Reiziger 179
Hoe oud Raymond nu is? Dat weet Reiziger niet met zekerheid te zeggen. Maar als hij uitrekent moet het toch meer dan vijfentachtig zijn. Hij ziet er niettemin goed uit. ‘Ik eet mij elke dag wel door de uren heen,jongetje’,zegt hij als Reiziger hem een hand komt geven.
Jongetje? Zo sprak hij Reiziger vroeger aan. Meer dan vijftig jaar geleden toen hij naast de vader van Reiziger op de markt stond en in elke passerende bezoeker een potentiële klant zag. Hij verkocht pulls waarvan vele met kraag en vele zonder. ‘De ene voor wie zijn nek verbergt, de andere die hem wil tonen. Jaja, het leven, hé’,wist hij met zekerheid. En dan knipoogde hij naar Reiziger die alle fragmenten van het schouwspel gespannen volgde. ‘Zie je, jongetje, dat zijn verkoopstechnieken. Je moet de mensen aanspreken wanneer het jou past. En niet wanneer het hèn past. Een groot verschil, jongetje. Een zeer groot verschil.’
Als hij dan weer alleen voor de met dozen vol gestapelde rekken stond haalde hij zijn thermosfles boven, schroefde de bekerdop af, trok het kurk uit en voorzag zich van een kleine hoeveelheid koffie. ‘Met iets sterks erbij,jongetje. Dat maakt je kloek. Onthou dat maar.’
Daar denkt Reiziger nu aan als hij Raymond in zijn rolstoel ziet zitten. Zijn benen weigeren al jaren dienst. ‘Helemaal kapot,hé. Zeventig jaar op de markt. Da’s lang.’ Hij kijkt naar zijn handen. ‘Straks komt de kleine mij Nieuwjaar wensen’. Kleine? Dat is zijn dochter die nu zestig is. ‘Ik geef haar een trui. Toen ik ermee stopte hield ik er voor elk jaar dat mij zou resten een over. Met kraag. En platgebreid. Dat zijn de beste. Dit is mijn laatste. Mijn jaren zijn op.’