Inderdaad, mijn privé gids (alias mi marido) loodste ons met een feilloos oriëntatiegevoel doorheen de Colca Cañón. Bovendien was die gids nog erg aantrekkelijk ook! De eerste dag trokken we van Canabacondé naar Tapay. De tweede dag wandelden we verder over Cosnirhua en Malata, met een heerlijke tussenstop in de Oase van Sangalle, en klauterden we tenslotte terug naar Canabacondé.
P.S. eergisteren is ons Sas jarig geweest. Hip hip hoera.
Eindelijk heb ik mijn lichtblauw jasje, wat ondertussen lichtbruin was geworden, kunnen laten wassen. In het zuidelijk halfrond is het zomer wanneer het bij ons winter is. Nochtans heeft de Boliviaanse en Peruaanse Altiplano een heel eigen seizoensritme. Over februari spreekt men zelfs als ´loco fevrero´, wat wil zeggen ´gekke´ of ´dronken´ februari. Maar nu is het maart en het zonnetje is terug van de partij. Bovendien bevindt Arequipa zich slechts op 2300 m. Arequipa betekent in het Quechua ´plaats achter de spitse berg´, en de stad ligt inderdaad aan de voet van de Misti-vulkaan. Men spreekt ook wel over de ´witte stad´: enerzijds vanwege de grote migratiestroom van blanken uit Europa, anderzijds omdat ze grotendeels gebouwd is uit witte vulkaansteen. De Plazza des Armes ligt te schitteren in het centrum. Echter de trekpleister is het Santa Catalina klooster. De kleuren, patio´s, arcades en geplaveide steegjes waren spek voor onze bek. Ook de geschiedenis van het klooster wist ons te boeien. Het klooster is in 1579 gebouwd door een rijke kinderloze weduwe. Het was destijds de gewoonte dat de tweede dochter van rijke families uit Europa in dit kloost intraden, daarbij een flinke bruidschat (als ´bruid van god´) meenemend. Ze namen ook hun zwarte dienstmeisjes mee. Wij stonden wel te kijken van de manier van denken in die tijd: Ijdelheid was een zonde, doch slavernij was dat niet. Zo had iedere non een eigen woonst in het klooster met eigen keuken. In hun slaapkamer boven hun bed bevond zich een verstevigde boog, zodat die plek niet zou instorten bij een aardbeving. Echter hun dienstmeisjes hadden dat niet, want men geloofde dat deze toch geen ziel hadden. In het mortuarium konden we een resem portret-schilderijen van dode nonnen bekijken, want levend mochten ze zich niet laten portretteren, omdat dat als een teken van ijdelheid werd gezien. Later heeft de paus de privileges in het klooster beëindigd en moesten de nonnen in een slaapzaal slapen en samen eten. Momenteel leven in het klooster nog 20 zusters.