Meisje: "vergeef me vader voor wat ik heb gezondigd." * Priester: "Wat heb je gedaan m'n kind?" - Meisje: "Ik heb tegen een man Vuile klootzak gezegd.' * Priester: "Waarom heb je Vuile klootzak gezegd?" - Meisje: "Omdat hij aan me hand zat." * Priester: "Net als dit?" (En hij zat aan haar hand) - Meisje: "ja vader." * Priester: "dat is geen reden om iemand Vuile klootzak te noemen." - Meisje: "toen zat hij aan mijn borsten." * Priester: "Net als dit?" (En hij zat aan haar borsten). - Meisje: "Ja vader." * Priester: "Dat is geen reden om iemand Vuile klootzak te noemen." - Meisje: "Toen trok hij mijn kleren uit." * Priester: "Net als dit?" (En hij trok haar kleren uit) - Meisje: "Ja vader." * Priester: "Dat is geen reden om hem Vuile klootzak te noemen." - Meisje: "Toen stopte hij ze je weet wel wat, bij mij in me je weet wel wat." * Priester: "Net als dit?" (En hij stopte zijn je weet wel wat bij haar in d'r je weet wel wat.) - Meisje: "JA VADER, JA VADER, JA VADER!!!" * Priester (Na een paar minuten): "Dat is geen reden om hem Vuile klootzak te noemen". - Meisje: "Maar vader hij had AIDS!" * Priester: "Die VUILE KLOOTZAK!!!"