Ik voelde tranen prikken in mijn ogen. Zo plots, in een
winkel, aan de kassa.
Er stond een familie. Hun nationaliteit liet zich niet
raden, maar ze waren duidelijk niet van hier.
Hun taaltje begreep ik niet.
Het meisje was een jaar of vijf, zes hooguit. Ze droeg
kleine witte muiltjes met glitters. En een ecru collant deed dienst als broek.
Vader en oom droegen hun kapsel identiek: kaalgeschoren, met
in het midden een lap overgebleven haar dat met brillantine over hun schedel
gedrapeerd was. Als een stukje gazon dat men was vergeten te maaien.
De broer of was het de neef had kennelijk de leeftijd
bereikt om ingewijd te worden in hun tradities, want ook hij droeg het
clan-kapsel. Plus net hemd, elegante vest en ontzettend duur uitziende lederen
schoenen.
Haar moeder met mauve-rode paardenstaart stond verslonsd aan
de kassa en sprak niet. Het meisje en haar zus ook niet. Hun armoedige en veel
te weinig verhullende kleding daarentegen sprak boekdelen.
De stilte en ontzetting rondom mij bewezen dat ik niet de
enige was die me vragen stelde.
De broers renden in het rond en maakten ontzettend veel
kabaal. De meisjes stonden stokfstijf.
Plots kwam het kleine meisje in beweging. Ze ging vlak
achter haar papa staan en rommelde wat in de bakken met spullen in aanbieding. Met
de begerige handjes van een vijfjarige die haar kans ziet.
BATS!! Zonder enige voorbode sloeg de reusachtige
mannenhand vlak op het kleine kindersnuitje.
Als een gewond dier spurtte ze weg. Zonder enig geluid snikte ze in de rokken van
haar moeder.
Zomaar.
Zomaar had de man geslagen.
Omdat iets hem niet had aangestaan.
Iets wat wij wachtenden niet hadden gezien of begrepen.
Wat is er mis met deze generatie? schreeuwt de Knack vanaf
zijn titelpagina.
Met daaronder het beeld van een paar afgedragen sneakers.
Het icoon bij uitstek voor de jongeren van vandaag.
Ik noem ze lapjesschoenen.
Noem dat toch zo
niet, mama. Dat zijn degelijke schoenen.
Tot deze winter.
Want deze winter gaat hij skiën, met vrienden. In Frankrijk,
een ongetwijfeld pittoresk maar onbekend dorpje.
De skis worden gehuurd, de deelname is betaald. Hij heeft
dat allemaal heel zelfstandig geregeld.
Het skipak zijn we samen gaan kopen. De bril en helm hebben
we uitgezocht opdat het cool en toch kwalitatief zou zijn.
Ook thermisch ondergoed in bijpassend flitsend zwart.
En zie daar. In de schoenwinkel om kwart voor zes op
zondagavond tijdens de solden: Mama, zouden we geen degelijke winterschoenen
moeten kopen voor de ski-reis?
Ik kan mijn oren niet
geloven. Nu wordt hij echt volwassen.
Geen lapjesschoenen
meer?
Mama, noem dat niet zo. Dat zijn coole mooie schoenen die
perfect onder elke jeans passen.
Maar niet geschikt voor op sneeuw dus? En vorige jaren heb
je nochtans zomer en winter die sneakers gedragen, ook toen het heel koud was.
Okay, we zullen je een paar stevige wandelschoenen kopen, dat gaat jarenlang
mee. Oerdegelijk. Perfect voor op sneeuw, welke wil je?
Hij loopt met ons naar het schoenrek, vist er een geplastificeerde
variant van de lapjesschoen uit en steekt van wal: Deze lijken me heel geschikt,
en die kan ik ook perfect onder een jeans dragen en .
Excuseer, mag ik u wat vragen? Hoe vind ik de Rue dArlon aub?
I am sorry, English or Français.
Aan het Berlaymont gebouw kan je maar beter polyglot zijn,
als je de weg kwijt bent.
Het gebouw is best indrukwekkend, als ik er pal onder sta.
Veel metaal en glas. Belangrijk uitziende mensen. Commission Europeénne staat er op de voorgevel.
Dat staat wel op meerdere buildings in die buurt.
Ik noem mezelf een Belg, en was nog nooit in de Rue de la
Loi.
Al helemaal niet op een dag dat er toevallig gestaakt wordt en ik geen enkel
kruispunt kan oprijden. Mijn uitstap naar
onze hoofdstad gebeurde dus aan de hand van twee verschillende treinen.
Ik verbaas me over de zware werkzaamheden aan het station Brussel-Schuman.
Belangrijk uitziende mensen krijgen hier geen voorkeursbehandeling. Geen rode
lopers of marmeren perrons zoals in de Moskouse metro. Alles is in aanbouw en
zit onder het cement of in de stellingen.
Het valt me op dat de architecten en aannemersbedrijven in
deze buurt goede zaken gedaan hebben. Het enige statige gebouw rijst op naast
het andere. Allemaal met een even voorname uitstraling en opschrift. Ministers en
topambtenaren zullen hier wel kind aan huis zijn.
In de Rue dArlon staat een groepje stakers in groene
kleding te roepen. Megafoons moeten hun boodschap uitdragen. Al vraag ik me af
aan wie. Op mezelf en enkele toevallige passanten na is de wijk leeg. De radioberichten
in de afgelopen dagen hebben duidelijk een ontradend effect gehad.
Het gebouw dat ik zoek, vind ik vrij gemakkelijk. Op de
voorgevel staat: bel om binnen te geraken.
Niet onlogisch, maar toch vreemd. Je zou denken dat zon groot publiek gebouw
een open deur heeft. Misschien zijn de extra veiligheidsmaatregelen nodig.
Op mijn terugweg zijn de straten zo mogelijk nog leger. Er
staat een politiecombi achter een prikkeldraadversperring. Absurd. Is dit onze
hoofdstad? Ik voel me net in een oorlogsfilm beland.
Een roltrap in open lucht naast de straat valt me op. Zo
vaak zie je geen roltrappen in open lucht.
Na wat zoeken vind ik de bouwkeet waar ik een retourtje neem
naar Hove.
Weer op de trein overvalt me de opluchting. Ik voel me
veilig op weg naar die voor mij zo vertrouwde stad aan de Schelde.
Krijg ik een stukje chocola van je?
Uit de luie zetel komt geen geluid. Last van TV oortjes.
Luister je? Kan ik een chocolaatje van je krijgen?
Oôh! Ik moet altijd alles delen en de anderen niet.
Dat lijkt me overdreven. Kan ik nu een stukje krijgen, wat denk je?
Jaâ, t is allang goed. Ik ga al!
Bonk, bonk, bonk. Ze dreunt de trappen op. Rukt de zak met
sinterklaassnoepgoed van haar lage kast en stampvoet terug naar beneden.
Er rolt iets voor mij op tafel. Ik staar naar het kleine figuurtje in rood
aluminium. Hij ligt oneerbiedig met zijn gezicht naar beneden.
Ik ruik eraan. Geurloos.
En waarschijnlijk ook smaakloos.
Heb je ook iets anders in je voorraad?
Ja, ze-eg, hier is de zak!
Smak! De zak ligt naast de tafelpoot. Ik open haar geheime
voorraad en kom achtereenvolgens tegen: lege snoeppapiertjes, koekkruimels,
losse veelkleurige snoepjes die uit hun verpakking gevallen zijn en een massa
speculaas.
Onderaan in de tas trekt een plastic verpakking mijn aandacht. Een marshmallow
met chocola errond.
Precies wat ik zoek.
Mmmmmm.
Mijn lange en vermoeiende werkdag versmelt met de
elastiekerige lekkernij in mijn mond. De chocoladesmaak veegt de stress en de
vermoeidheid weg.
Ze ziet me genieten en ontspannen en komt langzaam
dichterbij. Geïntrigeerd door het effect van één snoepje.
Ik voel een kleine meisjeskus op mijn wang. Haar TV oortjes zijn verdwenen.
De koppeling
van pensioenleeftijd aan gezonde levensverwachting roept bij mij taferelen op
in de stijl van Jeroen Bosch: de gelukkigen genieten van hun pensioen (het paradijs),
de pechvogels gaan dood voor ze een frank gezien hebben (de hel) en de meesten
blijven in het vagevuur van de onzekerheid zitten.
Want wie kan
er vandaag met zekerheid zeggen hoe oud en gezond u en ik gaan worden?
Stel dat een pienter
brein, in dienst van de overheid, erin zou slagen te bepalen hoe lang ieder van
ons kan leven. Met een soort hielprik bij de geboorte, bijvoorbeeld. Dat zou
natuurlijk een ingenieus mathematisch systeem mogelijk maken. Ieder mens zou
dan bijvoorbeeld 20% van zijn leven in pensioenstatus mogen doorbrengen. U
wordt 80 jaar? Prima, dan mag u de laatste 16 jaren van uw leven van een
welverdiend pensioen genieten. U draagt zelf tot uw 64ste bij aan de
opbouw van uw eigen pensioen.
Zon opzet
heeft voordelen:als je door je
genetisch materiaal kans hebt om rond je 50ste te overlijden, dan
kan je al op je 40ste ophouden met werken om nog 10 jaar een reis
rond de wereld te maken. Je zal uiteraard in je 15 jaar loopbaan iets harder
moeten sparen om 10 jaar pensioen op te bouwen. Toch in vergelijking met je buurman van 80 die over een
carrière van 40 lentes beschikt.
Dat
meesterbrein van de overheid zou vanzelfsprekend zwijgplicht moeten hebben.
Anders zou de lol eraf zijn. Wie gaat er nog trouwen, aan kinderen beginnen,
een zaak uit de grond stampen of een huis bouwen, als hij weet dat zijn leven
wellicht ophoudt met 30?
Bovendien zouden de nauwkeurige berekeningen van ons genie snel ondermijnd
worden, als we kennis zouden hebben van het uur en de oorzaak van onze toekomstige
dood. Velen zouden wellicht superveilig
rijden, niet overmatig vet of suikerrijk
eten, nooit beginnen roken, kortom vals spelen vanuit het standpunt
van de statistici. Met zwaardere kosten voor de overheid als resultaat.
Daarnaast zou
onze pensioenwaarzegger geen grote idealist mogen zijn. Mensen redden door zijn
kennis van leven en dood te delen, zou tot willekeur kunnen leiden.
Maar een fraudeur of gokker mag deze job al evengoed op zijn buik schrijven. Ik
kan me voorstellen dat in ruil voor een percentje de verleiding groot kan
worden om met de data te knoeien. Je kan per slot van rekening met een muisklik
zorgen dat de ene mens zijn hele leven lang pensioen trekt en nooit een dag
moet werken, terwijl een andere vreugdevol uitkijkt naar zijn pensioen, dat er
nooit aankomt.
Ondanks Aldous
Huxley s toekomstvisioenen zijn wij geen producten uit de een of andere fabriek.
Je kan van ons geen precieze levensduur bepalen, geen defectenpercentage of
garantieperiode. Ik denk niet dat de overheid al een job advertentie moet
publiceren.
En hoewel zon masterplan zeker het wiskundige vraagstuk van de pensioenen zou
verlichten, hebben onvoorspelbaarheid en mysterie in het leven ook hun charme.
Hoe denkt u
dat de fitte 90-jarige man zich voelt, die 25 jaar na zijn pensioen nog iedere
zomer met zijn caravan in de Franse Riviera rondtrekt?Zou je dat niet het euforische gevoel
bezorgen dat je de super lotto jackpot gewonnen hebt? En wie van ons waagt er niet
graag eens een gokje, zelfs al is er geen zekerheid dat we zelfs maar de prijs
van ons lotje terugwinnen.
Het gedrag van de automobilist is een afspiegeling van zijn
temperament.
Daar ben ik het dus niet mee eens.
Ik ken iemand die tijdens mijn jeugd altijd het toonbeeld van
de zwijgzame Vlaamse aard was. Die zich in zijn dagelijks leven nooit liet
betrappen op een uitgesproken mening over anderen. Die een hekel had aan
overbodige prietpraat en geroddel. Die steeds aanmaande om emoties achterwege
te laten, en rationeel met feiten om te gaan.
Alleen kalmte kan je redden.
Achter het stuur van zijn wagen veranderde deze kalme mens voor
mijn verbaasde ogen echter steeds in een ware scheld tirade: Ajuin! Kruiwagen!
Uilskuiken!.
Hij toeterde en claxonneerde naar iedere bestuurder die hem in de weg reed.
En negeerde zelf koppig witte lijnen, eenrichtingsverkeer en snelheidsverboden.
Menige jaren en verkeersboetes later, is zijn drang om alle snelheidsrecords te
verbreken in de afstand tussen zijn woonplaats en zijn vakantiebestemming nog
steeds even levend. En hij foetert nog steeds op te traag of te snel rijdende
wagens in het verkeer.
Maar tot mijn verrassing heeft hij met het beroepsleven ook onuitgesproken standpunten
de rug toegekeerd. Zijn ergernis betreft nu niet alleen de andere chauffeurs, maar
ook een aantal politici. En minder goede bedrijfsmanagers. En tendentieuze
journalisten. En ongenuanceerde lezersbrieven.
Nee nee. Het gedrag van de automobilist is geen afspiegeling
van zijn temperament. Het is er een voorbode van.
Mijn zoon van twaalf heeft voor de eerste maal examenstress.
En wij met hem.
Waar is de tijd gebleven dat hij zoet naast zijn teddybeer
lag, op het kussen van zijn wandelwagen, geluidloos, met zijn oogjes toe. Zachte
knuistjes, pure onschuld, fantastische babygeur, beschermend moedergevoel.
De realiteit van een pukkelende rebellerende tiener dringt
de kamer weer binnen. Hij maakt me duidelijk dat ik niets meer over hem te
zeggen heb. Je doet maar mama. Achteloos gezegd. Alsof het hem geen moeite
kost. Alsof hij nooit met me verbonden was via de navelstreng.
Zon bevalling is een mijlpaal. En vooral zon ongelooflijke
metafoor voor de ware aard van het leven. Het kind wil niet langer in zijn
veilige warme omgeving blijven zitten. Het wil eruit, de wijde wereld in. Waar
je het niet kunt beschermen. Waar het zijn knietjes zal openschaven, en met
koorts en rode stippen je verpleegstertalent zal uitdagen.
Ook mijn leraarstalent kennelijk. De draad van Ariadne. Om
uit het labyrinth te ontsnappen.
De examenstrijd lijkt meer op een kluwen van puberende
weerstand dan op een doolhof. De draad noch de navelstreng gaan me hierbij van
nut zijn, vrees ik.
Ik kan maar tien bladzijden per uur doen. Ik heb al 68 bladzijden gedaan op twee uur.
Ik wil geen oefeningen doen, dat duurt te lang. Dat moet niet van de
leerkracht. Mag ik pauzeren, mama? Ik ben niet meer gemotiveerd. Ik stop
met leren. Ik ga leren tot elf uur vanavond. Ik kan het niet. Ik wil
buizen. Weet je wel hoe slim ik ben?.
Het effect van twee vingers in het stopcontact is
waarschijnlijk even sterk als de niet-te-stoppen stroom opmerkingen, woorden en
vloeibare stress die mijn zoon op mij uitprobeert.
Waarom heb ik niet intenser genoten van zijn onschuldige
kinderjaren? Toen hij nog in Sinterklaas geloofde en wij nog zijn sterke rotsen
in de branding waren. Toen een pannenkoek en een troostend woord nog genoeg
waren om hem te kalmeren. En vooral toen hij nog gedwee deed wat wij hem
vroegen. Hoogstens vergezeld van de alom bekende waarom vraag.
Vandaag wordt wat wij zeggen per definitie gecounterd met
een typisch ongenuanceerde adolescenten neen. Niet omdat hij het inhoudelijk
niet met ons eens is, maar gewoon om te zien wat het effect van die neen op
ons gaat zijn. Om te checken of mama na de tiende neen werkelijk met de deur
gaat slaan of wanhopig gaat roepen dat ze er papa zal bijhalen. Om te horen of
mama zal dreigen dat ze alle voetbal trainingen en matchen afzegt voor de
komende twee weken als hij zich zo koppig en stug en rebels en tegendraads
blijft gedragen.
Je doet maar mama. Het ultieme bewijs dat hij vanaf nu
zelfstandig ademt. Hij knipt de navelstreng door. En zoekt zijn eigen draad van
Ariadne.
Recent publiceerde Knack tien
radicale oplossingen voor het fileprobleem in Vlaanderen.
Knack verschilt drastisch van
mening met mij over de definitie van het woord radicaal.
Bouw meer snelwegen . Ik stel vast dat
er in België sinds 1937 continu aan de aanleg van een autosnelwegennet is
gewerkt. We bezitten momenteel zelfs het grootste aantal kilometers snelweg per
duizend vierkante kilometer binnen de Europese Unie. Tenzij radicaal hier synoniem
is voor overdaad of voor wel zeer innovatieve constructievormen (bv. wolkenkrabber-snelwegen),
zie ik in dit voorstel weinig radicaals.
Sluit op-en afritten . hier lijkt
het artikel een radicaler voorstel te doen.
Ik lees dat in België ongeveer elk gehucht een eigen op-en afrit heeft. Onze
wegen lijken wel op rollercoasters. De sluitingvan enkele op-en afritten kan het aantal uitwijkmanoevers op de
autosnelwegen doen afnemen, wat op zijn beurt zorgt voor een veiligere
autosnelweg en minder fileleed.
Zoals de auteurs van het stuk terecht opmerken, gaat dat wel het sluipverkeer
in de dorpskernen echt niet ten goede komen. Op die manier wordt het probleem
dus niet opgelost, maar gewoon verlegd. Status quo. Helemaal niks radicaals dus.
Voer maximumsnelheid van 80km per uur in op
de autosnelweg . Nu krijgt het woord radicaal al enige invulling. Uit
de toelichting begrijp ik dat je door trager te rijden sneller op je bestemming
kan geraken. Net ben ik overtuigd van deze contradictorische stelling, of de auteurs
nuanceren dit alweer. Ze geven toe dat in Nederland experimenten met verlaagde
maximum snelheid rond stadskernen hebben aangetoond dat fileproblemen maar
liefst met 90% toenemen. Blijkt bovendien dat bij lage snelheden op
autosnelwegen nog steeds veel ongevallen voorkomen door de vele weefbewegingen.
Knack stelt uiteindelijk een meer realistische variant van deze oplossing voor.
Dynamische borden die de maximum snelheid aanpassen naargelang het aantal
autos op de weg. Werkbaar, maar niet
radicaal.
Verbied onlogische vormen van mobiliteit
. De climax in radicaliteit. De bevolking gaat met romantische ideeën op het
platteland wonen, en ziet zich dan in het dagelijkse leven verplicht om alle
dagen te pendelen naar de grootsteden, met lange files als gevolg. Dit zou
moeten verboden of minstens ontmoedigd worden. Ik zie mensen nog niet massaal
verhuizen bij elke verandering van werk. Een huis is geen overhemd. En wat te
doen als je als koppel elk in een andere stad werkt? Deze stelling kan met een
gerust hart radicaal genoemd worden. Maar dan vooral vanwege haar hoog
kort-door-de-bocht-gehalte.
Knack gaat zo nog even door met andere radicale oplossingen op te sommen: Invoeren
van rekening rijden, budget voor openbaar vervoer verdubbelen, bedrijfswagens
afschaffen, thuiswerk subsidiëren, verkeer door een computer laten regelen en
brandstof duurder maken.
De brandstof stijgt vanzelf al genoeg. Het openbaar vervoer kijkt nog steeds te
weinig naar de reële vervoersbehoeften. Thuiswerk wordt gewantrouwd door
werkgevers en bedrijfswagens afschaffen zou licht catastrofale gevolgen hebben
voor minimum de lokale economie. Rekening rijden lijkt me enkel zinvol voor de
schatkist. En hoe zou een computer erin slagen om het complexe en soms asociale
of ronduit agressieve gedrag van automobilisten bij te sturen?
Geen van deze voorstellen is voor
mij overtuigend radicaal. Dat kan beter.
Als ik minister van mobiliteit was, zou ik een heel nieuw systeem invoeren: vier
doelgroepen, vier verschillende rijstijlen, afstanden, mobiliteitsbehoeftes. Ik
zou ervoor zorgen dat die mensen elkaar minder hinderen in het verkeer.
Voortaan zouden alle mensen die voor hun dagelijkse werkzaamheden minder dan 10 kilometer ver hoeven te reizen (enkele rit), niet meer op de autosnelweg mogen. Deze mensen zouden enkel gebruik mogen maken van de secundaire wegen. Of van openbaar vervoer dat afgestemd is op hun behoeften.
Alle anderen krijgen een snelwegvignet dat toegang geeft tot de autosnelwegen. Dit vignet wordt automatisch gescand door een tolhek als je de snelweg oprijdt. Ik voorzie drie types vignetten:
- 2.a Bestuurders die meer dan 10 maar minder dan 30 kilometer per rit rijden. Meestal moeten die enkele afritten na de oprit alweer de snelweg verlaten. Er is geen enkele noodzaak voor hen om volledig links of op de middelste rijstrook te gaan rijden. Noch om op te trekken tot 160 kilometer per uur. Of door het verkeer te slalommen in de hoop van enkele milliseconden te winnen. Wel, ik zou deze chauffeurs tot de koningen uitroepen van de meest rechtse rijstrook op de autosnelweg. Maximumsnelheid 90 kilometer per uur. Met inhaalverbod. Niet telefoneren achter het stuur. Ook niet eten. Of schminken. Ze moeten niet ver reizen, dat ze gewoon op tijd opstaan in plaats van een luie ochtend te willen inhalen door onverantwoord rijgedrag
- 2.b Mensen die tussen 30 en 60 kilometer afleggen per traject. Die zouden van mij de middelste rijstrook mogen claimen. Met een maximum snelheid van 110 kilometer per uur. Opnieuw met inhaalverbod. Ook voor hen zal het tanden bijten worden om niet in de verleiding te komen om toch maar sneller te gaan rijden. Of even de motor te laten brullen van hun bolide. Want ze kopen autos waarmee ze moeiteloos de 24 uren van Spa-Francorchamps zouden kunnen winnen. Terwijl een elektrische wagen die zuinig en milieuvriendelijk isvast beter bij hun reële bestuurdersprofiel past.
- 2.c Pendelaars die meer dan 60 kilometer per traject moeten afleggen. Zij zouden wat mij betreft de meest linkse rijstrook mogen gebruiken. De maximum snelheid zou dan eventueel zelfs opgetrokken kunnen worden tot 130 kilometer per uur. Je zal maar zover moeten rijden alle dagen van en naar je werk. Het mag toch met comfort en privileges gepaard gaan, als er zoveel flexibiliteit van je gevraagd wordt. Ik overweeg zelfs een gratis croissant met koffie in de benzinestations.
Er is een ding waar ik nog niet
helemaal uit ben. Of dit in België haalbaar is zonder prikkeldraad, trajectcontroles
en zware boetes voor overtreders.
Want ik geef het eerlijk toe: radicale
oplossingen vragen wellicht om radicale discipline, of bij gebrek aan dat
laatste toch om radicale repressie.
Misschien vindt elke man op een dag de vrouw van zijn leven ?
Naïef wellicht, maar toch, zo zat het in mijn hoofd.
De man kruist de blik van een vrouw, op straat, of in de les, of
elders, op café misschien. De man denkt: dit is ze, de vrouw naar wie ik al
jaren op zoek ben.
Toegegeven, dat zou inhouden dat een blik meer zegt dan duizend woorden.
En dan zouden het nog 1000 nuttige woorden moeten zijn. Want aan gelul
over koetjes en kalfjes heb je niets in zon situatie.
Getroffen door de aanblik van die vrouw.
Liefde op het eerste gezicht. (Op het eerste lichaam klinkt niet poëtisch. En
voor serieel monogaam bestaat geen telwoord.)
In onze consumptiemaatschappij lijkt die liefde meer op een eendagsvlieg.
Garderobe beu-gezien: wegsmijten die handel.
Of via eBay verkopen.
Relatiebemiddelingskantoren als recyclage van weggeworpen partners.
Liefde op het eerste gezicht.
De vrouw van je leven.
Afgelopen week waren we in Cadzand. Met zijn tweetjes.
Zonder de kinderen.
De namiddag begon goed: hot stone massage voor mevrouw,
krantje met koffie voor mijnheer.
Daarna sauna en stoombad, en fris gedoucht aan tafel voor
een naar verwachting uitstekend viergangen diner: oesters, gevolgd door
coquilles.
Rondom ons werden hondjes vergeleken, adressen uitgewisseld.
Duitsers mengden zich met Nederlanders en Waalse toeristen.
We zagen hen genieten van lekkere borden dampend eten. En daarna van de meest
fantastisch uitziende desserten.
Wachten. Wachten. Wachten.
De honger bekroop ons en ons ongeduld begon te steigeren, net als mijn
zelfmedelijden.
Ik begon te ijsberen in het restaurant, opgezweept door mijn hernia.
Mijn man wenkte ten langen leste de hoofdkelner en vroeg of onze hoofdmaaltijd
er aan kwam?
De kelner antwoorde dat hij graag wat tijd liet tussen de gangen van een
viergangenmenu.
Wachten. Wachten. Wachten.
Ten einde raad en compleet nijdig klampte ik een dienster aan om te vragen waar
ons eten bleef.
Nog eens een halfuur later werden we bediend. Met een zelfgenoegzame
glimlach.
Of we een consumptie van het huis wensten?
Mijn man ging voor plat water en ik voor niets.
Mijn bord zag eruit als een hoop uitgekotste rijst met
stukjes kip erdoor. Mijn humeur zakte onder nul, mijn rug deed nu echt pijn.
Ik deed een paar happen en besloot zelfs geen dessert meer te willen.
Mijn echtgenoot onderging lijdzaam mijn omgeslagen stemming
en annex verwijten.
Prima, mijnheer, maar indien u wenst, kunnen we de
dessertjes naar de kamer laten brengen?
Ik was blij te merken dat de hoofdgarçon zich eindelijk zorgen begon te maken
over zijn verkeerd ingeschatte timing met dat Belgische koppeltje. Hij zag er
wat zweterig en verkrampt uit.
Op weg naar buiten kwamen we een kelner tegen met in zijn
handen twee kleurige oranje versierde borden.
Eet u smakelijk, nogmaals met de excuses van de chef.
Mijn echtgenoot bracht de borden naar de koelkast van de mooi ingerichte kamer
in Britse stijl.
Anderhalf uur en een frisse avondwandeling later bleek het
dessert toch nog de moeite: gesmolten ijs in minstens drie kleuren, naast een
cheese-cake met mandarijn op een bedje van zoete wraakgevoelens.
Oktober 2013
Waarom ik columns wilde leren schrijven
Deze vraag kan ik niet zomaar met een chique) eenduidige
reply beantwoorden.
Ik zal eerlijk zijn, de cursus columns schrijven was de
uiteindelijke winnaar na een proces van brainstormen en natuurlijke selectie. Ik
wilde dit jaar eens opnieuw energie in mijn persoonlijke ontspanning en
ontwikkeling investeren. De laatste jaren helde mijn natuurlijke balans nogal
sterk over naar de professionele kant.
Toegegeven, ik ben dan wel een workaholic, maar ik hou
behalve van mijn werk ook nog van kunst, natuur, architectuur, reizen, koken en
eten, kortom cultuur in de breedste zin.
Aangezien de sauna in mijn ogen niet meetelt als cultuur, kwam een wekelijks
abonnement niet in aanmerking. Restaurantbezoek en kokkerellen zijn sowieso al
zaken waar ik ondanks mijn werkverslaving niet aan heb verzaakt. En in de
natuur wandelen was zowat mijn redding de laatste twee jaren, om nog enigszins
van de stress en de ontelbare deadlines te bekomen.
Voor reizen moet je veel centen hebben, toch als je het als wekelijkse hobby
wil doen.
Tja, wat bleef er dan nog over: schilderen en tekenen,
beeldhouwen, fotografie, schrijven, Schilderen heb ik al vier jaar gedaan,
tekenen bleek niet uitdagend genoeg, fotografie en beeldhouwen nemen elk acht
lesuren van mijn vrije tijd in beslag, acht lesuren per week op de academie
wel te verstaan, dus weg van mijn gezin. Weg van een knusse zetel en een
gezellige huiskamer met thee en koekjes.
Neen, dan leek schrijven me wel de beste optie: dat vraagt ook tijd, maar dat
kan ik tenminste overal doen. En dus ook thuis. En daarvoor hoef ik slechts een
aantal keren op cursus te gaan, en daarna gewoon héél véél oefenen.
En bovendien schreef ik toch altijd al graag, van in mijn
tienerjaren. Ooit heb ik eens mijn memoires geschreven, de memoires van een zeventienjarige
wel te verstaan. Aangezien ik nogal uitblink in zelfrelativering, en ik toen
eerlijk vertelde over mijn eerste ervaringen met vriendjes en het Leven, en ik
niet gespeend was van een gezonde dosis humor en sarcasme, bleken mijn
schrijfsels nog best prettig om lezen. Volgens mijn vriendinnen en enkele
zusjes.
Ooit jaren geleden, heb ik die schrijfsels teruggevonden. Niet
alles, spijtig genoeg, maar een deel ervan, en ik moest er zelf best wel weer om
glimlachen. Ik leek nog steeds op dat meisje van zeventien, alleen wat
genuanceerder misschien, en wat ouder. Misschien minder idealistisch, maar nog
steeds ontroerd of geërgerd door dezelfde dingen.
En het mooiste schrijfsel dat me nog rest uit die tijd, is
een liefdesbrief aan mijn huidige man, die toen mijn vriendje was. Als ik die
brief herlees, weet ik weer waarom ik schreef: omdat er iemand was die graag
naar me luisterde en die geïnspireerd werd door mijn bedenkingen en visie.
En misschien is dat wel een goede onderliggende reden om aan
een cursus column schrijven deel te nemen. Goed genoeg voor mij alleszins.
Ik weet niet hoe het met u zit, maar ik vind het radionieuws
soms best verwarrend.
19/10/2013
Als er bespaard
moet worden in de gezondheidszorg, dan moet dat volgens de Vlaming bij ouderen,
terminaal zieken en mensen met een ongezonde levensstijl. Dat blijkt uit een
onderzoek van professor Mark Elchardus.
In de regio van
Damascus is de honger zo groot dat moslims er nu ook honden en katten mogen
eten. Nood breekt wet, stelt een aantal Syrische imams in een fatwa.
Ik vat het even voor u samen: er is schaarste in de wereld,
en dat beperkt zich niet tot oorlogsgebied.
Nu is men in Syrië de fase van de rantsoenering al voorbij,
er is niets meer, voor niemand.
Of toch, honden en katten.
Wat vreemd is, gezien gezelschapsdieren worden afgeraden in de Islam.
Een moslim mag geen honden en katten verhandelen, alleen geven en krijgen.
En consumeren dus voortaan.
Neen, dan is het bij ons beter.
Onze welvaartstaat heeft weliswaar een deuk opgelopen door de bankencrisis. Het
geld lijkt plots minder hard door de kraan te stromen als gedacht.
Zoiets vreet aan de kernwaarden van een beschaving.
Gesprekken over rantsoenering betreffen in Vlaanderen dan ook de sociale
kosten.
Mark Elchardus viste voor ons uit dat de Vlaamse jongeren het nut van
besparingen in de gezondheidszorg niet zien. En indien nodig, besparen ze bij
voorkeur niet op zichzelf, maar op de anderen.
Welke anderen? De zwakkeren, u weet wel, de ouderen, de terminaal zieken en de
mensen die zich slecht verzorgen.
Elchardus poneerde trouwens enige tijd geleden dat de pensioenleeftijd moet worden opgetrokken.
Waar wil hij nu naartoe? Mogen oudere werknemers wel langer werken, maar geen
reanimatie meer cadeau krijgen als de noodzaak zich voordoet?
Of wie weet wordt het ene nog wel een voorwaarde voor het andere.
Hun lot lijkt niet beter dan dat van de katten en honden in Syrië.
Wie zal ik eerst verwittigen: Gaia of
Amnesty International?
Open brief aan de Heer Jo Cornu, toekomstig bestuursvoorzitter
van de NMBS: mocht u in uw komende bewindsperiode beter willen scoren dan uw
voorganger Marc de Scheemaeker, dan vindt u onderstaand misschien wel enkele
nuttig tips en aanwijzingen.
Toen ik vandaag van Brussel huiswaarts keerde met de trein,
was ik best nieuwsgierig hoe de Belgische Spoorwegen en stations zich
ontwikkeld hadden sinds ik 21 jaar geleden mijn studies in Gent afrondde.
Eerst en vooral zag ik me geconfronteerd met een deinende
massa duwende en gehaaste mensen, een constant geroezemoes, dat om de haverklap
overstemd werd door de onrustwekkende stem van de omroepster. Was het mijn
trein die vertraging ging hebben? Of was het spoor gewijzigd?
Ik kocht een ticket, en vroeg me af waar de vriendelijke en actieve
loketbediende van weleer was gebleven? U
weet wel, diegene die je na het betalen van je treinticket gauw influisterde
dat je je trein nog net kon halen als je en sprintje inzette van 31 seconden.
Vandaag knikte de man enkel meewarig van achter zijn vensterglas, vaag wijzend
naar de elektronische uurroosters achter me.
Die bleken uiteindelijk een soort digitale versie van de goeie
ouwe gele uurregeling. Via reuze-touch-screen
consulteerbaar.
Spijtig genoeg niet tegelijk met een andere reiziger. Ik moest braaf mijn beurt
afwachten voor ik mijn persoonlijke treintraject kon ingeven.
En toen ik eindelijk, met ticket op zak, en met kennis van het
juiste spoor op zoek ging naar mijn trein, liep ik uiteraard eerst enkele keren
verloren. Niet dat er geen richtingaanwijzers hangen. De ontwerper won er trouwens
vast een prijs voor minimalistisch design mee.
Kortom, mijn nieuwsgierigheid naar de evolutie werd algauw
getemperd. In vergelijking met de indrukwekkende vooruitgang die een kind doormaakt
van zijn geboorte tot zijn 21ste levensjaar, moest ik vaststellen dat de NMBS niet
ingrijpend was veranderd. Een oude grijsaard die er jonger tracht uit te zien met
een haarstukje en een nieuw fris gebit. Gezien de leeftijd van de Belgische
Spoorwegen (°1926) had dit me misschien niet mogen verrassen.
Wat me vooral trof, is dat er in die 21 jaar niemand had
bedacht dat een reiziger die de centrale hal van een groot station
binnenwandelt, wel eens behoefte zou kunnen hebben aan begeleiding.
In de vorm van een fysieke persoon, die je verwelkomt,
begeleidt, attent maakt op de richting die je uit moet om tot bij het juiste spoor te
geraken.
Of, beste Jo, als je de trein van de automatisering verder
wilt brengen dan gedigitaliseerde uurroosters en een app voor iPhone
ticketverkoop, dan kan je ook een digitale begeleider op de markt brengen. Een programma dat automatisch opstart vanaf je
tablet of smart phone zodra je het station binnenwandelt. Personaliseerbaar naar
humeur, leeftijd of welke criteria dan ook. Een gids die je door het hele proces
loodst van aankoop tot het vinden van het juiste spoor, wagon en zitplaats. Met
plattegrond en pijltjes.
Intrigerend vond ik ook het gebrek aan evolutie in de rol van de
kaartjesknipper. Al bijna 90 jaar lang stapt de knipper op de trein na het
fluitsignaal. Vraagt naar je kaartje, knipt er een gaatje in, of stempelt er
een stempel op.
Lijkt het u niet logischer dat die persoon een andere job-inhoud
krijgt, en dat een oogscanner de controle taak overneemt? Dat kan trouwens nog spannende
taferelen opleveren: als je een geldig ticket hebt, gaat de treindeur voor je
open en kan je rustig je plaats kiezen. Als je fraudeert, gaat er meteen een
alarm af. Geen zwartrijders meer.
In alle eerlijkheid was ik nog meest gecharmeerd door de
multicolor ecosorteervuilniszakken in zachte zuurstokkleurtjes op alle perrons.
Er was een aangenaam zachte verlichting en de geur vond ik opvallend neutraal.
Iedereen die ooit met de metro heeft gereisd in Parijs, weet waar ik op doel.
In feite heb ik vandaag een relaxte wachtkamersfeer ervaren op
het perron. En dat is wellicht zoals het bedoeld is: om de pijn van het
lijdzame wachten te verlichten bij mogelijks verlate of geschrapte treinritten.
In elk geval en ik weet niet of dat de verdienste is van
Marc de Scheemaeker - mijn trein was stipt op tijd vandaag.