Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
gezondheid
22-06-2007
Wat is epilepsie?
Epilepsie is een veel voorkomende aandoening die ongeveer 1op de 150 mensen hebben.
In feite bestaan er verschillende vormen van epilepsie en zou men eigenlijk kunnen spreken van epilepsien.ze beginnen meestal tijdens de kinderleeftijd maar kunnen op eender welke leeftijd optreden.
Hoe zien de hersenen eruit?
De hersenen bestaan uit een aantal belangrijke onderdelen. Het meest opvallend zijn de grote hersenen. Deze bestaan uit twee helften of hemisferen, elk opgebouwd uit een aantal kwabben.
Onder de grote hersenen zitten de kleine hersenen. Tussen de grote en de kleine hersenen zit de hersenstam. De hersenstam verbindt de verschillende hersendelen en gaat via het verlengde merg over in de ruggenmerg.
Hoe werken je hersenen?
Je hersenen krijgen de informatie in de vorm van een prikkel: een elektrische impuls die door de zenuwen loopt. En op dezelfde manier sturen ze informatie aan spieren of klieren in het lichaam. Die spieren of klieren die een prikkel van een zenuwcel hebben gekregen, gaan op hun beurt tot actie over. Je begrijpt natuurlijk hoe belangrijk het is dat je hersenen goed functioneren. Als er ergens een storing optreedt, dan heeft dat onmiddellijk gevolg voor jou en je omgeving. Door een ongeluk of ziekte kan er een permanente storing in de hersenen optreden. Het kan bvb.dat een gedeelte van je hersenen helemaal niet meer werkt omdat het in de knel is komen te zitten. Iemand die dat overkomt kan dan bvb verlamd raken. Ook epilepsie heeft te maken met storingen in de hersenen, maar het grote verschil met een ziekte of een ongeluk is dat die storing bij een aanval van epilepsie meestal kort duurt en daarna ook weer helemaal voorbij is. Je houdt van een epileptische aanval geen hersenschade over.
Welke soorten epilepsie bestaan er?
1.koortsstuipen
2.patiele aanvallen
3.gegeneraliseerde aanvallen (grand mal)
koortsstuipen: epilepsieaanvallen bij hoge koorts.
Partiele aanvallen: de stoornis treedt in een gelokaliseerd deel van de hersenen op.
De exacte plaats is bepalend voor de manier waarop de aanval verloopt.
-eenvoudige partiele aanval:
de persoon blijft bij bewustzijn.
-complexe partiele aanval:
de persoon verliest het bewustzijn
Gegeneraliseerde aanvallen: de stoornis treedt op in het volledige brein.
-absence (petit mal):
de persoon verliest kortstondig
het bewustzijn maar kan blijven staan
of zitten.
-tonisch-clonische aanval (grand mal):
de persoon valt en verliest het bewustzijn,
ondergaat hevige schokkende bewegingen.
Dit is de aanval waarvan de omstanders
het meeste schrikken.
Medisch onderzoek.
Wanneer de arts denkt dat zijn patient epilepsie heeft,is het voor hem heel belangrijk een zo nauwkeurig mogelijke beschrijving van de aanval te hebben van iemand die er bij was.
De arts kan de patient doorverwijzen naar een neuroloog,kinderarts of een kinderneuroloog.
De specialist zal de patient onderzoeken en vragen stellen over zijn voorgeschiedenis en die van zijn familie.Hij zal een opname maken van de elektrische activiteit van de hersenen met een E.E.G.(electro-encefalogram).Met dit onderzoek kan de arts een abnormale (overactieve)
activiteit opsporen.
In sommige gevallen zal de patient ook een CT-scan of een NMRscan (nucleaire magnetische resonantie) ondergaan.Deze onderzoeken zijn pijnloos en zonder gevaar, en worden door een radioloog uitgevoerd.Er worden een aantal fotos van de hersenen genomen, die door de computer in kaart gebracht worden.Deze onderzoeken helpen de specialist een mogelijke oorzaak van de aanvallen te vinden.
Hoe behandelen?
Wanneer een diagnose epilepsie gesteld wordt bij een patient, kan de arts medicijnen voorschrijven om het optreden van aanvallen te voorkomen.Hiermee kan de frequentie van de aanvallen verminderen, of kunnen zo mogelijk de aanvallen weg blijven. De medicijnen bestaan meestal onder een vorm van pillen,maar voor kinderen zijn er ook korrels of siroop.
Soms kan men de aanvallen niet volledig onder controle houden met medicatie. Het is mogelijk dat een hogere dosis medicijnen niet aangewezen is, zelfs al treden er nog enkele aanvallen op. Een te hoge dosering medicijnen doet soms (zelden) meer en zwaardere aanvallen optreden, en kan ook bijwerkingen hebben zoals duizeligheid en slaperigheid.
Wanneer men de aanvallen niet onder controle kan houden, hoewel de medicatie stipt wordt genomen, kan de neuroloog in sommige gevallen en mits specifieke onderzoeken, overwegen een heelkundige ingreep uit te voeren op de zone van de hersenen die verantwoordelijk is voor het optreden van de aanvallen.
Komt epilepsie veel voor?
Ja. Wereldwijd lijden er 40 miljoen mensen aan epilepsie.
Zowel babys,kinderen als volwassenen.
In belgie zijn er 60.000 tot 70.000 epilepsiepatienten.
150.000 belgen zouden op een of ander moment in hun leven aan epilepsie lijden.
Jaarlijks komen er per 100.000 mensen 50 nieuwe epilepsiepatienten bij.
Is epilepsie besmettelijk?
Neen. U kunt geen epilepsie oplopen door met een epilepsiepatient in contact te komen.
Is epilepsie erfelijk?
Hoewel duidelijk is dat erfelijkheid een rol kan spelen,bestaan er hierover nog veel vragen.
Bepalende factoren zijn bv.: type epilepsie, aantal mensen in de familie met epilepsie en de mate van bloedverwantschap tot die familieleden.
Is epilepsie leeftijdsafhankelijk?
Ja. Het eerste levensjaar is de kans op epilepsie het hoogst.
Vervolgens neemt ze langzaam af om daarna weer toe te treden bij oudere mensen.
Mannen en vrouwen hebben evenveel kans op epilepsie.
Meestal treedt epilepsie voor het eerst op bij kinderen onder de 15 jaar.
Zwangerschap en epilepsie?
Er zijn verschillende soorten epilepsie en het is moeilijk te zeggen welk risico uw kind loopt om de ziekte te krijgen. Daarvoor is individueel advies nodig. Soms wordt u verwezen naar een klinisch geneticus ( een specialist op het gebied van erfelijkheid) voor verder onderzoek.
Een deel van de ernstige afwijkingen kan nog voor de geboorte worden ontdekt met prenataal onderzoek.
-de aanvallen zijn niet alleen slecht voor u,
maar ook voor uw kind. Doe er alles aan om
ze niet op te wekken. Een regelmatig leven
en voldoende nachtrust zijn belangrijk.
Drink geen alcohol tijdens de zwangerschap
En vermijd lichtflitsen als u er gevoelig
Voor bent.
-welke invloed zwangerschap heeft op epilepsie
valt niet te voorspellen.
-een ernstige aanval kan bij de bevalling optreden,
maar slechts in een paar procent van de bevallingen.
Vaak kiest de behandelende arts dan voor een keizersnede.
-geneesmiddelen maken de kans op een afwijking van uw kind
wel groter dan normaal.
-overleg met uw huisarts,neuroloog,gynaecoloog en eventueel
klinisch geneticus: liefst voor de conceptie.
-gebruik van anti-epileptica door de aanstaande vader geeft,
voor zover thans bekend,geen gevaar voor het kind,ook niet
wanneer hij het middel ten tijde van de bevruchting gebruikt.
-soms kan met prenataal onderzoek een ernstige afwijking
worden aangetoond.overleg wat u zult doen,als de uitslag
niet goed is.
Moet iedereen het weten?
Epilepsie is niets om je voor te schamen en wat dat betreft zou het vanzelfsprekend moeten zijn dat iemand met epilepsie heeft dat gewoon aan de mensen om zich heen vertelt. Maar de praktijk is anders. Mensen met epilepsie worden vaak voor raar uitgemaakt. Er wordt soms gedacht dat ze ook in andere opzichten anders dan anderen zijn. Dat is niet zo, maar het is moeilijk er tegen in te gaan, vooral omdat die gedachten meestal niet hardop worden uitgesproken. Als mensen er wat gewoner over zouden denken, zou het voor degene die epilepsie heeft ook niet zo vervelend zijn om het te vertellen. En het is natuurlijk juist zo belangrijk om het te vertellen omdat het voor je eigen veiligheid beter is als de mensen in je omgeving het weten. Klasgenoten, leraren, sporttrainers, tandartsen moeten in ieder geval op de hoogte worden gebracht.
Soorten medicijnen?
Er zijn meer dan 20 soorten medicijnen. Soms zijn die medicijnen gratis of terugbetaald door het ziekenfonds, sommige moet je zelf betalen. De medicijnen zijn samengesteld door een neuroloog. Meer informatie over de medicatie vind je op www.epilepsie.net.
Epilepsie en geheugen.
Mensen met epilepsie kunnen in het dagelijkse leven problemen hebben met het geheugen.
Een epilepsie-aanval wordt veroorzaakt door een tijdelijke stoornis in de hersenen.
Een geheugenstoornis kan veroorzaakt worden door een dezelfde stoornis in de hersenen.
In deze situatie zullen we zien dat een geheugenstoornis een rechtstreekse link heeft naar de epilepsie-aanvallen.
Ook andere factoren kunnen een samenhang tussen epilepsie en geheugenproblemen bevorderen:
-zowel de epilepsie als de geheugenproblemen kunnen een gevolg zijn van een hersenletsel.
-De geheugenproblemen kunnen indirect een gevolg zijn van de epilepsie. Hieronder verstaan we bvb.:achterstand in het leren door afwezigheid op school,gedragsproblemen,
In welke mate het geheugen bij mensen met epilepsie verstoord wordt is afhankelijk van de plaats in de hersenen waar de aanval zich voor doet. Ook het aanvalstype, de aanvalfrequentie kunnen een invloed hebben. Zo zien we bvb. Dat als aanvallen zich voordoen in een plaats waar het geheugen een belangrijke rol speelt de kans op geheugenproblemen groter is.
Wat zijn de symptomen?
De diagnose wordt meestal door een neuroloog gesteld.
Die baseert zich op de medische voorgeschiedenis van de patient en op een EEG.
De volgende factoren kunnen wel wijzen op een vorm van epilepsie.
-black-outs
-verward geheugen
-bewusteloosheid waarbij men de controle over blaas en darmen verliest
-kinderen die leeg voor zich uitstaren en niet reageren op vragen of instructies
-kinderen die regelmatig zonder aanleiding struikelen of vallen
-knipperen met de ogen of kauwbewegingen maken
-een aanval, al dan niet gepaard met hoge koorts
-opeenstapeling van hevige, schokkende bewegingen
Wat zijn de oorzaken?
Bij 60% van de patienten is het niet mogelijk een oorzaak aan te duiden.
Dit noemt men ideopathisch. In de andere gevallen ligt meestal een storing
in andere lichaamsfuncties aan de basis.
-gebrek aan vitamine b
-erfelijke stofwisselingsziekte
-alcohol en drugs
-sterk verlaagde suikerspiegel in het bloed
-hoge koorts door infecties
-gebrek aan zuurstof in het bloed
-sterk verminderde lever-of nierfunctie
-hersenletsel
-hersentumoren
De meest uitlokkende factoren vermijden.
De volgende omstandigheden kunnen een aanval uitlokken.
Epilepsiepatienten proberen ze dan ook best te vermijden.
Een hersenbloeding ontstaat als er een bloedvat in de hersenen openbarst.
In de volksmond spreekt men ook wel van een beroerte. Maar wat is een beroerte?
Wat is een beroerte?
Een beroerte is voor de hersenen wat een hartinfarct is voor het hart.
De medische benaming voor een beroerte is CEREBRO VASCULAIR ACCIDENT,
Meestal afgekort met CVA. Letterlijk betekent dit ongeluk in de bloedvaten van de hersenen
Ongeveer 75% van de beroertes ontstaan door zuurstoftekort doordat een slagader of een ader verstopt raakt. Wanneer dit gebeurt begint een stukje van het hersenweefsel af te sterven.
Men spreekt in dit geval ook van een herseninfarct.en van de meest voorkomende vormen van beroerten is de trombose.
Daarbij wordt meestal vet en kalk afgezet in de wand van een slagader,tot deze volledig verstopt is. Een andere vorm van een beroerten wordt veroorzaakt door een zogezegd embolie.
Dit betekent dat vanuit het hart of de grote bloedvaten zoals de aorta of de halsslagader een brokje met bloedplaatjes, vet en/of kalk loskomt en gaat vastzitten in een bloedvat dat naar de hersenen gaat.
In ongeveer 20% van de gevallen wordt een beroerte veroorzaakt door een bloeding in de hersenen zelf. Een hersenbloeding wordt veroorzaakt door een scheur van een hersenbloedvat met bloedingen in het weefsel dat de hersenen bedekt (de subarachnoïdale bloeding) of in het hersenweefsel zelf (de intra-cerebrale bloeding).
De meest frequente oorzaak van een dergelijke subarachnoïdale bloeding is een aneurysma, een verbreding van een bloedvat de meest frequente oorzaak van een intra-cerebrale is een verhoogde bloeddruk (hypertensie).
Wat is een TIA?
Een transiënt ischemisch attack.
Een voorbijgaande periode van lokale neurologische uitval, die enkele minuten tot enkele uren kan duren. Het is niet mogelijk om het onderscheid te maken tussen een beroerte en een TIA op het ogenblik waarop de symptomen zich presenteren. Indien echter de neurologische toestand zich volledig herstelt binnen de 24 uren, dan spreekt men van een TIA.
De meeste TIAs duren minder dan 15 minuten.
Hoeveel hersenbloedingen bestaan er?
1.bloedingen in de hersenen, de intra-cerebrale bloeding
2.bloedingen rond de hersenen
-de subarachnoïdale bloeding
-de subdurale bloeding
Intra-cerebrale bloeding:
De bloeding in het hersenweefsel is onder te verdelen in 2 categorieën:
-een bloeding zonder oorzaak
-een bloeding met een oorzaak
een bloeding zonder oorzaak.
Uiteraard heeft deze bloeding wel een oorzaak, daarom staat het in de aanhef tussen aanhalingsteken. Bij dit soort bloedingen is het echter niet mogelijk met nader onderzoek (angiografie) een oorzaak aan te tonen, zodat een operatie hier niet in aanmerking komt.
Het gaat hier meestal om oudere patiënten (ouder dan 65jaar) met in de voorgeschiedenis hoge bloeddruk,suikerziekte,aanwijzingen voor aderverkalking of een combinatie hiervan.
De bloeding treedt plotseling op en is meestal gelegen diep in de hersenen, in een gebied dat de basale ganglia genoemd wordt. Vrijwel altijd heeft de bloeding een halfzijdige verlamming aan de tegenover gelegen lichaamshelft tot gevolg (eventueel ook een spraakstoornis) en meestal is er enige bewustzijnsdaling. De behandeling vindt meestal door de neuroloog plaats, slechts zelden is er reden operatief in te grijpen. De verschijnselen lijken sterk op die van het herseninfarct (de beroerte of CVA)
Een bloeding met een oorzaak.
Deze bloedingen treden eveneens plotseling op,maar verschillen van de eerste categorie doordat ze meestal op jongere leeftijd optreden en vaak meer aan de oppervlakte liggen.
Bij dit soort bloedingen wordt na de ct-scan altijd angiografie gedaan om na te gaan of er een afwijking aan de bloedvaten bestaat als oorzaak.
Er zijn 2 soorten van afwijkingen van belang:
-de aterio-veneuze malformatie (avm), dit is een misvorming, een kluwen van bloedvaten bestaande uit aders en slagaders. Al heel vroeg in de zwangerschap (2e tot3e week) ontstaan deze misvormingen tijdens de aanleg van het vaatbed. Ze zijn dus altijd al aanwezig en kunnen in de loop van het leven aanleiding zijn tot een hersenbloeding. Een andere wijze waarop ze aan het daglicht komen kan zijn door een epileptische aanval. En ze kunnen natuurlijk het hele leven onontdekt blijven. Ongeveer drie kwart van de gevallen kan geopereerd worden, de overige liggen zo diep, zijn zo groot of zijn moeilijk toegankelijk dat opereren zonder grote schade te veroorzaken niet mogelijk is. Voor zulke vaatkluwens is speciale bestraling eventueel mogelijk. Een AVM kan ook op de angiografie onzichtbaar zijn,maar b.v.op de ct-scan of mri wel gezien worden.
-het aneurysma. Dit is ook een aangeboren afwijking van een bloedvat, en wel van een slagader. Hoewel de bloeding meestal rond de hersenen plaatsvindt, kan ook een bloeding in het hersenweefsel een gevolg zijn van een gebarsten aneurysma.
Subarachnoïdale bloeding:
Een subarachnoïdale bloeding is een plotselinge bloeding die optreedt rondom de hersenen.
Vrijwel altijd is een dergelijke bloeding het gevolg van een gebarsten aneurysma.
Een aneurysma is een uitstulping, uitbochting van de wand van een van de slagaders van de hersenen. Er zijn typische plaatsen waar deze zich vooral voordoen, maar in principe kunnen ze overal voorkomen. De zwakke plek is aangeboren, het aneurysma zelf ontwikkelt zich waarschijnlijk langzaam tijdens het lichaam.begunstigende factoren hiervoor zijn hoge bloeddruk en aderverkalking. Bij dit laatste gaat het om verstarring van de wand van de slagaders. Dit gebeurt versterkt onder invloed van factoren als hoge bloeddruk, suikerziekte,roken en een hoog cholesterolgehalte van het bloed.
De subdurale bloeding:
Deze bloeding gelegen tussen het harde hersenvlies (de dura) en de hersenen, hoort eigenlijk niet in dit verhaal thuis, omdat het hierbij om een bloeding als gevolg van een ongeval gaat.
We onderscheiden twee vormen:
-het acute subdurale hematoom
-het chronische hematoom
het acute subdurale hematoom:
Dit wordt gezien direct in aansluiting aan een meestal ernstig ongeval met schedelletsel.
Door het afscheuren van de aders kan er een laagje bloed gezien worden op de ct-scan.
Meestal is dit niet zodanig erg dat het geopereerd hoeft te worden. De prognose van het acute subdurale hematoom is zeer slecht. Er is immers veel meer aan de hand dan alleen het bloedfilmpje.
Het chronische subdurale hematoom:
Dit treedt meestal op bij oudere mensen, en het heeft te maken met de vermindering van de hoeveelheid hersenweefsel, zoals bij het ouder worden gebruikelijk is. Vaak wordt er een klein onbetekend ongevalletje aangegeven, zoals b.v. een stoot met het hoofd tegen een kofferbak. Veel patiënten kunnen zich geen ongeval herinneren. Het ziektebeeld ontwikkelt zich sluipend en kan bestaan uit sufheid, verwardheid, spraak-en begripstoornissen, eventueel een halfzijdige verlamming. Het kan sterk lijken op dementie, zoals die ook bij ouderen gezien wordt. Een ct-scan brengt de diagnose aan het licht.
Tekens van een beroerte.
Snelle actie kan uw leven redden of een beroerte voorkomen. Deze verschijnselen duren altijd maar heel even. Ze lijken dus onschuldig, maar het zijn wel voorbodes van een beroerte.
-uw been, hand of arm voelt opeens heel slap
-u heeft geen of een voos gevoel in één kant van uw lichaam of gezicht
-u kunt plotseling maar met één oog zien
-u begint plotseling trager of onsamenhangend te spreken
-u begrijpt opeens helemaal niet meer wat iemand zegt
-u voelt zich opeens duizelig en valt bijna op de grond
-u heeft de zwaarste hoofdpijn van uw leven
Indien één van deze symptomen zich voordoet, moet u zo snel mogelijk naar een ziekenhuis.
Hoe kan een beroerte voorkomen worden?
Voorkomen van een beroerte kan door voldoende aandacht te besteden aan de risicofactoren.
Sommige van de risicofactoren zijn immers te behandelen.
De voornaamste risicofactoren zijn:
-leeftijd (hoe ouder men wordt, hoe meer kans op een beroerte)
-mannelijk geslacht
-hypertensie (verhoogde bloeddruk)
-suikerziekte
-te hoog cholesterolgehalte in het bloed
-sommige hartritmestoornissen, vernauwing van een halsslagader, voorafgaande beroerte of TIA
-erfelijkheid
-roken
-zwaarlijvigheid
-overmatig alcoholgebruik
-drugs
wat zijn de gevolgen van eenberoerte?
Beroerte is de derde doodsoorzaak in de westerse wereld, na hartaandoeningen en kanker.
Van alle patiënten met een beroerte overlijdt een derde binnen het eerste jaar na de beroerte.
De gevolgen worden bepaald door de plaats in de hersenen waar een beroerte zich voordoet.
In elk deel van de hersenen bevindt zich een ander regelcentrum voor bepaalde lichaamsfuncties,emoties en gevoelens. Naast lichamelijke gevolgen zoals éénzijdige verlamming, is er vaak sprake van minder zichtbare gevolgen, zoals gedeeltelijke blindheid, vergeetachtigheid,spraakstoornissen, depressiviteit en gedragsverandering.
Behandeling?
De behandeling van een aneurysma bestaat uit een operatie. In principe wordt er geprobeerd zo vroeg mogelijk te opereren. Bij de keuze van het tijdstip voor operatie wordt rekening gehouden met de tijd na de bloeding, de algemene toestand van de patiënt, de plaats en de grootte van het aneurysma en eventueel opgetreden vaatkrampen.
Operatie?
Bij de operatie wordt via een luikje in de schedel onder de microscoop het bloedvat waar het om gaat opgezocht. Waarna over de uitstulping een klemmetje wordt geplaatst. Na de ingreep verblijft de patiënt op de intensive care afdeling zolang het nodig is.
Erfelijkheid?
Hersenbloedingen zijn soms erfelijk. Zwakke plekken in de bloedvaten kunnen namelijk erfelijk zijn. In sommige families komt een plaatselijke verwijding van een aneurysma veel voor. In u geval is het verstandig indien mogelijk te achterhalen wat de mogelijke oorzaken waren van de hersenbloeding. Met u huisarts kunt u bespreken of preventief onderzoek zinvol is.
Woordenlijst.
Aneurysma: slagaderbreuk
Angiografie: het zichtbaar maken van bloedvaten op röntgenfotos met behulp vancontrastvloeistof.
Ct-scan: computertomografie, afbeeldingstechniek waarbij met röntgenstraling en computer een dwarsdoorsnede van het te onderzoeken lichaamsdeel wordt gemaakt.
Embolie: verstopping van een bloedvat
MRI-scan: magnetic resonance imaging, techniek waarbij met behulp van magneetgolven een afbeelding van een orgaan, gewricht,enz. kan worden verkregen.
Uitstulpen: op een beperkte plaats buiten zijn vorm of grens treden.
ik zie het de laatste dagen helemaal niet meer zitten, of ik voel me zo depressie.
Zoiets wordt tegenwoordig heel gemakkelijk gezegd, maar het is de vraag of er werkelijk sprake is van een depressie, of dat het hier gewoon om een wat sombere stemming gaat?
Een depressie is immers officieel een psychiatrische ziekte, zelfs één van de meest voorkomende. Een sombere stemming daarentegen is géén ziekte, maar een gewone tijdelijke verandering van stemming.
Wanneer is er sprake van een echte depressie?
Bij een echte depressie is de stemming abnormaal verlaagd. Er is dan sprake van een pathologische daling van de stemming. Nu is de grens tussen normaal en abnormaal moeilijk te trekken, de overgang verloopt namelijk geleidelijk. Daarom heeft men in de loop der jaren een aantal normen of maatstaven ontwikkeld zijn, aan de hand waarvan de arts kan bepalen of er nu wel of geen sprake is van een echte depressie. Die maatstaven zijn algemeen aanvaard. Bij een echte depressie zien we dat de stemming in de loop der tijd verder en verder daalt, tot aan een eventueel ernstige depressieve stemming. Hoe dieper de stemming daalt, des te ernstiger de depressie is. Die stemmingsdaling moet minimaal 2 weken bestaan hebben voordat van een depressie gesproken mag worden. Het langer duren van de depressieve stemming is dus een belangrijke voorwaarde. Een tweede belangrijk kenmerk voor het mogen stellen van de diagnose depressie is dat de depressieve stemming het functioneren op allerlei gebied negatief beïnvloedt. Wanneer we hier spreken over een depressie bedoelen we dus de psychiatrische ziekte of stoornis en niet van een sombere of depressieve bui.
Wat zijn de gevolgen voor de omgeving?
Een depressie betekent niet alleen veel leed voor de betrokkene zelf, maar ook voor de naaste omgeving. Partner, gezin en familie voelen zich vaak erg machteloos omdat ze de patiënt niet kunnen bereiken. Ook maatschappelijk gezien heeft een depressie grote gevolgen. Het ziekteverzuim ligt bij de depressieve patiënten vrij hoog, omdat zij niet naar behoren kunnen functioneren. Bovendien voelen zij zich lichamelijk niet fit, zodat zij veel medische zorg consumeren. Vergeleken met mensen die niet depressief zijn, worden zij vaker door doktoren onderzocht. Vaak komen er zelfs verschillende specialisten bij, die dan ook nog eens allerlei duur hulponderzoek aanvragen. Dit alles heeft tot gevolg veel depressieve mensen veel medicijnen voorgeschreven krijgen en veel vaak onnodig onderzocht worden.
Welke soorten depressies zijn er?
-dystheme depressie
-postpartum depressie
-seizoensgebonden depressie
-manische-depressieve stoornis
daarbij zijn er ook specifieke groepen die in aanraking kunnen komen met depressie:
-jongeren
-ouderen
dystheme depressie:
bij iemand met dystheme depressie doen zich minder verschijnselen voor dan bij iemand met een gewone depressie. En de verschijnselen die zich voordoen zijn minder intens. Wanneer de klachten van zon milde depressie tenminste 2 jaar aanwezig zijn, wordt gesproken van een dystheme depressie. Deze klachten kunnen dan optreden:
-slechte eetlust of teveel eten
-veel of juist heel weinig slapen
-weinig energie of vermoeidheid
-gering gevoel van eigenwaarde
-slechte concentratie of mogelijkheden om tot een besluit te komen
-gevoelens of hopeloosheid
postpartum depressie:
Een kind krijgen is een ingrijpende gebeurtenis. De jonge moeder maakt in korte tijd veel veranderingen door. Lichamelijk en hormonaal, maar ook emotioneel en sociaal. Ze staat opeens voor een nieuwe verantwoordelijkheid en de baby vraagt veel zorg. Geen wonder dat veel vrouwen de eerste dagen na de bevalling snel last hebben van spontane huilbuien, prikkelbaarheid, nervositeit en slaapproblemen. Baby blues worden die huildagen wel genoemd. Maar liefst 50% tot 80% van alle vrouwen die een kind krijgen hebben hier last van, veelal in de derde tot tiende dag na de bevalling. Meestal gaan deze baby blues vanzelf over. Maar sommige vrouwen zijn maandenlang somber. Al hadden ze zich vooraf nog zo op de baby verheugd, nu die er is voelen ze zich niet blij. Ze zijn prikkelbaar, angstig en neerslachtig. Jonge moeders met deze klachten hebben een postpartum depressie, soms ook wel postnatale depressie genoemd. Soms beginnen de klachten pas na enkele weken, als de moeder stopt met borstvoeding geven of weer gaat werken. De verschijnselen zijn:
-sombere stemming
-gebrek aan interesse en initiatief
-weinig plezier beleven aan de baby of zelfs heftige gevoelens van afkeer en haat t.o.v. de baby
-geen moedergevoel hebben of juist overbezorgd zijn voor de baby
-extreme vermoeidheid en lusteloosheid
-huilbuien
-prikkelbaarheid en agressieve uitvallen
-concentratieproblemen, verwardheid en vergeetachtigheid
-slapeloosheid of juist een extreem grote slaapbehoefte
-gebrek aan eetlust of juist overdreven eetlust
-weinig zelfvertrouwen
-het gevoel van binnen dood of leeg te zijn
-gevoelens van machteloosheid, wanhoop en angst en sterke neiging tot piekeren
-meer algemene klachten zoals hoofdpijn, duizeligheid en misselijkheid
seizoensgebonden depressie:
depressieve stemmingen tijdens het najaar, de winter en het vroege voorjaar zijn voor veel mensen elk jaar een terugkerend probleem. Winterdepressie kan iedereen krijgen. Vooral vrouwen in de leeftijd van 13 tot 55 jaar hebben er grote gevoeligheid voor. De voornaamste klachten van een winterdepressie zijn:
-somberheid, neerslachtigheid
-veel slapen, soms meer dan 14 uur per dag
-veel eten
-gewichtstoename
-prikkelbaarheid
-vermoeidheid
-neiging zich in zichzelf terug te trekken
manisch depressieve stoornis:
Kenmerkend voor deze aandoening is bovendien de afwisseling tussen de depressieve en de manische periodes. Tussen de periodes van afwisselend extreme somberheid en extreme vrolijkheid of uitgelatenheid voelt en gedraagt de persoon zich veelal gewoon.
De verschijnselen van de manische periode zijn:
-hebben buitengewoon veel energie en zijn vaak erg druk
-hebben nauwelijks behoefte aan slaap
-maken ontelbare plannen
-presteren veel en zijn erg creatief en actief
-kunnen meer aan dan een normaal mens (of denken dat)
-hebben veel zelfvertrouwen en leggen makkelijk contacten
-zijn opgewonden en vrolijk, maar ook veeleisend en bij tegenwerking snel geprikkeld en boos
-praten druk en chaotisch en maken onbegrijpelijke gedachtesprongen
de verschijnselen van de depressieve periode zijn:
-vervalen tot grote besluiteloosheid en dodelijke vermoeidheid
-kunnen niet voorstellen dat ze voorheen (tijdens manische periode) actief waren en voelen zich niets waard
-hebben geen enkele belangstelling meer voor anderen, hobbys of gewone dingen van het leven
-hebben last van concentratieproblemen, lichamelijke klachten, slaapproblemen, gebrek aan eetlust en kampen soms met de wens om dood te zijn
jongeren:
een jongere met een depressie voelt zich langere tijd rot, neerslachtig en lusteloos. Ook is hij vaak verdrietig, heeft hij huilbuilen of het gevoel te willen huilen. Op school, thuis, met vrienden en met zichzelf loopt het niet lekker. De toekomst ziet er somber uit. Een jongere met een depressie heeft de neiging zich te isoleren. Sommige gaan blowen of drinken. Ook piekeren, faalangst, gevoelens van wanhoop en besluiteloosheid komen veel voor. Een depressie gaat ook gepaard met lichamelijke klachten, zoals vermoeidheid, gebrek aan energie, hoofdpijn en vage buikklachten. De ene jongere heeft geen zin om te eten, de andere eet juist extreem veel. Dat kan samengaan met enorm afvallen of aankomen. Veel meer slapen dan gebruikelijk en toch de hele dag moe zijn of juist erg weinig slapen horen er ook bij.
Deze lichamelijke klachten komen bij gewone pubers minder vaak voor.
De depressie komt vaak ook tot uiting in schuldgevoelens en het gevoel tekort schieten. Depressieve jongeren hebben meestal een negatief zelfbeeld. Ze voelen zich mislukt, minderwaardigaan hun leeftijdsgenoten en buitengesloten. Ook met hun uiterlijk zijn ze ongelukkig. Jongeren met een depressie kunnen zo somber worden dat ze niet meer willen leven. Soms loopt dat uit op een poging tot zelfmoord. Van alle 12 tot 18 jarigen heeft bijna 1 op de 20 één of meerdere zelfmoordpogingen gedaan.
Depressie bij kinderen:
Ook jongere kinderen kunnen depressief zijn. Van alle kinderen in de basisschoolleeftijd heeft 1 tot 2% een depressie. Deze kinderen zeggen zich rot of leeg te voelen en zijn moeilijk op te vrolijken. Ze willen geen vrolijke dingen doen en hebben geen plezier in zaken die ze normaal wel leuk vinden. Ze barsten soms zomaar in huilen uit, ze zijn afwezig en trekken zich terug. Ze denken negatief, ook over zichzelf en voelen zich snel schuldig en onbemind. Kinderen met een depressie zijn vooral prikkelbaar en onrustig in plaats van somber en futloos. Ze zijn opstandig, boos of driftig zonder dat ze zelf weten waarom. Bij kinderen kan de depressie verborgen blijven achter verschijnselen zoals angsten, hangerigheid, afhankelijk gedrag, bedplassen en slechte schoolprestaties. Kinderen met een depressie hebben weinig vriendjes en worden regelmatig gepest. Ze hebben vaker last van slaapproblemen, nachtmerries, verminderde eetlust en klagen over onverklaarbare lichamelijke pijn doordat ze zich zo rot voelen (buikpijn, rugpijn, hoofdpijn).
Ouderen:
Hoort het bij de leeftijd of is het een depressie?
De oude dag gaat vaak gepaard met vergeetachtigheid, weinig energie, lichamelijke ongemakken, pijn en stramheid. Ook hebben veel ouderen last van somberheid, lusteloosheid en eenzaamheid. Dat is niet zo vreemd. Door de jaren heen zijn allerlei mensen die hen dierbaar zijn, overleden. Dat brengt verdriet en rouw met zich mee. En omdat de sociale contacten afnemen, neemt ook het alleen zijn toe. Toch is het niet vanzelfsprekend dat ouderen somber en lusteloos zijn of veel lichamelijke klachten hebben. Zulke verschijnselen kunnen ook wijzen op een depressie. Een depressie bij ouderen wordt vaak niet herkend. Dat komt omdat de klachten aan de leeftijd worden toegeschreven, maar ook omdat ze verschillen van die bij de jongeren. Hierdoor krijgen depressieve ouderen vaak niet de juiste hulp. De algemene verschijnselen bij ouderen zijn:
-concentratieproblemen, vergeetachtigheid en besluiteloosheid
-moeite met in slaap vallen of doorslapen
-lichamelijke klachten zoals verstopping, een droge mond, onverklaarbare pijn, duizeligheid, hartkloppingen, trillende handen, druk op de borst en hoofd en rugpijn
-somberheid, lusteloosheid en prikkelbaarheid
-denken aan zelfdoding
-gebrek aan interesse en plezier, nergens van genieten
-sterke neiging tot piekeren
-grote vermoeidheid
-gebrek aan eetlust en gewichtsverlies, of juist overdreven eetlust en gewichtstoename
-traagheid in praten, denken en bewegen
-het gevoel van binnen dood of leeg te zijn
-gevoelens van machteloosheid, wanhoop en angst
-huilen zonder dat dit oplucht of graag willen huilen maar dit niet kunnen
-schuldgevoelens en het gevoel niets waard te zijn
-nauwelijks of geen zin seksueel contact
wat zijn de symptomen?
Een depressie kan zich op erg veel verschillende manieren uiten. Deze uitingsvormen noemen we verschijnselen of symptomen. Het aantal en de aard van deze symptomen kan van persoon tot persoon verschillen. Het is dan ook niet zo vreemd dat een depressie vaak kortere of langere tijd niet zodanig wordt herkend. Aan de hand van de bijkomende klachten kan er ook een onderscheid gemaakt worden tussen de typen depressie.
-depressieve stemming
-geen plezier
-interesseverlies
-slaapstoornissen
-eetstoornissen
-dagschommeling
-traagheid of juist onrust
-gespannenheid
-angstklachten
-energieverlies
-verminderd zelfgevoel
-schuldgevoelens
-concentratieproblemen
-stoornis in het denken
-besluiteloosheid
-dwanggedachten
-denken aan de dood
-zelfdoding
-lichamelijke klachten
-libidoverlies
-hypochondrie
-psychotische verschijnselen
wat zijn de oorzaken?
Hoe ontstaan depressies? Waarom krijgt de één onder bepaalde omstandigheden wel een depressie, en de ander niet. Het antwoord hierop is verre van eenvoudig. In de loop van de tijd ontwikkelde men een aantal theorieën, die tot nu toe niet volledig bewezen zijn. Voor een deel berusten ze op hypothesen. Hoewel de wetenschappelijke ontwikkeling op dit gebied wel ontzettend snel gaan, blijft er vooralsnog veel onduidelijk. Dit zijn sommige oorzaken:
-één of meerdere oorzaken
-erfelijke factoren
-oorzaak binnen in de hersenen
-lichamelijke ziekten
-door medicijngebruik
-door gebruik van middelen (alcohol, )
-andere biologische factoren
-onderzoek naar bestaande ziekten
-psychologische en/of psychosociale factoren
hoe stellen ze de diagnose vast?
Het kan niet genoeg benadrukt worden dat het erg belangrijk is om een juiste diagnose te stellen. Alleen dan kan er een passende behandeling gestart worden. Maar depressieve patiënten hebben niet alleen recht op het stellen van een juiste diagnose, ze mogen ook verlangen dat deze diagnose met hen wordt besproken. Als de arts nog niet geheel duidelijk is waarvan hij denkt, moet hij dat zeggen. Ook hoort hij te bespreken welke behandeling de patiënt zal krijgen en wat het te verwachten resultaat daarvan is. Of iemand aan een depressie lijdt, is soms niet eenvoudig vast te stellen. Zon patiënt is altijd depressief. Maar het omgekeerde gaat niet op! Niet iedereen die depressief is, lijdt automatisch aan een depressie.
Om de juiste diagnose te kunnen stellen zijn er psychologische tests ontwikkeld. Dat zijn gestandaardiseerde interviews, waarmee bij psychiatrische stoornissen bepaald kan worden welke diagnose (door DSM-IV) bij iemand gesteld moet worden.
Wat is DSM-IV?
Sinds ongeveer 20 jaar is men in toenemende mate gebruik gaan maken van een amerikaans indelingssysteem. DSM betekent: diagnostic and statiscal mental disorders. Dit indelingssysteem is vervat in een handboek voor het stellen van een diagnose bij psychiatrische ziekten. In het boek staat bij elke psychiatrische ziekte vermeld welke klachten en ziekteverschijnselen bij iemand aanwezig moeten zijn voordat de arts een bepaalde diagnose mag stellen.
Hoe behandelen?
Als een patiënt depressief is en bijvoorbeeld schuld en zondewanen heeft, of als de depressie gepaard gaat met een verhoogd risico op zelfdoding, zal niemand eraan twijfelen dat professionele hulp geboden moet worden. Wanneer de stemming licht gestoord is of als de patiënt nog niet zo lang somber is en er bovendien voor de sombere stemming een duidelijke reden aanwezig is, dan is de keuze tussen wel of geen hulp zoeken niet zo eenvoudig. Maar als de sombere stemming langer aanhoudt dan verwacht en het dagelijkse functioneren eronder gaat lijden, is het verstandig om toch de huisarts te raadplegen. Heel veel mensen aarzelen in dat stadium nog om hulp te zoeken. Ze vinden zichzelf bijvoorbeeld een aansteller, schamen zich en willen de huisarts niet lastig vallen.
Wat kan de huisarts doen?
Net als bij lichamelijke klachten biedt de huisarts de eerste opvang voor patiënten die in psychische nood verkeren. Hiernaast heeft hij vanzelfsprekend de taak een eventuele depressie te herkennen en te behandelen. De huisarts kent de patiënt, het gezin en mogelijk ook de verdere familie. Iemand met depressieve klachten kan zich al wat beter voelen na een aantal gesprekken waarin hij heeft verteld hoe hij zich voelt en wat zijn problemen zijn. Uitleg en informatie over het ziektebeeld depressie kan ook een belangrijke bijdrage leveren. De patiënt krijgt erkenning, waardoor het gevoel dat hij een aansteller is kan verminderen. De gesprekken kunnen eventueel gecombineerd worden met een behandeling met medicijnen tegen de depressie. Het praten moet echter op de voorgrond staan: het is dus praten en eventueel pillen. Meestal zal de huisarts de behandeling beginnen en ook afmaken. Soms is de depressie te ernstig en/of te langdurig om door de huisarts behandeld te worden. In dat geval zal de huisarts de patiënt verwijzen naar een zelfstandig gevestigd psychiater.
Behandeling met medicijnen.
Wanneer er sprake is van een depressie is vaak ook een behandeling met medicijnen op zijn plaats, vooral als er bovendien zogeheten vitale kenmerken bij voorkomen. Medicijnen die tegen depressies worden voorgeschreven, worden antidepressiva genoemd. Deze hebben bij 80% van de patiënten succes. Soms helpt het eerste voorgeschreven middel niet en moet een tweede of zelfs een derde worden geprobeerd.het gebruik van kalmerende middelen en slaapmiddelen moet bij depressies zoveel mogelijk beperkt blijven.
Erfelijkheid?
Een erfelijke aanleg is ontegenzeggelijk van belang bij het ontstaan van een depressie. Deze conclusie kan worden getrokken na uitgebreide familiestudies, waarbij de ziektegeschiedenissen van de verschillende familieleden bestudeerd zijn. Wanneer iemand uit een familie komt waarin veel depressies voorkomen, heeft hij gemiddeld een grotere kans zelf ook depressief te worden. Wanneer beide ouders aan depressies lijden of hebben geleden is de kans hierop bijvoorbeeld 10 maal zo groot als normaal.
Woordenlijst:
Gestandaardiseerde: brengen tot een gewoon of verband in afmeting, vorm, inhoud,
Hypochondrie: overdreven bezorgdheid om de eigen gezondheid
Hypothesen: veronderstellingen
Psychologische: wetenschap die bezighoudt met het onderzoek van de bewustzijnsverschijnselen
Psychosociale: invloed van de sociale factoren op geestelijke verschijnselen
Psychotische: geestesziekte waarbij men verbeelding heeft
Alcoholisme is geestelijke en/of lichamelijke afhankelijkheid van alcohol. Die ontstaat door langdurig teveel drinken. Teveel drinken is zoveel drinken dat je er problemen door krijgt. Zoals een geïrriteerde maag of een geïrriteerde partner.
Uit onderzoek is gebleken dat alcoholisme in bepaalde families en bij bepaalde volkeren vaker voorkomt. Dat komt door een verhoogde lichamelijke en/of geestelijke gevoeligheid en door sociaal-culturele factoren.
Hoe werkt alcohol in je lichaam?
Alcohol komt via de slokdarm eerst in de maag en vervolgens in de darmen terecht. Vandaar gaat het onverteerd naar de bloedbaan. De alcohol verdeelt zich over alle vocht in het lichaam. Het komt dus ook in het vocht in de hersenen terecht. Dat is een belangrijke plek, want daar worden veel functies van je lichaam bestuurd. De hersenen raken door de alcohol verdoofd. Bij een kleine hoeveelheid wordt dat vaak als lekker en stimulerend ervaren: men denkt juist wat vrijer, wordt actiever en vrolijker.
Waarom drinken mensen?
De meeste mensen gaan verstandig om met alcohol. Ze drinken wel, maar niet teveel. Nog belangrijker is dat ze niet drinken omdat ze niet zonder kunnen. Maar waarom dan wel?
Veel mensen drinken omdat ze het lekker vinden. Ze genieten van een glas wijn of bier bij het eten of op het terras.
Mensen drinken om zich te ontspannen of als slaapmutsje.
Drinken is vaak een gewoonte. We proosten met anderen als we iets te vieren hebben.
Soms kan drinken iets dwingends hebben. In een groep wordt verwacht dat iedereen meedrinkt: Doe toch niet zo ongezellig, neem er nog een!.
Soms drinken mensen om hun problemen te vergeten. Na een borrel lijkt het even minder zwaar. Zorgen verdwijnen natuurlijk niet echt door alcohol. Als mensen teveel en te vaak drinken, lopen ze het risico dat ze niet meer zonder kunnen. Dan worden de problemen alleen maar erger.
Wat zit er in alcohol? Wat is alcohol nou precies? Ja dat vragen veel mensen zich vaak af. Pure alcohol is een reuk-,smaak-,en kleurloze vloeistof, die een brandend gevoel geeft bij het opdrinken. Alcohol is in zn zuivere vorm niet te drinken. En het ziet uit als water, en het brand als spiritus. Als we het over alcohol als genot middel hebben,bedoelen we dus de alcoholhoudende dranken waarvan de kleur , reuk, en smaak bepaald wordt door de gebruikte grondstoffen. Er zijn drie verschillende soorten alcoholhoudende dranken: bier, wijn en gedistilleerde (sterke) dranken. Alcoholhoudende dranken bevatten naast alcohol ook nog water en kleur- en smaakstoffen. In alcohol zitten ook nog calorieën.In een glas bier zitten bvb minimaal 110 calorieën,en in een glas wijn 80 en in sterke dranken 70. Deze calorieën hebben we niet nodig. Het enige wat ze doen is ons dik maken, let maar eens op de dikke bierbuiken van sommige mannen.
Hoe wordt alcohol gemaakt ?
Alcohol ontstaat door gisting van natuurlijke suikers, die in granen en fruit zitten. De gistcellen zetten druivensuiker (glucose) om in alcohol.vruchtensuiker en zetmeel van granen kunnen door gisting omgezet worden in alcohol. Bier wordt gemaakt door gekiemde brouwgerst te pletten, die vervolgens te mengen met water en dan te koken. Tijdens het koken wordt er hop aan toegevoegd om extra smaak te geven en om het bederf van het bier tegen te gaan. Na afkoeling van de gebruikte gisting temperatuur krijg je een onderverdeling in laaggegiste bieren zoals pils en trappist. Wijn ontstaat door natuurlijke gisting van vruchtenmoes. Dat gaat vanzelf door de gistcellen, die van naturen al door de lucht zweven. Sherry en Port zijn eigenlijk ook wijnen, alleen is er wat meer alcohol aan toegevoegd. Gedistilleerde dranken worden gemaakt door de gegiste dranken zodanig te verhitten dat de alcohol verdampt. Dit gebeurt al bij 70 graden. Die alcohol wordt dan weer opgevangen en gecondenseerd. Door dit proces te herhalen , kun je zeer hoge concentraties van alcohol bereiken. Met gisting alleen is geen hoger percentage te behalen dan 15%.
Welke soorten dranken zijn er?
Een drank wordt alcoholhoudend genoemd als er meer dan een half procent alcohol in zit. Zwak alcoholhoudende dranken, zoals bier en wijn, bevatten een alcoholpercentage van minder dan vijftien procent. Alle gedestilleerde dranken die twintig procent alcohol of meer bevatten, behoren tot de categorie sterke dranken. Ook veel mixdranken horen hierbij. In het volgende schema worden de meest voorkomende dranken en hun alcoholpercentages weergegeven:
drank
soorten
inhoud
alcohol
percentages
pure alcohol
bier
Lingers blond
Grolsch
glas 250cc
5%
12,5cc
wijn
Sauvignon
Chardonnay
glas 100cc
12%
12cc
alcopop
Hoopers Hoch
flesje 330cc
5%
16,5cc
mixdrank
Bacardi Breezer
Rum-cola
blik 250cc
7%
17,5cc
shooter
Feigling
Flügel
flesje 20cc
20%
4cc
sterke drank
Jenever
Wodka
glas 35cc
35%
12,2cc
Alcohopops zijn drankjes op basis van vergisting van vruchten. Deze vruchtensappen worden gemengd met alcohol en koolzuur.
Mixdranken zijn samengesteld uit een mix van een bestaande gedistilleerde drank met vruchtensappen of met cola.
Shooters zijn alcoholhoudende likeuren in flesjes in de vorm van bijvoorbeeld een geweerkogel.
Een standaardglas bier, wijn of sterke drank bevat dus ongeveer een gelijke hoeveelheid pure alcohol. In dat opzicht maakt het niet uit welke soort u nuttigt.
Hoe merk je wanneer een verslaving aan alcohol?
Daarvoor moet men zichzelf een paar eerlijke vragen stellen. En vooral: er zelf eerlijk antwoord op geven. Ongemerkt kan men heel gemakkelijk aan alcohol wennen. En men heeft dan steeds meer nodig om het effect nog te merken.
- Heb je vaker trek in een pilsje, een glas wijn of sterke drank?
- Niet alleen 's avonds, maar ook overdag?
- Kost het je steeds meer moeite om "nee" te zeggen?
- Zoek je vaker het gezelschap van anderen die veel drinken?
- Zet je drank bovenaan op je boodschappenlijstje?
- Komt het voor dat je 's avonds dingen zegt, waar je de volgende dag spijt van hebt?
- Maak je eerder ruzie dan vroeger?
- Heeft een goede vriend of vriendin je wel eens aangeraden wat minder te drinken?
Bij een positief antwoord op een of meerdere vragen kunnen dat signalen zijn die er op wijzen dat je je alcoholgebruik eens kritisch moet bekijken.
Kunnen er ook lichamelijke verschijnselen voorkomen die wijzen op verslaving aan alcohol?
Natuurlijk zijn er ook lichamelijke verschijnselen en ook hierbij moet men zichzelf een aantal vragen stellen die bij een positief antwoord kunnen duiden op verslavingsverschijnselen.
Zulke vragen zijn dan:
Heb je meer last dan voorheen van: - hoofdpijn;
- maagpijn;
- overmatig transpireren;
- slecht slapen;
- vergeetachtigheid.
Hoe veel is te veel alcohol?
Wie af en toe wat alcohol gebruikt, hoeft zich natuurlijk geen zorgen te maken. De vraag is alleen: waar ligt de grens? Helaas is daar geen simpel antwoord op te geven. Een veilige richtlijn is: drink hooguit een paar keer per week en nooit meer dan twee - drie glazen per keer. Dan is er - normaal gesproken - niets aan de hand.
In sommige gevallen is echter aan te bevelen om helemaal niet te drinken. Bijvoorbeeld als men weet dat alcohol een probleem is, of als men bepaalde medicijnen gebruikt. Bovendien kan men beter niet drinken als men in verwachting wilt raken en zolang men zwanger is. Het is gewoon te riskant. Bewezen is dat alcohol directe invloed heeft op het reactievermogen. En dat het de prestaties beïnvloedt. Het spreekt daarom vanzelf dat men beter ook geen alcohol kant gebruiken als men moet rijden, werken of studeren.
Hoe lang duurt de afbraak van alcohol in het lichaam?
De alcohol in het lichaam wordt afgebroken door de lever. Die doet daar per glas zo'n anderhalf uur over (bij vrouwen en lichte mensen zelfs nog wel langer). Het is een proces dat men niet kan versnellen. Niet met zware koffie of een geklutst rauw ei. Niet met koude douches. Niet met vitamines. Misschien zorgen deze middeltjes ervoor dat men zich even wat beter lijkt te voelen. Maar de hoeveelheid alcohol in het lichaam verandert er niet door. Ontnuchteringsmiddeltjes zijn fabels waar het afbraakproces zich helemaal niets van aantrekt.
Wat is een probleemdrinker?
Een probleemdrinker is iemand die zoveel drinkt dat er problemen ontstaan voor hemzelf of haarzelf, zijn of haar partner, zijn of haar vrienden, zijn gezin en zijn werk maar er zijn nog geen verschijnselen van alcoholverslaving.
Bij probleemdrinken wordt schade aangericht aan zichzelf of zijn omgeving. Alcohol-verslaving is een van de vele vormen van probleemdrinken.
Wat verstaat men onder een alcohol-afhankelijkheids-syndroom?
Dit ziektebeeld wordt gekenmerkt door:
- de ontwikkeling van een stereotiep drinkpatroon;
- vergroting van de betrokkenheid bij het alcoholgebruik;
- het regelmatig optreden van onthoudingsverschijnselen;
- het wegdrinken van onthoudingsverschijnselen;
- het gemakkelijk vervallen tot het oude drinkpatroon na een periode van onthouding
Fasen van verslaving
Aan verslaving gaat een proces vooraf, dat wordt gekenmerkt door een viertal fasen. Hoe snel de fasen doorlopen worden is onder andere afhankelijk van het middel en van de leefomstandigheden waarin iemand verkeert. Bij heroïne gaat dit in het algemeen sneller dan bij alcohol. Ook gaat het sneller wanneer men verkeert in een omgeving waarin middelengebruik normaal is. Fase 1: experimenteerfase Meestal begint het, vaak op jonge leeftijd met experimenteel gebruik: uit nieuwsgierigheid probeert men een bepaald middel uit. Fase 2: fase van sociaal of geïntegreerd gebruik De gebruiker zoekt de positieve effecten van het middel en weet dit in zijn leven in te passen zonder dat men er last van heeft. Fase 3: fase van overmatig en schadelijk gebruik Het gebruik krijgt een steeds grotere rol in het dagelijks leven. Men gebruikt niet alleen om zich lekker te voelen, maar ook om spanningen en onlust te verdrijven. Fase 4: de verslavingsfase In deze fase wordt vrijwel het hele leven door gebruik beheerst. Er zijn schadelijke gevolgen op lichamelijk, psychisch en sociaal gebied.
Wat is een kater?
Het woord kater omschrijft het algehele gevoel van ziek zijn na alcoholgebruik:
- hoofdpijn;
- dorst;
- braken;
- transpiratie.
Een kater krijgt men alleen als men te veel gedronken hebt. Derhalve is een kater heel simpel te voorkomen: gewoon niet of weinig alcohol drinken. En als men drinkt, doe dat dan in ieder geval niet op een lege maag. Een volle maag vertraagt namelijk het tempo waarin alcohol in de darmen en het bloed terecht komt.
Het voorwoord van AA
"Anonieme Alcoholisten" is een gemeenschap van mannen en vrouwen die hun ervaring, kracht en hoop met elkaar delen om hun gemeenschappelijk probleem op te lossen en anderen te helpen bij het herstel van hun alcoholisme.
Het enige vereiste voor lidmaatschap is een verlangen op te houden met drinken. Er zijn geen geldelijke verplichtingen voor het AA-lidmaatschap; wij voorzien in onze behoeften door eigen bijdragen.
AA is niet gebonden aan enige sekte, genootschap, politieke partij, organisatie of instelling; wenst zich niet te mengen in enig geschil; steunt of bestrijdt geen enkel doel. Ons hoofddoel is nuchter blijven en andere alcoholisten helpen nuchterheid te bereiken.
Hoe helpt AA de alcoholist?
Door het voorbeeld en de vriendschap van gestabiliseerde alcoholisten in AA, wordt het nieuwe lid aangemoedigd om dag na dag van de drank af te blijven. In plaats van te zweren zich voor altijd te onthouden of er zich zorgen over te maken of hij morgen nog nuchter zal zijn concentreert de alcoholist zich op het niet drinken nú - vandaag. Door zich te onthouden van alcohol schenkt de nieuwkomer aandacht aan een deel van zijn ziekte - zijn lichamelijke toestand heeft daardoor een kans om te verbeteren. Maar denk eraan dat er nog een ander deel is. Als hij erin slaagt nuchter te blijven, heeft hij ook behoefte aan een gezonde geest en aan gezonde gevoelens. Door het beleven van het AA-herstelprogramma De Twaalf Stappen begint hij daarom zijn vertroebeld denken en zijn ongelukkige gevoelens te ontwarren. Deze stappen suggereren ideeën en acties die hem kunnen brengen tot een gelukkig en waardevol leven. Om in contact te komen met andere leden en om het herstelprogramma te bestuderen, gaat het nieuwe lid regelmatig naar de AA-vergaderingen.
Moet de alcoholist in de goot belanden voordat AA hem kan helpen?
AA werd in 1935 gesticht door een New-Yorks effectenmakelaar en een arts uit Ohio, twee hopeloze drinkebroers. De eerste groep in België startte definitief in 1953, in Nederland was dit in 1948. De meeste AA-leden uit de beginperiode waren heel ziek. Hun drinkgewoonte had hen gebracht in hospitalen, klinieken, sanatoria of gevangenissen. Meer en meer mensen hoorden van AA en al gauw begrepen vele alcoholisten dat zij niet mochten toelaten dat hun ziekte zoveel schade aanrichtte. Zij konden, terwijl zij nog steeds hun werk en hun familie hadden, herstellen in AA voordat hun gezondheid volkomen was vernield.
Wat doet AA niet?
1. AA doet niet aan ledenwerving. AA is er voor alcoholisten die wensen nuchter te worden. 2. AA oefent geen controle uit op haar leden. Zij gaat niet na of zij niet drinken. AA helpt alcoholisten zichzelf te helpen. 3. AA is geen godsdienstige gemeenschap. Ieder lid is vrij te beslissen over de eigen en persoonlijke ideeën omtrent de betekenis van het leven. 4. AA is geen medische organisatie. Ze geeft geen medische of psychiatrische raad. 5. AA heeft geen ziekenhuizen, ontwenningsoorden, sanatoria of verpleegdiensten. 6. AA is niet verbonden met enige andere organisatie. AA kan echter wel samenwerken met organisaties die het alcoholisme bestrijden. Sommige leden werken voor zulke organisaties, maar steeds in hun eigen naam en niet als afgevaardigde van AA. 7. AA aanvaardt geen geld van bronnen buiten AA. Noch private giften, noch officiële van de staat worden geaccepteerd. 8. AA biedt geen sociale diensten en verschaft geen woongelegenheid, kleding, werkgelegenheid of geld. Ze helpt de alcoholist nuchter te blijven zodat deze die dingen zelf kan verwerven. 9. Anonimiteit is de geestelijke grondslag van AA. AA wenst niet dat namen van leden worden meegedeeld op TV of radio of in kranten. Leden delen de namen van andere leden niet mee aan de buitenwereld. Maar leden schamen er zich niet voor tot AA te behoren. Zij wensen juist meer alcoholisten aan te moedigen om zich bij AA aan te sluiten. Zij willen zeker niet dat men van hen helden of heldinnen maakt, eenvoudig omdat zij wensen zorg te dragen voor hun eigen gezondheid.
Men spreekt van overgewicht als er geen goede verhouding is tussen uw lengte en uw lichaamsgewicht. Bij overgewicht en de risico's voor de gezondheid is het ook de hoeveelheid lichaamsvet en de verdeling hiervan over het lichaam van belang. Overgewicht hoeft niet altijd te leiden tot lichamelijke klachten, maar langdurig bovenmatig overgewicht is een groot risico voor uw gezondheid.
Wat zijn de oorzaken?
de oorzaak van overgewicht is duidelijk: het lichaam krijgt meer energie (door middel van voeding) binnen dan het verbruikt. Dit leidt dan onvermijdelijk tot vetopslag en gewichtsvermeerdering. Daarbij kunnen veel factoren een rol spelen.
- genetische neiging
- energie-rijk dieet
- beperkte lichaamsbeweging en zittende levensstijl
- onderliggende ziekte
- eetbuienstoornis
- stress
- te weinig slaap
De complicaties?
Zwaarlijvigheid is gecorreleerd (in epidemiologisch onderzoek) met een verscheidenheid aan complicaties. Voor veel van deze klachten is niet duidelijk vastgesteld in welke mate zij direct door zwaarlijvigheid zelf worden veroorzaakt, of een andere oorzaak (zoals beperkte lichaamsbeweging) hebben die zwaarlijvigheid eveneens veroorzaakt.
Voorbeelden van belangrijke complicaties zijn:
- suikerziekte
- hoge bloeddruk
- hart- en vaatziekten
- verhoogd cholesterol
- onvruchtbaarheid
- rugpijn
- artrose van heupen, enkels en knieën
- depressie en lage zelfwaardering
Terwijl sterke zwaarlijvigheid veel gezondheidsproblemen veroorzaakt, hebben degenen die enigzins te zwaar zijn weinig verhoogde mortaliteit of morbiditeit.
Wat zijn de klachten?
De eerste en meest voorkomende klachten zijn het zich niet lekker voelen en een chronische vermoeidheid. Ook kunnen klachten optreden als spataderen, menstruatiestoornissen, lage rugpijn en gewrichtsklachten. Op termijn kunnen ernstige tot zeer ernstige klachten ontstaan zoals: zie bij complicaties, galsteenziekte en zelfs bepaalde soorten van kanker.
Hoe is overgewicht te voorkomen?
Eten en drinken leveren de energie die het lichaam nodig heeft om te kunnen functioneren en bewegen. Voor een gezond gewicht en dus ter voorkoming van overgewicht, moet er een evenwicht zijn in de hoeveelheid energie die de voeding levert en de hoeveelheid energie die het lichaam verbruikt. De energiebehoefte verschilt van persoon tot persoon. De hoeveelheid energie die verbruikt wordt hangt namelijk af van verschillende factoren: geslacht, leeftijd, gewicht, hoeveelheid aan bewegingen de duur en zwaarte van de inspanningen die verricht worden. Overgewicht kan dus worden voorkomen door een juiste samenstelling van uw voeding. Uw voeding moet zo zijn samengesteld, dat het lichaam precies voldoende bouw en brandstoffen naar binnen krijgt om goed te kunnen functioneren. Belangrijk is dat de voeding gevarieerd is en dat er niet te veel tussendoortjes worden genuttigd. Ook kunt u beter geen maaltijden overslaan en niet te veel alcohol drinken. Alcohol bevordert namelijk de eetlust. Ook lichaamsbeweging draagt bij een voorkomen van overgewicht en een algemeen betere gezondheid.
Wanneer moet u een arts raadplegen?
Ga nooit zo maar op eigen houtje lijnen. Zeker wanneer u in korte tijd erg veel afvalt, is het risico groot dat u een tekort krijgt aan allerlei voedingsstoffen. Overleg dus altijd eerst met uw huisarts. Dit geldt in het bijzonder als u naast overgewicht ook nog andere gezondheidsklachten heeft. Deze kan u eventueel doorverwijzen naar een deskundige organisatie of een diëtist.
Wat kunt u er zelf aan doen?
Veel mensen denken negatief over een dieet. dit is vaak ten onrechte, want een dieet betekent niet altijd dat u minder moet gaan eten. Het houdt vooral in dat de verhouding van de voedingsmiddelen beteer in balans wordt gebracht. Meestal kunt u gewoon blijven eten wat u lekker vindt en worden alleen het tijdstip van eten en de samenstelling van het menu gewijzigd.
enkele algemene aanwijzingen om verantwoord af te vallen en te voorkomen dat de kwijtgeraakte kilo's er snel weer bij komen:
- een gemiddeld gewichtsverlies van een halve tot een kilo per week
- een gevarieerd eetpatroon met een beperkte hoeveelheid calorieën
- het beperken van de hoeveelheid vet
- matig zijn met voedingsmiddelen waaraan suiker is toegevoegd
- het drinken van alcohol beperken
- regelmaat aanbrengen in het eetpatroon en rustig eten
- meer bewegen
Wat is BMI?
De BMI wordt gebruikt als afgeleide maat voor de vetmassa, maar is minder goed bruikbaar bij kinderen, ouderen, zwangere vrouwen en mensen met zeer veel spiermassa. Wanneer u een BMI van 30 of hoger heeft is het noodzakelijk dat u aan gewichtsvermindering doet. Een BMI tussen 18.5 en 25 wordt als ideaal voor gezonde persoon. Bij een BMI onder de 20 wordt als te licht beschouwd.
De BMI bereken je: het lichaamsgewicht in kilogram, gedeeld door de lichaamslengte in meters in het kwadraat.
Erfelijkheid?
Erfelijkheid speelt hierbij een grote rol. De mate waarin u verdikt is slechts 30 tot 40% genetisch bepaald. De rest heeft u zelf in de hand door te letten op wat u eet en hoeveel u beweegt. Het zit dus niet alleen in de familie!
Woordenboek.
- gecorreleerd: correlatie; samenhang
- epidemiologisch: met betrekking tot verspreiding van ziekten onder de mensen
Multiple Sclerose (MS) is een ziekte van het centrale zenuwstelsel : de hersenen en het ruggenmerg.
De hersenen en het ruggenmerg zijn te vergelijken met een telefooncentrale. Via de zenuwen gaan er allerlei berichten in en uit. Dat werkt ongeveer als volgt: in uw hersenen komen voortdurend allerlei signalen binnen, u stoot bijvoorbeeld uw voet en voelt pijn. In het centrale zenuwstelsel wordt deze informatie verwerkt en worden er signalen teruggestuurd. Die gaan in dit voorbeeld dan naar uw voet, waarop u als reactie op de pijn uw voet terugtrekt. Dat gaat allemaal razendsnel, u bent zich daar niet van bewust.
Die signalen lopen in het centrale zenuwstelsel langs bepaalde zenuwbanen. Deze zitten in een soort isolatiemateriaal, de myelineschede . Bij MS ontstaan ontstekingen in de myelineschede. Daardoor kan de zenuwbaan het bericht niet goed overbrengen; dat uit zich in klachten. Die klachten worden vaak weer minder als de ontsteking voorbij is. Maar er blijft een klein litteken achter en dat kan nog storingen teweegbrengen.
Wat zijn de oorzaken van MS ?
De oorzaken zijn niet bekend. Er wordt aan verschillende mogelijkheden gedacht:
Virusinfectie Een virus (een ziekteverwekker) dat alleen in een gematigd klimaat voorkomt, zou de oorzaak kunnen zijn. Hoe warmer het land, hoe minder het voorkomt.
Voeding en hygiëne MS komt vooral voor in hoog ontwikkelde landen. Daar hebben mensen ook bepaalde hygiënische voorzieningen en eten ze bepaald voedsel. Het zou kunnen dat die omstandigheden ook een rol spelen bij MS.
Erfelijkheid MS is niet erfelijk. Toch komt het wat vaker voor in de naaste familie van mensen met MS. Het kan dus zijn dat erfelijke factoren een kleine rol spelen.
Overgevoeligheidsziekte Het lichaam heeft een zogenoemd afweersysteem dat stoffen te lijf gaat die ziekten kunnen veroorzaken, bijvoorbeeld bacteriën of virussen. Het komt wel voor dat een afweersysteem stoffen van het eigen lichaam aanvalt en afbreekt. Dit wordt een overgevoeligheidsziekte of auto-immuunziekte genoemd. MS zou zo'n ziekte kunnen zijn omdat het lichaam de myelineschede aantast.
Combinatie Het kan ook zijn dat Multiple Sclerose door een combinatie van deze mogelijkheden wordt veroorzaakt
Wat zijn de klachten i.v.m. MS ?
De klachten kunnen heel erg verschillen. Voor alle duidelijkheid: dat wil niet zeggen dat u daar allemaal last van zal krijgen! We noemen hier alleen klachten die vrij vaak voorkomen. Tussen haakjes staan voorbeelden van verschijnselen.
Mensen met MS kunnen last hebben van de ogen (slecht zien of minder contrast), vermoeidheid (snel moe, moe zonder duidelijke aanleiding), de spieren (stijfheid of zwakte), het gevoel ('dove' plekken of tintelingen), stuurloosheid van bewegingen, het plassen (slecht te controleren) en de stoelgang (verstopping), seksuele storingen (minder of ander gevoel), depressies of geheugenstoornissen, en van de spraak (moeilijk te verstaan).
Voor informatie verwijzen we u naar uw huisarts of neuroloog. Ook in de publicaties van de MS-Liga worden de verschillende klachten uitgebreid behandeld.
De diagnose MS
Het komt nogal eens voor dat mensen heel lang hebben moeten wachten voordat duidelijk werd dat MS de veroorzaker was van hun klachten. Voor hen is de diagnose dan ook het einde van veel onzekerheid, en in zekere zin een opluchting. Het kan erg frustrerend zijn om niet te weten wat je mankeert. Het kan heel moeilijk geweest zijn om te 'bewijzen' dat er echt klachten waren, omdat ze zo wisselvallig waren. Mensen kunnen aan zichzelf gaan twijfelen. En aan de arts, omdat die er ook niet goed raad mee weet. Het komt voor dat er een andere diagnose is gesteld, en dat mensen daarvoor behandeld worden.Dat kan moeilijk te verteren zijn en klachten geven over de arts.
Een andere kant van het verhaal is dat MS voor artsen vaak moeilijk is vast te stellen. Er is wel een test die veel kan verhelderen, maar die ligt bij vage klachten niet onmiddellijk voor de hand. Soms gaan de klachten weer over en is er niets meer van te zien of te merken. Iemand kan last hebben van klachten die ook door een andere ziekte kunnen worden veroorzaakt. Om andere oorzaken uit te sluiten, kunnen onderzoeken nodig zijn die vervelend zijn of waarvan de uitslag lang op zich laat wachten.
Dit alles bij elkaar kan het stellen van de diagnose tot een slepend proces maken.
Sommige klachten kan u zelf in de hand houden, andere moeten worden behandeld met medicijnen. We gaan daar niet op in. U kan met uw arts overleggen wat in uw situatie een goede aanpak is.
Voor elke behandeling geldt (ook voor de alternatieve): win er informatie over in, ook over de behandelaar(s), en bepaal daarna of u akkoord gaat, of deze bij u past, of u er vertrouwen in heeft.
We geven een aantal algemene leefregels waar u in verband met MS baat bij kan hebben. Ze zijn als suggesties bedoeld, niet als voorschriften. U bent tot niets verplicht en u merkt vanzelf waar u baat bij heeft.
Algemene leefregels
Wees voorzichtig met hoge temperaturen: heet douchen, baden, zonnebaden, sauna, koorts. Hoge temperaturen kunnen bestaande klachten aanwakkeren of nieuwe uitlokken. Bij koorts kan u aspirine of een ander koortswerend middel nemen.
Wees voorzichtig met grote lichamelijke inspanning. Blijf in beweging, maar niet zo dat het u uitput. Enige lichaamsbeweging is wel goed; dan bedoelen we niet alleen 'lichamelijke oefeningen', maar ook wandelen, fietsen en dergelijke.
Probeer stress de baas te blijven. Wie onder druk staat of zich veel zorgen maakt, krijgt op de duur een verminderde weerstand. Daardoor wordt u vatbaarder voor klachten, ook voor die van MS. Raadpleeg uw huisarts of de sociale dienst als u veel last heeft van stress.
Hou regelmaat in uw leven. Eet en rust op min of meer vaste momenten, zorg voor een goede nachtrust, zorg ervoor dat u na een drukke periode ook een rustige periode heeft waarin u weer bij kan komen. Af en toe een uitschieter kan geen kwaad.
Zorg voor een goede voeding. Dit helpt om in goede conditie te blijven. Uw huisarts en diëtist kunnen u advies geven.
Probeer infecties en verwondingen te vermijden. Blijf bijvoorbeeld uit de buurt van mensen die griep hebben. Infecties en koorts kunnen soms klachten verergeren.
Operaties, verdoving en ruggenprik. Overleg met de neuroloog en anesthesist over de beste soort verdoving bij een operatie.
Alternatieve behandelingswijzen
Veel mensen voelen zich aangetrokken tot alternatieve behandelingswijzen. Sommige alternatieve behandelingen veroorzaken geen schade, soms zelfs een beperkte winst.
Toch is voorzichtigheid geboden. Sommige therapieën zijn duur en zelfs gevaarlijk. Veel nieuwe behandelingen worden overroepen in de media. Deze informatiebron moet dan ook steeds met een korrel zout genomen worden. Vooraleer een behandeling op te starten is een objectieve evaluatie van de beschikbare informatie aangewezen, evenals overleg met uw neurolooghuisarts.
Als u behandeld wordt door verschillende therapeuten - al dan niet alternatief - is samenwerking tussen hen van belang om te voorkomen dat de ene behandeling de andere tegenwerkt.
Na de diagnose
Gevolgen voor de persoon in kwestie
De diagnose kan voor iemand een opluchting zijn: eindelijk is duidelijk wat er aan de hand is. Maar in de meeste gevallen zal daar vroeg of laat wel schrik of paniek op volgen. Dat is heel normaal. Wie tussen de 25 en 45 jaar is, heeft vaak net of weer allerlei plannen gemaakt, bijvoorbeeld voor een opleiding of loopbaan, of besloten om te trouwen of kinderen te krijgen, om een huis te kopen of van loopbaan te veranderen, enzovoorts. Al deze zaken, die verstrekkende gevolgen hebben, komen in een ander daglicht te staan. Mensen twijfelen aan de toekomst, aan zekerheden die ze hadden. Hoe moet het in vredesnaam verder? Die onzekerheid kan tot een noodsituatie leiden. Allerlei gevoelens kunnen daarbij opkomen: verbijstering over dit lot, angst voor de toekomst, verdriet om het verlies van gezondheid, eenzaamheid en teruggetrokkenheid, depressies, woede - het kan van alles zijn.
Iedereen gaat daar op een eigen manier mee om. Het kan heel moeilijk zijn om daar uit te komen. Er zijn een paar dingen die kunnen helpen: erover praten kan opluchten; steun zoeken bij anderen, hoewel dat ook moeilijk kan zijn; het geloof kan een bron van troost zijn; contact met lotgenoten kan het vertrouwen in de toekomst helpen herstellen. U kan bij voorbeeld ook terecht bij patiëntenverenigingen die allerlei activiteiten en bijeenkomsten organiseren. Ook professionele hulp kan een mogelijkheid zijn: een maatschappelijk assistent of een psycholoog bijvoorbeeld kunnen hulp bieden.
Veel mensen blijken kracht te putten uit het besluit om niet bij de pakken te gaan zitten en om de hoop niet op te geven. Zij proberen te vechten voor een menswaardig bestaan en niet zozeer tegen MS - al is dat makkelijker gezegd dan gedaan.
Gevolgen voor zijn omgeving
Net als degene die de diagnose te horen heeft gekregen, moeten de direct betrokkenen dit nieuws ook verwerken. Ook voor hen kost dat tijd, ook zij moeten wennen aan deze nieuwe feiten, ook zij moeten de balans opmaken. Dat kan problemen geven, bijvoorbeeld als de partner heel verdrietig is op het moment dat de persoon met MS behoefte heeft aan een opbeurend gesprek. Het kan veel schelen als u elkaar op de hoogte houdt van uw gevoelens, als u uw zorgen, maar ook uw vertrouwen, kunt delen. Een ander kan het niet oplossen, maar wel luisteren en begrip tonen. Wie de ruimte krijgt om lucht te geven aan zijn/haar gevoelens, kan er daarna vaak beter tegen.
Als u uw gevoelens niet wil of kan uitspreken tegen degene die MS heeft, kan u misschien bij iemand anders terecht die een gewillig oor voor u heeft. Ook daar hebben patiëntenorganisaties mogelijkheden voor: gespreksgroepen voor partners bijvoorbeeld.
Waarover gaat nu vooral het onderzoek?
GEOGRAFISCHE LIGGING EN MILIEU
In de hele wereld hebben zowat twee miljoen mensen MS, maar in sommige landen is de ziekte sterker verspreid dan elders. MS komt meer voor in streken met een gematigd klimaat en, zoals andere auto-immuunziekten, minder in tropische gebieden. In Europa bijvoorbeeld zijn er meer MS-gevallen in het noorden dan in het zuiden. Daar zouden vele redenen voor aan te voeren zijn, zoals een verband tussen besmettelijke ziekten en klimaatgordels, en verschillen in genetische vatbaarheid voor MS tussen onderscheiden etnische groepen.
GENETISCHE FACTOREN
Hoewel MS geen erfelijke aandoening is, blijken sommige mensen toch een genetische vatbaarheid voor de ontwikkeling van de ziekte te vertonen. Dat betekent dat als je MS hebt, er een kleine kans bestaat (ongeveer 3 op 100) dat iemand anders in je familie ook MS zou kunnen krijgen. Het risico is eigenlijk vrij gering, veel geringer bijvoorbeeld dan het risico kanker of hartproblemen te krijgen.
Onderzoekers trachten door de studie van de genen bij families waar MS voorkomt, te bepalen welke genen MS-vatbaarheid veroorzaken.
MICRO-ORGANISMEN
Genetische factoren en het milieu zeggen niet alles. Onderzoekers vermoeden wel dat bepaalde micro-organismen het MS-proces op gang kunnen brengen. Omdat er niet één enkele schuldige is aan te wijzen, wordt veel onderzoek toegespitst op de rol die virussen spelen.
DIEET
Ook de voeding zou misschien een rol kunnen spelen in het ontstaan van MS. Het onderzoek, vooral naar de rol van meervoudig verzadigde lipiden (vetten die in bepaalde planten en visolie voorkomen), tracht de invloed daarvan in de ontwikkeling en behandeling van MS te bepalen.
HOE WORDT DE MYELINE AANGETAST?
IMMUNOLOGIE
Aantasting van de myeline of vetschede blijkt te worden veroorzaakt door het immuunsysteem dat zich tegen zichzelf keert. Het immuunsysteem beschermt het lichaam tegen schadelijke indringers, maar soms valt het zijn eigen weefsel aan. MS is één van de auto-immune aandoeningen waar dit proces zich eveneens voordoet.
Veel onderzoek is gericht op het opsporen van de immuunreacties die verantwoordelijk zijn voor de myeline- aantasting en er wordt nagegaan hoe deze processen kunnen worden afgeremd of tegengehouden. Het onderzoek wordt toegespitst op de T-cellen (een type van lymfocyt - een witte bloedcel) die de mergschede aanvallen en vernietigen. Nieuwe behandelingen worden mogelijk als we erin slagen te bepalen welke myelinedeeltjes door deze T-cellen worden herkend, en hoe we die cellen kunnen beheersen of de chemische stoffen kunnen sturen die ze produceren (cytokines).
Virussen kunnen een rol spelen bij de ontwikkeling van MS. Ze "imiteren" de eiwitten van de mergscheden en prikkelen de T-cellen aan tot verkeerde immuunreacties, wat resulteert in aantasting van de myeline.
Onderzoekers hopen dat hun werk zal leiden tot nieuwe behandelingen om de afbraakprocessen te voorkomen of te vertragen.
BLOED-HERSENBARRIERE
Schadelijke cellen en chemische stoffen moeten eerst tot de hersenen doordringen vooraleer er beschadiging van de myeline kan optreden. De hersenen zijn eerst van de bloedcirculatie en de rest van het lichaam afgeschermd door de zg. bloed-hersenbarrière. Dit is een systeem van dicht opeengepakte cellen rondom de bloedtoevoer die voorkomen dat schadelijke substanties in de hersenen dringen. Ze laten alleen voedingstoffen door die nodig zijn voor de normale hersenwerking. Onderzoek tracht inzicht te brengen in de werking van de bloed-hersenbarrière en hoe er een bres wordt geslagen bij MS. Zo kunnen dan preventieve behandelingen worden ontwikkeld.
BEELDVORMING VAN HET CENTRAAL ZENUWSTELSEL
Eén van de belangrijkste doorbraken is de beeldvorming met magnetische resonantie (MRI). Nu is het mogelijk geworden in levende hersenen te kijken, letsels of lekkages in de bloed-hersenbarrière te bestuderen en het ruggenmerg te onderzoeken.
MRI, of Kernspintomographie (KST) laat een vroegere en meer accurate diagnose van MS toe. Ze kan ook een objectieve meting geven van de uitwerking van nieuwe geneesmiddelen. Zonder MRI zou het veel langer hebben geduurd om bijvoorbeeld beta-interferon te mogen toepassen.
Tenslotte kan ook met magnetische resonantie spectrocopie (MRS), die een toepassing is van de MRI, de scheikundige samenstelling van de hersenen worden bestudeerd. Nog andere MRI-technieken, zoals beeldvorming met magnetiseringssoverdracht (magnetisation transfer imaging - MRI), kunnen ons meer leren over aantasting van myeline en zenuwvezels.
KAN MYELINE WORDEN HERSTELD?
De vetscheden wordt in het centraal zenuwstelsel gemaakt door een bepaald type zenuwcellen, de oligodendrocyten. Er wordt onderzoek uitgevoerd naar hun oorsprong en werking. Men wil ontdekken hoe ze kunnen worden beschermd of verplaatst naar plekken in het centraal zenuwstelsel waar de myeline verdwenen is: zij willen daar de zenuwen nieuw myeline bezorgen.
Het centraal zenuwstelsel bevat ook cellen die niet rechtstreeks betrokken zijn bij het doorgeleiden van boodschappen. Dat is gliaweefsel of steun- en bindweefsel en één type daarvan zijn de oligodendrocyten die myeline produceren. Naar de rol die deze andere cellen ook zouden kunnen spelen in de ontwikkeling van MS wordt momenteel ook onderzoek verricht.
HOE KUNNEN DE MS-SYMPTOMEN WORDEN VERLICHT?
Aangezien we niet weten hoe MS wordt veroorzaakt, moet het onderzoek zich ook toespitsen op de behandeling van symptomen. Zo is men op zoek naar therapieën tegen het beven en de stijfheid (spasticiteit), de vermoeidheid en de cognitieve moeilijkheden.
Andere aspecten zoals de rol van kinesitherapie en advies in MS-beheersing en ook de economische weerslag van MS zijn evenzeer onderzoeksthema's. Daarnaast is er groeiende aandacht voor wat MS-patiënten zelf over hun behoeften hebben te vertellen.
Wie kan MS krijgen ?
De meeste mensen die Multiple Sclerose krijgen zijn tussen de 25 en 45 jaar oud.
Blanke mensen krijgen vaker MS dan gekleurde, vrouwen vaker dan mannen: van elke vijf mensen met MS zijn er drie vrouwen.
MS komt meer voor in landen met een gematigd, koel klimaat dan in warmere landen. Er zijn in Nederland bijvoorbeeld minder mensen met MS dan in Zweden, maar weer meer dan in Italië.
Wat zijn de verloopvormen van MS ?
Eén van de zaken die het leven met MS onzeker maken is het feit dat het verloop van de ziekte moeilijk voorspelbaar is. Wat voor de één geldt, geldt vaak niet voor de andere. Bij iedere persoon heeft MS zijn eigen kenmerken.
Omdat de ontstekingen zich op verschillende plaatsen in het centrale zenuwstelsel kunnen voordoen, zijn ook de klachten verschillend. Het is niet te voorspellen waar de ontstekingen zich zullen voordoen.
Bij de meeste mensen (80 tot 90 %) verloopt de ziekte in twee fasen: een 'intermitterende fase' en een 'progressieve fase'. In de intermitterende fase wisselen periodes van terugval, ook wel opstoot of exacerbatie genoemd, zich af met periodes van herstel. Na verloop van tijd - hoeveel is niet te zeggen - kan deze fase overgaan in de tweede fase.
In de tweede, progressieve fase, worden de klachten erger en is er geen sprake meer van tussentijds herstel. Het tempo waarmee de klachten verergeren kan van persoon tot persoon verschillen.
Bij 10 tot 20 % van de mensen met MS begint de ziekte met de tweede, progressieve fase. Hierbij zijn twee types MS te onderscheiden. Bij primair progressieve MS treedt vanaf het begin verslechtering op, met periodes van stilstand en soms verbetering. Bij secundair progressieve MS treedt de verslechtering op met initieel duidelijke opstoten, met of zonder geheel herstel. De periodes tussen de terugvallen worden gekenmerkt door een constante achteruitgang.
Voor veel mensen betekent MS hetzelfde als een rolstoel. Dit klopt niet met de feiten. In de praktijk kunnen de meeste mensen met MS (80%) tien jaar na de diagnose nog lopen. Na 20 jaar is dat iets meer dan de helft.
Zwangerschap en bevalling
Er zijn meer vrouwen dan mannen met MS. Veel vrouwen met MS vragen zich af of ze nog kinderen kunnen krijgen. Het antwoord daarop is: ja, meestal wel. Zij zijn niet minder vruchtbaar dan andere vrouwen. Alleen kan de zwangerschap, de bevalling en de verzorging zwaarder zijn, omdat veel mensen met MS sneller moe zijn. Het is dus van groot belang dat de vrouw in kwestie voldoende aan haar rust komt; hulp moet ruim van tevoren geregeld zijn.
Thuis bevallen kan, al adviseren verloskundigen/gynaecologen over het algemeen een ziekenhuisbevalling. Als een keizersnede noodzakelijk is, kan overleg over de soort verdoving belangrijk zijn; sommige artsen zeggen dat een ruggenprikverdoving een opstoot kan veroorzaken. Andere artsen zeggen dat dat meevalt.
In de eerste drie maanden na de bevalling is het aan te raden om het heel rustig aan te doen. Dan lopen vrouwen de meeste kans op een opstoot, bijvoorbeeld omdat ze - als elke moeder - erg moeten wennen aan de nieuwe situatie.
Borstvoeding is gewoon mogelijk.
Over de totale ziekteperiode bezien, krijgen vrouwen met kinderen niet meer of minder opstoten dan vrouwen met MS zonder kinderen.
Suikerziekte of diabetes is een chronische aandoening waarbij het lichaam niet genoeg insuline aanmaakt of de insuline verkeerd aanwendt. Insuline is een hormoon dat door de alvleesklier wordt geproduceerd.
Insuline zorgt ervoor dat glucose de cellen kan binnendringen. De cellen zetten deze glucose om in energie. Bij suikerpatiënten
dringt de glucose de cellen niet binnen. Ze stapelt zich op in het bloed zodat het lichaam een grote energiebron kwijtspeelt.
Suikerziekte komt frequent voor. Steeds meer mensen worden ermee geconfronteerd. Er zijn twee types:
Type 1 of IDDM (Insuline Dependente Diabetes Mellitus) of juveniele diabetes dat 15 % van de diabetesgevallen vertegenwoordigt.
Type 2 of NIDDM (Non Insuline Dependente Diabetes Mellitus) of ouderdomsdiabetes dat 85 % van de gevallen omvat.
Wat zijn de symptomen?
Type 1:
Het plots optreden, bij jongere patiënten zonder overgewicht, van volgende symptomen:
Steeds grotere eetlust maar toch gewichtsverlies
Extreme dorst
Vaak moeten plassen
Vermoeidheid
Duizeligheid
Wazig zicht
Verzwakte spieren
Type 2:
Dit type kent een sluipend begin en manifesteert zich bij personen ouder dan 40 jaar. Meestal wordt dit type met overgewicht geassocieerd. De volgende symptomen komen voor:
Vaak moeten plassen
Vermoeidheid
Duizeligheid
Wazig zicht
Verzwakte spieren
Wat zijn de oorzaken?
Type 1:
Deze personen produceren geen of bijna geen insuline. Dit komt door een stoornis in de alvleesklier waar cellen omwille van onvoldoende weerstand of door erfelijke factoren worden vernietigd.
Type 2:
Deze personen produceren wel insuline, maar hun lichaam gebruikt de insuline verkeerd. Hierdoor wordt de glucose onvoldoende door de cellen opgenomen. Dit is vaak het gevolg van overgewicht. Ook erfelijke factoren en een zittend leven dragen hiertoe bij.
Wat zijn de gevolgen?
Suikerziekte kan ernstige gevolgen hebben. Zo hebben mensen met suikerziekte meer kans op aderverkalking. Aderverkalking of atherosclerose kan leiden tot een verstopping van de slagaders ter hoogte van:
Suikerziekte kan ook nadelige gevolgen hebben voor de wanden van de kleine bloedvaten. Er kunnen kleine bloedklonters ontstaan die soms leiden tot:
Oogziekten. Deze kunnen in blindheid resulteren.
Nieraandoeningen. Hierdoor kunnen de nieren de afvalstoffen in het lichaam niet meer filteren en zuiveren.
Zenuwaandoeningen. Met bijvoorbeeld gevoelsverlies in de voeten tot gevolg.
Suikerziekte ligt ook soms aan de basis van acute klachten zoals duizeligheid, wazig zicht of zelfs flauwvallen.
Hoe suikerziekte behandelen?
Type 1:
Voeding
Een aangepast dieet met een afgemeten hoeveelheid calorieën.
Gespreide inname van suikers. Door de spreiding van suikers over de hele dag, worden suikerpieken in het bloed vermeden. De spreiding moet altijd gebeuren in functie van de injecties met insuline.
Een suikerpatiënt hanteert best vaste tijdstippen voor zijn of haar maaltijden en tussendoortjes. Ook hier geldt dat de eetmomenten in functie van de injecties moeten gebeuren.
Aangepaste beweging
Voldoende lichaamsbeweging helpt het suikerniveau terug te dringen. Het vermindert ook de kans op hart- en vaatziekten.
Geneesmiddelen
Levenslange therapie met insuline-injecties
Type 2:
Voeding
Aangepast dieet met een laag caloriegehalte. 80 % van de diabetici van het type 2 vertonen overgewicht.
Drie maaltijden gespreid over de dag. Tussendoortjes kunnen nuttig zijn om het snoepen te vermijden.
In vele gevallen is het voldoende dat de persoon in kwestie gewicht verliest om de suiker in het bloed naar een normaal peil terug te brengen.
Aangepaste fysieke inspanning
Geneesmiddelen
behandeling met antidiabetica. Deze worden via de mond ingenomen. Soms is de toediening van insuline-injecties nodig;
TIPS
Personen met suikerziekte kunnen nare gevolgen vermijden als ze hun suikerspiegel weer op een normaal peil proberen te brengen.
Dit peil kan alleen worden bereikt via een strikte controle van de suikerspiegel: - door de behandelende arts - door de suikerpatiënt zelf
Patiënten met suikerziekte dienen regelmatig hun bloeddruk en cholesterolgehalte te laten controleren en dienen deze indien nodig te laten behandelen.
Personen die meer informatie willen over suikerziekte kunnen terecht op het gratis nummer van de Diabetes Infolijn 0800 96 333.
Woordenlijst
Glucose: ons lichaam zet voedsel om in een suiker, dat glucose wordt genoemd. Glucose vormt een energiebron voor een groot deel van de lichaamscellen.
Hoe werkt de spijsvertering? De slokdarm is een onderdeel van het spijsverteringsstelsel. Met het spijsverteringsstelsel worden alle organen bedoeld die samen zorgen voor de voedselvertering. De vertering begint in de mond, waar eten en drinken ons lichaam binnenkomen. Nadat het voedsel goed is gekauwd en vermengd met speeksel, wordt het doorgeslikt. Het voedsel komt dan in de slokdarm terecht, een buis van 25 tot 30 cm lengte, waardoorheen het naar de maag getransporteerd wordt. Tussen de slokdarm en de maag zit een soort klepje, dat opengaat als er voedsel aankomt richting maag. Dit klepje zorgt er ook voor dat er geen voedsel van de maag terug kan stromen de slokdarm in. De maag is eigenlijk een soort van tijdelijke opslagplaats, waar het voedsel wordt gekneed en vermengd met maagsap. Dit maagsap bestaat onder andere uit zoutzuur dat wordt geproduceerd door kliertjes in de maagwand. Het zuur helpt bij de vertering van voedsel en zorgt er bovendien voor dat de voedselbrij in de maag niet gaat rotten of gisten. Ook is het zuur een verdediger tegen schadelijke bacteriën. De maag is tegen de inwerking van het agressieve zuur beschermd door een dikke slijmvlieslaag. Het maagsap bevat naast maagzuur ook enzymen. Dit zijn stoffen die belangrijk zijn voor de spijsvertering. Om het voedsel goed te kneden en te vermengen met maagsap trekken de spieren in de maagwand zich regelmatig samen. Na verloop van tijd is de voedselbrij klaar om doorgegeven te worden aan de twaalfvingerige darm, waar de vertering verder gaat. Op dat moment gaat het sluitspiertje tussen maag en twaalfvingerige darm open en glijdt de voedselbrij met kleine beetjes tegelijk de darm in. De maag heeft ongeveer drie uur nodig om het voedsel klaar te stomen voor de darm. Is het eten erg vet, dan neemt de bewerking in de maag wat meer tijd in beslag. In de dunne darm worden belangrijke verteringssappen aan het voedsel toegevoegd. Hierdoor verteert het voedsel en worden de vrijkomende voedingsstoffen aan het bloed afgegeven. Dit zijn de bouwstoffen en de brandstoffen voor het lichaam. De rest, een dunne, onverteerbare massa stroomt de dikke darm in. De dikke darm onttrekt water en zouten aan de brij waardoor de ontlasting wordt ingedikt. Wat overblijft is de normale vaste ontlasting. Deze wordt door het samentrekken van de dikke darm voortgeduwd naar het laatste deel van de darm: de endeldarm. Als deze vol is, krijgt u aandrang, het signaal om naar het toilet te gaan.
Wat is de rol van de slokdarm? De slokdarm is in feite een soort transportkanaal, waardoorheen het voedsel van de mond naar de maag stroomt. Dit gebeurt met samentrekkingen (peristaltische bewegingen). Dit gaat als volgt: als een stukje voedsel in de slokdarm zit, dan spannen de spieren vlak achter het voedsel zich, waardoor op die plaats de slokdarm wordt vernauwd. Tegelijkertijd ontspannen andere spieren zich waardoor de slokdarm vlak vóór het voedsel iets wijder wordt. Door deze samentrekkingen ontstaat een golvende beweging, waardoor het voedsel wordt voortgeschoven in de richting van de maag. Het vervoer van voedsel naar de maag is dus een actief proces; het voedsel valt niet door het eigen gewicht naar de maag. In de slokdarm ondergaat de voedselbrij geen bewerking, maar het is wel belangrijk dat de brij er gemakkelijk doorheen kan stromen.
Hoe ontstaat kanker? Ons lichaam bestaat uit miljarden cellen. Die cellen zijn niet allemaal hetzelfde. Een slokdarmcel ziet er bijvoorbeeld heel anders uit dan een huidcel of een bloedcel. Al deze cellen moeten constant vervangen worden, omdat ze verouderen of beschadigd raken. Nieuwe cellen ontstaan door celdeling: uit één cel ontstaan twee nieuwe cellen, die zich vervolgens weer gaan delen, telkens weer. Bij kanker is de celdeling verstoord. Cellen blijven zich in snel tempo delen, terwijl er geen behoefte is om verouderde cellen te vervangen. De cellen die op deze manier ontstaan zijn iets anders van structuur dan de oorspronkelijke cel, omdat ze geen nuttige functie hebben. Op den duur ontstaat een opeenhoping van kwaadaardige cellen, ofwel een kwaadaardige tumor. De tumor kan zich steeds verder uitbreiden, in het omringende weefsel binnendringen en veel schade aanrichten. Losgeraakte cellen van zon tumor komen in de bloedbaan of het lymfestelsel terecht en verspreiden zich zo door het hele lichaam. Dit noemen we uitzaaiingen of metastasen. Zo kunnen op drift geraakte cellen van een tumor zich nestelen in bijvoorbeeld de lever of de longen en daar nieuwe tumoren vormen.
Wat is slokdarmkanker? We spreken van slokdarmkanker als kwaadaardige tumoren in de slokdarm ontstaan. Er zijn verschillende typen slokdarmkanker, maar de meest voorkomende zijn het plaveiselcelcarcinoom en het adenocarcinoom.
Een tumor in de slokdarm kan op verschillende manieren groeien: via de wand van boven naar beneden of andersom; dwars door de slokdarmwand heen in aangrenzende weefsels en organen. Bij slokdarmkanker is er een verhoogde kans op uitzaaiingen naar andere delen van het lichaam, zoals de lymfeklieren, de longen en de lever.
Wat zijn de klachten? Slokdarmkanker geeft in een vroeg stadium meestal geen klachten. Later kunnen één of meer van de volgende klachten ontstaan, maar dit is niet altijd het geval: Slikproblemen en het gevoel dat er iets in de keel zit. Het niet goed willen zakken van voedsel. Verminderde eetlust. Gewichtsverlies. Een pijnlijk, vol gevoel achter het borstbeen. Bloedarmoede, waardoor vermoeidheid en duizeligheid optreden. Bloedarmoede ontstaat door chronisch bloedverlies uit de beschadigde slokdarm. U hoeft hier niets van te merken.
Wat zijn de oorzaken? Het is niet mogelijk om de precieze oorzaak van slokdarmkanker aan te wijzen. Wel is bekend dat er meerdere risicofactoren zijn, die de kans op slokdarmkanker vergroten, zoals: Overmatig alcoholgebruik en roken Vooral de combinatie van deze twee factoren verhoogt het risico. Dit geldt vooral voor het plaveiselcelcarcinoom. Terugvloeien van maagzuur in de slokdarm Als dit vaak gebeurt, kan het slijmvlies van de slokdarm beschadigd raken waardoor er een chronische ontsteking ontstaat. Door de chronische ontsteking verandert het slijmvlies van de slokdarm. We noemen dit een Barrett-slokdarm, naar de arts die dit verschijnsel voor het eerst heeft beschreven. Patiënten met een Barrett-slokdarm hebben een verhoogd risico op het ontstaan van slokdarmkanker. Dit geldt met name voor het adenocarcinoom. Eenzijdige voeding, arm aan groente en fruit, rijk aan dierlijke vetten. Overgewicht
Alarmsignalen U moet meteen naar uw huisarts als u: moeite hebt met slikken; het gevoel hebt dat uw eten niet wil zakken; steeds moe bent; ongewild gewicht verliest.
Wat kan de (huis)arts doen? Als u slikklachten krijgt, is het verstandig meteen naar uw huisarts te gaan. Deze zal u waarschijnlijk onverwijld doorverwijzen naar de internist of maag-darm-lever-arts (gastro-enteroloog) in het ziekenhuis voor verder onderzoek. De specialist zal luisteren naar uw klachten en u lichamelijk onderzoeken. Daarna kan hij verder onderzoek (laten) doen om de juiste diagnose te stellen. Er zijn diverse onderzoeken die bij vermoeden op afwijkingen aan de slokdarm kunnen worden gedaan. U treft ze hieronder aan op een rijtje, maar dat wil niet zeggen dat deze allemaal worden gedaan. Uw arts zal waarschijnlijk één of meer onderzoeken voorstellen.
Onderzoek
Bloedonderzoek Een vrij algemeen onderzoek om te zien hoe het met uw conditie is gesteld. Dit onderzoek geeft geen informatie over het al dan niet hebben van slokdarmkanker.
Slikfotos Met röntgenstralen worden fotos van de binnenkant van de slokdarm gemaakt. Voor dit onderzoek moet u nuchter zijn. Vlak voor het onderzoek krijgt u een papje met contrastvloeistof te drinken, waardoor de slokdarm en eventuele afwijkingen hieraan goed zichtbaar zijn op de foto. Het maken van een röntgenfoto is niet pijnlijk en neemt weinig tijd in beslag.
Endoscopie Dit is een onderzoek waarbij de binnenkant van de slokdarm wordt bekeken met behulp van een endoscoop. Dit is een dunne, flexibele glasvezelbuis die licht kan doorgeven. Aan de onderkant van de buis zit een klein lampje dat de binnenkant van uw slokdarm verlicht. Aan de bovenkant zit een kijkertje waar de arts doorheen kijkt. De meeste endoscopen hebben aan de bovenkant ook een piepkleine videocamera, waardoor het onderzoek op een televisiescherm te volgen is. Bovendien kunnen er tijdens de endoscopie fotos, films of dias worden gemaakt. Dit stelt uw arts en uzelf in staat de beelden achteraf nog eens rustig te bekijken. Tijdens een endoscopie kunnen ook kleine stukjes weefsel worden weggenomen, we noemen dit een biopsie, voor verder onderzoek in een laboratorium.
Blijkt uit deze onderzoeken dat er inderdaad sprake is van slokdarmkanker, dan moet verder onderzoek worden gedaan om te zien hoe ver de ziekte zich heeft uitgebreid en of er al uitzaaiingen zijn. Dit is nodig om te bepalen welke behandeling het beste is. Mogelijke verdere onderzoeken zijn:
Echografie Bij dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van geluidsgolven, waarvan de weerkaatsing zichtbaar is op een beeldscherm. Meestal zal een echografie van de bovenbuik of van het halsgebied worden gemaakt. Tijdens het onderzoek ligt u op een onderzoekstafel en wordt uw huid met een (koude!) gel ingesmeerd. Daarna beweegt de arts een instrumentje over uw buik en/of hals dat geluidsgolven opvangt en weer terugkaatst. De teruggekaatste geluidsgolven zijn zichtbaar op het beeldscherm.
Als de arts bepaalde afwijkingen ziet op de echo, is het mogelijk om uit deze afwijking gelijk een punctie (biopsie) te nemen, voor verder onderzoek in het laboratorium. Dit heet een echo-geleide punctie. Eerst wordt met behulp van de echo de exacte plaats van de afwijking bepaald. De radioloog prikt vervolgens met een speciale naald door de huid in het afwijkende weefsel om daar een stukje weefsel weg te halen. Een echografie is een eenvoudig en pijnloos onderzoek. Een eventuele punctie kan heel even pijnlijk zijn,
CT-scan of computertomografie Dit is een bijzondere röntgentechniek, waarbij u heel langzaam door een kokervormige scanner wordt bewogen. De scanner maakt veel afbeeldingen van telkens kleine stukjes slokdarm. Vaak wordt vooraf een contrastvloeistof in uw ader gespoten, waardoor het beeld nog duidelijker is. Er is dan te zien of en zo ja hoe ver de tumor is doorgegroeid in borst- of buikholte en of er uitzaaiingen naar andere delen in het lichaam zijn.
Endo-echografie Om een goed beeld te krijgen van de grootte van de tumor kan een endo-echografie nodig zijn. U moet voor dit onderzoek nuchter zijn. Meestal wordt het onder lichte narcose uitgevoerd, zodat u er niets van merkt. Via de endoscoop wordt de slokdarm met water gevuld, omdat geluidsgolven hierin beter worden overgebracht. Aan het eind van de endoscoop zit een echografie-apparaatje gekoppeld, waarmee de slokdarm en de omgeving van de slokdarm van binnenuit zichtbaar gemaakt worden op een beeldscherm.
Behandeling Al naar gelang de uitkomsten van de onderzoeken zal voor een bepaalde behandeling worden gekozen. In grote lijnen zijn er twee mogelijkheden: u krijgt een curatieve of een palliatieve behandeling aangeboden. Een curatieve behandeling is gericht op genezing. Dit is meestal alleen mogelijk als de ziekte in een vroeg stadium wordt ontdekt. Omdat slokdarmkanker lange tijd geen klachten veroorzaakt, komt het echter vaker voor dat de ziekte bij ontdekking al in een vergevorderd stadium is. Dan krijgt u een palliatieve behandeling aangeboden, bedoeld om de ziekte zoveel mogelijk af te remmen en de klachten te verminderen.
De mogelijke behandelingen bij slokdarmkanker zijn: Operatie Bestraling Chemotherapie Oprekken van de slokdarm Plaatsen van een voedingsbuisje (endoprothese) Laserbehandeling
Operatie Een operatie wordt alleen gedaan, als uit de onderzoeken blijkt dat de tumor waarschijnlijk niet door de slokdarmwand heen is gegroeid of is uitgezaaid naar andere organen. Dit is helaas niet altijd vooraf met zekerheid vast te stellen, dus komt het voor dat de chirurg tijdens de operatie ziet dat de tumor niet geheel te verwijderen is of dat er toch uitzaaiingen zijn. Op dat moment kan worden besloten van verder opereren af te zien. Voor veel mensen is dit een moeilijk te verwerken teleurstelling.
Een operatie is een ingrijpende behandeling, die een goede voorbereiding vergt. Daarom is het ook belangrijk dat u in een zo goed mogelijke conditie verkeert. Als u niet voldoende kunt eten, krijgt u kunstmatige voeding toegediend via een sonde. Dit is een dun slangetje dat in de maag of darm wordt gebracht. Is dit niet mogelijk, dan krijgt u via een infuus in een ader voedingsstoffen toegediend. (Voor meer informatie over sondevoeding zie onze speciale brochures over dit onderwerp).
Tijdens de operatie wordt de tumor met een deel van het omringende weefsel weggehaald. Daarnaast worden de omliggende lymfeklieren verwijderd. Om bij de tumor te komen, maakt de chirurg een opening in uw buik en in de hals. Soms is ook nog een opening in uw borstkas nodig. Nadat het stuk slokdarm met de tumor is verwijderd, moet het overgebleven deel van de slokdarm weer met de maag worden verbonden. Dit kan op verschillende manieren gebeuren: Als bij de operatie het onderste deel van de slokdarm is verwijderd, moet het bovenste deel van de slokdarm weer met de maag worden verbonden. Om dit te bereiken wordt van de maag een buis gemaakt die naar boven wordt verplaatst en aan het restant slokdarm wordt bevestigd. Dit heet een buismaag. Deze techniek wordt het meest toegepast. Is er ook al een stuk van de maag verwijderd, dan kan een stuk van de dikke darm worden gebruikt voor het maken van een verbinding tussen slokdarm en maag. Een enkele keer zal een chirurg een stuk dunne darm gebruiken voor een nieuwe verbinding. Dit kan nodig zijn als de tumor in het bovenste deel van de slokdarm zit.
Na de operatie wordt u meestal eerst enkele dagen verpleegd op de Intensive Care afdeling van een ziekenhuis. Daarna gaat u naar de verpleegafdeling voor verder herstel. Om de littekens goed te laten genezen, krijgt u de eerste tijd sondevoeding toegediend via een opening in uw buikwand (voedingsstoma). Is dit niet mogelijk dan krijgt u een voedingsinfuus. Na verloop van tijd mag u weer overgaan via vloeibare op vaste voeding. Meestal zal de specialist u doorverwijzen naar een diëtist voor ondersteuning en advies.
Radiotherapie of bestraling Door bestraling met radioactieve stoffen worden kankercellen vernietigd. Er zijn twee soorten bestraling: Uitwendige bestraling. Hierbij wordt de bestraling van buitenaf op de tumor gericht. Dit duurt een paar minuten en wordt 4 à 5 keer per week herhaald. De totale duur is afhankelijk van de dosis straling die u nodig hebt. Inwendige bestraling. Hierbij wordt de tumor van binnenuit bestraald met een radio-actieve stof die via een slangetje (meestal via de neus) direct in de slokdarm is gebracht. De bestraling kan enkele minuten tot een uur duren. Bij de bestraling worden niet alleen kankercellen maar ook gezonde cellen beschadigd. Dit kan bijwerkingen geven als: vermoeidheid, misselijkheid en een pijnlijke keel en slokdarm. De slik- en passageproblemen kunnen tijdelijk verergeren door irritatie van het slijmvlies.
Chemotherapie Hierbij worden medicijnen (cytostatica) toegediend via een infuus die de groei van kankercellen kunnen afremmen. Meestal wordt dit geadviseerd bij uitzaaiingen. Al naar gelang uw behandelingsplan krijgt u voor een bepaalde duur één keer per week een vastgestelde dosis cytostatica toegediend. De bijwerkingen van chemotherapie zoals onder andere vermoeidheid, misselijkheid, haaruitval en aften in de mond worden door veel mensen als zwaar ervaren. Overleg met uw arts wat u kunt verwachten en wat u hier het beste tegen kunt doen.
Om de klachten als gevolg van onbehandelbare slokdarmkanker te verlichten, zijn de volgende ingrepen mogelijk:
Oprekken van de slokdarm Dit gebeurt tijdens een endoscopie. Door het oprekken kan de slokdarm wijder gemaakt worden, waardoor het eten weer beter kan passeren. Hiertoe wordt een buigbare staaf in de slokdarm gebracht, die wordt vervangen door een steeds dikkere totdat de opening weer groot genoeg is om voedsel door te laten. Deze handeling zal na enige tijd moeten worden herhaald.
Endoprothese Als er problemen ontstaan met het doorlaten van voedsel, kan een voedingsbuisje in de slokdarm worden geplaatst dat gedurende lange tijd blijft zitten. Dit gebeurt tijdens een endoscopie.
Laserbehandeling Het is mogelijk om met behulp van laserstralen tumorweefsel plaatselijk te vernietigen, waardoor de doorgang weer groter wordt.
Wat kunt u zelf doen? U kunt uw conditie het best op peil houden met de volgende leefregels: Eet gezond en gevarieerd; vooral veel groente, fruit en volkorenproducten. Neem voldoende nachtrust. Rook niet. Drink weinig of geen alcohol. Probeer zoveel mogelijk te bewegen; bij voorkeur in de buitenlucht. Doe zoveel mogelijk plezierige dingen en vermijd te veel gepieker.
Hoe verder? Na een slokdarmoperatie hebben veel mensen last van vermoeidheid en pijn in het littekengebied. Meestal wordt dit in de loop van de tijd minder en verdwijnen de klachten. Ook kunnen er opnieuw slik- en passageproblemen ontstaan omdat de verbinding tussen de buismaag of de dikke darm en het restant van de slokdarm weer wat nauw wordt. Dit kan goed behandeld worden door de vernauwing tijdens een endoscopie op te rekken. Patiënten kunnen na de operatie ook voedingsproblemen hebben, zodat het dieet aangepast dient te worden. In dat geval is het belangrijk een diëtist te raadplegen. Een diëtist kan beoordelen of uw voeding voldoende voedingsstoffen bevat. Zij/hij kan een voedingsadvies geven dat afgestemd is op uw eigen situatie.
Slokdarmkanker is een ernstige ziekte, die uw leven en dat van uw naasten danig overhoop gooit. U gaat een tijd tegemoet vol angst, onzekerheid en verdriet. Omdat slokdarmkanker vaak pas in een laat stadium wordt ontdekt, is het niet zeker of u wel behandeld kunt of wilt worden. Praat hierover met uw specialist of huisarts. Zij zijn degenen die u het beste kunnen informeren en adviseren. Probeer zo goed mogelijk voor uzelf te zorgen en de adviezen van uw arts en/of diëtist stipt op te volgen. Op die manier blijft uw kwaliteit van leven voor langere tijd op een zo goed mogelijk niveau.