Dag 11
Vandaag gaat het niet zo goed met Michel. De hele nacht ligt hij wakker en is hij aan het hoesten, de tweede nacht op rij al. Tegen half vijf staat hij op en gaat hij naar de living. Om kwart na acht komt hij de kamer in, ik weet niet meer precies voor wat. Ik schrik wakker en ga hem in zeven haasten helpen, met het nemen van zijn pillen en het maken van een tasje koffie. Zijn koffie heeft hij niet opgedronken, en wie Michel kent weet dat dit niet zijn doen is. Een boterham wou hij niet, terwijl hij gisteren nog at als een paard. Ik geef hem een zelfgebakken wafeltje, dat moeke gisteren is komen brengen. Ook dat is de hele dag blijven liggen met twee kleine hoekjes af, totdat ik het vanavond maar verder heb opgepeuzeld.
Hij vertelt me dat hij zo graag wat zou willen slapen, en ik ben naar de huisdokter gesprongen voor een voorschrift voor slaappillen, want die heb ik niet in huis. Ik ben de huisarts dankbaar dat ik haar steeds mag storen, ook in het weekend. Jammer genoeg is ze niet thuis, dus heb ik de situatie aan de apothekeres uitgelegd, en kom ik iets later terug thuis met een doosje slaappillen. Ik heb er direct twee aan Michel gegeven (een toegelaten dosis) maar ze helpen weinig. Een dik uur later staat hij terug in de living. Gelukkig had de dochter van de huisarts gezegd dat ik aan de deur geweest was. De huisarts stond dan ook iets later aan de deur en heeft me een voorschriftje gegeven. Hopelijk slaapt hij hier straks goed van, want ik ga dit nu niet direct na de andere geven.
De hele dag ligt Michel in de zetel als een klein, teer kwetsbaar vogeltje in elkaar gekropen. Ik zou hem zo in mijn armen willen nemen, hem willen beschermen tegen die boze kwade ziekte, zoals hij het altijd voor mij heeft opgenomen. Ik vind dit zo erg voor hem! Ik wou dat ik hem kon helpen... Maar ik kan er alleen maar voor hem zijn, en hem steunen. Het echte gevecht moet hij leveren.
Gedurende de ganse dag vraag ik met regelmaat of hij iets wil eten of drinken, maar behalve wat water wil hij niks. Hij wil me iets uitleggen dat met eten te maken heeft, maar vindt het woord niet - weer een symptoom van zijn ziekte en achteruitgang - en ik kan het ook niet raden. Als het 6 uur voorbij is, kent hij plots het woord terug: migraine! Wat ben ik een oen geweest, de hele tijd heeft hij zo'n pijn, en ik begrijp hem niet. Ik bel weer naar de dokter. Ik mag hem een Dafalgan geven. Michel wil echt niet naar de kliniek, en ik sta vol twijfel tussen naar hem te luisteren en mijn verstand te volgen en hem binnen te brengen. Want hij gaat stilaan achteruit: zijn woorden niet vinden, slepen met zijn rechterbeen... De Dafalgan blijft misschien één minuut binnen, dan braakt Michel het hele glas medicijnwater terug uit. Hij zegt dat hij zich veel beter voelt, maar Amber en ik denken dat het is omdat hij niet naar de kliniek wil. Ik bel naar de kliniek, en zij zeggen mij dat ik het advies van de huisarts moet volgen. Ik wacht dus nog even af, maar blijf hem goed in het oog houden. Het duurt nog zo lang tot het vrijdag is en die tumor in zijn hoofd eindelijk verwijderd wordt. Ik zou willen dat het veel vroeger kon!
Intussen is Michel gaan slapen. Zo'n piepklein pilletje helpt wonderwel! Binnen de paar minuten is hij in een heel rustige slaap verzonken. Dit hadden we al veel eerder moeten doen, want een goede nachtrust helpt volgens mij ook. Op de 15-20 minuten ga ik even kijken naar hem. Soms kunnen zo'n kleine dingen zoals een goede nachtrust me al een beetje beter maken. Al wat hem kan helpen doet me immens deugd. Hopelijk duurt dit tot morgenvroeg.
Rond 11 uur hoor ik veel gehoest. Hij is wakker. Nu al. Maar hij is nog slaapdronken en valt vlug terug in slaap. Even later terug gehoest. Amber gaat kijken. Hij is wat feller wakker. Ik ga tot bij hem en hij wil gaan plassen. Ik help hem tot aan de wc. Hij plast staand, maar gebruikt zijn rechterhand niet. Weer een teken. Hij draait zich om en vraagt de kom, want hij moet overgeven. Terwijl ik hem vast houd, staat hij bevend boven het toilet. Ik vind het zo erg: hij heeft niks gegeten vandaag, en toch moet alles eruit komen. De grote hoeveelheid gal en de toestand waarin hij is als hij terug naar bed schuifelt, doen me beslissen dat ik Michel terug laat opnemen. In mijn gesprek van gisteren met de huisarts vermoedde zij al dat hij dit weekend terug zou binnengaan. Dit was de druppel. Na alle kleine aanwijzingen door de dag vind ik dat ik Michel niet meer op de nodige manier kan verzorgen. Hij heeft medicijnen nodig die ik niet kan geven. En voedsel om aan te sterken, via een baxter.
Hij is gebroken als ik het hem zeg. Maar hij zegt niks. Ik verontschuldig me, ik leg het hem uit. En ik bel de ziekenwagen. Ik wil dat hij in alle comfort naar daar kan gaan, en dat hij onmiddellijk wordt geholpen.
Het standaard onderzoek laat zien dat de toestand van Michel erger is dan ik verwachtte. Hij begrijpt af en toe niet wat we zeggen. Zijn zicht rechts is ook niet goed. Het was dus hoog tijd. De artsen gaan in bespreking en laten ons wachten. Michel is moe en wil slapen. Maar in een zaal met vol licht lukt hem dat niet. Als ik hem nu thuis had gelaten, dan kon hij ten minste slapen. Dat doet weer pijn. Maar in mijn achterhoofd besef ik dat hij hier moet zijn.
De dokters komen vertellen dat ze terug verder onderzoek gaan doen - o.a. een scan van het hoofd - en zeggen dat ze de medicatie waarschijnlijk gaan opdrijven. Hij moet daar blijven voor de nacht. En wij moeten verrekken. Morgen zal hij waarschijnlijk nog in spoed liggen. We mogen hem een half uurtje bezoeken, met twee, tussen 11 en 11.30.
Amber en ik blijven nog een tijdje op om te praten. Het is allemaal niet eerlijk. Michel heeft dit niet verdiend. En we zien het niet zo rooskleurig.
|