Actualiteit, geschiedenis, een knipoog. En dat allemaal doorelkaar. De maatschappij is al ingewikkeld genoeg zonder dat deze historicus zich ermee bemoeit. Toch ga ik het proberen. Ik schrijf graag, vaak voor vakbladen, af en toe voor kranten. Dit alles onder het motto van Multatuli: 'ik wil gelezen worden'.
25-01-2010
Tiens (Column)
Tiens
Het Frans woord tiens(spreek uit: tsjèh) kent men in Nederland ook. Het klinkt misschien wat potsierlijk of overdreven, maar je hoort het wel eens. Vaak verwijzen mensen die tiens zeggen naar een Franstalige. Tiens, zei de gendarme, en hij begon nors kijkend rond mijn auto te lopen. Of half Frans, half Nederlands: Tiens, t is waar heb ik gkelaten de bonnetje voor het garderôbe. Dat werk. In Vlaanderen wemelt het van de woorden en gezegden die uit het Frans komen. Ook tiens wordt dus veel gebezigd. Tiens kan dan van alles betekenen. Bijvoorbeeld het onbestemde hm als je ergens over aan het nadenken bent. Tiens, waar is die gendarme nu mee bezig. Of de ingekorte versie van: hier, pakaan. Tiens, uw boete meneer. Of zelfs een bijna geblafte variant: tiens!, waarna ze een zeurend kind uiteindelijk toch een snoepje in de smoezelige vingers drukken.
Achteraan in de zin Wat wij in Nederland echter niet weten, is dat het woord tiens ook achteraan in de zin wordt gebruikt. De eerste keer dat ik dat hoorde, werd ik er zo door verrast dat ik het niet begreep. Het gesprek verliep ongeveer als volgt:
Ik: maar hoe gaan we daar dan naar toe?
Iemand: wel, met den auto, tiens!.
Hier is het dus meer een bevestiging, een verankering. Zo van:hé sukkelaar, wel even opletten hè!. De tiens wordt ook direct aan de zin geplakt, de komma nauwelijks tijd gunnend om zijn zegenrijke arbeid te verrichten. Maar dat wist ik niet. Bij auto, tiens hoorde ik dus autotiens. En ik verkeerde vervolgens in de veronderstelling dat dit een nieuw soort autobus was. Iets tussen een tram en een trolleybus in. Of zo.Weet ik veel. Het gesprek ging als volgt verder:
Ik: ah, en waar moeten we dan opstappen?
Iemand: Opstappen? Hoe?
Rammelen Vlamingen zeggen nooit hoezo, altijd hoe. Dat wist ik dan weer wel.
Ik: wel, ik neem niet aan dat dat ding voor onze deur stopt.
Iemand: ge zijt ermee aant rammelen hè?
Met dit laatste verwees de spreker naar de uitdrukking met iemands voeten rammelen, hetgeen voor de gek houden betekent. In volksere middens wordt er ook nog wel met andere dingen gerammeld, maar dat geeft op deze plek geen pas. Ik denk dat ik duidelijk ben. Maar goed, ik was mij dus van geen kwaad bewust.
Ik: Rammelen? Nee zenne, ik vroeg gewoon: waar stopt dat auto-dinges?
Iemand: Auto-dinges ge weet niet waar dat ge dat oud lijk van u hebt gelaten?
Ik: Nikske oud lijk van mij, dat autotjèè van u. De uitspraak van het nieuwe vervoermiddel was voor mij nog duidelijk even wennen.
Te voet Iemand: Seg, als dat nog lang duurt, dan gaat dat hier rap gedaan zijn. En dan gaat ge maar te voet. Alléén.
Hij draaide zich bruusk om en liep demonstratief mijn auto voorbij. Ik stapte snel in en hij liet zich grommend naast mij ploffen. Onderweg schoot mij te binnen wat hij bedoeld zou kunnen hebben. Maar echt aanspreekbaar was hij nog niet. Ik heb het later ook nooit aan iemand durven vertellen. U bent de eerste. Maar u zwijgt wel hè? Anders denken ze vast dat u ermee aan het rammelen bent
Het Vlaams bestaat niet. Hooguit in de hoofden en oren van dOllanders, wij dus. Eerder wordt er een soort Vlaams gesproken, waarvan taaldeskundigen zeggen dat het tussentaal of Verkavelingsvlaams is. Dat is mede het gevolg na-oorlogse campagnes om Algemeen Nederlands te spreken, in plaats van dialect. Boven het schoolbord hingen bijvoorbeeld dagelijks bordjes, met opschriften als: zeg niet: plastron, maar zeg: stropdas. Dat leverde het volledig tegengestelde effect op dat de dialecten bijna verdwenen zijn en er een omgangstaal is overgebleven die zeker geen standaardnederlands is. Tegenwoordig wordt die taal in Vlaanderen geaccepteerd als tja, als wat? Het is iets waar doemdenkers van vermoeden dat dit het Limburgs ook te wachten staat: een sterk verwaterd dialect, dat dicht tegen de standaardtaal aanschurkt maar het niet is. In Limburg misschien vergelijkbaar met Koel-Hollesj ofHeerlens-Huilands.
Verkavelingsvlaams
Verkavelingsvlaams is het taaltje van bijvoorbeeld Urbanus maar ook van de eerste de beste bediende in een tankstation. Zeg overigens nooit dat taaltje in Vlaanderen. Ze zijn in staat u te vierendelen en onder de Gentse Waterzooi te draaien. Daarbij blijmoedig lachend, dat spreekt.
Echte Vlaamse dialecten zijn voor mij als Nederbelg schier onuitspreekbaar. Af en toe, als de stemming erin zit en het gezelschap deugt, waag ik me wel eens aan een potsierlijk soort plat Antwaarps, maar het ligt er toch aan wat er die avond geschonken is
Geen Ollander Verder bedien ik mij van het Verkavelingsvlaams. Ik pik dat soort dingen nu eenmaal rap op, het gaat bijna ongemerkt. Bovendien wil ik voorkomen dat ik voor nen Ollander word aangezien. Een Ollander ontvangt louter stuurse blikken van slagerijpersoneel en valt ten offer aan tergend langzaam helpende wegenwachters. Gelukkig is Verkavelingsvlaams niet moeilijk, zeker voor zuiderlingen die al over een zachte g beschikken. Een snufje ge links, een scheutje gij rechts, gelardeerd met ambras, kadee en patron, geserveerd op een bedje van hoe ga ik hier nu op tijd gaan thuis geraken en je bent al een heel eind. Ik kwetter er dus vrolijk op los in het Verkavelingsvlaams, anoniem een lange neus trekkend naar slagerijpersoneel en wegenwachters. Hooguit denken die dat ik uit Maasmechelen kom. Of uit Lommel, of all places
Door de mand Af en toe val ik echter genadeloos door de mand. Met een zo typisch Nederlandse uitdrukking dat het niet meer recht te praten valt. Al zou ik het platste Antwaarps uit mijn kleine teen opdiepen. Zoals die keer toen ik met de harmonie waar ik lid van ben op café was. Een gezelschap van halve bekenden, slechts vaag en zeer in de verte op de hoogte van mijn Nederlanderschap. In het vuur van mijn betoog meldde ik dat iets hartstikke leuk was. Ook in Limburg toch een heel gangbare uitdrukking.
Veelbetekenende blikken Mijn gezelschap viel niet stil. Maar ik vroeg mij wel af waar die stilzwijgende blikken over en weer toch op konden duiden. Zon blik van we hebben m, mannekes. Maar ik wist niet wat ze hadden. Mijn gulp stond niet open en ik had verse deodorant op. Pas op het toilet kwam ik er achter. Gaaj hebt aa goe oangepast moateke, sprak een van hen in kloek Antwerps. Hij zei het enigszins zuchtend, zoals dat op herentoiletten gaat. Of dat was omdat het compliment hem moeite kostte, of omdat zijn prostaat opspeelde weet ik niet. Maar mijne frang was gevallen. Vlamingen zeggen nooit leuk. Het is schoon of goe. En hartstikke komt alleen voor op de cardiologische afdeling van een kliniek. Enfin, ze wisten het nu en dat moest kennelijk gevierd door een lading pinten te kappen waar ne mens schrik van zou krijgen, om het maar eens in goed Verkavelingsvlaams te zeggen. Hartstikke leuk, toch?
Tot ik in Antwerpen ging wonen, dacht ik dat Nederlands-Limburgers ook in België als reserve-Belgen beschouwd worden, net als in Nederland. En dat allerwege vurig gebeden wordt voor een hereniging. Dat Van het Groenewouds uitgescheten kruidenier met een wezenloos grijs kostuum komt luisteren naar een mummelende pastoor die dan mummelt: HeerzegenonsenookdezespijzenuituwmildehandgegeveninbarmhartigheidenverlosLimburgvanNederland.
Ik weet nu - en echt nu pas - dat dit alles zuiver door een Nederlandse bril bekeken is. Hollandser dan het Hollands Diep. Daaruit volgt dat ook wij Limburgers Hollandser dan het Hollands Diep zijn
Toen ik pas in België woonde, zorgde ik er hoe dan ook voor dat ik mijn Limburgse identiteit als een begeleidend reisdocument op het puntje van mijn tong had liggen. Want toen wist ik nog niets, ik dacht slechts.
Schoonbroer Mijn schoonbroer bijvoorbeeld, zei bij een van de eerste kennismakingen in verpletterend plat Antwerps tegen een vriend: Die van oengs is hier afgekomen met nen Ollander .
Limburger haastte ik mij te zeggen. Ik verwachtte dat zij mij nu wenend in de armen zouden vallen. Eindelijk, de hereniging kan beginnen. Ik hoorde aanzwellende vioolmuziek. Beter nog: hoorngeschal. En zag ik de kastelein daar niet al een rij pinten tappen? Eerst keken ze elkaar nog even aan, mijn schoonbroer en zijn maat. Ja?, leken hun ogen te zeggen.
Niks aan de hand, ontkennende fase, dacht ik nog. Curieus wat een mens toch allemaal kan denken.
'De' Limburg Witte gaaj woaroem ze baaj oengs hier in Antwaarpe de Limburg zeggen?, vroeg hij mij met een uitgestreken gezicht. Aha, een intellectuele vraag, meende ik. Gewoon Limburg was kennelijk niet genoeg. De speciale status van Limburg was zeker zo speciaal dat er de voor moest.
Nee?, antwoordde ik met een ons-kent-ons-glimlach. Het leek mij wel zo fatsoenlijk om de sympathieke gastheren zelf hun doorwrochte filosofie te laten uitleggen. Kon ik meteen uitgebreid de tijd nemen om er fier als ne gieter bij te staan glimmen.
Wel, waaj zeggen oek: de Congo . De vioolmuziek veranderde in muzak van de smerigste soort en de cafébaas voegde mij vriendelijk toe: Hé moateke, wordt r hier nog betoald of wat ist?.
Dictionnaire Sindsdien heb ik het nog een paar keer geprobeerd. Mijn schoonbroer was een plaaggeest zeker? Maar nee, of heel Antwerpen bestaat uit plaaggeesten hetgeen niet meteen tot de onmogelijkheden behoort of de Limburg telt hier al even weinig mee als in Holland. Uren heb ik moeten luisteren naar Limburgermoppen. Woaroem is den dictionnaire in de Limburg dubbel zo dik? Links den tekst, rechts de noten en ga zo maar door. En dat is nog niet alles. Nee, als men in Vlaanderen de grens oversteekt, dan gaat men naar Olland. Ongeacht waar die grens ligt. Een tijdje heb ik nog volgehouden dat ik in het ergste geval Nederlander ben, maar nooit Ollander. Maar dan versleten ze me voor een nationalist van de categorie Vlaams Belang. Die deden daar ook altijd zo moeilijk over. Beter niet meer doen dus.
Kathedraalpissers Als laatste poging heb ik het nog willen uitleggen. Dat Limburgers nog minder moeten hebben van die Koekenbakkers dan Vlamingen. Wij Limburgers wijzen Ollanders zelfs de verkeerde weg, of blijven gewoon dialect tegen hen praten bij de bakker. Maar hier waren ze altijd zo beleefd tegen die kathedraalpissers, zoals ze in Antwerpen gemeenlijk worden aangeduid. Seg vriend, as t a hier ni bevalt, godde moar terug! Ga zaat nen Ollander, punt aan de lijn! Hé Roger, hier nog ne pint voor den Ollander. Hij zal m wel lusten ast vur de veurniet is!.
Toen ik bovendien iemand uit Hasselt nog hoorde beweren dat Nederlands-Limburgers zo mogelijk nog arroganter zijn dan Ollanders, heb ik mijn geografische en taalkundige lesjes maar gestaakt. Integendeel: ik heb zelf een lesje geleerd. Meerdere zelfs. 1. Nederlands-Limburg = Holland. 2. Nederlands-Limburgers zijn arroganter dan de Ollanders zelf. 3. De eenwording van beide Limburgen is nog heel ver weg. 4. Nederlands Limburg mag best bij België, maar dan moeten we wel opschieten voor België zelf niet meer bestaat. 5. Bij Vlaanderen aansluiten heeft geen zin, dan worden we onze eigen Belgenmop.
En in Nederland hangen we ook al aan de lèste mem (= geen gunstige plek...) Misschien dat ze ons in Wallonië nog willen ?
Opvallend De laatste tijd is de Franse president Sarkozy niet uit het nieuws te slaan. Geen journaal, geen krant, overal duikt zijn kop op. Nu is er veel opvallends aan de president. Zijn geringe lengte bijvoorbeeld. Al valt dat niet altijd op omdat hij vaak op een verhoginkje achter het spreekgestoelte staat, althans zo las ik ergens. Ik vraag me dan altijd af of het misschien zo'n aardappelkistje is met 'coöperatieve veilingvereeniging' erop. Al een beetje stoffig, spinnenwebben. En zijn Carla zijn broekspijpen maar afkloppen als hij gedaan heeft. Zou ze binnensmonds mompelen als ze dat doet? Zo van 'allez, Sarko, wie gaat dat weer moeten wassen vanavond?'.
Gesticuleren Maar klein is hij. Ik zag laatst zelfs toen hij met de Nederlander Balkenende - type lange snijboon - op de trappen van het Elysée stond, dat de camera dat consequent van onderuit filmde, zodat het lengteverschil niet zo opviel. Zou dat afgesproken zijn? En die cameraman, als die de juiste lengte in beeld zou brengen, vliegt die dan op straat? Enfin, ik draaf door. En dat terwijl mij deze week iets heel anders opviel. Namelijk dat Sarkozy nogal druk gesticuleert. Hij staat regelrecht te molenwieken als hij zijn punt maakt. Bij sommige politici zie je het als ze dat nog niet zo heel lang geleden geleerd hebben. Nederlander Balkenende, de Belg Leterme. Het blijft dan wat krampachtig. Alsof hen te binnen schiet: 'verdomme, de loon-prijskoppeling, vergeten naar boven te wijzen'. En dan doen ze dat alsnog. Maar dan bij het stukje over euthanasie. Zo komt altijd alles uiteindelijk nog goed.
Damast Je hebt ook natuurtalenten. Berlusconi bijvoorbeeld. Als die een rede in het parlement houdt, lijkt het of hij een ravissante schoonheid naar een tafel voor twee leidt. Met gesteven damast en een mooie witte wijn in de koeler. Niet gek dat die Italianen daar steeds weer intrappen. Maar goed, die Sarkozy kan er dus ook wat van. Hij is dan ook de enige die écht een ravissante schoonheid naar een damasten tafellaken moet leiden. En naar alle andere denkbare lakens trouwens. Of zou hij rap-rap een broodje op de vuist doen. Zo'n klef ding van een tankstation luid boerend wegspoelen met een blikje cola. Light, natuurlijk, maar ook daar moet je van boeren. Enfin.Wat zei ik nu weer? O ja, gesticuleren.
Verzengend Hij doet dat met een alles verzengende kracht. Clusterbommen, uraniummunitie, vlammenwerpers, dat werk. 'Mes dames et messieurs, le président de la République Française...wooeesj. Iedereen derdegraads verbrand.Ik heb er eens op gelet, maar dat komt niet door de gebaren zelf, of door het taalgebruik. Die zijn allebei staccato, kort ratelend als bij een mitrailleur. Elk woord wordt beklemtoond. Hij zal denken dat alles wat een president zegt even belangrijk is. Maar het gezicht is het voornaamste. Verontwaardiging. En af en toe een jongensachtige onschuld. Een jongetje dat bij het appels stelen een paar kisten fruit omver loopt. En dan met die verongelijkte grijns zijn gelijk halen bij de groentenboer. Misschien daarom dat hij altijd op een appelsienenkistje gaat staan. O pardon, dat weten we niet zeker. Maar je voelt je ondertussen zelf een schooljongetje. Terechtgewezen door de meester. Als Sarko het over de kredietcrisis heeft, denkt volgens mij iedereen 'jajaja, sorry, ik zal het nooit meer doen'. In de nadagen van Bush stond 'ie weer op zijn kistje. En Bush stond ernaast. En hij dacht het volgens mij ook. Van: 'sorrysorry, ik zal het nooit meer doen!'. Hij lachte er wel nog een beetje bij, maar wel als een boer met kiespijn. Een groentenboer met kiespijn dan wel. Maar dat deed Bush wel vaker. Al is dat weer een ander verhaal.
Een ingekorte versie van onderstaand artikel verscheen in het decembernummer van 'Historisch Nieuwsblad'. Het artikel is een reactie op weer een ander artikel. Het is verstandig dat eerst te lezen. De link:
In het septembernummer van Historisch Nieuwsblad viel de stelling van Rob Hartmans op, in zijn artikel over de vermeende collectieve verstandsverbijstering tijdens de Eerste Wereldoorlog. De soldaten waren namelijk geen makke schapen die naar de slachtbank werden geleid, ze dachten dat ze vochten voor een rechtvaardige zaak. De zinloosheid van de oorlog is dus onze afkeurenswaardige interpretatie achteraf, zo betoogt Hartmans.
Oude waarden en normen
Ik vind het erg eenzijdig om te stellen slechts dat de oude waarden en normen de soldaten op de been hielden temidden van de waanzin.
Tot 1916 was de houding eerder ambivalent. Enerzijds konden de frontsoldaten de beslissingen van hun meerderen niet waarderen, anderzijds: the job must be done, Ils nont pas passé. Dat ze niet deserteerden had eerder te maken met kameraadschap. De Franse troepen blaatten overigens letterlijk als schapen als ze langs de bevelhebbers marcheerden. In hun ogen waren ze kennelijk op weg naar de slachtbank.
Tijdens de grote slachtpartijen van 1916 keert het tij en in 1917 ontstaan de eerste problemen. De Fransen slaan aan het muiten en de Russische boerensoldaten verlaten eenvoudig het leger. Als de Duitsers voorjaar 1918 een wanhoopsoffensief starten, lijkt alle weerstand bij de geallieerden gebroken. Pas de Amerikaanse troepen en de Engelse blokkade maken het verschil. Dan is het aan het Duitse leger om compleet in te storten.
De vraag waarom de poilus de zinloze moordpartij niet ontvluchtten, kan dus simpel beantwoord worden: dat deden ze uiteindelijk ook.
Slechts 120.000 verliezen
Hartmans stelling dat de generaals vooraf niet konden weten dat hun offensieven zinloos zouden worden, is heel flauw. Ze konden of wilden namelijk niet zien dat eerdere massale offensieven niets hadden opgeleverd. Het Britse opperbevel had bijvoorbeeld weinig fiducie in het in 1916 gereedgekomen kantoorklerkenleger van Kitcheners Army. Die bezorgdheid moet hen automatisch de wetenschap hebben opgeleverd dat dit massas levens zou kosten in een groot offensief bij de Somme. Op een volstrekt ongeschikt terrein dan nog. Maar ze lieten het toch maar doorgaan, wegens Engels-Franse politieke gevoeligheden. Dat de soldaten op hetzelfde moment nog altijd werd ingepompt dat ze The Hun een lesje gingen leren, is juist the Old Lie van Owen uit Dolce et Decorum. Nog versterkt door de ontstellende opmerking van generaal Haig, dat de offensieven slechts 120.000 verliezen meer hadden opgeleverd, dan wanneer men niet had aangevallen.
Bedrogen
Verder is het merkwaardig dat Harmans uitgerekend de hysterische romantiek van Ernst Jünger uitkiest om zijn standpunten te ondersteunen. Volgens Hartmans vinden wij de denkbeelden van Jünger bizar, en was hij geen zeldzame exentriekeling. Hij suggereert zelfs dat de andere War Poets gefrustreerd waren en na 1918 niet konden integreren in de Maatschappij. Van frustratie is in elk geval Jünger een treffend voorbeeld, als gesjeesd zoöloog, mislukt entomoloog en oud vreemdelingen-legionnair.
Bovendien: de grote namen die Hartmans niet noemt, zoals Barbusse, Duhamel, Génévoix, Sassoon en Owen, schreven allemaal tijdens de oorlog. Dus niet na 1930, zoals hij beweert. De oorlog als zinloze tragedie komt uit hun pen. Toen hun kameraden aan flarden gereten op het slagveld lagen, voelden zij zich door hun leiders bedrogen. The Old Lie Tussen de rechtvaardige oorlog van 1914 en het pacifisme van het interbellum ligt het niemandsland.
Whig-interpretatie?
Om tot slot de conservator Piet Chielens van het In Flanders Fields-museum in Ieper van een Whig-interpretatie te beschuldigen gaat wel heel erg ver. Als er één museum begrepen heeft dat The Old Lie al honderden jaren slachtoffers maakt, dan is het In Flanders Fields wel. Eén klein foutje wellicht van Chielens. Hij zegt dat Heldendom en Vaderlandsliefde achteraf bedacht zijn door iemand in een kantoortje. Het is al veel eerder bedacht, helaas. The Old Lie, inderdaad. Rob Hartmans zwijgt beter over hoogmoed.
Het was donker, koud en winderig. Er stopte een auto, het raampje ging open. Voorin een donkere man met een snor en een papier in zijn handen. Achterin een kind. Gelukkig, dacht ik, een kind dan is het ok. De man voorin was allochtoon. Of hoe zeg je dat, hoe mag je dat tegenwoordig zeggen. Hij sprak hoe dan ook perfect Nederlands. Accentloos. Ik als Limburger heb meer accent dan de man in die auto. Hij moest de weg weten naar een zwembad in de buurt. Ik wist geen zwembad. Wel een ijsbaan, maar dat is niet hetzelfde. Zou het kind schaatsen bij zich hebben? Zou het van haar allochtone vader überhaupt hebben leren schaatsen? Ik stond dat te bedenken, terwijl de man door ging met praten. Dat er geen adres op het papier stond. Hij tikte op een speciale, allochtone manier op het blad. Met de achterkant van zijn wijs- en middelvinger. Geagiteerd tikken. Ik zou zo nooit tikken, niemand die ik ken tikt op die manier. Wij westerlingen wijzen meer. Een woest stompen met de wijsvinger op zon blad. Of er even mee wapperen. Alsof het adres dan subiet zou verschijnen. Maar hij tikte. Met de achterkant van zijn vingers. Hij dacht ook dat de GPS hem verkeerd had gestuurd. Het parkeerterrein waar we stonden was dan ook duidelijk geen weg. Hij wees naar de GPS, als was het om het vermaledijde ding terecht te wijzen. Tijdens zijn tirade tegen de GPS sloop er heel voorzichtig een soort jammer in zijn stem. Ik zou nooit zo jammeren. Niemand die ik ken jammert zo tegen een GPS. Wij westerlingen schelden meer. Bij voorkeur binnensmonds. Of we uiten regelrecht bedreigingen aan het adres van het apparaat. Maar deze man vond het adres van het zwembad niet eens. Laat staan dat van een GPS Het kindje zat heel die tijd stilletjes achterin braaf te wezen. Nederlandse kinderen zouden de achterbank van de auto al half hebben afgebroken. Maar dit kindje zat stil op haar duim te zuigen en keek enigszins bewonderend naar haar inmiddels druk gebarende vader. Ik opperde dat hij het eens bij de conciërge van een nabij gelegen school kon proberen. Dat wimpelde hij met een groot gebaar weg. Mooi woord, dat wimpelen. Het gebaar past perfect bij het woord. Hoewel Fransen en Belgen zwaaien meer. Met de vlakke hand over hun schouder, onderwijl luid baf roepend. Maar deze meneer wimpelde heel Hollands. Hij begon zowaar te mompelen en smeet de auto hoorbaar in zijn achteruit. Krrrgh! Hij zette terug, met zijn arm over de leuning. Dat typische gebaar voor mensen die hun auto achteruit rijden. Precies zoals ik het zou doen.
Brief aan de burgemeester van Antwerpen (soort column)
Naschrift: Ik kreeg meteen een sympathieke mail retour, dat had ik eerlijk gezegd niet verwacht. En hij heeft gegroet, natuurlijk. Zoals het een burgemeester betaamt: beleefd, afgemeten en zeer correct.
Hoogedelgestrenge heer burgemeester Janssens,
Ik woon nog niet lang in uw (onze) stad. Twee jaar pas, en dan nog afkomstig uit Nederland. Nederlands-Limburg weliswaar, de provincie waarvan de Nederlanders zeggen dat het reservebelgen zijn. Enfin. Ik voelde mij (daardoor?) al vlug thuis en heb mij zelfs in het verenigingsleven gestort. Ik werd actief lid van de Koninklijke Muziekkapel van de Lokale Politie Antwerpen. Hierdoor heb ik u een aantal keren van nabij mogen zien optreden, voornamelijk tijdens plechtigheden op (nationale) feestdagen.
Ik wil u zeggen dat ik erg onder de indruk ben van de manier waarop u toespraken houdt. Uw woorden raken mij daadwerkelijk en zij geven stof tot nadenken. Geen lege frasen, u zegt waar het werkelijk over gaat. Of hoort te gaan. Met mijn compliment wil ik u steunen om op die manier door te gaan.
Een klein verzoek heb ik nog wel. Bij de plechtigheden zijn er twee constantes: u en de muziekkapel. Een ander kan al eens verstek laten gaan als het regent. Of eerder huiswaarts keren als het tocht op de tribunes. De burgemeester en de kapel zijn er altijd. U af en toe onder een paraplu en wij in de regen, maar soit. U hoeft zich voor ons niet nat te laten regenen. En een muziekkapel onder een gebergte van paraplus is ook geen gezicht.
Maar nu mijn punt: het valt mij op dat u zo snel langs loopt. Wellicht merkt u het zelf niet meer. Constantes hebben nu eenmaal de eigenschap de grenzen van de routine aan te raken. Maar mij viel het dus op. Een kleine groet zouden de mannen namelijk wel waarderen. Niet omdat ze verder geen waardering krijgen. Ze krijgen zelfs meer, een jaarlijkse dotatie van t stad bijvoorbeeld. Ook niet omdat ze toevallig vroeg uit de veren moeten op een feestdag. Dat moeten ik noem maar wat de voetballers ook, en men kan van een burgervader niet verwachten dat hij alle gasten die onder een bal sjotten hoogstpersoonlijk gaat groeten. Dat is het dus niet. Het is meer dat wij daar samen met u constant staan te zijn. En aan die andere constante stapt u wellicht wat snel voorbij.
Ik wil mij niet meteen met uw gedragingen bemoeien, maar gesteld dat u een begroeting in overweging zou nemen, welke mogelijkheden zijn er dan? Ik zie u nog niet in de houding springen, los van het feit of de burgemeester daartoe gerechtigd is als burgerlijk functionaris. Voor mij hoeft dat ook niet, dat stramme gespring. Maar wat dan? Vroeger konden de burgemeesters nog hun hoed afnemen, of er aan de onderzijde kort tegen tikken. Met twee vingers. Of hem een beetje optillen, nauwelijks zichtbaar maar toch duidelijk. Maar ja, u draagt geen hoed. Een zwierige buiging is dan weer wat overdreven, uitbundig zwaaien ook. In gedachten zie ik u al breed zwaaiend, molenwiekend zelfs, uit uw dienstauto stappen. Ondenkbaar, behalve voor mij om er bij het schrijven even om te glimlachen. Maar een kort knikje, een knipoog, een blik van verstandhouding. Zoiets van we zullen het hier samen maar weer eens klaren vandaag. Dat zouden de mannen en vrouwen van de kapel erg op prijs stellen.
En u weet waarschijnlijk beter dan ik dat er op het moment van de begroeting ergens gebromd wordt van: wa heet die vendoag, zijn t verkiezinge?. U weet dan waarschijnlijk ook beter dan ik dat dit het grootste compliment is dat u van een Antwerpenaar retour kunt krijgen.
Ik hoop niet dat ik u met mijn brief te lang van uw werkzaamheden heb opgehouden. Ik wens u nog een prettige voortzetting van datgene waar u mee bezig was en er rest mij niets anders dan u te zeggen: tot de 11e november. Met vriendelijke groet, Hugo Luijten
Opvallend De laatste tijd is de Franse president Sarkozy niet uit het nieuws te slaan. Geen journaal, geen krant, overal duikt zijn kop op. Nu is er veel opvallends aan de president. Zijn geringe lengte bijvoorbeeld. Al valt dat niet altijd op omdat hij vaak op een verhoginkje achter het spreekgestoelte staat, althans zo las ik ergens. Ik vraag me dan altijd af of het misschien zo'n aardappelkistje is met 'coöperatieve veilingvereeniging' erop. Al een beetje stoffig, spinnenwebben. En zijn Carla zijn broekspijpen maar afkloppen als hij gedaan heeft. Zou ze binnensmonds mompelen als ze dat doet? Zo van 'allez, Sarko, wie gaat dat weer moeten wassen vanavond?'. Maar klein is hij. Ik zag laatst zelfs toen hij met de Nederlander Balkenende - type lange snijboon - op de trappen van het Elysée stond, dat de camera dat consequent van onderuit filmde, zodat het lengteverschil niet zo opviel. Zou dat afgesproken zijn? En die cameraman, als die de juiste lengte in beeld zou brengen, vliegt die dan op straat? Enfin, ik draaf door. En dat terwijl mij deze week iets heel anders opviel. Namelijk dat Sarkozy nogal druk gesticuleert. Hij staat regelrecht te molenwieken als hij zijn punt maakt. Bij sommige politici zie je het als ze dat nog niet zo heel lang geleden geleerd hebben. Nederlander Balkenende, de Belg Leterme. Het blijft dan wat krampachtig. Alsof hen te binnen schiet: 'verdomme, de loon-prijskoppeling, vergeten naar boven te wijzen'. En dan doen ze dat alsnog. Maar dan bij het stukje over euthanasie. Zo komt altijd alles uiteindelijk nog goed. Je hebt ook natuurtalenten. Berlusconi bijvoorbeeld. Als die een rede in het parlement houdt, lijkt het of hij een ravissante schoonheid naar een tafel voor twee leidt. Met gesteven damast en een mooie witte wijn in de koeler. Niet gek dat die Italianen daar steeds weer intrappen. Maar goed, die Sarkozy kan er dus ook wat van. Hij is dan ook de enige die écht een ravissante schoonheid naar een damasten tafellaken moet leiden. En naar alle andere denkbare lakens trouwens. Of zou hij rap-rap een broodje op de vuist doen. Zo'n klef ding van een tankstation luid boerend wegspoelen met een blikje cola. Light, natuurlijk, maar ook daar moet je van boeren. Zo be-eindigde een van zijn voorgangers - Napoleon - in elk geval altijd de diners Enfin.Wat zei ik nu weer? O ja, gesticuleren. Of Napoleon dat deed is niet geweten. Het was niet zo'n denderend spreker in elk geval. Sarkozy wel, en hij doet dat met een alles verzengende kracht. Clusterbommen, uraniummunitie, vlammenwerpers, dat werk. 'Mes dames et messieurs, le président de la République Française'...wooeesj. Iedereen derdegraads verbrand.Ik heb er eens op gelet, maar dat komt niet door de gebaren zelf, of door het taalgebruik. Die zijn allebei staccato, kort ratelend als bij een mitrailleur. Elk woord wordt beklemtoond. Hij zal denken dat alles wat een president zegt even belangrijk is. Maar het gezicht is het voornaamste. Verontwaardiging. En af en toe een jongensachtige onschuld. Een jongetje dat bij het appels stelen een paar kisten fruit omver loopt. En dan met die verongelijkte grijns zijn gelijk halen bij de groentenboer. Misschien daarom dat hij altijd op een appelsienenkistje gaat staan. O pardon, dat weten we niet zeker. Maar je voelt je ondertussen zelf een schooljongetje. Terechtgewezen door de meester. Als Sarko het over de kredietcrisis heeft, denkt volgens mij iedereen 'jajaja, sorry, ik zal het nooit meer doen'. Laatst stond 'ie weer op zijn kistje naast Bush. En die dacht het volgens mij ook. Van sorrysorry, ik zal het nooit meer doen. Hij lachte er wel nog een beetje bij, maar wel als een boer met kiespijn. Een groentenboer met kiespijn dan wel. Maar dat doet Bush wel vaker. Al is dat weer een ander verhaal.
Ooit... Ooit was ik een Limburger. Een Nederlands-Limburger zelfs. En het zal de Vlamingen misschien vreemd in de oren klinken, maar een inwoner van Nederlands-Limburg is geen Hollander. Dat is de ergst denkbare belediging voor een echte Limburger. En hoewel er van georganiseerd nationalisme geen sprake is, lijkt het discours vaak op dat van echte Vlamingen. Een discours dat blijft hangen in talloze variaties op eenzelfde thema: het diepe gevoel anders te zijn. De instrumenten in dat nationalistische discours zijn even gebrekkig als de die in Vlaanderen en elders in de wereld: wij en zij, waarna de zin verder wordt aangevuld met loze kreten, toogpraat en misplaatst chauvinisme. Zij in Den Haag wordt bijvoorbeeld vaak gevolgd door een met alcohol overgoten tirade over het complot dat kennelijk in de rest van het land tegen Limburg wordt gesmeed om dit wingewest verder uit te buiten.
Hoewel ik nooit een scherpslijper ben geweest, betrap ik mij af en toe op zon zweem van chauvinisme. Laatst maakte bijvoorbeeld de door mij zeer gewaardeerde historicus Maarten van Rossem een grap over de tongval van een minister van Limburgse afkomst. Voor mijn ratio in staat was de grap te relativeren, gingen eerst mijn nekharen overeind staan. Het zit kennelijk diep.
Daarom kan ik de gevoelens van Vlaams-Nationalisten van allerlei pluimage wel plaatsen. Gevoelens zijn het moeilijkst om te vergelijken, maar ik beweer dat ik op dit punt met hen kan meevoelen. Letterlijk, meedenken is er namelijk teveel aan.
Want sinds ik werk buiten Limburg voor veel Limburgers nog altijd geen evidentie en zeker sinds ik verhuisde naar Antwerpen, valt mij iets op aan de Limburgers. Het zijn namelijk Hollanders. Kennelijk heeft ook Limburg door 169 jaar deel uit te maken van Nederland, wat streken van de Hollanders overgenomen. En al de pogingen om Limburg als iets aparts te afficheren, doen bijzonder potsierlijk aan.
Als ik sommige van mijn voormalige provinciegenoten bezig hoor, moet ik er vaak niet eens meer aan denken Limburger te zijn. Een bevolking van een regio kan hooguit in een aantal verschillende sociale groepen worden ingedeeld. En zelfs dat is erg moeilijk te definiëren. Dat een groep mensen louter vanwege hun woonplaats exact dezelfde kwalificaties zou herbergen is te belachelijk voor woorden. De Limburgers zouden feestvierders zijn. Wel, ik ken genoeg kwezels die nog nooit een café van binnen hebben gezien en met louter misprijzen naar een carnavalsstoet kijken. Als ze ter kerke gaan. Die Limburgers lijken eerder op calvinisten dan op de gemoedelijke drinkebroers waarvoor Limburgers in de rest van Nederland vaak worden versleten. Maar ook calvinisten bestaan niet, dus zelfs dat is geen vergelijking.
Perceptie De Limburger bestaat dus niet.
Dat is ook de reden waarom er geen Vlamingen bestaan. Als iets de inwoners van deze regio gekleurd heeft is het hooguit België. En dat weten we alleen nog maar omdat buitenlanders menen dat te kunnen zien. Voor het buitenland wonen hier namelijk alleen maar Belgen. De meeste Nederlanders zijn wel vaag op de hoogte van het verschijnsel Vlamingen en Walen, maar verder reikt hun kennis niet. Ik ga terug naar België, zeg ik als ik bij familie of vrienden op bezoek ben geweest. Zou ik Vlaanderen zeggen, dan zou ik zeer vreemd worden bekeken. Extra opmerkelijk is het daarom dat met name flaminganten zichzelf als ijverig beschouwen, en de Walen als lui. Terwijl in Nederland al meteen over de grens van de Vlamingen gezegd wordt dat die Belgen toch zo gemoedelijk zijn. In de Nederlandse perceptie van België, vat men in de baas zijn tijd gemakkelijk een pint, werkt men om te leven en niet andersom en kunnen alle werkzaamheden worden verschoven naar een niet nader te bepalen tijdstip, eufemistisch als morgen aangeduid. Kwalificaties die ik op internetfora juist aan de Walen toegedicht zie. Laat ons vaststellen dat er luie Vlamingen en ijverige Walen zijn. Net zoals er kwezelige Limburgers zijn.
Nutteloze uitvinding Alle staten zijn een construct, een uitvinding uit de 19e eeuw. Naties of volken zijn dat ook. Anders dan de naties hebben staten tenminste nog een doel: het besturen van een geografisch gebied. Naties zijn echter een volstrekt zinloze uitvinding. In het begin gebruikten degenen die de staat introduceerden het begrip natie om de staat sterker te maken. Maar dat heeft zich ook vaak tegen de staat gekeerd. Als er geen nationalisme bestond, zouden talloze (burger)oorlogen niet gevoerd zijn. Er valt dus wat te zeggen voor een verbod op elk denkbaar soort van nationalisme.
Men kan elke staat de inherente gebrekkigheid van het bestuur verwijten. Maar dat kan nooit een legitimatie voor nationalisme zijn. De staat is slechts een instrument van en voor haar inwoners, en dient daarom zo goed mogelijk te functioneren. Activiteiten die dat functioneren belemmeren moeten dus zoveel mogelijk achterwege worden gelaten. En als een bepaald systeem niet werkt, moet opnieuw worden bezien hoe het wel kan werken.
Van dit laatste heb ik het afgelopen jaar in België weinig gemerkt. Onder het mom van met name het Vlaams-Nationalisme worden de staatsstructuren ondergraven in plaats van herbekeken. Of geherfederaliseerd. Niemand heeft duidelijk kunnen maken welke voordelen een confederale staatstructuur heeft. En dan benader ik het nog positief. Over de nadelen heb ik al helemaal niemand gehoord. En een scheiding? Elk weldenkend mens weet dat een scheiding België een volstrekt absurde piste is. Los van de kosten, betekent een splitsing onvermijdelijk geweld en chaos omdat een groot deel van de bevolking die scheiding niet wil. Ik wil de Vlaams-Nationalisten hun discours niet afnemen, ze mogen voor mij geloven wat ze willen. Als ze hun achterban dan wel inlichten dat het bereiken van het einddoel gepaard gaat met geweld en chaos. Wilt u de totale chaos, het wegsmelten van uw pensioen en het afnemen van de investeringen? Volg ons!.
Ik ben een Belg met een Nederlands paspoort, hetgeen staatsrechterlijk helaas geen aparte benaming kent. Resteert dat ik woon in een gebied dat Vlaanderen wordt genoemd. Daarmee ben ik ook Vlaming. Maar niet de Vlaming die de Vlaams-Nationalisten willen dat ik ben. Daarvoor spreken zij te vaak in mijn naam.
In de Nederlandse krant NRC én in 'de Morgen' schreef de Nederlandse extreem-rechtse populist Geert Wilders een artikel over het samengaan van Vlaanderen en Nederland. Dat artikel kan ik hier niet plaatsen, ik hoop dat mijn kritiek evengoed duidelijk is.
Voltaire en Karel V Ik verafschuw wat u zegt, maar ik zal uw recht om het te zeggen met mijn leven verdedigen. Dit citaat wordt aan Voltaire toegeschreven. Ik zou het graag op jou van toepassing verklaren. Je historisch gemotiveerde artikel over de hereniging van Vlaanderen en Nederland in de Nederlandse NRC en de Belgische De Morgen, is echter zon flauwekul dat ik daarover twijfel.
De helft van je artikel beslaat een opsomming van wapenfeiten uit de periode van de Nederlandse Opstand. Daarbij wek je de indruk dat dit gebied toen al zon beetje één en ondeelbaar was. Niets is minder waar. Het gebied dat tegenwoordig ruwweg België, Nederland en Luxemburg omvat, bestond ten tijde van de Opstand nog maar zeer kort. Pas in 1543 wist Karel V door de verovering van Gelre de Nederlanden onder zijn heerschappij te brengen. Het enige dat het uitgestrekte gebied bond, was de personele unie onder Karel V. Het volk had hierin niets in te brengen. Jij verwijst dus naar een gemeenschappelijk verleden dat alleen tot stand kwam door de dwingelandij en machtswellust van een vorst. Als je dat wil, van mij mag je. Maar zeg dat dan ook en verdraai niet de feiten.
Inderdaad beschouwde Oranje de feitelijke deling door de Unie van Atrecht en de Unie van Utrecht als een persoonlijke nederlaag. Maar de belangrijkste Vlaamse steden waren wel toegetreden tot de Unie van Utrecht. In tegenstelling tot wat jij beweert, aarzelde Oranje met zijn adhesiebetuiging omdat hij ook graag het zuidelijke gedeelte in het huidige Wallonië en Frankrijk erbij had gehad. Als jij in de voetsporen van Willem de Zwijger wil treden, pleit je dus voor een verenigd België en Nederland, niet louter Vlaanderen en Nederland. Van mij mag je. Maar zeg dat dan, en verdraai niet de feiten.
Katzenenlnbogen Jij noemt hem trouwens Willem de Zwijger. Mooie bijnaam, zeker blijven gebruiken. Maar in plaats daarvan had je m ook Willem van Oranje mogen noemen, naar zijn belangrijkste prinsentitel van het prinsdom Orange in Zuid-Frankrijk. Ook herenigen neem ik aan? En Hoorne had je ook Montmorency kunnen noemen, de meer gangbare naam onder historici. Montmorency ligt bij Parijs. Erbij trekken dus? Of dat ik daar niet eerder aan heb gedacht: Willem was ook nog graaf van Nassau en zelfs van Katzenelnbogen, beide in het Rijnland. Bijvoegen maar? Dat begint al aardig op de door jou zo verfoeide Europese Unie te lijken. Je trekt historische parallellen. Van mij mag je, geen probleem. Maar wees dan wel consequent en verdraai niet de feiten.
Je zegt overigens niets over het prinsbisdom Luik. Grote delen van België en de Nederlandse provincie Limburg behoorden tot dit gebied. Het prinsbisdom speelde geen enkele rol in de Nederlandse Opstand. Op basis van welke door jou genoemde historische banden zou dit gebied dan toch met die herenigde Nederlanden moeten samengaan?
Franse Venlonaren Je maakt in je artikel een sprong naar 1830, en ik spring even mee. Je noemt de afscheiding van het gedrocht België een historische blunder, verzonnen door buitenlandse diplomaten. Maar goed dat je politicus bent geworden, en geen historicus. De Belgische Opstandelingen hebben namelijk moeten praten als Brugman om een onafhankelijk België te mógen oprichten van de grootmachten. Engeland had een hekel aan allerlei opstandig gespuis, nimporte waar ze ook tegen in opstand kwamen. Hooguit bezag het de gedeelde Nederlanden positief vanwege de concurrentie in de handel. Frankrijk wilde op zijn minst een deel van België inpalmen, Pruisen en Rusland zagen liever een verenigd Nederland als buffer tegen Frankrijk. Dat België toch werd gesticht, kwam omdat geen enkele grootmacht er een Europese oorlog voor over had. Over de eenheid van België na de omwenteling valt veel te zeggen. Jouw visie van België als product van de elite raakt echter kant noch wal omdat je de massa van brave katholieken uitsluit. De rooms-katholieke clerus was namelijk allerminst ingenomen met de protestantse Willem I, en juist het samengaan van de katholieken en de elite van liberalen maakte de Omwenteling mogelijk. Als er al blunders zijn begaan, zijn die vooral te zoeken bij de rigide opstelling van Willem I zelf. Het verzet tegen zijn taalpolitiek was in het zuiden vrij algemeen. Bijvoorbeeld in de toen nog ongedeelde provincie Limburg (jouw en mijn provincie overigens) sprak men veel Frans. In je eigen Venloos dialect zitten ontelbare Franse woorden die daaraan nog herinneren.
Rechts-Extremisme Je surft verder naar de Eerste Wereldoorlog. Vreemd dat je juist die oorlog als voorbeeld neemt in een artikel dat over een hereniging gaat. De Eerste Wereldoorlog zit niet in het Nederlandse collectieve geheugen. Dat is juist een groot verschil tussen beide landen. Je bemoeit je vervolgens met zaken die je niet aangaan, en waar je bovendien geen verstand van hebt. De discussie over die oorlog is in België nog steeds zeer actueel, en met name in de taalstrijd wordt ze telkens weer gevoerd. Daar heb jij waarschijnlijk ook je plattitude van de Vlaamse soldaat die sneuvelde vanwege de Franse bevelen vandaan. Dat is een mythe die door de Vlaamse historica Sophie de Schaepdrijver al jaren geleden is ontmaskerd. De mythe doet onrecht aan de gruwelijke dood die velen in de modder van de westhoek stierven. En jij voegt je klakkeloos in die zienswijze. Door met name dit punt schurk je vervaarlijk dicht aan tegen het Vlaamse rechts extremisme. Voor mij is het al van den beginne duidelijk dat je een rechts extremist bent. Maar nu lijk je daar zelf ook voor uit te komen. Van mij mag je, ik gun het je. Maar zeg dat dan, en verdraai niet de feiten.
Bemoei je niet met geschiedenis De historie is een rafelig gobelin, in mist gehuld. Een hereniging op historische gronden, sluit het Franstalige gedeelte automatisch in. En andere delen weer uit. Zo werkt dat nu eenmaal. Nuance is het kenmerk van de historicus. Jij bent een verklaard tegenstander van de nuance. Van mij mag je, maar bemoei je dan niet met geschiedenis.
Je toetert je lofzang op de hereniging nog even verder, en gaat compleet voorbij aan het feit dat alleen een verwaarloosbare minderheid van Vlaamse rechts extremisten dit soort ideeën koestert. Zelfs die-hard separatisten willen geen eenheid met Nederland. Ze staan een onafhankelijk Vlaanderen in een sterke Europese Unie voor. En dat laatste wil jij weer niet.
In het beste geval gaat de zinsnede op die ik laatst ergens las: Nederland houdt van de Vlamingen, maar respecteert ze niet. Vlamingen respecteren de Nederlanders, maar ze houden niet van ze. Niet echt een stevig uitgangspunt voor een hereniging lijkt mij. Om de al dan niet vermeende arrogantie van de Hollanders staat geen enkele Vlaming te springen.
De pastoor van Venlo schreef in de woelige augustusdagen van 1830 in zijn dagboek: on voulait du repos, men wil rust. Misschien slaan die wijze woorden van je historische stadsgenoot wel op jou.
Toen de kritiek losbarstte op de Oosterweelverbinding, heb ik een artikeltje geschreven over hoe het verder zou kunnen aflopen. De Oosterweelverbinding is een plan om de Antwerpse ring in te korten met een brug dwars over de noordkant van de stad, tussen haven en kaaien. De plannen zijn nogal omstreden, en voor de zomer kwam er zelfs kritiek vanuit het college. Ik ben benieuwd, de komende maanden volgt de ontknoping.
De slag bij Oosterweel vond plaats op 13 maart 1567 bij het polderdorp Oosterweel, en wordt gezien als het begin van de Nederlandse Opstand, ook wel de 80-jarige Oorlog genoemd.
Het heeft er de laatste tijd veel van weg dat er een moderne versie van die slag plaatsvindt. Nu niet met wapengekletter, maar met discussies in de media, vragen in het Vlaams Parlement en gedelibereer in de Antwerpse gemeenteraad. De deelnemers slaan elkaar niet meer met houwdegens om de oren, maar met afkortingen als BAM en MER. Het heeft lang geduurd eer de bevolking zich begon te roeren. Als Nederlander ben ik gewend dat dit soort projecten van begin af aan meteen omstuwd worden door juridisch gewoel en vertragende procedures. Het is in Nederland al herhaaldelijk voorgekomen dat grote openbare werken sneuvelden op de aanwezigheid van dieren met exotisch klinkende namen. De piepkleine zeggekorfslak en de knoflookpad bijvoorbeeld. Of neem Duitsland. Daar staat in Kalkar een volledig afgebouwde kerncentrale, die nooit ook maar één minuut in werking is getreden. Protesten begeleidden de bouw voortdurend. Men heeft er uiteindelijk een pretpark in gemaakt, waar men kan abseilen in de gigantische koeltorens.
Of men ooit van de Lange Wapperbrug kan abseilen weet ik niet. Persoonlijk geloof ik niet dat de verbinding er ooit komt. Met het fijnstof hebben de tegenstanders een bijzonder sterk argument in handen. Het verweer van BAM en het gemeentebestuur is ook erg zwak. Natuurlijk neemt het fijnstof elders langs de ring af. Maar dat heeft weinig zin als het in toch al kwetsbare woonwijken toeneemt.
Belangrijker is echter, dat het tij gekeerd is. Het momentum is er niet meer. De publieke opinie is tegen, nog voordat een vergunning is verleend. Dat krijgt het stadsbestuur niet meer uitgeveegd. Nog los van de vraag wie gelijk heeft, de tegenstanders hebben op een cruciaal moment de publieke opinie wakker weten te schudden. En zelfs een schepenen als Ludo van Campenhout. Als één politicus ook maar een seconde in het openbaar twijfelt, valt de hele bodem onder het project weg. Het protest zal aanzwellen en het standpunt van de voorstanders zal niet meer houdbaar blijken. Zoals Gorbatsjov de Sovjet-Unie niet meer in de hand kon houden toen hij de deur naar de vrijheid enkele millimeters openzette.
De vraag is dus niet óf Patrick Janssens door de knieën gaat, maar wanneer. Als politicus pur sang kent hij de klappen van dit soort zwepen als geen ander. Ik kan mij niet voorstellen dat hij nog serieus rekening houdt met een ongewijzigde aanleg van de Oosterweelverbinding. Drie scenarios zijn er mogelijk.
1. Janssens wacht op een gunstig moment om terug te trekken. Een krijgsheer die zichzelf én zijn tegenstander kent, wint honderd veldslagen. De kunst zal zijn om de terugtocht te dekken. Als wijze burgervader kan hij het zo draaien dat hij uit compassie met zijn burgers hoogstpersoonlijk de stekker uit het project haalt. Dat kan dan bij de verkiezingen omgezet worden in klinkende munt.
2. De burgemeester laat het te lang aanslepen. De krijgsheer die zichzelf wel, maar zijn tegenstanders niet kent, lijdt naast elke overwinning een nederlaag. Hij kan op een gegeven moment wel terugkrabbelen, maar alleen omdat hij zijn tegenstanders te sterk liet worden. Dat hij de Antwerpse bevolking niet wilde aanhoren toen ze gesmoord dreigden te worden in fijnstof, zal hem lang verweten worden. Hopelijk voor hem niet té lang.
3. Hij laat de bouw gewoon doorgaan. De krijgsheer die zichzelf én zijn tegenstander niet kent, verliest elke veldslag. Op het moment dat de verbinding volop in aanbouw is, zijn er verkiezingen. Op dat moment kan iedereen die dat wil uitpakken tegen Janssens. Ongeacht hun standpunt van vandaag over de Lange Wapperbrug. Dat is tegen die tijd iedereen vergeten. Bovendien kunnen zijn tegenstrevers dan zelfs nog beweren, in tegenstelling tot Janssens wél over voortschrijdend inzicht te beschikken.
Het is te hopen voor de stad en voor Patrick Janssens dat hij op dit moment bezig is met de eerste optie. Anders vrees ik voor hem dat hij bij de gemeenteraadsverkiezingen zelf moet abseilen. En godweet in welk pretpark Antwerpen dan verandert.
Dit artikel schreef ik tijdens het proces van Hans van Temsche. Het artikel waarnaar ik verwijs stond in 'de Morgen'. Dat staat nog op de abonneesite van die krant, en ik mag auteursrechterlijk dat artikel natuurlijk niet plaatsen. Hopelijk is mijn verhaal evengoed duidelijk. Hans van Temsche werd veroordeeld voor de brute moord op de tweejarige Luna en haar oppas Oulematou. De toevallige passante Songül raakte zwaar gewond. Van Temsche trok gefrustreerd Antwerpen in met een jachtgeweer en pleegde zijn daad uit racistische motieven. Tijdens de rechtszaak bleek dat hij nazistische parafernalia op zijn kamer bewaarde die hij van zijn grootvader zou hebben geërfd.
Zinloze zingeving In de media is er veel aandacht voor het racistische karakter van de moorden die Hans van Temsche pleegde. Dit lijkt de aandacht af te leiden van het onnoemelijke leed dat de moordenaar zijn slachtoffers en hun families aandeed. Sneeuwt hun afschuwelijke situatie niet onder in allerlei juridische haarkloverijen? Echter, juist het feit dat de enige overlevende aan dat racistische karakter van zowel de moorden als de dader een bijzonder belang hecht, rechtvaardigt die aandacht. Nog los van de juridische afwegingen is het maatschappelijke belang van een veroordeling op basis van racisme dan ook een ankerpunt in dit proces. Wellicht zorgt het voor een catharsis in de samenleving, zoals terecht door Luk Vervaet vrijdag jl. in de Morgen werd betoogd. Ik krijg het echter niet voor elkaar om in dit verband zingeving samen met de namen Oulematou, Luna en Songül op papier te zetten. Dat is een troost die schraler is dan een lege plek aan tafel.
Bezopen racisme Het racisme van Van Temsche zou een bezinning van de maatschappij teweeg kunnen brengen. Meervoudige moordenaars in koelen bloede zijn voor mijn boerenverstand altijd gedragsgestoord, wat het leger psychiaters daar verder ook over mogen denken. Maar deze gedragsgestoorde besliste wel zijn frustratie af te reageren op allochtonen. Dat maakt de moordpartij niet erger, iets ergers dan moord bestaat namelijk niet. Het verzwaart wel de strafmaat, net zoals iemand die een verkeersmisdrijf met dodelijke afloop op zijn geweten heeft, zwaarder wordt gestraft als hij gedronken heeft. Dat zou één van de uitkomsten van dit proces moeten zijn, dat racisme in de beleving van de maatschappij net zo verkeerd is als straalbezopen achter het stuur zitten. Daarvoor moet wel dat racisme worden aangetoond.
Nuance? En al lijkt dat overduidelijk, het beeld van een racistische moordenaar wordt ook genuanceerd. Zo zou hij weliswaar het boek Mein Kampf op zijn kamer hebben en in het bezit zijn van een SS-dolk, maar dat waren souvenirs van zijn grootvader. Bovendien is Van Temsche het Duits niet machtig, dus hoe moet hij dan beïnvloed zijn door de pennenvrucht van Hitler? Wel, juist dat feit onderstreept zijn abjecte ideeën alleen maar meer. Want waarom zou iemand een boek op zijn kamer bewaren dat hij niet eens kan lezen? Het gaat dus duidelijk om de symbolische waarde van het boek. Een boek dat staat voor de simplistische oplossingen van problemen, die in de geschiedenis tientallen miljoenen een ellendig einde hebben bezorgd. SS-dolken en exemplaren van Mein Kampf moeten bewaard worden in musea, waar ze met een mengeling van afschuw en onbegrip bekeken kunnen worden. Desnoods moeten ze worden bewaard op zolder, diep weggestoken in een doos, als voorbeeld van hoe het níet moet. Ze moeten niet rondslingeren op studentenkamers.
Mijn eigen nazi-document Ik heb ook een nazi-document van mijn grootvader geërfd. Het is een aanplakbiljet waarin de executie van zeven stakende mijnwerkers in Nederlands-Limburg werd aangekondigd, dat de bezetter aan zijn schoenmakerij plakte. Hij trok alle plakkaten van de muren in het dorp. Niettegenstaande het gevaar dat in een onderzoek naar de vandaal, het joodse jongetje dat hij liet onderduiken zou worden ontdekt. Ik bewaar de herinnering aan deze verzetsdaad in een doos op zolder. Ik heb hem niet in mijn kamer hangen, hoe fier ik er ook op ben. Als Van Temsche zijn parafernalia uit sentiment op zijn kamer bewaarde, bewijst dat hooguit dat hij afstand van de keuzes van zijn grootvader moet nemen, zoals ontelbare Europeanen na de Tweede Wereldoorlog hebben moeten doen. Of in een aantal gevallen zouden hebben moeten doen. Dat ze dat - zoals Van Temsche - niet altijd deden, bewijst het belang van het racistische element in dit proces alleen maar meer. Er is helaas nog veel bezinning nodig.
Onder de titel 'daank uuch sinterklaos' verscheen dit artikel eerder in 'Dagblad de Limburger', toepasselijk op 6 december. Het is een reactie op de 'sinterklaasrel' in Maastricht. Vlamingen opgelet, het gaat over taalchauvinisme in Nederland! De kwestie gaat over een Groningse inwijkelinge in Maastricht, die zich erover beklaagde dat de goedheiligman zich van het Maastrichts dialect bediende toen hij zich tot de kinderschare wendde. Er barstte een storm van protest los. Ik probeer in mijn artikel de Limburgers een spiegel voor te houden.
Daank uuch Sinterklaos
Nog even en dan verdwijnt de stoomboot weer stilletjes aan de horizon. De laatste stofwolk van pepernoten zal neerdwarrelen, en samen met de discussie over de Maastrichtse Sinterklaas bijeengeveegd worden om in het vuilnisvat van de geschiedenis te belanden.
Wonend in Antwerpen kreeg ik de discussie pas in een laat stadium mee. Mij eerste reactie nog altijd als volbloed Limburger was er een van verontwaardiging: waar bemoeit die hollandse madam (ik druk mij vriendelijk uit) zich mee? Een kramp waarin wel meer Limburgers zijn geschoten. Het is iets van de weinige dingen die als typisch Limburgs kunnen worden aangemerkt: meteen amechtig hijgend van verontwaardiging als iemand ook maar met een vinger naar Limburg, het Limburgs of de Limburger wijst.
Worsteling Gelukkig kon ik mij herpakken en de worsteling die men in de provincie voerde met het onderwerp bewijst ook al dat er kennelijk twee kanten zijn aan de zaak.
Ten eerste de Groningse mevrouw die de kwestie aankaartte. Ik kan mij voorstellen dat zij totaal verrast werd en zich terecht buitengesloten voelde. Dat ligt meer in de verrassing zelf dan in een diepgewortelde paranoia. Maar het legt ook de vinger op een zere Limburgse plek. Veel meer dan het bord de Limburgers heten u welkom aan de provinciegrenzen, valt er in Limburg aan gastvrijheid voor de anderen niet te beleven. Zolang ik mij kan herinneren worden mensen van buiten bijvoorbeeld bij de slager in het dialect aangesproken. Dat mag misschien geen regel zijn, het komt te vaak voor om van een 'extremistische minderheid' te kunnen spreken.
Kwetteren In vrienden en familiekring wordt ook in het bijzijn van anderstaligen vrolijk Limburgs gekwetterd, en dat komt behoorlijk ongastvrij over, zo blijkt maar weer.
Van de andere kant zijn daar natuurlijk de Limburgers zelf. Mijn Antwerpse vrouw is weliswaar beleefd gevraagd of ze onze Midden-Limburgse waterval wel kon verstaan, maar dat weerhield mijn familie en vriendenkring ik zelf incluis er niet van om gewoon Limburgs te blijven praten. En helaas kan dat ook niet anders. Als u geen Limburgs spreekt, stelt u zich dan maar eens de vraag of u met intieme vrienden of familie bijvoorbeeld Engels zou kunnen spreken. Bijna onmogelijk. Vroeg of laat vervallen we in onze moedertaal, of het nu Nederlands, Limburgs of Gronings is.
Taalchauvinisme Rest de vraag wat er dan met de Sint moet. Natuurlijk geeft deze hollandse mevrouw (het is nogal een belediging voor een Groningse, denk ik zo) er blijk van zich met haar familie in het culturele leven van haar nieuwe woonplaats te storten. Dat mag ik tenminste aannemen als ze naar de intocht van Sinterklaas gaat. Wilde ze zich niet in het culturele leven mengen, dan had ze wel een sint ingehuurd, of was elders gaan kijken. In Groningen bijvoorbeeld. En ze kan moeilijk beweren dat ze na vijf maanden Maastricht nog nooit iets van het roemruchte taalchauvinisme gemerkt had. Dat merken andere Limburgers zelfs in Maastricht. Enfin, één en één is dus twee en een gewaarschuwd mens telt daar ook al voor. Storm in een glas water dus, zal wel iets typisch hollands zijn. 'Wij' maken ons niet zo druk over dat soort dingen...nee nee...
Wat spreekt Sinterklaas? Of de Sint zich individueel tot de kinderen in het Limburgs moet richten doet niet terzake. Ik nam als kind voetstoots aan dat de Goedheiligman als vanzelf ook perfect mijn dialect beheerste. Het gaat om de rol van de Sint en naar mijn indruk beheerste de Maastrichtse sint die tot in de vingertoppen.
Waar het werkelijk om gaat is een herbezinning op dat typisch Limburgs. Wat mij opvalt is dat de Limburgers steeds meer op de Vlamingen beginnen te lijken. Onder het pantser van de gemoedelijke Bourgondiër schuilt een steeds verdergaand cultuurextremisme. Het Limburgs en de Limburger wordt steeds meer exclusief, en iedereen die hier komt wonen moet zich maar aanpassen aan dat typisch Limburgs. Een onderhand versleten liedje dat vandaag de dag grijs gedraaid wordt, ook buiten Limburg. Dat alleen al bewijst dat er niet zo iets bestaat als typisch Limburgs. Stilaan dringt zich een vergelijking met de taalstrijd in België op.
Taalstrijd? Onder het mom van taal en cultuur krijgen extremistische groeperingen steeds meer de overhand. Het Vlaams-Nationalisme gaat bijna automatisch hand in hand met racisme en zelfs fascisme. Pas nu ik in België woon, valt mij diezelfde tendens ook in Limburg op. Het is godlof nog niet zo ver gekomen, maar de voortekenen bedriegen niet. De spagaat waarin de progressievere Limburgers in de sinterklaasdiscussie verkeerden wijst daar al op. Limburg moet oppassen dat het cultuurgoed dat er in Limburg is, niet exclusief in handen vallen allerlei soorten extremisten, zoals in Vlaanderen. Daar is het bijna onmogelijk om als progressief nog Vlaams te zijn. Sterker, men dient zich zelfs met rabiaat conservatieve Franstaligen te verbinden om maar te tonen dat men niet tot de flaminganten behoort met hun vooral te onpas wapperende Vlaamse Leeuwen. Vertaald zou dat worden dat progressieve Limburgers zich eerder thuis voelen bij orthodoxe protestanten in de bible belt, dan in hun eigen provincie, waar Geert Wilders het Limburg-gevoel gekaapt heeft. En met de volkseigen discussies van de laatste dagen, voorzien van een stevige ondertoon van aanpassen of opkrassen gaat het wel langzaam die richting uit.
Cultuur is iets dat groeit en dat wij samen maken, in misschien twee generaties. Maar in elk geval vandaag. En als daar een Maastrichts sprekende Sint bij hoort, dan is dat mooi. Maar dat wil niet zeggen dat Sinterklaas dat om die reden alleen voor altijd en eeuwig moet doen. Misschien spreekt hij over 50 jaar wel Turks. Want daar komt hij per slot van rekening oorspronkelijk vandaan.
Ik ben Hugo Luijten
Ik ben een man en woon in Antwerpen (België) en mijn beroep is Docent geschiedenis aan de Fontys Hogescholen in Tilburg.
Ik ben geboren op 11/11/1969 en ben nu dus 55 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: .
Het feit dat ik historicus ben en uit Nederlands-Limburg kom, kleurt mijn kijk op de dingen.