Kunst en geschiedenis in Departement Tarn
Kathedraal Sainte-Cécile parel in Albi
Albi, zeg maar Albi la Rouge omwille de kleur van de
architecturale bouw in baksteen, is een buitenbeentje in de Tarn. Goed voor
bijna 50.000 inwoners is de Tarn de derde van de drie departementen van de
Midi-Pyreneeën die we onder de toeristische loep nemen. Het wordt eens te meer
een gezellige wandeling doorheen kunst en geschiedenis met focus op enerzijds
de kathedraal Saint-Cécile, anderzijds op de flamboyante wereld vermaarde kunstschilder
Henri Toulouse-Lautrec.
CORDES SUR CIEL
We duiken het departement van de Tarn in aan de voet van
het middeleeuwse Cordes sur Ciel, een gezellig stadje op 25 km van Albi en bezaaid
met eens te meer smalle en steile straatjes en steegjes. Gesticht in 1222 door
Raymond II, graaf van Toulouse, groeide dit versterkt stadje uit tot het
epicentrum van de handel om en rond linnen en leder. De handelaars etaleerden
hun rijkdom via de bouw van veelvuldig versierde woningen en dito spitsbogen
zodat men vandaag kan genieten van een reeks immens mooie gotische huizen,
gekleefd aan de hellingen die flink wat klimwerk vergen. De beloning van een
uniek panoramisch zicht op het dak van de Cordes sur Ciel, die bij nevel
letterlijk in de mist hangt, vandaar de recente naam, tot voor kort inderdaad
Cordes. Kijk uit en geniet zeker van enkele respectabele huizen met La Maison
du Grand Ecuyer, La Maison du Grand Veneur en onder andere La Maison du Grand
Fauconnier. Vandaag zijn er geen valken meer te bespeuren, maar wel het
gemeentehuis, versierd met indrukwekkende vogelfiguren. Centraal vindt men in
Cordes sur Ciel de 14de eeuwse markthal met 24 achthoekige pilaren
uit zandsteen en een waterput met een diepte van zowat 100 meter. Al dat klim-
en stapwerk zorgt voor verpozing op het terras van La Bride. In de jaren
veertig verbleven hier de Franse kunstschilder Yves Brayer en de Franse schrijver
en essayist Albert Camus. Vandaag is Cordes nog steeds een uitgelezen oord en
bron van inspiratie voor tal van kunstenaars, dat zich etaleert in de liefst
50-tal galerijtjes. Op naar Albi.
KATHEDRAAL SAINTE-CECILE
Aan de oevers van de Tarn is Albi zonder meer een
buitenbeentje. Schrik niet als je bij het binnenrijden van deze rode stad
van welke kant je ook komt wanneer de indrukwekkende kathedraal Saint-Cécile plots
nabij de Pont Vieux voor je opduikt. Is dit een kerk, een burcht, een slot, een
militair bouwwerk of een versterkt kasteel? Het zou het allemaal kunnen zijn.
Feit is dat de kathedraal een onmiskenbare baken in de regio is. De bouwheren
van de kerk deden het met opzet, en gaven het de vorm van een burcht, zo immens
dat geen enkel gebouw haar in de schaduw kan zetten. Men deed er 200 jaar over
om dit monumentaal stuk historisch architectuur te bouwen. De grootte zorgt
ervoor dat het lichtinval elk uur van de dag anders te beleven is. De sobere
buitenkant van de kathedraal laat niets vermoeden van haar onbeschrijfelijk
schoonheid binnenin. Neem gerust de tijd om het allemaal te beleven.
Indrukwekkend is uiteraard de 78 meter hoge klokkentoren. Het interieur is een
open museum van christelijke kunst. De kathedraal wil immers het symbool zijn
van de terugkeer van het christelijk geloof, ten nadele van de ketters uit de
Katharen. Het 18de eeuwse orgel met zijn 3.500 pijpen, de frescos,
de nissen met beelden van bijbelfiguren, koningen en keizers, het stenen
kantwerk en de talrijke polychrome beelden slaan u met verbazing. Geniet ook
van Het laatste oordeel, meesterwerk uit de 15de eeuw, waarbij de
zeven hoofdzonden op de meest gruwelijke wijze zijn uitgebeeld en het goede van
het kwaad scheidt. Ronduit indrukwekkend. De kathedraal Saint-Cécile is gratis
te bezoeken en ja, je mag fotos nemen, weliswaar zonder flits.
HENRI DE TOULOUSE-LAUTREC
Albi verken je best te voet. In de oude stad is er heel
wat te zien en te beleven. Molens en leerlooierijen maakten op de rechteroever,
die je bereikt via de middeleeuwse Pont Vieux, plaats voor goed bewaarde
herenhuizen. De stad met de rode bakstenen laat in de Rue des Prêtres de
mooiste woningen zien. Enkele met 13de eeuwse tuintjes, oude
waterputten en een rij vakwerkhuizen kregen eind vorige eeuw een opknapbeurt.
En wat dacht je van het klooster Saint-Salvy, gekenmerkt door romaanse en
gotische zuilen, met kerk opgetrokken in een mengeling van rode baksteken en
witte klaksteen. In het nummer 14 vindt je in de Rue Toulouse-Lautrec het
statige geboortehuis van Henri Marie Raymonde graaf de Toulouse-Lautrec-Monfa,
geboren in Albi in 1864. De wereldberoemde Franse kunstschilder noemde zich
Henri de Toulouse-Lautrec en liet de rest van zijn naam voor wat het was. Zijn
broze gezondheid hij was fysiek onvolmaakt speelde hem parten en hij lag
niet zelden ziek te bed, omwille zijn mank beendergestel. Studies waren niet
aan hem besteed en hij wou tekenaar en schilder worden, zwaar tegen de goesting
van zijn ouders, die neef en nicht waren. Zijn teken- en schildertalent brengt
hem uiteindelijk tot in Parijs waar hij al vlug deel uit maakt van het
nachtelijk leven. Hier maakte hij zijn grootste werken. Hij ontwerpt affiches
voor de Moulin Rouge en schildert het decadente leven van de Belle Epoque.
Henri de Toulouse-Lautrec vindt zich op zijn best wanneer hij op lange tenen
kan trappen, de politiek een veeg uit de pan kan geven en vooral de
verschoppelingen uit de maatschappij, aansluitend de mens in verval via het
nachtelijk leven, op doek kan zetten. Hijzelf beschouwt zich als een
aristocraat die er genoegen in schept zijn eigenzinnige en meestal
demoraliserende kijk op het leven te geven. Hij is amper 37 wanneer hij sterft
door een ongeneeslijke ziekte. In juli 1922 opent men in Le Palais de Berbie
(Bisschoppelijk Palais) het Musée Toulouse-Lautrec, met dank aan moeder gravin
Adèle de Toulouse-Lautrec die meer dan duizend werken wist te verzamelen.
Vandaag is er slechts een klein gedeelte van zijn tekeningen, etsen, affiches
en schilderijen te zien. Indrukwekkend zijn alvast de tekeningen Moulin Rouge Bal tous les Jours en de Ambassadeurs. Het museum gaat straks
dicht om in 2012 opnieuw de deuren te open waarbij honderden nog nooit eerder
geziene werken van de meester te bewonderen zullen zijn. Meer info: www.musee-toulouse-lautrec.com
MUSEE LAPEROUSE
Zij die gek zijn op ontdekkingsreizen en marines vinden
ruim hun gading in het Musée Lapérouse, hoek Square Botany Bay en rue Porta 41,
naast het Mercure Hotel. Het museum is gewijd aan het leven van de 18de
eeuwse Franse ontdekkingsreiziger Jean-François de Galaup die bekendheid
verwierf onder de schuilnaam Lapérouse. In opdracht van koning Louis XVI leidde
hij wetenschappelijke expedities rondom de wereld. Het museum laat tal van
archeologische onderwatervondsten bewonderen. Meer info: www.laperouse-france.fr
CASTRES
Andere fraaie parel aan de kroon van de Tarn is het
schilderachtige stadje Castres dat vooral bekend is door de gekleurde (vooral)
houten huisjes aan de Agout rivier. De inwoners van Castres noemen het zonder
blozen hun Canal Grande, verwijzing
naar Venetië en doopten de rivier om als de Grootste laan van Castres. Geef
toe, de kleurrijke rij lichtgroene, blauwe, gele, oker en roze huizen van
leerlooiers, wevers en schilders met hun pastelkleurige balkons en gevels, zijn
het visitekaartje geworden van deze stad, met dank aan hen die het bleven
restaureren. In de oude binnenstad laten heel wat oude herenhuizen zich
bewonderen. Slenteren doorheen de nauwe straatjes brengt u naar diverse
architecturale wonderen waarbij gotiek, barok, renaissance en romaans zich om
de beurten afwisselen. De Place Jean Jaurès, genoemd naar de in september 1859
in Castres geboren journalist, filosoof en politicus Jean Jaurès en laffelijk
vermoord in juli 1914, zorgt voor verkwikkende rust in hartje stad. Wie van schilderkunst houdt, trekt graag naar
het Musée Goya, in het voormalig bisschoppelijk paleis, tegenover het Theater.
Bewonder alvast bij het binnengaan de tuinen, kunstig ontworpen door de Franse
tuin- en landschapsarchitect André le Nôtre. Een streling voor het oog. In het
museum is het op en top genieten van drie schitterende meesterwerken van Goya,
aansluitend een grote verzameling etsen. Meer info: www.ville-castres.fr
LA ROUTE DES PIGEONNIERS
Vooraleer de Tarn te verlaten willen we toch even wijzen
op een zeer leuke route die je een flinke brok geschiedenis mee wil geven: La
Route des Pigeonniers, traject waar je kennis maakt met duivenhokken uit de
twee vorige eeuwen. Deze hokken bestaan al sinds de oudheid en werden gebouwd
op palen om de mest makkelijk te verzamelen. In deze regio zijn er heel wat en
in Frankrijk telt men er zowat 1.700. De Tarn telt specifieke exemplaren en
zijn te vinden in de omgeving van Gaillac, Castres en Toulouse. Vandaag herinneren
ze alleen maar aan een verleden toen de adel enerzijds hield van duivenvlees,
anderzijds van gratis meststoffen. Vandaar dat de Tarn vandaag borg staat voor
lekkere duifjes
in het bord. Men vindt de Pigeonniers nu nog in Albi, Milhars,
Puylaurens, Lautrec, Lombers, Gaillac, Montdragon en onder andere in
Sauveterre. Meer info: www.pigeonniers-en-midipyrenees.fr
Met dank aan Christian Rivière, Martine Bouchet, Jackie
Bru, Cathérine Bizet, Véronique Beauvois en CB Communication.
Meer info over de drie departementen:
www.tourisme-tarn.com; www.tourisme-aveyron.com
en www.tourisme-lot.com
(Georges
Keters)


|