Een nacht ergens laat in
oktober. Om een onbekende reden ben ik wakker geschoten uit mijn
slaap. Er wat gebeurt er dan, je hersenen zijn blijkbaar ook terug in
de aan stand. geraakt De slaap kan je niet meteen weervinden. En het
is niet dat ik al te veel zorgen heb, maar toch begin je de kleine
besognes een voor een wat te overlopen. Maar ook de grote precaire
toestanden. Zoals, zou op eigenste ogenblik ergens op de Middellandse
Zee een kramiek, rubberbootje ronddobberen. Overvol beladen met
vrouwen, kinderen, mannen, op de vlucht voor de oorlog en die hun
geluk willen proberen beproeven in een ander land, ver weg van hun
geboortegrond. Zouden die dompelaars het halen of hopeloos verzwolgen
worden in diezelfde golven van die grote plas waarin je zelf enkele
maanden geleden nog mateloos genietende ging pootjesbaden.
Zie ik daar ook zo maar
ineens in mijn nachtelijke overpeinzingen, de toch wel immens grote
problemen in het koninklijk paleis van Laken. De vorst en de vorstin
zitten in hun ruime salon met lekker goedzittende fauteuils. Hij zit
zijn krant te lezen, voorzichtig lurkend aan een welriekend
sigaartje, een glas dure rode wijn op het salontafeltje. Zij zit
rustig een handboek over spraakkunst te bestuderen met een theetje in
een Chinees porceleinen kopje binnen handbereik. De koters zitten of
in Engeland of hebben zich reeds teruggetrokken in hun luxuese
kinderkamers, natuurlijk met wifi. Alles lijkt hier peis en vrede.
De vorst springt plots
op en zegt met een iets wat onzekere stem : Tilde, het is weeral
zover, we moeten er weer maar eens aan beginnen. Mathilde kijkt
verschrikt op uit haar boeiende boek. Maar Fifi, we hebben al genoeg
kinderen voor de troonopvolging en met onze dotatie kunnen we er geen
meer bijnemen. Haha, zegt hij, vroeger dacht men dat ik alleen maar
kon de vlieg, maar nu kan ik ook de vogel. En als ik
tweemaal klop klop doe aan je deurtje, hahaaa ! Mathilde kijkt een
beetje hulpeloos naar de zoldering en denkt terug aan die mooie film
die ze ooit zag The postman always rings twice.
Neen, neen, dat is het
niet. Het is bijna zover dat ik mijn kerstboodschap aan de bevolking
moet sturen. Mathilde denkt in zichzelf, waar heb ik toch weer die
blikken dozen gelaten met de afbeelding van oma Fabiola waar al die
kaartjes inzitten komende uit de promoties van den Aldi, het Kruidvat
en de Wibra. In welk kastje staat ook alweer dat potje met de
zorgvuldig afgeweekte ongestempelde postzegels van vorig jaar.
Wat denk jij, zegt hij,
hoe zou ik het dit jaar doen. Zittende achter mijn bureau met wat
tierlantijntjes of rechtstaande voor een mooi versierde grote
kerstboom. Dat lijkt met wel wat. Een symbool voor het land, twee
grote statige voorbeelden van de verlichting. Ik kan mij dan ook
ietwat naar voren bewegen, als het ware naar de burgerij toe stappen.
Ik moet dan wel heel voorzichtig zijn met al die televisiekabels.
Als ik erover struikel en met mijn sm.. gezicht op de grond val zou
heel de natie met mij lachen en dat doen ze nu al genoeg.
Maar Tilde, ik heb nog
een probleem. Ik heb geen, comment on dit ça, inspiration. Ik kan
natuurlijk mijn fardeke bovenhalen en die toespraak van vier jaar
geleden terug overschrijven, want tenslotte zoveel is er niet
veranderd. Niemand die het erg zou vinden. Ze zijn het toch vergeten
of hebben toen ook niet geluisterd. Ware het niet van de journalisten
die het zeker zouden opmerken en dan ben ik weer de pineut bij dat
gezelschap.
Aan mijn papa moet ik
het niet vragen. Die schreef ze trouwens zelf bijna nooit. Daarbij is
hij zelf amper in het land. Alleen voor zijn pensioen op te nemen of
om in het ziekenhuis te liggen of om er op bezoek te gaan bij mama.
En tante Fabiola is er
spijtig genoeg ook niet meer. Die kon pas echt goed schrijven. Zelfs
een dik boek met twaalf sprookjes, dat is nogal wat anders dan een
boek over hondjes zoals mijn broer. Tilde zou jij dat ook kunnen, ik
bedoel sprookjes schrijven. Jij, die zo gestudeerd bent. En, kijk we
zijn toch zelf het levende bewijs van een heus waargebeurd
sprookjeshuwelijk. Maar je mag wel niet beginnen met een kus aan een
lelijke pad.
Mathilde kwam prompt met
de ideale oplossing van bijna onoplosbare probleem. Maar Fifi, vraag
het toch aan ons Liesje, onze oudste dochter. Je weet toch dat ze op
haar veertiende al zelf een toespraak hield voor de gesneuvelden. En
dan nog wel in drie talen. Ik denk dat ze daarvoor wel aanleg heeft.
Allen ze zit nu in Engeland op school en zal ze wel een speech in het
engels schrijven, denk ik.
Tilde, dit kan toch geen
hindernis zijn. Tenslotte heb ik ook gestudeerd in Engeland. En ook
twee jaar in Amerika. In heb daar mijn diploma gehaald, cum laude.
Zelfs de geleerdste professoren verstonden niet wat ik zei. Later
heeft de universiteit met iets aangeboden, horibulus kousaf, of
zoiets, zonder ervoor een examen te moeten afleggen. Wegens al die
koningszaken heb ik te weinig tijd om te studeren. Ik lees dan ook
iedere week de Dag Allemaal, zo blijf ik ook op de hoogte van wat in
mijn rijk te gebeuren staat.
Weet je wat, ik ga me
terugtrekken in mijn studeerkamer. Om te brainwashen of brainstormen,
of hoe heet die aandoening nu ook weer.
Twee uur later komt de
vorst terug naar beneden. In zijn pijama, peignoir en met kemelharen
sloefkes. Tilde het beging al heel goed te lukken. De aanhef heb ik
al. Zal ik het eens voorlezen.
Oewaarde landgenoten, de
koningin en ik...De rest laat ik over aan de premier, die moet ook
maar eens werken voor zijn dikke wedde. Ieder zijn jog, nietwaar.
Genoegzaam vlijde hij
zich in de knusse canapé, zette een oude video opname op van de
Royalties en viel moe van de geleverde inspanningen, maar voldaan, in
een diepe slaap.
Beste
lezer, voor je iets anders zou denken, ik ben helemaal geen marktman.
Een hele tijd lopen, nu ja meer slenteren, langs tenten die opgetuigd
zijn van oude zeildoeken en dikke nylon touwen. Het is niet mijn
favoriete bezigheid. Trouwens die dingen dreigen in mijn ogen bij het
minste windje tegen de vlakte te gaan en ze blijven slechts uit
gewoonte overeind staan en om solidair te zijn met hun naasten.
Nu zegt men wel naar de
markt gaan, maar in wezen is het één langdurig geschuifel
tussen duwende en porrende mensen. Je moet voortdurend uitkijken dat
je niet op een kwalijke plaats geraakt wordt door een kinderwagen,
een cady, een rollator of wat mensen allemaal niet meezeulen en
trekken op hun tochten. De hel is helemaal als de hemelsluizen
opengaan. Bijna syncroon worden dan alle paraplu's opengetrokken.
Door mijn gestalte dreig ik dan elke keer bij iedere pas een oog te
verliezen aan een ronddraaiende ballein.
Van ver al hoor je de
hard roepende groetenboeren, die met veel decibels producerende
stembanden, verkondigen zij de goedkoopste en meest verse producten
hebben van heel de markt. En dat zal heel waarschijnlijk ook wel
kloppen want de waren op alle stalletjes zijn even duur en werden zo
goed als zeker door dezelfde leverancier aan hen geleverd.
Prijsafspraken, je kan het overal terug vinden. Voor de dames onder
u, maar die weten dit al lang, op het laatst van de markt kan je
koopjes doen. Dumpingprijzen, zeg maar. Mijn moeder was daar
specialist in. Zo had ze eens tien van die houten bakjes rode besjes
op de kop kunnen tikken om er confituur van te maken. Bovendien had
ze bedongen dat ze aan huis werden geleverd, want we woonden niet ver
van de marktplaats. Toen, rond een uur of één het zowat het uur was
om af te spreken met je kameraden waar we gingen sjotten, werden die
bakjes voor mijn voeten geschoven, en zag ik de hemelse uren van
plezier smelten als sneeuw in de schijnende zon. En dan nog rode
besjes, wat een klerejob, te vergelijken met het ineenzetten van een
IKEA meubel. Die krengen krijg je nooit spontaan af die
pokkestengeltjes, en geloof me ook niet met een vork. Proeven deed je
ook niet want ze waren nog te zuur. Nu, zoveel jaren later moet ik
bij het zien van een dergelijke pot confituur nog hieraan terug
denken.
Ietwat verderop heb je
dan de wat je de stille kramen kan noemen. Hier wordt niet
geroepen, er heerst een heilige serene sfeer zoals in een kerk. De
iconen hiervan hangen aan kapstokken van gevochten ijzerendraad aan
geimproviseerde rekken of waslijnen. Ze zijn geprijsd met een
viltstift op een stuk karton die wordt vastgehecht met een wasspeld.
Beha's, gaines, onderrokken, onderbroeken, schorten, kleedjes en wat
nog meer van die dingen die je vroeger in je jeugd wel eens zag
wapperen aan de droogkoord worden hier tentoongesteld. Zaken waarvan
ik dacht dat die samen met hun generatie waren uitgestorven kan je
hier bewonderen. In alle maten gaande van XL tot een grootte van iets
waarmee de hedendaagse jeugd zijn tentje zou kunnen opslaan op een
rockfestival. En de onderkleding steevast in het vleesroze, zo sexy
als een nonnetje in het Vaticaan.
Zo'n tweemaal per jaar
begeef ik me nog eens ter plaatse om te zien of er verbetering is
vast te stellen, maar helaas. Het is dan nog aan de Spaanse costa, en
die kerels slagen er bovendien in om er nog een veelvoud aan
stalletjes met lederen broeksriemen, jeansbroeken en zonnebrillen
van dertien in een dozijn tussen te duwen. Markt, lieve hemel, laat
die kelk aan mij voorbijgaan.
Maar waarom dan dit
zoetzure stukje kan je vragen. Wel omdat ik hulde wil brengen aan de
echte marktkramer. De man en vrouw die door alle weergetij zijn bete
broods verdient. Alleen aan mij zullen ze geen trouwe klant
verdienen.
OOSTENDE
AAN ZEE MET FINANT
NOG ENKELE KAMERS VRIJ
Maandag
30 september tot maandag 7 oktober 2019 (zeven nachten)
Maandag
30 september tot vrijdag 4 oktober 2019 ( vier nachten)
DE
KINKHOORN RAVELINGEN VAYAMUNDO
Misschien
roepen de namen bij sommigen herinneringen op aan hun jeugd. De
complexen De
Kinkhoorn
en Ravelingen
werden samengevoegd tot één groot complex dat op het ogenblik
functioneert onder de naam VAYAMUNDO.
Reeds meerdere jaren hebben wij daar met Finant een vaste stek met
leden uit de verschillende groepen.
De
halte van de kusttram Ravelingen ligt aan de voorzijde van het
gebouw. Een trein naar Oostende en aan het station overstappen op de
kusttram is een makkie. Met de wagen kan u ook terecht en de prijs
voor een parkeerplaats onder het gebouw bedraagt slechts 5,80 per
nacht. Men kan ook op de openbare weg parkeren.
Wij
verblijven in kamers van het superiortype in blok 3000. Alle
maaltijden zijn in buffetvorm
en dranken (wijn, bier, waters en frisdranken à volonté) zijn
inbegrepen. Lakens zijn voorzien; handdoeken zelf mee te nemen of ter
plaatse te huren.
Iedereen
kan vrij deelnemen aan elke door Vayamundo voorziene activiteit of
zelf zijn dag invullen met wandelen, zwemmen in het eigen zwembad of
uitrusten in de jacuzzi. Een uitstapje met de kusttram naar de
omliggende badsteden is ook vlug meegenomen. Deelname aan aangepaste
voormiddaggymnastiek, lijndansen, zumba of een martelronde in het
fitnesscenter en nog veel meer. s Avonds is er animatie voorzien.
Alles is gratis met uitzondering van de sauna die betalend is. Kijk
ook even op de website www.vayamundo.be
Prijzen
per persoon per dag in volpension:
56,6 voor
double en
71,6
in singlekamer -ondergrondse garage 5,80 per dag
Voorschot
35 per persoon) te storten op rekening : BE10
7895 1814 3504
van Norbert Lauwerys met vermelding "VerblijfVayamundo
- zeven nachten of vier nachten"
Inschrijving:
namen en voornamen - adres - lidnummer Finant (facultatief voor de
verzekering)
- telefoonnummers - type kamer - al dan niet parking in het
gebouw gewenst
Indien
u nog vragen heeft, kan u mij altijd via deze mail of telefonisch
(0484/091 305 - 03/295 88 07) bereiken. Meer inlichtingen kan u ook
vinden op de website www.vayamundo.be
Vroeger
was er voor de ganse haven slechts één inspecteur en die had zijn
bureel in het gebouw van de directie aan Sint-Pietersvliet. JB
(Afkorting van zijn naam) of de scheve klak. Hij liet zich wel
regelmatig zien en dat ging niet altijd onopgemerkt voorbij. Alvorens
hij een bezoek bracht aan de verificateur informeerde hij zich op de
kaai. Nadien stelde hij een aantal pertinente vragen en wee u
als je niet evenveel wist te vertellen over de schepen en de goederen
die zich dan aan en op de kaai bevonden . Er waren collegas die zo
bang van hem waren , dat ze geen minuut meer op hun stoel konden
blijven zitten zodra hij ergens op een kaai gesignaleerd werd. Ze
namen hun tarief onder de arm en liepen de kaai op , hun kwelgeest
tegemoet.
Nochtans
deelde hij maar heel zelden blaren (491 ) uit en stuurde hij nooit
aan op zware straffen. Bovendien was hij een zeer sociale man die in
verschillende verenigingen actief is geweest en gedurende zijn ganse
loopbaan de grote bezieler was van de Schaakclub der douane en
accijnzen.
In
tegenstelling tot de inspecteur waren de controleurs wel in de haven
gevestigd.
Haven
Noord had je twee gebouwen waarover de verschillende Controles
verspreid zaten namelijk op D.142 en D 205.
Vraag
tot verantwoording:
Een
blad was een formulier 491 met als titel Vraag tot verantwoording
Het
werd je overhandigd wanneer een chef constateerde dat je fouten in je
werk gemaakt had.
Het
nummer (491 ) van het document is niet zomaar gekozen. Het nummer zou
zijn oorsprong gevonden hebben in de Bijbel , waar gesteld zou zijn
dat je zeven maal zeventig (=490) keer kunt vergeven vooral je
iemand moet bestraffen.
Ik
heb net het boek Terug naar Oosterdonck uitgelezen. Het was de
basis van het gelijknamige feuilleton op VRT. Als geen andere
beschrijft Guido Van Meir de teleurgang van de polder. Veel mensen
worden ontroerd door het liedje Het Dorp van Wim Sonnevelt. Met
rede natuurlijk. Het is een erg goed nummer. Maar dit boek staat zo
veel dichter bij ons.
Voor
de mensen die nog ooit nog hebben rondgezworven aan de haven op zoek
naar een verdere plaats van overwerk, is het duidelijk. Oosterdonck
is de samentrekking van Oosterweel en Wilmarsdonck. Twee dorpen die
verloren zijn gegaan aan de macht van de industrie en die zonder
mededogen zijn ondergespoten onder het zand. Je kan er makkelijk
schelpjes rapen. De vruchtbare poldergrond werd onder gespuwd met
een tien meter dikke laag en werd plots industriegrond. Daarop werd
dan de toen heilige petrol neergepoot. De vooruitgang,
nietwaar. Dat kan je niet tegenhouden, dat is toch de toekomst. En
wat is in deze de betekenis van een drietal dorpen met een paar
landbouwers. Die kunnen ons niet tegenhouden en trouwens we zorgen
wel voor een goed alternatief, desnoods geld.
Er
staan nog twee getuigen van deze dorpen. De toren van Wilmarsdonck is
blijven staan. De rest van de kerk is afgebroken. Het restant
tegenwoordig is een witgrijze spits waar het onkruid en de bomen
doorheen groeien. Het is omsloten door hoge stapels containers en is
nog nauwelijks zichtbaar. De andere getuige is het kerkje van
Oosterweel. Het staat nog in zijn geheel op de originele plaats, in
een diepe put, die heel goed laat zien hoe hoog de polder wel werd
opgespoten. Het staat er eenzaam en verlaten, dicht. Regelmatig komen
wel schoolreizen langs om te laten zien hoe machtig de machines zijn
die onze welvaart beschermen en verzekeren. Met oog voor het verleden
weliswaar.
De
dragende figuur in het boek is Pietje, Pietje de leugenaar. Op
zijn Indiaanse trom slaat hij steeds luider zijn woede uit om het
vernietigen van zoveel weelde aan natuur en de onrechtstreekse moord
op een gemeenschap. Met de stak van Wannes zweert hij dat dit
nooit zal verdwijnen.
Het
is een aanrader. Fiets, wandel, of loop eens op een zomerse avond
langs deze relieken. Aan de boorden van de Scheldearm, waarvan de
lichtjes reeds lang naar het noorden zijn verdwenen. En het is
verwonderlijk, de natuur is er allemaal terug. Het Noordkasteel,
eens de plage van Antwerpen, nu in een weelderig groene oase. Overal
zie je konijnen, hazen, fazanten of een vlucht patrijzen. Met wat
geluk eenden, reigers. Noem maar op.
Natuurlijk
kan je ook even verder kijken naar de vergane glorie. Dok
100,138,178,192,58,103,117,205,249,259,207,302,314,320,338,142, en
noem maar op.
Leeg of afgebroken. Maar vooral geen ziel meer. Is de stak van
Wannes verdwenen door de stick van de computer ?
Misschien
blijf ik wel een beetje Pietje. Met weemoed een trappist
drinken in Spek en Eieren met de overgebleven vrienden, 407 weet je
nog, met den John. En luisteren naar de eeuwenoude drum van de polder
: DOM- DOMDOMDOM, DOM-DOMDOMDOM.
Weet je wat me vorig jaar
triest heeft gemaakt ? Neen, triest is het juiste woord niet, eerder
weemoedig. Het is in feite ook nog iets heel banaals : een
puincontainer. Het klinkt volslagen gek, en dat is het natuurlijk
ook. Maar toch wil ik u het waarom hierover vertellen.
Om welke reden dan ook,
ooit komt de dag dat je ouderlijke huis leeg komt te staan. Het warme
nest waarin je bent opgegroeid. De veilige haven van je jeugd, waar
je alles wist staan. Met zijn geur die je direct herkende en de
zalige warmte om je heen. En dan moet je onvermijdelijke beslissing
nemen, de verkoop. Het immokantoor, prijs bepalen, een koper wordt
gevonden, de notaris, verkocht. In je diepste binnenste denk je, ik
verkoop hier een belangrijk stuk van mijn leven. Maar je maakt er een
jong gezinnetje gelukkig mee, en je weet dat hun klein kindjes daar
ook een even gelukkige tijd als jij zal beleven.
Na het afscheid voor
jezelf voel je op een dag toch die aantrekkingskracht van de
onzichtbare magneet. Je wil nog eens terug gaan kijken. En dan staat
hij daar dan : de puincontainer. Je kan er donder op zeggen dat de
nieuwe eigenaars willen gaan verbouwen. Heel logisch. En dan zie je
die grote, bijna verveloze container voor de deur staan. Vol met
blutsen en builen van de veelvuldige vorige gebruikers. Voor de
mensen van de stad een goede raad, laat hem niet de vorige avond
afkippen, want dan is hij met garantie de volgende morgen al helemaal
vol voor je zelf kunt beginnen.
Dat is mij dus ook
overkomen. Schijnbaar achteloos loop ik voorbij het onding. Als
nieuwsgierig mens, kon ik het met een vertraagde pas niet laten om
even de inhoud te bekijken. Er lag een behoorlijk grote blok in van
zowat een baksteen of tien. Met het behangpapier er nog op. En net
dat deed het hem. Ik zag het in mijn geest weer helemaal in de
originele staat. Ik kon het niet nalaten om er wat aan te prutsen. Ik
pulkte vier lagen los.
Nu moet ik even terug
naar het verleden gaan. Toen was behangpapier nog echt papier en geen
veredelde plastic. Men bracht de nieuwe gewoon aan over de vorige
laag. De hele onderneming verliep volgens een steeds weerkerend
stramien. Om de zowat tien jaar was men zowat uitgekeken op het
behang. Het was dan ook wel wat ouderwets geworden. Het begon vuil en
stoffig te worden. De bloemen van de tekening zagen er al wat verlept
uit. Daarna werden de centen geteld en als er genoeg in de sok zat
werd de beslissing genomen : we gaan opnieuw tapiseren. De
volgende stap was naar de decoratiewinkel te gaan om op de terugweg
te zeulen met loodzware stalenboeken. Die krengen waren dagenlang het
middelpunt van de familiale belangstelling. Ze werden blad per blad
bemonsterd, tegen de muur gehouden, tot je krampen in je armen kreeg,
dit alles om te zien of het wel paste bij de bestaande huisgarnituur.
Niemand dacht er maar een seconde aan dat deze boekwerken op het
einde van je jaar zouden vervangen worden door nieuwe en modernere.
Ze zouden hun eindbestemming krijgen in een kleuterschooltje waar de
ukken op de achterkant hun kinderfantasie zouden uitsmeren. De
laatste fase was de behanger zelf, die dagenlang het hele huis
overhoop haalde. Alle meubelen werden verplaatst en bracht het hele
huishouden in een toestand die te vergelijken is met een nomadenkamp.
Maar na afloop mocht het resultaat gezien worden en was heel het
gezin tevreden voor weer een tiental jaar.
En zo kwam die brok puin,
weer tot leven. Laag na laag, periode na periode, die elk hun eigen
verhaal kunnen vertellen, wat ze gezien en gehoord hadden. In een
vlaag van nostalgie had ik zin om de brok mee te nemen. Maar ach,
herinneringen zijn er niet om op een schouw te plaatsen maar om ze te
koesteren in een diep plaatsje in je ziel waar ze warm en veilig
zijn.
Puincontainer, vergaarbak
van een verleden, neem maar mee.
Dit is het verhaal over,
neen ik vergis me, het is voor mezelf een ode aan Gerard. Iemand die
men in het mooi Vlaams een schone mens noemt. Ik ben heel
gelukkig dat ik deze man kon leren kennen en op mijn levenspad mocht
tegenkomen. Ik heb hem leren waarderen in al zijn levenskunsten en
heb hem graag gezien. Het lot bepaalt soms dat je mensen ontmoet die
je voor altijd zullen bijblijven en waar je zoveel bewondering,
eerbied en respect voor hebt.
Het klinkt misschien
heel raar, maar als ik dit nu neerschrijf , voel ik nu nog zijn hand
op mijn schouder en hoor ik hem zo zeggen maar mijn jongeske wat
ga je nu over mij schrijven in zijn beschaafde westvlaams. Ik zie
zijn guitige ogen, hoor zijn klaterende lach, Hij ging dan altijd
iets achterover hangen, en wreef daarbij over zijn dij en stak
daarbij altijd zijn hand in de rechterzak van zijn eeuwige stofjas.
Iedere bekende figuur
aan de dok, en dat waren er heel wat, had wel een bijnaam. Dat kon
gaan van de tankcommandant tot pooter de shooter. Gerard zijn
lapnaam was Fernandel. Ken je de film van de vrolijke
krijgsgevangene die met zijn koe Marie ontsnapt uit het
concentratiekamp ? Wel je kunt geen betere omschrijving vinden van
Gerard, zowel uiterlijk als innerlijk. De goedheid zelve.
Mijn verhaal begint op
11 maart 1976, kaaibureel UCB 205. Het staat in mijn geheugen
gegrift. Als bleuke en pas aangestelde adjunct van de verificateur
zat ik daar als uitrekenaar. Nu was dit kaaibureel niet de meest
boeiende uit het rijtje van de cottage. Het ging altijd om plastic
korrels of aanverwante chemische brol in een eigen bizar systeem van
de firma.. Niemand die zich daar zorgen over maakte. Je moest al
rekenen op een domme fout van een van de bedienden die toevallig de
dollar voor een Belgische frank had gelezen om een vaststelling te
doen. Het ging wel om enorme bedragen zodat de contencieux van de
verificateur er wel bij vaarde. Toegegeven, kleine fouten werden in
der minne geregeld, tot nut en voldoening van iedereen.
Nu wil ik teruggaan naar
die bepaalde datum. Mijn vrouw was toen hoogzwanger van ons eerste
kindje. Rond tien uur kwam er dat telefoontje, het is bijna zover.
Lichtjes, neen behoorlijk, in paniek vroeg ik hem wat ik nu moest
doen. En dan kwamen die wijze, rustgevende woorden van hem. Zooze,
want zo noemde hij mij, ga maar naar je vrouwtje, dit maak je maar
éénmaal in je leven mee. Ik trek mijn plan wel en we zwijgen
erover, de bazen moeten niet alles weten. De dag nadien belde ik hem
op om hem te bedanken en te vertellen dat het een dochtertje was
geworden, en ik voelde dat hij even trots en gelukkig was als ik.
Jarenlang hebben onze
wegen elkaar samengebracht. Het was telkens lachen geblazen, want een
dag zonder lach was een verloren dag. Het meest geschikte moment was
daarvoor ook de middagpauze. Weet je wel. Tussen twaalf en één, eet
iedereen. Als hoofd van de roedel moest je wel jezelf aanpassen aan
de gebruiken van je tijdelijke nest. Het kon kingen, gewone wies,
kleurenwies, manillen zijn, het maakte niet uit, de baas moest zich
aanpassen, liefst nog betalen ook. Maar het was ieder geval een
dekmantel om de pauze uit te rekken tot één uur en zo de nodige
dekking te krijgen tegen ambetante oversten die dat niet volgens het
boekje vonden. Ik snap nog altijd niet dat dit niet als verplichte
leerstof werd opgenomen in de cursus voor verificateur.
Op dat bepaalde
kaaibureel was dat vogelenpik, niet zo evident en ook niet de
leukste manier om je middagpauze om te krijgen, maar er was niet
veel ruimte en ook niet veel volk om een andere activiteit te
organiseren. Maar op een dag had Gerard met een paar van zijn
companen besloten om een beleefdheidsbezoek te brengen aan het
nabijgelegen portomagazijn. Nu was dit bezoek iets of wat uitgelopen
en de weg terug dubbel zo lang als de weg erheen. Eén uur na de
landing was Gerard terug verdwenen. In de bange veronderstelling dat
hij terug een nieuwe citytrip had geboekt naar Portugal, besloten we
toch om overal eens navraag te doen. Maar na een interne zoektocht
hebben we hem toch gevonden. Zo mooi heb ik heb ik nog niemand een
toiletpot zien omarmen. Het was zo innig en zo diep, je kon niet
verstaan dat er een inniger liefde kon bestaan. Case closed, nachtje
uitrusten, en tommorow it's another day. Maar zoals het Nederlandse
Tv programma het zegt de wereld draait door. Hij werd na
ontelbare mislukkingen en ontgoochelingen toch hoofdcontroleur. Zijn
levenshouding was dan ook , studeren is mijn hobby. En zo
vergaat de tijd en onze wegen gingen uit elkaar en zijn eigen
gangetje.
Dit zou het einde van
een verhaal kunnen zijn, maar dit is het niet. Het lot, weet je wel,
dat onvoorstelbare en onvoorspelbare. Mijn jongste dochter werkt als
ergo in een RVT. En zoals het gaat wordt er aan tafel over ditjes en
datjes gepraat binnen het gezin. En dan zei ze, er woont iemand bij
ons die vroeger ook bij de douane gewerkt heeft. De voornaam wist ze
wel Gerard. En er zaten wel wat i's in zijn naam. . Het was geen
grote gok van mij, maar ik wist gevoelsmatig dat hij het was. Mijn
vraag was of ik hem kon bezoeken. Dat kon, dat zou hem echt deugd
doen. Maar dan het liefst als zij erbij was. Op mijn vragende blik
kreeg ik geen direct antwoord. Die mysterieuse aandoening die men
dementie noemt had hem in haar kracht.
Zo kwam het dat ik op
een namiddag een bezoek aan hem bracht. Het werd een vreemde
ontmoeting. Bij mij was er dadelijk de herkenning, hij was geen
spatje veranderd. De oude verhaaltjes kwamen bij mij plots terug
opborrelen. Bij hem was het een waas van niet herinnering. Pas na
lang praten, en een monoloog van mij, met plaatsen noemen, namen en
gebeurtenissen vertellen, kwam zichtbaar wat terug boven in hem en
begon hij terug te lachen. Heel raar was voor mij, dat hij nog altijd
een abonnement had op de Knack. Hij las die trouw iedere week. Hij
zei me : waar kunnen we nog veel beter zijn dan hier. Na zoveel
jaren ben ik nog samen met mijn vrouwke, beter kan dat niet zijn, wie
kan dat vertellen. In het vakjargon van de verzorging klinkt het
misschien iets anders, orde, regelmaat, het niet onderbreken van
gewoontes. Bij ons afscheid zei hij, bedankt voor je bezoek.
Nu wil het toeval,
alhoewel hoeveel toeval kan er zijn in een mensenleven, dat mijn
eigen moeder wordt opgenomen in hetzelfde RVT. .En nu had ik dan ook
meermaals contact met hem. En telkens na een aantal minuten nadenken,
was ik terug zooze. En hij genoot ervan. Ik vertelde altijd wel
een verhaaltje over vroeger, vaak hetzelfde, maar hij genoot ervan.
Zijn vrouwtje zei steeds jullie hebben vroeger toch heel wat
uitgespookt. Met een glunderende lach van hem er bovenop. Die
bezoeken aan mijn moeder waren ook een beetje bezoekjes aan hem
geworden.
Op een dinsdagnamiddag
was het de traditionele bingo namiddag. Een topevenement voor de
bewoners. Ik kwam binnen in de cafetaria waar het spel werd gespeeld.
Ik zag Gerard een beetje somber kijken. Na de herkenning zei hij,
Zooze, moe je nu wa weten. K'en zoon goestinge in ne pintje bier
en ik krijg er geen. Ik zeg Gerard, dat kan niet. We hebben er
zoveel samen gepakt, dat nemen ze ons niet af. Ik deed even navraag
bij de verpleging, en het kon geen kwaad..Hij kreeg zijn pint, dronk
ervan en trok een gezicht van dit moet het zijn als een engeltje op
mijn tong pist. Toen de pint leeg was had hij nog wel zin in een
tweede, maar een blik van de verpleegkundige vertelde me dat de
medicatie dit niet meer toeliet.
Een kwartiertje later
trok hij aan mijn mouw. Zooze, zou je ons naar huis kunnen brengen.
Want we weten de weg niet meer. Het was de weg naar hun kamertje.
Wees gerust mijn vriend, ik regel dat wel. Een knik terug, ja 't
is goed alzo. Ik kon toen niet bevroeden dat het onze laatste pint
zou zijn. Enkele weken later had die andere ziekte met de grote K hem
te grazen genomen. Een paar weken later, in helse pijnen, een mens
onwaardig, is Gerard overleden.
Gerard, lieve man, dit
was niet onze laatste pint. Later volgt die eeuwige pint, nooit
helemaal vol, nooit helemaal leeg. Rust zacht en tot later.
Het
gerucht gaat dat blauw ooit een praktische keuze was voor de
fabrikanten.Blauwe
inkt zou vloeibaar zijn , waardoor de pennen niet snel verstopt
raakten. Maar
de balpennengigant BIC kan dat niet bevestigen. Volgens
hen zijn balpennen traditioneel blauw.
De
eerste commerciële versie in 1943 werd geproduceerd voor de Britse
luchtmacht om te gebruiken in vliegtuigen , omdat ze onder lagere
luchtdruk zonder lekken bleven schrijven. En de luchtmacht wilde
enkel blauw.
Toen
de pen op de commerciële markt werden gebracht in 1950 , bleef dat
nog een heel tijdje de enig verkrijgbare kleur. Pas later werden
groen , zwart en rood geïntroduceerd.
Kort
na mijn huwelijk kochten we een stuk bouwgrond dat ik zo snel
mogelijk wilde afbetalen. Ik woonde kort aan de Nederlandse grens en
met smokkelen werd menig grensbewoner een beetje rijk.
Hoezeer
ik mezelf ook aanprees , contacten proberen te leggen , de
zwijgplicht werkte. Ik kreeg bij geen enkele smokkelbende voet aan
wal.
Dan
maar op eigen houtje aan de slag !!!.
In
enkele cafés mocht ik sigaren en jenever leveren en in enkele
Belgische kruidenierswinkels boter. Eén kg boter kocht ik in
Nederland aan voor 54 frank en in België kon ik diezelfde kilo
verkopen voor 108 fr.
Ik
begon mijn smokkelcarrière als pungelaar Pungelaars verslepen
hun smokkelwaar te voet of op de fiets in pungels. Het zijn grote
sterke zakken.
Ik
liep langs veldwegeltjes door weide en heide en op de rand van het
bos of weide D loerde ik alle bewegingen uit. Als de autos niet
moesten stoppen , betekende dit dat er geen controlepost van de
komiezen was, zoals we de douaniers noemden. Af en toe hield ik halt
om naar de geluiden van de nacht te luisteren. Een koe die in de
verte loeide , een paard dat hinnikte , of een hond die blafte ,
waren allemaal tekenen van onheil.
Op
een kille mistige avond trok ik met 16 flessen jenever op mijn rug
vanuit Nederland, door het bos, de Belgische grens over. Plots
gekraak in het bos. Ik dook plat op mijn buik in het natte gras en
verroerde geen vin. Met tussenpozen herhaalde zich het gekraak.
Hadden
de douaniers mij opgemerkt ? Slopen ze dichterbij ?
Maar
er gebeurde niets . Na enige tijd was ik doorweekt, onderkoeld en
stokstijf.
Ten
einde raad kroop ik recht , sloop verder en botste op vier
smokkelcollegas die vier koeien bij hadden. Na eens goed te hebben
gelachen vervolgde ieder zijn eigen pad.
Al
vlug schakelde ik over naar de fiets waarmee ik tot 60 kg boter kon
versassen. En omdat vele handen ook zwart werk lichter maakten,
ronselde ik een bende van vier smokkelaars. Eén van hen laadde
slechts 10 kg en reed voorop om te kijken of de kust veilig was, ik
en de andere twee hadden elk 60kg boter bij.
Tijdens
een smokkelnacht met volle maan reed Jef voorop om de omgeving te
verkennen . Hij keerde die nacht op zijn passen terug om ons te
waarschuwen dat er een auto van de vliegende brigade verscholen stond
in een bospad achter de volgende bocht.
Doch
de douaniers hadden Jef opgemerkt en vermoedde wel dat er iets gaande
was.
Vlug
verstopten wij onze fietsen en lading in het bos en trokken langs een
ander bospad naar huis met de bedoeling de lading de volgende op te
halen.
Toen
we de volgende dag fiets en lading wilde gaan ophalen , waren die
verdwenen .
De
douane was nadien blijkbaar toch nog komen rondneuzen of was getipt
door een rivaliserende bende. Het was de eerste maal dat ik mijn
lading aan de douane kwijt speelde.