De leerling vermeldt de titel en de auteur van het boek. (.../2)
De leerling gebruikt correct vier literaire termen en verwerkt die in een verslag. (.../4)
De leerling geeft zijn/haar mening en staaft dit met sterke/objectieve argumenten. (.../4)
LITERATUUR (.../10)
De leerling heeft een vlotte pen. Hij/zij schrijft volzinnen. De zinnen zijn niet te lang en er is een goede woordvolgorde. (.../5)
De leerling maakt geen spelfouten. (.../2)
De leerling schrijft 10 zinnen. (.../1)
De leerling gebruikt minstens twee signaalwoorden. (.../1)
De leerling gaat creatief te werk en zorgt er daardoor voor dat zijn/haar verslag blijft hangen bij het doelpubliek. (.../1)
SCHRIJFVAARDIGHEID (.../10)
|