Inhoud blog
  • Ze zèn zot, menere. Dat ze zot zèn, menere.
  • Zo'n wijf noemden wij vroeger een smos
  • Over die voile sjoerel mee zaan lank hoer
  • De familie Bucquoy, Bert Ansjo en de Dolle Mol
  • De vrouwen van Claus, Gezelle en Boon
  • Oud is niet out: over het ontstaan van Heibel en de Nestorprijs
  • Wie gaat uit de kleren voor Heibel?
  • "Pak hun dop af!" zegt Kakagurka
  • Hilde Sabbelt zonder zeuren
  • Als een zottin een zottin interviewt...
  • Gewoon ongecontroleerd winden laten kan iedereen
  • Waalse strapatsen, vlaamse fratsen
  • Een stront met een strikje errond stinkt even hard als een stront zonder strikje
  • Aantwaarpen boven: avonturen met de roze biggetjes
  • Le plat pays mais pas le mien
  • PNVD, partij voor pedofilie, naaktloperij, vunzigheid, dierenseks
  • Margootje en haar 'assenkruis'
  • 'Helaas men wil mij niet verkrachten' (Kristien Hemmerechts)
  • Bedenkelijk eerbetoon aan Hubert Lampo
  • Karl, Kristien, Midas, Patrick over seks met kippen
  • Hugo Brems schiet naast de roos
  • Het kinneke Jezus was een stinkertje
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    HEIBEL HET BLAD ZONDER BLAD (voor de mond)
    HEIBEL: het blad zonder blad (voor de mond)
    Satirisch-kritisch literair tijdschrift. Heibel zegt wat de anderen verzwijgen.
    07-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De vrouwen van Claus, Gezelle en Boon

    DE VROUWEN VAN CLAUS, GEZELLE EN BOON

     

    En dan, die lekkere vrouwen…

    Niet alleen met het ‘zwart gebroed’ had Claus nogal wat te doen in zijn jeugd, ook met vrouwen brak hij van jongs af potjes. Ondanks het feit dat hij met zijn moeder een zo sterke band zou hebben gehad dat ze hem van haar “weg moesten trekken”, ging hij er toch reeds op 13-jarige leeftijd vandoor met een vrouw van 28. Althans, dat beweert de held zelf, maar in hoever dat waar is, weten (of beter: wisten) alleen de betrokkenen, en vermits Hugo van zichzelf zei dat hij kon liegen dat de kalk van de zoldering viel, is het voorzichtiger daar maar een vraagteken achter te zetten.

    Dat Hugo niet van de eerste leugen gebarsten was, bevestigde zelfs zijn vriend Josse De Pauw in De Morgen: “Je moet altijd wel opletten met Hugo’s beweringen, want hij heeft aardig wat verhalen over zichzelf verzonnen”. Eigenlijk bedoelt Josse hiermee niets meer of minder dan: Claus loog de pannen van het dak, - iets wat de Meester overigens ook zelf toegaf, weliswaar met de schone uitleg: “Een heer als ik heeft meerdere versies in zijn mars. Dat ben ik aan mijn stand verplicht.”

    Hoe dan ook, indien we zijn ‘relatie’ als 13-jarige snotter met de volwassen vrouw (die bovendien nog een jodin zou zijn geweest!) in de goot dumpen, dan blijft alleszins het feit dat hij in 1946, op nog geen 17-jarige leeftijd, het ouderlijk huis verliet om met kunstschilder Antoon De Clerck een boerderijtje te Sint-Martens-Leerne te huren. En daar zou hij, alweer naar het getuigenis van de Meester zelf, iets te doen hebben gehad met de acht jaar oudere Magda Wieme, weduwe met twee dochtertjes.

    In 1949 leerde hij dan de 19-jarige filmactrice Elly Overzier kennen. Zij “is de dochter van een Nederlandse reder in Oostende, ze heeft buitenlandse scholen achter de rug (talen, muziek), ze is van het zoekende type: muziek, schilderen, acteren, schrijven, ze vindt het allemaal interessant. Ze is een half jaartje ouder dan de jonge dichter” (Mark Schaevers, Humo 16.03.04). Op 26 mei 1955 trouwde hij met haar – “een bruidschat van een miljoen had hem over de streep gehaald” (Mark Schaevers, Humo 16.03.04) - en acht jaar later kregen ze een zoon, die Thomas werd geheten. Simon Vinkenoog, die toch ook geen voorbeeld van huwelijkstrouw is, zou over dat huwelijk zeggen: “Hugo Claus () had aanhoudende ruzies met Elly. Dat ging heel, heel hard; als je erbij was, wou je van schaamte in de grond zakken. Het was een vreemde liefde tussen die twee, er moest voortdurend ook gepest worden, een soort masochistische double-bind.” (Humo, 16.03.04)

    In 1969 leerde de Meester de Nederlandse actrice Kitty Courbois kennen, die in zijn toneelstuk Vrijdag de hoofdrol vertolkte, en vermits hij ondertussen genoeg ruzie gemaakt had met Elly, lliet hij haar met Thomaske zitten om in Amsterdam te gaan samenwonen met Pittige Kitty, die zijn amour fou werd. Hoe die relatie verliep, kunnen we min of meer opmaken uit de roman Het jaar van de kreeft, die hij schreef nadat hij in 1971 van Kitty de bons had gekregen. Kitty zelf liet er in 1995 in ‘De Haagse Post’ het volgende pikante detail over los, dat uiteraard niét in de roman is weer te vinden: “Hugo wilde een gedichtencyclus aan mij opdragen. Het moest een heel bijzondere uitgave worden, in een doosje waarop hij mijn schaamhaar wilde plakken. Rot op zeg! Ik vond het ronduit vies.”

    Hugo bleef echter niet bij de pakken zitten. Het jaar daarna leerde hij immers de ‘actreuse’ Sylvia Kristel kennen, die bekendheid had gekregen met… een reclamespotje voor een tampon, op basis waarvan ze tot Miss TV Europe was uitgeroepen, en die in 1973 internationaal zou doorbreken dankzij de hoofdrol in de soft-pornofilm Emmanuelle. Acteren kon la Kristel niet, maar voor dat soort pellicule was dat ook niet nodig: “Ik heb nooit leren acteren, daar heeft Hugo gelijk in, vooral geen tekst alsjeblief! Het enige wat ik kan is iets uitstralen,” verklaarde ze trots (Humo 16.03.04).

    Een zestal jaren woonde het koppel samen, maar la Kristel kreeg alle aandacht, want wie zou in Parijs of Tokio ene meneer Claus kennen? In het begin speelde de ijdele dichter met meer dan genoegen en vol overtuiging de mondaine bijrol van 'monsieur Kristel', maar toen de gloriërende diva heroïne begon te spuiten, had hij er genoeg pap van en trok met een bons de deur achter zich dicht. Het enige wat hij aan Madame Emmanuelle, of beter: wat zij aan Monsieur Kristel overhield, was een zoon, Arthur genaamd, naar wie hij echter als voorbeeldige vader evenmin zou omkijken als naar zijn eersteling Thomas. Kristel zelf beroemde er zich subtiel op dat ze al evenmin geschikt was voor het moederschap: “Net zomin als ik een typische moeder was, was Hugo een typische vader. Als er een herdershond was uitgekomen, was het ook goed geweest, laat ik het zo zeggen” (Humo 16.03.04).

    [Na Claus vond Kristel een nieuwe ‘amant’ in de acteur Ian MacShane, maar die relatie eindigde eveneens met allerlei drank- en drugproblemen, vooral voor Kristel die naar Amerika verhuisde en na een kortstondig huwelijk met een zakenman bijna de hongerdood stierf. Toch kwam ze er weer bovenop, ze zwoer de drugs af en trouwde zelfs met de filmregisseur Philippe Blot, die haar bedroog op financieel gebied. Vanaf het begin van de jaren '90 nam Freddy De Vree de afzet van Claus over. Hij huurde een appartement voor haar in Brussel en als trouwe discipel van Claus was hij wát blij op deze wijze toch nog ‘in de sporen’ van zijn Meester te kunnen treden.]

    Claus was nu niet meer van de jongsten en, zoals het meestal gebeurt met libertijnse zwierbollen die de vrouwtjes aan hun degen rijgen, begon hij allengs de voordelen van een vaste stek in te zien. Zodat hij na nog wat trouw(e)loze jaren in 1993 in de echt trad met Veerle De Wit, die gelukkig geen lunatieke actrice was maar de stilaan gammeler wordende Artiest wel ‘liefdevol aan zijn eind bracht’, zoals de boerkes van de Kempen dat plegen te formuleren.

     

    De viezentist en de heer van stand

    Dat erotiek een dwingende rol speelde bij Claus, zal zelfs onze melkboer geweten hebben. We mogen gerust stellen dat het een obsessie was. “Poëzie, vrouwen, revolutie, om die drie zaken gaat het,” onelinede hij - niet de melkboer! - op een keer.

    Ook die andere verlosser van Vlaanderen, L.P. Boon, was geobsedeerd door de erotiek. Zoals deze de vrouw ooit omschreef als het “mooiste dier op aarde” – hoewel wij er ernstig aan twijfelen dat hij daarmee ook zijn patattenschillend Jeanneke viseerde, - zo heeft ook Claus het in zijn jongere jaren over een “geurend dier”, “dorstig dier”, “zwijgend dier” dat “een buidel op de buik” draagt en als “een Siciliaanse pest () bloed en slijm kweekt () in mijn cellen”.

    "Je schreeuwde als hond en ree en geit

    toen ik je zoon heb verwekt.

    Een dolk van lindehout was ik

    in je vel, dat eindeloos moeras.”

    (uit De man van Tollund, 1962)

    Claus vergelijken met Boon, zou echter beiden onrecht aandoen. Terwijl Lowie bij een jatte kouwe koffie vuile prentjes zat uit te knippen uit beduimelde blaadjes, zat Hugo met een glas champagne in de hand te genieten van het artistiekerig gekreun van een huppeltrutje, dat live in een exotische zetel zichzelf zat te ‘verwennen’. Zelfs met een bolhoed op zijn weerbarstige kop en een zijden Charlie-Parkerstropdas om de hals deed Boon denken aan een “viezentist” die, na het uitlepelen van een pot stemverzachtende eucalyptushonig, achter een boom stond te wachten op een voorbijfietsend Roodkapje, dat hij met nog steeds krakende nasalen probeerde mee te lokken in het struikgewas om haar “tietenkorfjes” te aanbidden. Claus daarentegen was in alle omstandigheden de (zij het: lascieve) ietwat Ollie B. Bommelachtige heer van stand die zijn “heidens altaar () met vingers van licht bespeel(t) en streel(t)”. Zelfs wanneer hij “in staat van aanval en van moord” “woedende wortels schiet” en “vlammen rijd(t)” in haar “buigzaam bewind van honger”, ligt er naast het diabolische tevens iets gentlemanlike in zijn woorden.

    Inderdaad, de ‘dierlijkheid’, die zoals al vaak werd aangetoond door de Clausologen, een constante is in Claus’ poëzie, is niet dezelfde als die van Boon. Bij Claus vraagt het begrip een nadere omschrijving: in plaats van het uitsluitend te koppelen aan ‘bestialiteit’ is er eveneens een band met wat we zouden noemen ‘animaliteit’. Waar het Latijnse ‘bestia’ volgens het etymologisch woordenboek ‘wild irrational creature’ betekent, verwijst ‘animal’ naar ‘anima’ d.i.  ‘ziel als levensadem’, én naar ‘animus’ of ‘ziel als zetel van verstand en gevoel’.

    Terwijl in de vroegere poëzie van Claus de directe, vrij brute, zelfs agressieve bestialiteit overwoog, begon met het vorderen van de jaren de animus/anima aan gewicht(loosheid) te winnen. In die mate zelfs dat we in de ronduit schitterende Sonnetten (1986) geen ‘dierlijke’ verwijzingen naar de vrouw meer aantreffen, maar bewoordingen als “je jonge tover”, “het huidig mirakel”, “de iris van je ogen”, “maanziek tumult”, “gegiechel van een puber”, “je nu warme weelde” de erotiek gaan vermenselijken. Over de bundel In geval van nood (2004) zei de Meester zelf: “Er is een breuk met de vorige bundels, het bronstige valt weg.” (Humo 16.03.04)

     

    “De Guido Gezelle van de 20e eeuw”?

    De erotiek krijgt dus allengs, zoals bij de meeste ouder wordende mannen, ook bij Claus een humaner accent. Een knappe analyse van de ‘begeerte’ die door de poëzie van de jonge dichter stuwde, krijgen we van Frank Hellemans, die in Knack (26.03.08) tevens wees op een vage parallel tussen Claus en Gezelle. Verder dan de taalmuzikaliteit reikt die overeenkomst echter niet. Heel wat essentiëler is het verschil, zeg maar: de onoverbrugbare kloof, ja zelfs vijandigheid tussen beider poëzie. Ik citeer Hellemans: “ ‘Zij nadert in vouwen en in schicht,/ In hitte, in hars, in klatering ().’ Deze verzen uit het openingsgedicht van ‘Een vrouw’ uit de Oostakkerse gedichten (1955) demonstreren het genie van Hugo Claus. Claus was eerst en vooral een dichter, en als de Guido Gezelle van de twintigste eeuw zal zijn taalmuziek ook nog lang na zijn dood weerklinken. Maar hij ambieerde geen harmonische lofzang op Gods schepping, zoals Gezelle het hem voordeed. Claus was zijn heidense tegenvoeter en bezong met zinnelijke intensiteit de lichamelijkheid van de goddeloze liefde. Zoals een hongerige minnaar met de vingertoppen het object van zijn verlangen aftast, zo wikt en weegt Claus zijn hitsige woorden. Hij stuwt ze voort op het ritme van de begeerte. Daarom dat Claus als stijlfiguur de nevenschikking verkiest en als klankfiguur de herhaling van de alliteratie, die de nevengeschikte woorden als het ware ter plaatse doet trappelen. Het is die surplace die de begeerte nog aanwakkert en uiteindelijk in een orgastisch vuurwerk doet exploderen, zoals in dit Oostakkerse hooglied  op de vrouw, met het vaak geciteerde, metaforische slot: ‘Zij splijt mijn kegel/ in de bekende warmte.’“

    Inderdaad, Claus was de “heidense tegenvoeter” van Gezelle, maar ook van zovele andere Vlaamse en Nederlandse dichters, zoals Van Wilderode, Achterberg, De Belder, Nijhoff, Verbeeck, Andreus, die de vrouw bezongen hebben in allerhande gestalten. Neem bij voorbeeld maar de gestalte van de moeder. Bij Gezelle gaat het zo: “Er is van u/ hiernederwaart,/ geschilderd of/ geschreven,/ mij, moederke,/geen beeltenis,/ geen beeld van u/ gebleven.// Geen tekening,/ geen lichtdrukmaal,/ geen beitelwerk/ van stene,/ tenzij dat beeld/ in mij, dat gij/ gelaten hebt, allene.” En bij Nijhoff: “Moeder, weet je nog hoe vroeger/ Toen ik klein was, wij tezaam/ Iedren nacht een liedje, moeder,/ Zongen voor het raam?// Moe gespeeld en moe gesprongen,/ Zat ik op uw schoot, en dacht,/ In mijn nachtgoed kleine jongen,/ Aan ’t geheim der nacht.”

    Wat een verschil met de moederbeleving van Claus: “Ik ben niet, ik ben niet dan in uw aarde./ Toen gij schreeuwde en uw vel beefde/ Vatten mijn beenderen vuur.// Mijn moeder, gevangen in haar vel,/ ()// Zij was geen stenen bed, geen dierenkoorts,/ Haar gewrichten waren jonge katten…” Van de geestelijke, spirituele liefde die Gezelles en Nijhoffs poëzie doorgloeit, is in deze verzen geen spoor te ontdekken. Tegenover de rustige, heiligende affectie staat hier de schokkende, ontheiligende drift. Tegenover het geheiligde altaar van eerbied en genegenheid staat het heidense altaar van vel, vlees, bloed en vuur. En toch zal Claus zeggen: “Mijn moeder was voor mij een heilige, mijn vader een sukkel.” (Humo 16.03.04)

     

    Piet-met-de-klak en piet-met-het-hoedje

    Naast de gemeenschappelijke erotische obsessie wordt bij Boon en Claus ook een andere overeenkomst gesignaleerd: beiden waren dé boegbeelden van het linkse schrijverschap. Maar toch was de linksheid van Boon heel anders dan die van Claus.

    Oké, hun ‘merites’ om de heersende moraal de broek af te doen, waren equivalent. Maar geheel volgens hun afkomst deed Boon dat met de ruige vrankheid van de waarkmensch, Claus met het verwaten flair van de bourgeois. M.a.w.: Boon was een socialistische libertijn, Claus een liberale - wat ook zijn blauwe vriendschappen met de Verhofstadts en de Chevaliers verklaart en hem woorden in de mond legt als: “Maar ik ben geen vierentwintig uur op vierentwintig links, hoor. Ik heb ook wel een paar rechtse karaktertrekjes. Ik ga bijvoorbeeld graag met een rechts iemand dineren.” (Humo 03.11.94) -. Boon schreef over en voor de smalle gemeente, Claus schreef voor en over de culturele bourgeoisie. Kortom, Boon was a people’s writer, Claus a writer’s writer.

    Ook in hun leven kwam dat tot uiting. Terwijl Boon zich af en toe door die andere ‘bevrijde’ geest, Herwig Leus, geniepig in diens oude Volkswagentje naar een armzalige stripteasetent liet smokkelen (op zijn sloffen, opdat Jeanneke het niet zou weten!), liet Claus zich glamoureus in een limousine naar een filmfestival rijden (met een jasje van Yamamoto aan, opdat iedereen hem zou zien).

    Boon bleef tot aan het eind van zijn leven het hompige ventje op wiens knoestige kop je zó een vette klak kon inbeelden en aan wiens lippen een zelfgerolde sigaret plakte, Claus was al vrij vlug de gigolo die zijden hemden en kousen droeg en zijn king-size sigaret tussen de vingers van zijn bestudeerd nonchalant bungelende hand hield. Boon bleef bij manier van spreken tussen de mensen van de Kapellekensbaan wonen, terwijl Claus in mondaine salons en clubs het leven van the rich and the famous leidde.

    “In de vroege jaren zeventig hadden we een huis in de rue Dante. Dat was een van de mooiste boulevards in Parijs. We dineerden elke avond bij Maxim’s en reden in een witte Cadillac Convertible met modleren bekleding. Omdat we geen van beiden over een rijbewijs beschikten, hadden we een chauffeur. We gingen ook vaak naar het filmfestival van Cannes. () Hugo voelde zich meteen op zijn gemak. Hij vond het leuk met mij te pronken.” Aldus Sylvia Kristel in Het Laatste Nieuws van 20.03.08.

    En om dat beeld volledig te maken voegt de Meester daar niet zonder trots aan toe: “Ik () wilde niet gaan werken. Ik wilde een succesvolle gigolo zijn. Ik streefde ernaar om mooi, aantrekkelijk en sexy te zijn, zodat knappe vrouwen mij zouden onderhouden.” (ibidem)

    Elders klinkt het zo: “Ik woonde in een heel groot appartement, zoals het moet. Sylvia had haar chauffeur, ik de mijne. Het huis zat vol met haar kapster, haar secretaris, haar agent, de neef van haar agent, zijn chauffeur, de neef van die chauffeur, en dat wandelde allemaal de hele dag door mijn huis. Zij hield daarvan, ze liet zich overweldigen door het gespuis dat een kunstenaar altijd en overal omringt.” (1995, geciteerd in Humo 30.03.04)

    Boon was iemand van het oude, proletarische links, Claus was het prototype van het moderne links, le gauche caviar, dat meer belang hecht aan de piet-met-het-hoedje dan aan Piet-met-de-klak.

     
    FRANS DEPEUTER

     

    P.S. Wie het “Averechts dossier Hugo Claus” helemaal wil lezen, neemt contact op met depeuter.frans@telenet.be

    07-11-2008 om 23:49 geschreven door heibelaar  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (4 Stemmen)

    Archief per week
  • 11/04-17/04 2011
  • 18/10-24/10 2010
  • 23/02-01/03 2009
  • 03/11-09/11 2008
  • 07/04-13/04 2008
  • 19/11-25/11 2007
  • 20/08-26/08 2007
  • 30/07-05/08 2007
  • 14/05-20/05 2007
  • 05/03-11/03 2007
  • 15/01-21/01 2007
  • 27/11-03/12 2006
  • 13/11-19/11 2006
  • 06/11-12/11 2006
  • 30/10-05/11 2006
  • 23/10-29/10 2006
  • 26/09-02/10 2005

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Links 1
  • Heibel literair tijdschrift
  • Heibel, het blad zonder blad (voor de mond)
  • Heibel en Brems
  • Heibel en Dimitri Verhulst
  • Heibel en Gerard Reve
  • Was Walschap een racist?
  • Depeuter en Stichting Lezen
  • Inhoud van de verschenen Heibelnummers
  • Heibel, het enige blad tegen het literaire estblishment
  • Nestorprijs van het tijdschrift Heibel

    Links 2
  • Bibliografie van Frans Depeuter
  • Toneel van Frans Depeuter
  • Poëzie van Frans Depeuter 1 (vadergedichten)
  • Poëzie van Frans Depeuter 2 (moedergedichten)
  • Poëzie van Frans Depeuter 3 (ouderhuis)
  • Kerstverhaal: Jeske
  • Liedjesteksten van Frans Depeuter
  • Depeuter en 'Boudewijn, le roi triste'

  • Links 3
  • Het verborgen leven van Gerard Walschap1
  • Het verborgen leven van Gerard Walschap2


  • Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs