Inleiding
Ps 122 behoort tot de 'bedevaartspsalmen'.
Het woordje 'Sjaloom': Vrede over jou,
Vrede aan allen die God liefhebben,
Vrede aan je woonplaats, je huis, je stad...
is een mooie groet aan elkaar,
een zegen om over mekaar uit te spreken.
Met deze groet stuurde Jezus zijn apostelen op weg.
In deze psalm wordt
de vrede aan Jeruzalem toegewenst.
Jeruzalem bevat reeds het woord
Sjaloom( Salem)
Toen koning David alle stammen
achter zich kon verzamelen, koos hij
een nieuwe hoofdstad voor zijn rijk
die geen enkele stam kon opeisen.
Op vraag van God zelf kocht David
het veld van Arauna de Jebusiet
om er de Ark van het Verbond te plaatsen.
Daarom zegt men dat God deze plek zelf
gekozen heeft om er zijn tent te zetten
en ze tot 'heilige grond' maakte.
Ps 122 (121) 1-2, 3-4a, 8-9
Hoe blij was ik toen men mij riep:
wij trekken naar Gods huis!
Nu mag mijn voet, Jeruzalem,
uw poorten binnen treden.
Jeruzalem, ommuurde stad,
zo dicht opeen gebouwd:
naar u trekken de stammen op,
de stammen van Gods volk.
Terwille van mijn broeders en mijn makkers
wens ik u vrede toe;
terwille van het huis van onze God
bid ik voor u om zegen.
God,
ik wil deze dagen op bedevaart gaan
naar Jou, naar Immanuël:
'God midden onder ons'.
Ik wil het doen samen met anderen
die hetzelfde verlangen in zich dragen
wereldwijd verbonden met Jou.
We hebben die innerlijke tocht nodig
om mekaar te leren kennen en
op elkaar afgestemd te geraken.
We zullen zingend uitkijken tijdens deze tocht.
We zullen klimmen en onze hoofden
in dezelfde richting opheffen.
Ons hart zal gevuld worden met vreugde
en hoop, dat voor Jou niets onmogelijk is!
Onderweg mogen we met alle volken
leren de strijd te staken en onze zwaarden
om te smeden tot ploegijzers.
God,
bekeer mijn felle hart.
Laat mijn denken en doen
fijngevoelig worden en welwillend.
Geef me een waakzaam hart,dat
niet langer het negatieve benadrukt, maar
wat ons samen doet groeien naar begrip
en medeleven met elkaar.
Op weg gaan met alle soorten mensen, die
mijn broeders en makkers moeten worden.
Ik heb Jouw licht nodig om in elk-ander
Jou te herkennen en met hem of haar
de berg te beklimmen naar Jouw verzamelpunt,
jouw 'Heilige Grond', waar we allen thuiskomen.
Ik wil erheen, God, ik wil erbij zijn!
Ik wil niet achterblijven, maar mee wandelen
in het licht van Uw Gelaat.
Schenk ons dan je Zegen deze dagen.
Dat de onderlinge solidariteit mag groeien;
de gezangen vol lof en dankbaarheid
mogen weerklinken:
'Sjaloom, Gods vrede kome over jou!'
|