodat wel eens gesproken werd van Cleyn Soniën.
Bepaalde factoren hebben op dat ogenblik het ontstaan van een dorpsgemeenschap in de hand gewerkt.Eerst en vooral de waterstromen zoals de Dijle en de IJse die zich door dit landschap doorkronkelen.
Corbie
Op religieus vlak kende Neerijse in de 12e en 13e eeuw een bloeiperiode.Dit was te danken aan de merovingische koninklijke Abdij van Sint-Pieter van Corbie.
Zij was één van de befaamste en machtigste religieuze instellingen in de middeleeuwen en was gelegen bij Amiens in Noord-Frankrijk.
Zij werd in 657 door de koningin en heilige St-Batilda gesticht, die haar een domein van 6 mijlen in de ronde geschonken had.Het klooster trok honderden kloosterlingen onder wie Adalardus.
Adalardus was de kleinzoon van Karel Martel en had zijn jeugd doorgebracht op het hof van Karel de Grote.Bij zijn toetreding tot de orde schonk hij het klooster zijn prinselijk patrimonium dat onder andere in het huidige België lag.In Brabant had hij bij voorbeeld bezittingen in Bertem, Neerijse, Overijse en Huldenberg.Hij stierf in 827 en werd heilig verklaard.
Corbie was in de Middeleeuwen oppermachtig.Zij was het centrum van zowel het religieus als het profaan leven.In 1323 werd zelf in haar prachtig binnenhof een kruistocht gepredigd.
Neerijse kon delen in het luister van het machtige klooster van Corbie.
Uit die periode dateert de Romaanse kerk waarvan de torens uit die periode overgebleven zijn.Alleen het feit dat de kerk twee torens had is een duidelijk bewijs dat Neerijse een belangrijk religieus centrum was.Opvallend is wel dat de kerk gebouwd is in de schelderomaanse stijl : de torens staan in het midden in tegenstelling tot de andere Romaanse kerken van de streek, denk maar aan Bertem waar de toren in het westen staat en tot de maasromaanse groep behoort.
De parochie Neerijse is één van de oudste van de streek.Dankzij de aanwezigheid van de abdij van Corbie werd Neerijse reeds in de vroege Middeleeuwen, in tegenstelling tot naburige dorpen, uitgebouwd tot een volwaardige parochie.
Neerijse werd toen opgenomen in het bisdom Kamerijk (Cambrai) en maakte deel uit van de dekenij Brussel.Het bisdom Luik kwam heel dichtbij: de Lane en de benedenloop van de Dijle vormde natuurlijke grenzen.
Het pachthof van Ophem en Corbeye was tijdens de late middeleeuwen de hoeve van de abdij.Getuige daarvan : de schuur vooraan die gebouwd is om het graan van de grote tienden te verzamelen.Met de teloorgang van de abdij kocht de familie van Ophem het domein, vandaar de naam.Het huidige gebouw dateert van de 16e of 17e eeuw.Er zijn wel achteraf nog veranderingen aan het gebouw aangebracht.De naam Lindenhof werd in de 20ste eeuw gegeven.
Op een bepaald ogenblik was de abdij niet meer bij machte haar immens rijkdom te beheren.De ver gelegen goederen brachten nog weinig op.In 1550 werd de abdij in commende gegeven.Het administratief beheer werd een ramp, het patrimonium volledig verwaarloosd.Daarnaast werden de domeinen van Corbie in beslag genomen telkens er een oorlog met Frankrijk uitbarstte. In 1562 kwam een einde aan de heerschappij van de abdij in onze streken.
Economische bloei en vrijheden
Essentieel waren ook de pachthoven die aan de basis lagen de economische ontwikkeling van de streek.Zij werden gewonnen op het woud.Zo stellen we vast dat er in de 11e eeuw een uitbreiding van de oppervlakte van de landbouwgrond was ; nieuwe ontginningen waren aan de orde van de dag.De randen van het Zoniënwoud werden door ontginners aangetast.Later, in de 12e eeuw werd grootschalig ontbost en nieuwe akkers werden blootgelegd.
Neerijse kreeg heel vroeg haar vrijheden en keuren van Hendrik I, Hertog van Brabant die in 1211 aan de inwoners van Neerijse een apart voorrecht verleende.Ze werden vrijgesteld van de opdracht van korenschoven, van de dodehand en van alle lasten.
Het dorp kende drie economische kernen. Eerst en vooral, Ter Meeren.De familie Van de Meeren uit Sterrebeek was in het bezit van het hof, vandaar de naam.Ridder Jan Van der Meeren is de oudst gekende eigenaar van het hof ; hij stierf in 1313.Later heette het hof Roodhof, deze naam bleef bestaan tot in de 20ste eeuw.
Aan de overkant van de IJse was er Eigen.Eigen was een allodium ; dat zijn erfgoederen die men niet door koop bv. verworven heeft ; in het Nederlands is dit vrij erfgoed, eigen, vandaar de plaatsnaam.In het franstalig gedeelte van België staat de naam Eigen voor Alleu. Iedereen kent de plaatsnaam Braine lalleud.
Veel verder stond het hof Tersaat.Wellicht is de naam een afleiding van het Franse woord Sart dat men nog terugvindt in het woord essarté= gerooid.
Jean-Pierre Van Binnebeek
Bronnen
De getuigen van het verleden van Neerijse. J.-P. Van Binnebeek & René Hallet. 2005