1 Kor 12, 7-11
Aan ieder van ons wordt de openbaring
van de Geest meegedeeld tot welzijn van allen.
Aan de één wordt door de Geest
een woord van wijsheid gegeven,
aan een ander een woord van kennis
krachtens dezelfde Geest,
aan een derde door dezelfde Geest het geloof,
aan weer anderen schenkt de ene Geest
gaven om ziekten te genezen,
om wonderen te doen,
de gave van profetie,
de onderscheiding van geesten,
velerlei taal of vertolking ervan.
Maar alles is het werk van één en dezelfde Geest
die aan ieder zijn gaven uitdeelt,
zoals Hij het wil.
Jezus,
het is verleidelijk om de ene gave na de ander af te smeken en
er de ongelooflijk mooie dingen in te zien,
die zich in Jouw leven hebben uitgedrukt
om mensen te helpen groeien in de vreugde van God.
Maar ik voel me onbekwaam te kiezen of te vragen
wat bij me zou passen of
wat het meest van pas zou komen.
Ik leg enkel mijn handen open
en laat het aan Jou over, of aan Maria
om met de Geest te overleggen wat de beste gave
is voor mijn leven in dienst van anderen.
Ik wil mijn handen blijven open houden
en geen enkele gave opsluiten alsof ze gevangen is
in mijn hart of handen, alsof ze me toebehoren.
Aan Jou om erover te beslissen.
De ene dag dit, de andere dag dat...
Misschien wil Je zelfs dat ik lang blijf wachten en
verlangen met lege handen?
Misschien is de tijd van de verdieping,
de zuivering nog aan de beurt?
Wie weet vind Je het voldoende,
dat ik dankbaar blijf om wat anderen doen
en dat ik voor hen bid en offer?
Misschien...Jij weet het.
Hier ben ik met lege handen,
vol vertrouwen,
want Jij kent mij.
Jij weet wat ik niet weet.
Hier ben ik, Jezus.
Zend mij Jouw Geest.
|