Toen ik deze morgen 'opstond' merkte ik dat alles in het huis veel netter was dan gewoonlijk. De feesttafel was gedekt en hier en daar brandden kaarsen. 'Wat heeft dat te betekenen?', vroeg ik aan mama. 'Ik heb het je toch al verteld', beet ze me toe, 'Oma en opa komen op bezoek.' Daar had ze inderdaad al eens iets vlug over verteld toen ik mijn huiswerk maakte, maar ik was toen te geconcentreerd op een wiskundeoefening om het horen. 'Dat wil zeggen dat je er een beetje netter uit zal moeten zien dan gewoonlijk.' Langs een kant had ze gelijk. In het centrum van de stad liepen de meeste mensen in een boogje om me heen: ik dacht er slechts heel weinig aan om mijn haar te wassen, te kammen of te knippen. De rest van mijn lichaam was er niet zo veel beter aan toe. Toen ik had ontbeten ging ik naar boven om me om te kleden. 'Vergeet niet om in de douche te gaan!', waarschuwde ze me, 'En ik heb verse kleren klaargelegd voor jou!'
Het is niet zo dat ik een vaste kledingstijl heb, maar de kleren die mijn moeder klaarlegde behoren er in ieder geval niet toe. Wat je gedrag ook was: je moest erg depressief zijn om ze zonder commentaar aan te trekken. Het was net een achttiende-eeuws pak dat ze deze keer had klaargelegd. Aangezien ik geer ruzie wilde deed ik het pak maar aan, maar vergat opzettelijk in de spiegel te kijken, want ik wilde niet overgeven.
Toen ik weer uit de badkamer was bestudeerde mijn moeder iedere plooi aandachtig, alsof ze een standbeeld maakte voor de koning en er geen enkele onnauwkeurigheid in mocht zitten. Toen kwam de verlossende uitspraak: 'Het ziet er goed uit, toch veel beter dan anders ...'
Waar is die vampier? Het is misschien de tienduizendste keer dat ik me dat afvroeg, maar die vraag bleef maar in mijn hoofd spoken. Ik probeerde te verzamelen wat ik al wist over hem: hij is nu ongeveer een jaar ouder dan mij, hij werd kort na mijn beet van school gestuurd en hij had een eng uiterlijk. Dat was al mijn informatie. Ik had niet meer informatie verwacht, aangezien een kleuter van vijf zich niet bezighoudt met het verzamelen van informatie over wie hem heeft gebeten. Toch was ik enigszins teleurgesteld.
Ik draaide me om in mijn bed. Het was al acht uur geworden. Tijd om 'op te staan'. Het was eindelijk weekend geworden. Deze nacht had ik wat rondgevlogen om griezelige huizen te zoeken, want het zou me verwonderen dat hij gewoon in een net huis woonde. Jammer genoeg had ik maar weinig kandidaat vampierhuizen gezien, want het was redelijk mistig. Ik hoopte dat hij niet al te ver weg woonde ...
's Ochtends vonden mijn ouders me gewoon in mijn bed, onwetend dat ik enkele uren gevlogen heb. Ik poetste mijn tanden en ontbeet, hoewel ik eigenlijk geen honger had. Toen deed ik mijn jas aan en stapte naar de bushalte om naar school te gaan. Die weg was maar een halve kilometer ver en duurde maar twee minuten. Maar deze twee minuten waren de enige tijd van de dag dat ik vrij in mijn hoofd was. Toen dacht ik altijd maar over één ding na: wie heeft me gebeten? Alhoewel ik me dat al negen jaar afvraag, heb ik nog steeds geen realistisch antwoord gevonden. Waar woont dat kind? Het kon eigenlijk in ieder huis zijn dat ik passeerde. Daarom had ik al iedere straat aandachtig in mijn hoofd geprent. Ik kwam bij het bushokje aan. Die was besmeurd met graffiti, wat het werk was van enkele opstandige tieners uit de stad. Ik zette me op het bankje in de schaduw en besefte toen pas hoe rood mijn huid geworden was. Geen gezond rood, maar eerder verbrand. Ik keek op mijn uurwerk en zag dat de bus maar binnen drie minuten zou arriveren, tenminste als dat stokoud geval niet in panne zou vallen, want dat verwachtten de inwoners intussen al dertig jaar.
Wonder boven wonder kwam de bus toch aan en stopte zonder schade aan te richten. Ik stapte in en rook meteen de combinatie van zweet en sigaretten, wat van de buschauffeur afkomstig was. Ik hield dus maar mij adem in.
Na een helse schooldag kwam ik thuis aan, begon aan mijn huiswerk, toonde mijn schitterende rapport, at en deed ik weer alsof ik sliep.
Het was nacht, maar ik kon niet slapen in mijn bed dat zich juist onder het dak, in de zolder bevond. Ik hoorde de regen tegen het dak spetteren en de stokoude muren kraken. Maar ik was niet alleen daardoor klaarwakker. Sinds een kind me heeft gebeten op mijn vijfde heeft gebeten kon ik nooit meer slapen, hoe vaak ik het ook probeerde ... ook zag ik er wat bleker uit en kon ik minder goed tegen de zon. Ik werd nooit meer ziek en mijn nachtzicht was erg verbeterd. Eerst had ik geen flauw idee waarom dat zo was, maar toen ik drie jaar later bij een vriend logeerde en toen een vampierfilm zag wist ik wel beter. Mijn ouders spraken dat natuurlijk wel tegen, maar het was de enige mogelijke verklaring. Ik ben een vampier geworden ... Alle dagen en nachten vroeg ik me af wie dat kind was en door wie hij werd gebeten. Maar ik had pech, want nog geen week later werd dat kind van school gestuurd en zijn naam heb ik nooit geweten.
Vijf voor twaalf ... Nog zeven uren wachten tot ik eindelijk kon opstaan. Het enige nadeel was dat het deze dag - volgens het weerbericht - redelijk zonnig zou zijn en daar kon ik niet tegen. Zonnecrème verlichtte de pijn wat, maar nooit helemaal. Net zoals een stofzuiger nooit al het stof kon opzuigen, want er waren altijd wel enkele hoeken waar die niet aankon. Intussen was het twaalf uur geworden. Het spookuur, zoals met zei. Dat was onzin, wist ik. Het enige wat magisch aan dat uur was, was dat dat uur twee dagen van elkaar scheidde, maar niet veel meer.
Ik was het wachten tot zeven uur beu en stond al op. Ik deed het venster geruisloos open, terwijl ik mijn armen zodanig transformeerde dat die vleermuisvleugels waren geworden. Toen spreidde ik mijn armen en vloog de nacht en de regen in. Dat vliegen was intussen een gewoonte geworden. Dat zou waarschijnlijk zo blijven tot mijn ouders dat zouden ontdekken. Het was gewoon zalig om te vliegen, ver boven de huizen, zodat ik haast een kleine, onzichtbare stip was voor de weinige mensen die zich 's nachts veilig op de grond bevonden.
Nog geen zeven uren later was ik al terug in mijn kamer geland. Ik kroop weer onder de dekens en deed - voor mijn ouders die ieder ogenblik wakker konden worden - alsof ik sliep.