Een bagageband, containers, aankondigingsbord en hangende computerschermen... de kleine rode zaal van deSingel was een overtuigende luchthaven dit weekend. In de containers en de pakketten: een achttal kinderen tussen zes en twaalf uit India, Gabon, Brazilië, Rusland, China, Canada, Marokko... of was het Frankrijk, Zwitserland, Portugal, Indonesië en de Verenigde Staten?
Voor de kinderen is het allemaal inwisselbaar. Ze reizen van buitenland naar buitenland, van internationale school naar internationale school. Hun ouders werken vaak voor multinationals of hebben een hoge functie in het leger. Ze houden van tennis, ruimtevaart, ééntje zelfs van slakken. Ze spreken allen minstens twee, drie talen: Frans en Engels worden vlot door elkaar gebruikt.
Oppervlakkig allemaal? Toch niet. Je kunt 'Airport Kids' op verschillende manieren bekijken. Je kunt de kinderen schattig vinden, lief, grappig en dat zijn ze ook. Maar wie alleen maar lacht heeft het niet begrepen. Die heeft de lusteloosheid niet gezien in de ogen van de Ierse jongen (Iers, wat is dat?), de vermoeidheid bij de Chinese jongen (Hoeveel uren vliegen is Antwerpen van Hong Kong?) en de gelatenheid bij de Russische (Tennissen met papier, ja, dat zet mijn zorgen even opzij). Ze zijn enorm zelfstandig, haast volwassen - het Canadese meisje van acht neemt alleen het vliegtuig, zonder verpinken. Ze zijn intelligent en ambitieus. Ze weten wat ze willen en over twintig jaar veroveren ze de wereld. Dat maakten ze overtuigend duidelijk met hun rocknummers en hun rijst. De verovering van Mars door de Chinezen zagen ze allemaal zitten...
Intrigerend? Dat zeker! En toch mis je iets. Iets wat de afstand enigszins overbrugt. Iets wat de documentaire een verhaal geeft. Maar het hoort zo: het leven van deze Airport Kids geeft je een wrang gevoel. Wat hebben we onze kinderen te bieden? En wat moet je met een meisje van zes dat te verlegen leek om uit haar container te komen, maar eigenlijk al lang weer verhuisd is van Lausanne naar Indonesië?
Webcams en containers scheppen ook symbolisch niveau een haarscherp beeld van deze minivolwassenen: ze komen overal maar zijn nergens thuis. Overal heen worden ze ingepakt en verplaatst. Verpletterend indrukwekkend. Als toeschouwer blijf je verweesd achter...
Yvonne zegt geen woord. Ze is lelijk en wordt door iedereen veracht. Maar ze zet het paleis in rep en roer door te zijn wie ze is. Koning, kamerheer en koningin smeden de snoodste plannen om van haar af te komen. Hofdames zijn stiekem jaloers op haar. En de prins? Die is afwisselend gek van haar en gek op haar!
Wanneer een leerling dagen afwezig is op school omdat hij op tournee gaat met zijn theatergezelschap, dan ga je toch kijken? Yep! En ik moest er nog rap bij zijn ook, want de tickets vlogen razendsnel de deur uit. Te snel voor de klasgenoten, helaas. Jammer, want het stuk was niet alleen hilarisch, maar stak ook bijzonder knap in elkaar. De eerste minuten mocht je nog de indruk hebben een groepje jongeren op een gekostumeerd bal te zien, maar al snel vormde zich een hechte acteursgroep die knappe acteerprestaties afwisselde met rake zinnen.
Het oorspronkelijk Poolse verhaal werd door de regisseur op meesterlijke wijze in rijmvertaling gekneed. Door de enjambementen en het losse omgaan met de rijmklanken bleef de tekst fris en net-niet-voorspelbaar. Dat kwam nog het mooist tot uiting in de ludieke liedjes, die misschien niet altijd toonvast werden gezongen, maar wel heerlijk werden ondersteund door de acteurs.
Yvonne doet iedereen buigen, op het podium, maar ook in de zaal. Chapeau!
Hij zei het bijna langs zijn neus weg, zonder dat er een aanleiding voor leek in het lesverloop. Dat er de vorige dag een aanslag was geweest in zijn geboorteland. Familieleden hadden bomscherven in hun tuin. Nee, gelukkig was iedereen ongedeerd. Ze waren wel wat angstig, maar ze waren het natuurlijk ook al wat gewoon. Iedereen was aan het uitwijken. Maleisië, de Verenigde Staten, Europa. Of ze dat dan niet erg vonden zo ver van elkaar te wonen? Dat viel mee, zei hij. Ze waren het gewoon.
Wat was de wereld plots klein en dichtbij. En hoe vreemd was het om het daarna toch weer gewoon over expressie en associatie en drum 'n' bass te hebben...
Kiezen is altijd verliezen. Wie een overzicht wil geven van de carrière van een artiest, laat staan van de volledige balletgeschiedenis, riskeert afbreuk te doen aan het gehele oeuvre. Van Trisha Brown kreeg ik in deSingel vier stukken te zien uit evenveel decennia. Haar volledige loopbaan als danseres en choreografe beslaat intussen zowat een halve eeuw. Dat op zich is al vrij indrukwekkend. Planes uit 1968 is ook vandaag nog fris te noemen. Een handvol dansers bewegen traag in een verticaal dansvlak dat nog het meest doet denken aan een vieropeenrijrooster. Daarover wordt een dubbele filmlaag gelegd, wat het geheel een fascinerende gelaagdheid bezorgt. Bij 'Set en Reset' uit 1983 was het al wat duidelijker dat dit geen recent werk is, maar storend werkte dat niet. Vreemd genoeg was dat wel het geval bij 'You can see us' uit 1996, dat wel enorm gedateerd aandeed. Dat was het duidelijkst te merken aan de muziekkeuze: één of ander slap synthesizergeneuzel ondersteunde de dansbewegingen, en dat in een zeer boeiende en creatieve periode! L' amour au théâtre uit 2009 kon tot slot wel weer bekoren, zeker door de manier waarop dansers en danseressen elkaars functie bij de pas de deux feilloos overnamen. Verrassend, en bij momenten ook bijzonder grappig. De oranje kleding geeft het misschien een wat retro sfeertje, maar laat zich wel mooi combineren met het decor: een reusachtige abstracte tekening die het midden lijkt te houden tussen graffiti en kindertekening, maar dan wel op een goede manier.
De evolutie van ballet zoals ze wordt geschetst door het Koninklijk Ballet van Vlaanderen balanceert op het dunne koord tussen voorstelling en geschiedenisles. Dat de verschillende stappen ook worden uitgelegd door een presentator maakt het overzichtelijker, duidelijker, leerrijk, maar zeker ook schoolser. De filmfragmenten uit 'Les Ballets Russes' blijven boeiend, maar je komt niet naar een balletvoorstelling om naar een dvd te kijken. De balletten zelf kregen daardoor een beetje teveel een louter illustratieve functie aangemeten. Nochtans werden ze stuk voor stuk meesterlijk uitgevoerd en zijn ze, hoewel sommige choreografieën bijzonder oud zijn, enorm te smaken. Grote namen genoeg ook: Diaghilev, Balanchine, Forsythe en in het klassieke gedeelte fragmenten uit La Sylphide, Giselle, Raymonda en Don Quichote. Ook de recente producties 'van het huis' wisten te verrassen. Qua timing is 'On the thread', een solo van Maxime Quiroga, ongeëvenaard. In kostuum verblufte hij met techniek; zonder bovenkledij veroverde hij vooral de meisjes op de rijen voor me, die wegsmolten voor zijn gespierde torso. De voorstelling eindigde met een clevere samensmelting van karakteristieke elementen uit de hele voorstelling, een onverwachte plensbui en een knap gemonteerd stuk film met beelden uit repetities en voorstellingen.
Hoewel het boeiende tijdreizen zijn en er onderweg heel wat spannende tijdreizen werden beleefd, mis ik toch de coherentie van een volledig werk. Bovendien zweer ik toch het meest bij dans uit heden en toekomst, al dan niet geworteld in of ontworteld uit het verleden, want die dialoog ga je natuurlijk als choreograaf steeds aan: in hoeverre hou ik me aan wat er al bestaat; in hoeverre wijk ik daarvan af? Wat mij betreft: werk vooral zonder gps!
Iemand vroeg het me stiekem: "Wie is die mevrouw in de mediatheek?"
Die mevrouw? Twee leerlingen van het zesde jaar helpen sinds maandag met het runnen van de schoolmediatheek. Voor kinderen van elf of twaalf is een zeventienjarige al een echte mevrouw...
Pas vertrokken thuis, of mijn achterband pufte zich plat. Dan maar de tram op en hopen dat die niet op tijd in de buurt van de school geraakt. Dat was ook het idee van één van de leerlingen die enige tijd later opstapte. Ik had het meteen door: zij hoefde er niet om halfnegen te zijn. Daarvoor zag ze er te ontspannen uit. "Stage?" raadde ik. Inderdaad. Laatste dag, want het is maar voor een week. "Dat wordt nipt, hé, meneer", zei ze. ;-)
Uiteindelijk stapte ik op het belsignaal de schoolpoort binnen. Mijn fiets staat intussen bij de fietsenmaker. Nipt was het zeker, maar op de tram heb je al eens een onverwachte ontmoeting...
Even was er paniek bij de leerlingen van mijn klas. Op maandagmorgen waren ze slechts met vijf van de vijftien! Eén van die vijf was net terug van een paar dagen ziek zijn, dus het lag voor de hand dat het virus zijn ronde had gemaakt.
Twee uur later bleek de schade toch wat beperkter dan gevreesd. Enkele leerlingen mochten later beginnen omdat ze voor wiskunde toch studietoezicht zouden hebben. Zieken waren er wel, maar gelukkig geen tien...
Kan het werk van Gerard Walschap nog iets betekenen voor leerlingen van de 21ste eeuw? TGV Vagevuur gelooft in elk geval rotsvast van wel. Vorige vrijdag brachten ze in het gezellige 't Appeltje de Tom Lanoyebewerking van Celibaat.
André is de laatste van de d'Hertenfeldts, een roemrucht geslacht van grootgrondbezitters. Speelbal in het mislukte huwelijk van zijn ouders, vernederd door oom en neef en verleid door zijn tante: een makkelijke jeugd heeft hij allerminst. Knuffels en huisdieren moeten het dan maar ontgelden: wat André niet krijgt, zullen zij ook niet krijgen. Aanvankelijk lijkt ook de aantrekkelijke boerendochter Ursule daar weinig verandering in te kunnen brengen, maar vanbinnen stormt het bij André. Wanneer de pastoor roet in het eten strooit, vlucht hij weg, maar uit de Groote Oorlog komt hij gelouterd terug, zelfs al is zijn gezicht verminkt en draagt ook Ursule onmiskenbaar de sporen van de menselijke wreedheid...
De zes acteurs van TGV spelen de (bloem)potten en pannen van het dak. Moeiteloos wisselen ze van rol: een bazige kolonel of een demente bejaarde, een macho neef of een kruiperige boerenmeid, het gaat allemaal even vlot. De beeldtaal is bij momenten geniaal. Met twee goed geplaatste lampen wordt een kerk opgeroepen, de sanseveria's en de bloempotten waar ze in steken worden bijzonder multifunctioneel gebruikt. De regie koos voor een groteske aanpak en die werkt wonderwel.
Toch kon het stuk maar weinig leerlingen bekoren. Het verhaal bleef te ver van hun bed. Linken tussen André en bepaalde (zelf)moordaanslagen in kinderdagverblijven en scholen zagen ze niet. Ook de vormgeving was voor velen te moeilijk. Waarom loopt die kerel met een rol plasticfolie rond zijn gezicht gespannen? Wel reageerden ze steeds op situaties die een reactie uitlokten: het overdreven geflikflooi tussen Ursule en André en de onvergetelijke scène met de boer en zijn glas wijn. Het geheel vatten de meesten echter niet.
Jammer, want ik zag een enthousiast gezelschap met een interessant stuk dat uitstekend werd gebracht. Hopelijk krijgen ze voldoende support om niet meer op een vrijdagmiddag in een klein zaaltje voor een man of vijftig te moeten spelen, maar kunnen ze hun prestaties voor een groter publiek neerzetten.
"A few days later the terrorists attacked the villagers. The terrorists had placed mine explosions in the grounds. Tommy and Johnny didn't know that there was a mine explosion. They saw 2 terrorist and they walked away. The mine explosion exploded. There were died around 100 inhabitants, Tommy and Johnny."
Welke afbeelding van Sappho geeft het beste weer wat voor vrouw ze was? En kunnen we het wel maken haar met blote borsten af te beelden in de schoolkrant? Hoe ver kunnen we gaan met fotoshoppen om ervoor te zorgen dat die borsten niet te veel opvallen? Wat vertellen we in het bijschrift?
Het belooft een boeiende eerste editie van de schoolkrant te worden. Een voorzichtig tipje van de sluier wil ik wel onthullen: Klimts Sappho kon niet bekoren...
Neem hem bij zijn armen en benen en leg er een dubbele knoop in. Bij Sidi Larbi Cherkaoui heb je het gevoel dat dat nog zou lukken ook. Alleen het overvloedige zweet op zijn kledij bewijst dat het niet helemààl vanzelf gaat om rond zijn as te tollen, op zijn hoofd te blijven staan, laat staan al die andere, schijnbaar onmogelijke bewegingen uit te voeren.
In 'Apocrifu' was het niet anders. Muzikaal begeleid door A Filetta en op de dansvloer samen met Dimitri Jourde en Yasuyuki Shuto bouwt Larbi een wereld op die iets bovennatuurlijks meekrijgt. Yasuyuki Shuto mag openen. Hij daalt, helemaal in trance, de trappen af, op de muziek van de Corsicanen. Zijn gezicht krijg je pas te zien wanneer hij helemaal beneden is, zo begeesterd is hij. Cherkaoui doorbreekt de trance door iets op de grond te laten vallen. Het blijkt een boek, één van de vele die overal in stapels zijn opgesteld: langs de trap, rond een paal, in een soort bibliotheek op de eerste verdieping. Hij stippelt er een pad mee uit: gooit een boek en gaat erop staan. Boeken wijzen hem de weg, tonen hem het pad, zo lijkt het wel. Geen toeval, merk je even later, want het zijn niet zomaar boeken. Bijbels en Korans zijn het, en die lijken bovendien opvallend sterk op elkaar. Soms hebben ze dezelfde verhalen. Kaïn en Abel bijvoorbeeld. Maar er zijn ook merkwaardige verschillen.
Intussen kronkelen de drie dansers rond elkaar, wat bijzonder grappig is, aangezien ze op een rijtje staan en hardnekkig blijven doen alsof ze het boek dat ze op dat moment vast hebben ook aan het lezen zijn. Alleen wisselen ze de hele tijd van boek.
Meer en meer wordt de betekenis van de zogenaamd 'heilige' boeken verkend. Hoe richtinggevend zijn ze, en wat moet je ermee als ze mensen tot marionetten maakt, als je er mensen mee stenigt. Sidi Larbi gooit een stapel boeken met één zwaai van de trappen af. Het is een veelbetekenend gebaar.
Het slotstuk is pas echt magistraal: nadat eerder ook Jourde een marionettensimulatie heeft gebracht, voert Sidi Larbi Cherkaoui een echt huzarenstukje uit als marionet die zichzelf bestuurt. De staande ovatie was dan ook meer dan terecht!
Met twintig stadsleerlingen twee dagen rondtrekken in de woeste natuur. Op papier is het al geen evidente opgave; in de praktijk moesten er ook heel wat remmingen worden overwonnen. Maar kijk, we zijn terug en hebben een fantastische confrontatietocht beleefd, waarin samenwerken en jezelf en elkaar op een andere manier leren kennen centraal stonden.
Ontmoetingsdagen 2010? Ik weet al wat ik wil doen!
Toegegeven, het gebouw heeft me altijd een beetje afgeschrikt. Is een opera niet superchique en val ik daar niet onmogelijk uit de toon? Een uitnodiging om Wozzeck bij te wonen trok me dan toch over de spreekwoordelijke streep. Met een 'als het tegenvalt, dan was het meteen ook de laatste keer' in gedachten plaatste ik mijn fiets tegen de imposante gevel. De affiche trok me om de een of andere reden wel erg aan: een man die zich nog amper staande weet te houden in een chaotisch ogende wereld.
Misschien had ik al wat te veel vooraf gelezen, want de verhaallijn liet zich makkelijk raden. Toch stoorde dat niet echt. De opera was prachtig vormgegeven. Het bleef de hele tijd bijzonder nachtelijk en allesbehalve gezellig: ergens onder een brug, al dan niet in de berm, kronkelden personages al dan niet letterlijk door hun bestaan. Centraal op het podium stond een cafetaria dat soms bijna zelf een personage werd. Het echte hoofdpersonage, Wozzeck, leek dan weer opvallend normaal in een oversekste en manipulatieve wereld, die hem evenwel de hele tijd wijsmaakte dat hij de labiele is. Wanneer een minnaar van zijn vrouw hem aftuigt, gaat hij alsnog door het lint.
Zang en dialoog gaan een al even moeilijke relatie aan als Wozzeck en Maria. Bij momenten prachtig, maar vaak ook wat vervelend, zelfs enerverend. Af en toe denk je dan: "Praat! Zeg wat er op je lever ligt. Los het op!" Natuurlijk zou dat niet passen in het verhaal en natuurlijk ga je op die manier meer in de richting van theater. De mooiste zangstukken vond ik dan ook die waar je echt het operagevoel bij hebt. Wanneer zang en spraak te dicht bij elkaar aanleunen, verkies ik spraak.
Is mijn operadoop me dan slecht bevallen? Allerminst. Ga ik naar alle volgende producties? Evenmin. Maar de kaap is genomen, en ik kom er zeker nog wel eens.
I will die - geen evidente slogan om een avond mee te beginnen, zelfs niet in een museum. Het concept was nochtans simpel: een lieveheersbeestwekker geeft telkens vijftien minuten per ruimte om kennis te maken met het eraan gelinkte educatieve programma. Tussenin konden we zoeken naar de weggevluchte 'U' uit MUHKA: het vernieuwde museum wil voortaan als 'M HKA' door het leven gaan ("maar je mag 'muka' blijven zeggen").
De eerste zaal was een filmzaal met beelden uit China. Jonge en oude mensen, arm en rijk, mannen en vrouwen die voor de camera verklaren dat ze zullen sterven. Allen met een verschillende lichaamstaal, al dan niet met een zenuwachtig lachje, aarzelend of zekerder, maar nooit helemaal gerust. Hoe zou je ook? We deden de proef op de som: in een kring om beurten hetzelfde zeggen. Sommigen pasten ervoor... Is doodgaan ook bij ons nog steeds een beetje een taboe, dan?
Dan stapten we de historiek van het museum af langs de trap en hé, wat ligt hier, achter deze witte buis? Een pakketje! Met een 'U' erop! Meenemen! We namen een gebeurtenis in gedachten die te linken viel aan een bepaald jaartal. Daarmee moest je chronologisch gaan staan, maar de onverbiddelijke wekker leidde ons alweer naar een volgende ruimte.
We kwamen voorbij een woonkamer waar een kat delen van het tapijt had weggekrabd. Daarvan waren beelden gemaakt, onder andere van een kat. Boven de kamer hingen designlampen, heel laag en heel veel. Het resultaat was bijzonder bevreemdend, in geen geval een plaats waar je wil wonen.
De tapijtzaal daagde ons uit na te denken over de kunstenaar in de rol van ondernemer. Een eenvoudig ja-neen-misschien-stellingenspel maakte de tongen los. Is een kunstenaar wel een ondernemer? Moet hij commerciële toegevingen doen ten nadele van zijn creativiteit? Vaak was het deels kleur bekennen hoe traditioneel of vernieuwend je denkt over kunst.
De doeken van een Indische kunstenares dan. Drie lagen er op de grond, als uitnodigende kussens waar sommigen spontaan op gingen zitten. "Niet doen, dat zijn kunstwerken!" Oeps! De doeken zelf had de kunstenares ergens gevonden, maar ze had ze, nadat ze door het regime was verboden te schilderen, bewerkt met rode figuren. Het resultaat: een doek met tempels, bevuild met rode bloedvlekken, taferelen van bloemen en vogels, doorkruist door afbeeldingen van wapens en zachte bedden met daarop een bedelkom of een ijzeren staaf.
We beëindigden de rondleiding bij drie verpakkingen 'ongerepte natuur'. 'New', zo schreeuwde die verpakking. Waarop we ons, als leerkrachten, een aantrekkelijke verpakking moesten geven met een aantal stoffen.
De leerkrachten lagere school bespraken intussen de didactische mogelijkheden die een fotomuur heeft. Die hing namelijk vol met fotokaders van mensen in een drukke stad die 'iets' gemeenschappelijks hebben. Iets van kledij, van fysionomie, van attributen...
Ideeën opdoen was het dus zeker, al stelde ik mij achteraf, net als in één van de zalen, de vraag of een goed idee alleen volstaat om boeiende kunstwerken te creëren...
Het was lang geleden en het was bijzonder leuk: de Ubuntuquiz, gisteravond. Inspirerend op het culinaire vlak (die kruiden!), frustrerend op muzikaal vlak (Vanessa Mae!!! en wie kent in vredesnaam nog het newwavegroepje 'China Crisis'?), maar vooral heel amusant! En de kids waren blij met hun K3-beker. Dank je, Ellen en Evi, voor het voorkomen van ruzies in dat verband.
De ronde vormen van de Bourla hebben iets uitnodigends, zelfs wanneer de toneelaffiche een afzichtelijke schedel laat zien. Dat spanningsveld tussen mooi en vergankelijk is ook prominent aanwezig in 'Onder de vulkaan', naar een boek uit de jaren '30, bewerkt door Josse De Pauw, die ook de rol van de dronken Britse consul Geoffrey Firmin in Mexico voor zijn rekening neemt.
Het stuk kondigt zich aan als een briefroman, gelezen door de consuls beste vriend. Het lijkt aanvankelijk louter een lezing. Tot de filmbeelden het overnemen. Algauw sta je in de nachtelijke straten van een Mexicaanse stad, in de schaduw van twee vulkanische bergen met een onuitspreekbare naam. Meer nog, je hebt het gevoel, net als de personages in het decor te kunnen rondwandelen. De prachtige tuinen, de cantina, de nachtelijke straten... Je zou meteen het vliegtuig opstappen.
Natuurlijk is er heel wat meer aan de hand. Er is Yvonne, die terugkeert naar haar geliefde Geoffrey, in de hoop hun relatie te kunnen redden van de ondergang en de mescal.
Josse De Pauw is meesterlijk als consul, alleen al om de manier waarop hij dronkenschap op de planken brengt: niet met stereotype beelden, maar met subtiele aanzetten. Af en toe wordt er wat te statisch gespeeld, zo lijkt het, mogen de acteurs nog wat scherper op elkaar inpikken. Het geheel is echter van een onweerstaanbare schoonheid.
Op papier duren 135 minuten misschien lang, maar ik zou meteen opnieuw gaan kijken.
Een stripverhaalversie van 'Groener gras', een studie van de merknamen van kledij, auto's en elektronica, een schoolkrant en een studie van de literaire thriller in Vlaanderen. Dat is wat de zesdes zullen aanpakken in de lessen seminarie talen dit semester. De een met wilde, ambitieuze plannen, de ander met de kantsnijder, maar allemaal met een opdracht die ze zien zitten, en dat is ook al veel.
Wordt vervolgd, eind november, of hopelijk ook al een beetje vroeger...
Gratis tickets slaan we niet af, zeker niet als het in deSingel is. Het leek vreemd te moeten toegeven dat het een paar eeuwen geleden moet zijn dat ik nog eens een klassiek concert meemaakte. Vreemd ook om als één van de jongsten in de zaal te zitten: blijkbaar klopt er wel iets van het cliché dat vooral ouderen naar klassieke muziek luisteren. Het was natuurlijk ook een doordeweekse dinsdagavond, dat zal er ook voor iets tussen hebben gezeten.
Ongezellig was het dan weer allerminst. Met zowel mijn linker- als mijn rechterbuur raakte ik aan de praat en we werden het er ondermeer over eens dat de twintigste eeuw op het vlak van klassieke muziek toch grotendeels een blinde vlek blijft. Of dat terecht is? Ik hoopte er de komende twee uur een antwoord op te krijgen...
Het eerste stuk was meteen al een wat vreemdere eend in de bijt: Haydn is allesbehalve twintigste-eeuws, maar, toegegeven, in zijn Londense Symfonie zit heel wat verrassing en avontuur die niet helemaal zou misstaan hebben vorige eeuw. Vooral de laatste beweging, de pittigste, wist me te bekoren. De eerste drie waren prima om in de sfeer te komen, maar wat te onderhoudend om geconcentreerd te blijven.
Concentratie was er wel nodig bij het tweede stuk, "Nobody knows the trouble I see" van Bernd Alois Zimmermann, waarin twaalftonentechniek en jazzelementen bekvechten met een virtuoze trompet. Ik stipte het aan als mijn hoogtepunt van de avond.
Enno Poppe werkt nauw samen met het jeugdige orkest. De drie delen van zijn "Markt" waren zeker verrassend genoeg om te blijven boeien. De eerste twee klokten af op een frisse tweetal minuten. Het derde deel gaf als een estafette de melodie heel soepel door van instrumentengroep naar instrumentengroep, maar moest het door de lange afstand afleggen tegen de eerste twee. Een eindspurt met veel slagwerk wist nog een en ander goed te maken, maar helemaal verkocht ben ik niet. Mijn buur evenmin: "Ik heb een vriend die componist is en ook dit soort dingen maakt. Hij is een hele goede vriend, en daarom praten we nooit over zijn muziek: we willen vrienden blijven."
Afsluiten deed Paul Hindemiths "Mathis der Maler"-Sinfonie. Te netjes, te glad na het vitale en krachtige experimenteergeweld van de vorige twee. Opvallend was wel hoe elk instrument en elke instrumentengroep weer voluit zichzelf mochten zijn, nadat ze bij Poppe en Zimmermann soms op nogal oneigenlijke manieren waren gebruikt, bijvoorbeeld door op de celli of de contrabassen het ritme mee te tikken. Mooi was het wel, en een waardige afsluiter van een vooral interessant concert.