Zie Geschiedenis van de auto voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Het woord automobiel is een Frans leenwoord en komt van automobile. Dit komt weer uit het Grieks en Latijn. Het eerste deel van het woord (auto) komt van het Griekse αυτος en betekent zelf. Het tweede deel van het woord (mobile, mobiel) komt van het Latijnse movere en betekent bewegen. De automobiel zoals wij hem nu kennen ontstond geleidelijk uit de door paarden getrokken rijtuigen en de fiets.
De allereerste voorloper van de auto's waren wellicht de zeilwagens, die in de 18e eeuw in Europa onder gunstige omstandigheden reeds een zeer behoorlijke snelheid konden bereiken. Er zijn zelfs bronnen, die aangeven dat er onder de Egyptische farao Amenemhat III, in het tweede millennium vóór Christus, al zeilwagens bestonden.
Voordat de moderne verbrandingsmotor werd toegepast, gebruikte men eerst nog stoommachines. Een van de bekendste ontwerpers van de stoomauto is Nicolas Joseph Cugnot (1725-1804). Deze officier gebruikte zijn stoomauto voor opdrachten binnen het leger. Ook Gurney ontwierp een stoomauto in 1832 voor de verbinding tussen Gloucester en Cheltenham in Engeland. De gangbare snelheid was toen ongeveer 25 kilometer per uur. Eenzelfde ontwikkeling was te zien in Nederland waar Sibrandus Stratingh uit Groningen in 1834 een (succesvol) experiment deed met een stoomauto. Tot aan de uitvinding van de verbrandingsmotor ontwikkelde de stoomauto zich geleidelijk, maar hij kon niet op tegen de verbrandingsmotor. De voordelen van deze motor waren voornamelijk een veel lager gewicht en minder brandstofverbruik voor meer vermogen. Hiermee was de opmars van dit type motor niet meer te stuiten.
François Isaac de Rivaz, een Zwitserse uitvinder, ontwierp de eerste verbrandingsmotor met waterstofgas als brandstof in 1806. In 1862 bouwde de Belg Etienne Lenoir zijn eerste auto, de hippomobile, met een waterstofverbrandingsmotor. Pas toen de Duitser Nikolaus Otto in 1878 verbeteringen aanbracht werd de gasmotor van Lenoir een commercieel succes. Verdere grote aanpassingen werden gedaan door zijn landgenoot Gottlieb Daimler met zijn patent op de eerste succesvolle hogesnelheidsverbrandingsmotor (1885). De grootste verbeteringen aan de zware oliemotor zijn gedaan door Rudolf Diesel, eveneens uit Duitsland, die zijn eerste patenten kreeg in 1892. Tegen het einde van de 19e eeuw was de verbrandingsmotor de grote concurrent van de stoommachine in industrie en transport.
Een ander aspect van de opstelling is hoeveel plaatsen er naast elkaar zijn in de breedte van het voertuig, en waar het looppad is. In Nederland is het in de tram vaak 2+1, in bus, lightrail en metro 2+2, in de trein 2e klas 2+2 (soms 4 met het gangpad aan de zijkant), en in de 1e klas 2+1 (soms 3, soms 2+2). Bij de Velios treinen is het in de 2e klas 3+2, en in de 1e klas 2+2. Soms is er minder ruimte wegens een kast, toilet of deur, en is het bijvoorbeeld 1+1 of 2.
Vaak is de stand van de stoelen aan weerszijden van het looppad per rij gelijk, maar soms is er coach-opstelling met de stoelen aan de andere kant van het looppad in tegengestelde richting. Als het gangpad aan de zijkant is zijn er vaak coupés met twee banken (of twee rijen van 3 of 4 stoelen) tegenover elkaar. Het rijtuig bestaat soms geheel uit coupés met een gang ernaast (en twee balkons); ook zijn er in Nederland vaak twee van dergelijke coupés, met de rest van het rijtuig ingedeeld met een looppad tussen de banken/stoelen. Als er twee zijn wordt tegenwoordig ook vaak de wand ertussen weggelaten. Dit verschilt van een twee maal zo grote coupé doordat men alleen via het erbuiten gelegen gangpad van het ene naar het andere deel kan gaan.
Systeemtransport. Dit is transport waarbij volgens een vaste systematiek, goederen worden vervoerd en geruild. Heen zending verwisseld met retourzending.
Vervoer van brandbare/gevaarlijke stoffen - Tankauto
Goederenvervoer is het verplaatsen van goederen (vracht) over de weg per vrachtauto, over het water per schip, over spoorrails per trein (vaak een aparte goederentrein), door de lucht per vliegtuig en door pijpleidingen. Goederenvervoer kan deel uitmaken van logistieke dienstverlening.
In het goederenvervoer is de informatiebehoefte zeer belangrijk. Er is ook een verschuiving te zien hoe deze informatie beschikbaar wordt gesteld. Een standaard is EDI, Electronic Data Interchange
Goederen worden voor statistieken meestal onderverdeeld in groepen. Een veel gebruikte Europese indeling is de NSTR.
Vervoer of transport is het verplaatsen van personen of goederen (juridisch "zaken"). Dit kan met bijvoorbeeld de auto, fiets, trein, per vliegtuig, enzovoorts.
Bij vervoer kan het gaan om tastbare zaken van dingen (bijvoorbeeld goederenvervoer), vloeistoffen (bijvoorbeeld olietransport), gassen (bijvoorbeeld aardgas), dieren (bijvoorbeeld veetransport) of mensen (personenvervoer), maar ook om niet direct tastbare zaken zoals energie (bijvoorbeeld elektriciteitstransport of warmtetransport) of informatie (bijvoorbeeld datatransport).
Voor het vervoer wordt gebruikgemaakt van vervoermiddelen. Elk type vervoer kent hiervoor zijn eigen specifieke vervoermiddel(en). Het proces van verplaatsingen wordt verkeer genoemd. Bij deze vormen van vervoer verandert het vervoermiddel van plaats en daarmee de zaken. Maar er is ook vervoer door middel van vervoermiddelen die op hun plaats blijven, zoals pijpleidingen, kabels, e.d.
Het woord "transport" is samengesteld uit het Latijnse trans dat over betekent, en portare, wat dragen betekent. Ook kan gewezen worden op de link tussen "trans" (doorheen) en "porta" (poort), waardoor het begrip zeehaven ("seaport") een duidelijke betekenis krijgt als "zeepoort". Transport bijgevolg kan dus evengoed begrepen worden in de zin dat goederen, personen en data met behulp van dragers EN door interfaces (knooppunten, poorten) hun uiteindelijke bestemming bereiken.
Albert Einstein concludeerde in zijn speciale relativiteitstheorie van 1905 onder andere dat energie gelijkwaardig is met massa, hoewel de praktische betekenis daarvan op dat moment nog volstrekt onduidelijk was. De equivalentie van massa en energie wordt weergegeven in vermoedelijk de beroemdste van alle natuurkundige formules:
met E de totale energie, m de rustmassa in kilogram en c de constante lichtsnelheid in meter per seconde.
Een hardnekkige misconceptie die met deze formule gepaard gaat is dat het mogelijk zou zijn om energie te laten ontstaan of verdwijnen, en wel door energie in massa om te zetten of omgekeerd. Dit is verkeerd. Er zijn weliswaar kernreacties waarbij de totale massa van de eindproducten iets kleiner is dan die van de beginproducten en er inderdaad energie vrijkomt, maar het is verkeerd om dan te zeggen dat er massa is 'omgezet' in energie. Hoewel men de dingen vaak op die manier verwoordt, is het belangrijk in het achterhoofd te houden dat dit niet helemaal juist is. Doordat de lichtsnelheid ongeveer m/s bedraagt en bovendien in de formule gekwadrateerd wordt, is 1kg massaverlies goed voor joule energie. Een grote energiecentrale in Nederland, met nominaal vermogen van 600 MW, produceert nog geen joule per jaar.
Belangrijk om hier op te merken, en dit gaat ietwat gepaard met de misconceptie over massa en energie, is dat bovenstaande formule enkel geldig is voor stilstaande deeltjes. Het is een vereenvoudiging van de volledige formule die Einstein opschreef, welke als volgt ging:
met E de totale energie, m de rustmassa, c de lichtsnelheid en p de grootte van het impuls. Voor stilstaande deeltjes is de snelheid, en dus ook het impuls, gelijk aan nul wat terug de befaamde vereenvoudiging oplevert.
De energie van een systeem is de totale hoeveelheid arbeid die moet worden verricht om vanaf een grondtoestand tot de huidige situatie te komen. Bijvoorbeeld hoeveel arbeid het kost om een zwaar voorwerp vanaf de grond op een tafel te zetten, of de hoeveelheid arbeid om een spiraalveer die eerst ontspannen was een bepaalde afstand in te drukken.
De totale energie van een systeem is de som van alle vormen van energie die op verschillende manieren zijn opgeslagen. Energie is een toestandsfunctie dat wil zeggen: de hoeveelheid energie is onafhankelijk van de voorgeschiedenis. Het maakt bijvoorbeeld niet uit of een veer eerst is ingedrukt, toen op de tafel is gehesen of andersom.
Als het systeem niet wordt tegengehouden, zal het altijd proberen de hoeveelheid vrije energie zo klein mogelijk te maken: de veer rolt van tafel af en ontspant weer. Als een systeem zich in zo'n toestand van minimale energie bevindt, is het in evenwicht.
De totale hoeveelheid energie in een gesloten systeem (dat wil zeggen dat er geen materiaal of straling in- of uit kan) blijft altijd gelijk; dit heet de wet van behoud van energie. De totale energie van een systeem is de optelsom van alle microscopische en macroscopische energieën, namelijk; thermische, mechanische, kinetische, potentiële, elektrische, magnetische, chemische en nucleaire energie. De inwendige energie (U) van een systeem wordt gegeven door de som van alle microscopische energieën; alle bovenstaande behalve kinetische, potentiële en mechanische energie. In veel processen wordt een soort energie in een andere omgezet. Zo wordt in een gaskachel de chemische energie in het gas omgezet in warmte. En tijdens het vallen van een voorwerp wordt zwaartekrachtsenergie of potentiële energie omgezet in bewegingsenergie of kinetische energie.
Vaak wordt energie verward met vermogen: dit is echter energie per tijdseenheid. Iemand die op een keukentrapje klimt heeft daarvoor theoretisch net zoveel energie nodig als wanneer hij even hoog springt. Het springen gebeurt in minder tijd en daarom is daarvoor wel meer vermogen nodig.
De intensiteit waarmee een mens diverse vormen van energie ervaart verschilt soms van de objectief te meten fysische waarde van die energie. Zo is bijvoorbeeld ca. 40kJ (40 000 joule) nodig om een kopje water tot tegen het kookpunt te brengen. Met diezelfde hoeveelheid energie zou men een baksteen van een kilogram vanaf het aardoppervlak naar 4 km hoogte kunnen gooien, of een stadsbus van 4 ton een meter optillen. (Afgezien van omzettings- en wrijvingsverliezen.)
Energie is een natuurkundige grootheid. De SI-eenheid van energie is joule. Energie wordt vaak aangeduid als de mogelijkheid om arbeid te verrichten, of ruimer: de mogelijkheid om een verandering te bewerkstelligen. De energie van een systeem is de totale hoeveelheid arbeid die moet worden verricht om vanaf een grondtoestand tot de huidige situatie te komen.
De totale energie van een systeem is de som van alle vormen van energie die op verschillende manieren zijn opgeslagen. Energie is een toestandsfunctie dat wil zeggen: de hoeveelheid energie is onafhankelijk van de voorgeschiedenis. Als het systeem niet wordt tegengehouden, zal het altijd proberen de hoeveelheid vrije energie zo klein mogelijk te maken: de veer rolt van tafel af en ontspant weer. Als een systeem zich in zo'n toestand van minimale energie bevindt, is het in evenwicht.
De totale hoeveelheid energie in een gesloten systeem (dat wil zeggen dat er geen materiaal of straling in- of uit kan) blijft altijd gelijk; dit heet de wet van behoud van energie. De totale energie van een systeem is de optelsom van alle microscopische en macroscopische energieën, namelijk; thermische, mechanische, kinetische, potentiële, elektrische, magnetische, chemische en nucleaire energie. De inwendige energie (U) van een systeem wordt gegeven door de som van alle microscopische energieën; alle bovenstaande behalve kinetische, potentiële en mechanische energie. In veel processen wordt een soort energie in een andere omgezet. Zo wordt in een gaskachel de chemische energie in het gas omgezet in warmte. En tijdens het vallen van een voorwerp wordt zwaartekrachtsenergie of potentiele energie omgezet in bewegingsenergie of kinetische energie.
Vaak wordt energie verward met vermogen: dit is echter energie per tijdseenheid. Iemand die op een keukentrapje klimt heeft daarvoor theoretisch net zoveel energie nodig als wanneer hij even hoog springt. Het springen gebeurt in minder tijd en daarom is daarvoor wel meer vermogen nodig.
De intensiteit waarmee een mens diverse vormen van energie ervaart verschilt soms van de objectief te meten fysische waarde van die energie. Zo is bijvoorbeeld ca. 40kJ (40 000 joule) nodig om een kopje water tot tegen het kookpunt te brengen. Met diezelfde hoeveelheid energie zou men een baksteen van een kilogram vanaf het aardoppervlak naar 4 km hoogte kunnen gooien, of een stadsbus van 4 ton een meter optillen ( afgezien van omzettings-en wrijvingsverliezen) Vormen van energie:
Binnen de context van de natuurwetenschappen worden verschillende vormen van energie gedefinieerd. Deze omvatten:
Kinetische energie (bewegingsenergie)
Gravitatie-energie (energieverandering in een gravitatieveld)
Voor vet kan je eigenlijk ieder soort vet nemen. Het makkelijkst
is waarschijnlijk om olijfolie te nemen. Zeer makkelijk verkrijgbaar
bij de supermarkt. Wel een beetje duur. Wat moeilijker aan te komen,
maar zeker de moeite waard: runder- of varkensvet (reuzel). Deze
vetten zijn bij een goede slager te krijgen en maken erg goede
zeep. Er zijn een groot aantal recepten die precies aangeven welke
vet(ten) je moet gebruiken. Helaas is het wel eens moeilijk om aan de
ingrediënten te komen.
Moe'luk woord. Beter bekend als gootsteenontstopper of caustische
soda, je weet wel die kleine witte pareltje die je in de gootsteen
stopt, beetje warm water er bij en je goorsteen wordt weer gootsteen.
Gootsteenontstopper is te verkrijgen bij de drogist. Kijk wat er op
de verpakking staat. Staat daar 99% NaOH(Natriumhydroxide) dan heb je
de juiste te pakken. Natronloog is een oplossing van natriumhydroxide
in water.
Woord van waarschuwing. Caustische Soda is heavy stuff. Het is
sterk bijtend en kan ernstige brandwonden veroorzaken. Laat staan als
je het spul in je ogen krijgt. Doe daarom uiterst voorzichtig met het
spul. Als je natronloog maakt doe dat dan met koud
water. Gooi je er warm of heet water op dan maak je kans op een
spectaculaire vulkaanuitbarsting en een reisje naar Beverwijk. Niet
doen dus. Uiteraard geldt dus ook hier: buiten bereik van kinderen
houden!
Krijg je nou natronloog op je huid: geen paniek, niets aan de
hand. Afspoelen met veeeel water of desnoods een beetje azijn. Onze
huid is taai genoeg om er eventjes tegen te kunnen. Krijg je het in
je ogen of slik je (of iemand) het in ga dan als de wiedeweer naar
een dokter en neem het etiket mee.
Water heb je nodig om de caustische soda in op te lossen zodat je
natronloog krijgt.
Is dat alles? Inderdaad. Dat is alles. Met deze ingrediënten maak
je basis zeep. Daarnaast kan je net zoals een recept voor voedsel er
naar smaak dingen aan toe voegen. Met name een geurtje is wel lekker
bij zeep. Zonder extra geur ruikt zeep, afhankelijk van het soort vet
een beetje weeïg.
Het keukengerei
Pannetje(s)
Roestvrijstraal of emaille is allemaal
goed. Waar je wel voor op moet passen is dat natronloog met een
aantal metalen reageert, bijvoorbeeld met aluminium. Ik weet niet of
er aluminiumpannetjes zijn, maar als dat het geval is dat zijn ze
ongeschikt. Het verpest je zeep en je pannetje.
Weegschaal / maatbeker
Het is best belangrijk om de verhoudingen goed te doen. De
bedoeling is uiteraard dat al het vet met alle natriumhydroxide
reageert tot zeep. Daarom is een weegschaaltje erg handig. Voor de
mensen die dit ontberen en moeten meten met kopjes en eetlepels
kunnen even kijken bij Cup
of Kop en bij Eetlepels
en theelepels.
Staafmixer
Waarom
moeilijk doen als het makkelijk kan. Het gebruik van een staafmixer
is helemaal niet traditioneel, maar wel erg makkelijk. Je mengsel
wordt veel beter gemixt, waardoor de chemische reactie beter
verloopt. Een uur roeren wordt teruggebracht tot een kwartier. Een
bijkomend voordeel daarvan is dat je zeepmengsel niet de tijd heeft
om af te koelen.
Roerlepel
Een houten, plastic of metalen lepel om het mengsel mee te roeren
als het in de pan zit.
Mal
Als je zeep klaar is dan moet het in een mal worden gestopt om
daar hard te worden. De simpelste oplossing is een plastic bakje
waarin ijs heeft gezeten of iets dergelijks. Zorg er voor dat de mal
een beetje flexibel is zodat je de zeep als deze eenmaal hard is (en
dat wordt ie!) er uit kan drukken zoals je een ijsblokje uit een
ijsblokmalletje drukt. Later is er wel een mogelijkheid om
ingenieuse mallen van hout te maken maken, of leuke vormpjes van
lammetjes of Micky Mouse ;).
Thermometer
Verschillende recepten vereisen verschillen temperaturen. Hiervoor
is een thermometer handig. Het moet er eentje zijn die niet gelijk
uit elkaar knapt als het hem te heet onder de voeten wordt. Je kan
het ook op de gok doen. Zit je er dan naast dan zal een proces langer
of korter duren dan staat aangegeven, maar verder zal er niet zo veel
veranderen.
Handschoenen en
veiligheidsbril
Pro forma zet ik deze er bij. Ik gebruik ze niet. Hoe dan ook,
natriumhydroxide blijft link spul en wil nog al eens spetteren en
bijten. Ben je er een beetje onzeker over zet dan gewoon een bril op
en doe een paar keukenhandschoenen aan. Better safe than sorry.
De geschiedenis van de technologie is de
historie van de uitvinding
van gereedschap
en technologie.
Nieuwe kennis en
techniek
heeft ons in staat gesteld nieuwe dingen te ontwikkelen, maar
technologie heeft de wetenschap
in staat gesteld nieuwe gebieden te verkennen.
De technologische groei van de mensheid is nauw
verwant met het verloop van de geschiedenis. Ging technologische
ontwikkeling in het begin nog langzaam, tegenwoordig gaan de
ontwikkelingen razendsnel. De band tussen technologie en de
ontwikkeling van de maatschappij is niet alleen innig en wederzijds
versterkend, maar ook wederzijds versnellend.
Wetenschap en techniek liggen in elkaars verlengde: wetenschap is het onderzoeken en modelleren van de natuur; techniek is het toepassen van de door de wetenschap verschafte wetmatigheden en inzichten om bepaalde effecten te bereiken.