Het einde van onze reis is in zicht en er staan al veel avonturen en foto's op onze blog. We wilden dan ook een zeer goede vriend bedanken die verantwoordelijk is voor het opladen van de foto's die op onze blog staan. Gedurende vele maanden heb je er tijd en moeite in gestoken. We weten dat het niet altijd even vlot ging, dus NEN MEERMALIGE MERCI MARC !!!
Na Sapa zijn we nog 1 dag in Hanoi blijven hangen om bij te komen. Maar de volgende dag sprongen we alweer op een slaapbus bestemming Hue. Lang geleden toen er hier nog koningen en keizers waren - was Hue de hoofdstad van Vietnam. De koningen hebben in Hue een enorme citadel gebouwd die het centrum van de macht moest beschermen. Deze citadel is nu de voornaamste trekpleister in deze streek. Achter hoge en breder stadsmuren ligt er een complete stad verborgen. En binnen die muren is er nog een andere kleine stad het inner sanctum als het ware - die vroeger enkel toegankelijk was voor de koning en zijn gevolg: een resem concubines en een legertje dienaars in de vorm van eunuchen. Ja, uit vrees voor de eerbaarheid van zijn concubines mochten mannen er enkel binnen als ze een kleine operatie hadden ondergaan. Die arme koning kon niet al zijn 100 vrouwen tegelijk in de gaten houden eh .... De citadel op zich is ook weer indrukwekkend, maar het mooiste is er spijtig genoeg vanaf. Grote delen ervan zijn tijdens de oorlog plat gebombardeerd, en wat nog wel recht staat is ofwel helemaal leeggeplunderd ofwel in staat van verval. De hele citadel is wel beschermd nu als Unesco World Heritage, maar er is nog veel geld nodig om dit helemaal terug te restaureren. Onze volgende stopplaats was Hoi An. Ook dit plaatsje staat op de lijst van Unesco. Het is 1 van de best bewaarde voorbelden van een havenstadje zoals het er uitzag ten tijde van de Franse kolonisatie hier. En inderdaad, Hoi An is een zeer aangenaam plaatsje om in rond te lopen ... en om kleren te laten maken. Zon slordige 200 kleermakers bieden hier hun talenten aan en maken dit stadje waarschijnlijk meer bekend owv de kleren dan owv de Unesco status. Voor 60-70 US dollar heb je hier een pak op maat, en van goede kwaliteit, en je specifieert zelf je wensen. Bovendien blijven ze aan het pak of het kleed werken tot je er tevreden mee bent, en dit zonder meerkost. Frank wilde aanvankelijk niks laten maken maar uiteindelijk heeft ook hij 1 (heel chique) hemd laten maken. De manchetknopen moeten we nog vinden. Natacha daarentegen heeft heel goed haar best gedaan. Een pak of 4, een blouse of 6, een rok of twee ... We hebben net geen extra rugzak nodig, hehe ... Maar het moet gezegd, het is de moeite om het hier te laten doen want alles staat goed, past goed en het is echt geen geld ... Het merendeel van onze tijd hier hebben we dus doorgebracht bij kleermakers en in restaurants maar we hebben ook nog tijd gevonden voor een beetje cultuur naast de couture: De My Son ruines. Een oude Hindu tempel, ook grotendeels ruine, maar best een bezoekje waard. Deze temple ligt temidden van een dicht begroeid woud in de bergen en dat op zich is al een prachtig plaatje. Soit, na 5 dagen kleren passen, restaurantjes afgaan en 1 bezoek aan een oude Hindu tempel kwamen we er plotseling achter dat we nog geen visum hadden voor India waar we binnen een week naartoe zouden gaan en dat je het land dus echt niet binnenkomt zonder ... In allerijl zijn we dan op zoek gegaan naar een manier om nog diezelfde dag in HCM te geraken waar we op het Indisch consulaat nog een aanvraag konden doen. We moesten echter wel ten laatste de volgende dag in de voormiddag langskomen want het hele proces duurt 5 dagen. Gelukkig vertrok er nog een bus naar HCM diezelfde namiddag en er was nog plaats. Wij direct geboekt, ingepakt en op weg. Van duiken was er in Hoi An uiteindelijk niks gekomen, want de zichtbaarheid was naar het schijnt echt knudde. Mensen die het er wel op gewaagd hadden zeiden dat ze 2, misschien 3 meter voor zich uit konden zien, en dat was voor ons echt niet de moeite. Duiken in Nha Trangh was echter wel nog de bedoeling, maar daar zouden we dus pas geraken nadat we ons visum voor India geregeld hadden. De bus in Hoi An vertrok om 15.00 uur en zou aankomen in HCM om 09.00. Met onze rugzakken (en alle nieuwe kleren) namen we direct een taxi naar het consulaat met een tussenstop bij de fotowinkel voor pasfotos (na een nacht op de bus, hiphoi, wat zien we er fris uit!) en bij een bankcontact voor geld. Het consulaat was om het allemaal nog iets zenuwachtiger te maken ook nog ens van lokatie veranderd, maar alles kwam tegen en uur of 12.00 dan toch in orde en op 1 oktober mogen we ons visum gaan halen. Net op tijd dus, want s anderendags vliegen we naar New Delhi. De vraag was nu of we een dag in HCM zouden blijven of ineens nog maar eens een nachtbus op zouden springen om op de 26ste in de ochtend in Nha Trang te arriveren. Frank begon stilaan een verkoudheid te krijgen van vermoeidheid en te veel airco op de bussen en ook Natacha weet van de vermoeidheid ... Maar het leek ons toch beter om maar ineens door te bijten en ondertussen zitten we dus in Nha Trang dit tekstje te schrijven. Moe en verkouden, maar toch gaan we morgen weer duiken. Het is onze laatste kans hier en gelukkig is het hier ook weer een stuk goedkoper dan verder naar het Noorden. Als het meezit met onze verkoudheden en als het zicht een beetje te doen is, gaan we misschien wel 3 dagen na elkar mee de zee op. We zien wel.
Rond een uur of 21.00 arriveerden we in Ho Chi Minh City (HCM). De bus dropte ons vlakbij de backpackersbuurt van Pham Ngu Lao. Een eigenlijk overbodige (dus zeer korte taxi rit later) zaten we in ons hotel, blij dat we weer voor even van de bussen en taxis af waren. Omdat we op 2 oktober onze vlucht moeten nemen naar India vanuit HCM, hadden we besloten zo snel mogelijk naar Hanoi te vliegen en van daaruit langzaamaan naar het zuiden terug af te zakken. Voorlopig was er in de buurt van HCM dan ook enkel tijd om de Cu Chi tunnels te gaan bezoeken. Drijvende markten en de Mekong Delta zouden moeten wachten tot onze terugkomst. De Cu Chi tunnels zijn een overblijfsel van de oorlog tegen de Amerikaanse bezetting. Geen bezoek aan dit land is compleet zonder een blik te werpen op de met eigen handen gegraven levensaders die de vietcong gebruikten om buiten bereik van de Amerikaanse bommenwerpers te blijven. Cu Chi is echter meer dan alleen maar een netwerkje van een paar overgebleven tunnels; de Vietnamezen hebben er een soort openluchtmuseum van gemaakt waar je kan zien hoe de soldaten en de bevolking tijdens de bezetting leefden. Je ziet er hoe ze van afvalmateriaal nuttige dingen maakten zoals sandalen (van autobanden), olielampjes, uniformen enz ... Je ziet ook welke wapens er werden gebruikt (tegen betaling kan je zelfs een tiental kogels afvuren met een M16 of een kalashnikov) en op welke manier de Vietcong valstrikken maakte voor de Amerikaanse patrouilles. Op het einde krijg je ook nog een drankje en een hapje in een nagemaakte veldkeuken. Deze keukens waren vaak een doelwit voor de bommenwerpers omdat er rook zichtbaar was van de vuren, maar door een vernuftig systeem van tunnels en filters konden de Vietnamezen de rook 10-tallen meters verder tevoorschijn laten komen alsof het laag bij de grond hangende mist was. Cu Chi op zich is geen geweldig hoogtepunt van onze reis te noemen, maar het is toch een aanrader omdat je er echt een idee krijgt van wat voor een hardnekkige wilskracht deze mensen aan de dag hebben gelegd om met zulke primitieve middelen en in zulke primitieve omstandigheden een militaire supermacht te bestrijden en met succes het land uit te drijven. Na de oorlog wilde het Noorden duidelijk maken aan het met de USA collaborerende Zuiden dat zij de overwinnaars waren en de stad Saigon werd promt hernoemd naar de hier nog steeds mega populaire Ho Chi Minh, die lange tijd het Noordvietnamees verzet heeft geleid. Zo komt het dat een deel van de bevolking hier de stad nog steeds Saigon noemt en een ander deel enkel van Ho Chi Minh City wil weten. De volgende dag vlogen we zonder problemen naar Hanoi. We kwamen pas heel laat (rond middernacht) aan omdat we voor de goedkope nachtvlucht hadden gekozen, maar de mensen van het hotel kwamen ons oppikken dus dat was niet zon groot probleem. Hanoi is, zoals te verwachten viel, een stuk traditioneler dan HCM in die zin dat er meer marktjes zijn, meer kleine eetkraampjes langs de weg, minder hoge gebouwen, smallere straatjes en veel meer verkopers met traditionele strooien hoedjes op hun hoofd. Het verkeer is echter net hetzelfde als in HCM: LEVENSGEVAARLIJK: je moet je letterlijk tussen een leger motorfietsen, fietsen, auto's en bussen wurmen om aan de overkant te geraken! We hadden in HCM al vernomen dat we voor trips naar Halong Bay en Sapa in de bergen bij Kangooroo cafe moesten zijn. Een Australisch/Vietnamees resibureau dat ervoor bekend staat tours te organiseren zonder addertjes onder het gras, zonder verborgen kosten, zonder hassle ... Wel wat duurder maar dat vonden we onze gemoedsrust wel waard. En inderdaad, beide trips waren perfect te noemen op alle vlakken. Geen klachten, nada ... Ha Long Bay is onder andere bekend van de James Bond film Tomorrow never dies, maar ook zonder die film zou deze sprookjesachtige en romantische baai dagelijks 100den toeristen lokken. Ontelbare eilandjes en krijtrotsformaties liggen verspreid in de baai en vormen een onwaarschijnlijke wereld om met een traditionele en zeer luxueuze jonk in rond te varen gedurende een paar dagen. Voor reizigers die op zoek zijn naar rust, kalmte en sereniteit is dit echt een aanrader. Buiten relaxen ga je ook nog een enorme natuurlijk grot verkennen met vreemd gevormde plafonds en druiprotsen en de zee rondom de boot is je eigen prive zwembad. De tweede dag vaar je naar Cat Ba eiland. Daar overnacht je in een alweer luxueus hotel (Kangooroo Cafe liegt niet als ze zeggen dat ze de beste kamers met de beste uitzichten boeken voor hun klanten), maar eerst ga je nog met een kleine boot naar Monkey Island om daar de namiddag door te brengen met zwemmen, kijken naar aapjes (die Frank volledig heeft gemist) en het afschuimen van het strand op zoek naar mooie schelpen (die laatste heeft Frank in tegenstelling tot de aapjes in grote getalen gevonden). De laatste avond was het tijd om de rest van de groep wat beter te leren kennen bij een pint en een goede maaltijd, en wat bleek? 1 van de Spaanse koppels had ook geboekt om bij aankomst in Hanoi direct te vetrekken met de tour naar Sapa, net zoals wij. Rond een uur of 18.00 waren we terug in Hanoi na 3 dagen relaxen in Ha Long Bay. En nu was het tijd om de bergen in te trekken en op zoek te gaan naar tradities en cultuur van het platteland. Sapa ligt tegen de Chinese grens en het gebied errond is er een van wouden, bergen, rijstterrassen en etnische minderheden zoals de Zwarte Hmong en de Rode Dzao. Het is een hele trip vanuit Hanoi. Eerst moet je een hele nacht de trein op (slaaptrein gelukkig hoewel, met al dat gehobbel ...) en dan nog eens bijna 2 uur met een minibus verder de bergen in. Maar je wordt beloond met een ongelooflijk zicht op de vallei. Mistsluiers onttrekken de bergtoppen vaak aan het zicht, maar de wolken geven het groen en geel van de rijstterrassen een extra dimensie. De temperatuur is hier beduidend koeler dan in Hanoi en dat was voor sommigen onder ons ook een aangename afwisseling op al dat zweten hier in Azie ... Ons hotel stond op een berggrand en had een prachtig uitzicht over de hele vallei. Hier in Sapa hebben we eerst wat bijgeslapen om te bekomen van de treinrit, en in de namiddag was er een kleine wandeling gepland naar een lager gelegen dorpje en een oude Franse waterkrachtcentrale met bijhorende waterval. Die wandeling was een beetje een natte bedoening wat het regende dat het goot. De volgende dag hadden we meer geluk met het weer. 4-5 uur wandelen door de bergen en de rijstvelden stonden er op het programma en bij aankomst zou er ons een Homestay wachten ... een verblijf in een traditionele woning bij een lokale familie. De wandeling was zeer vermoeiend want overdag is het ook in de bergen hier zeer warm. Het landschap onderweg was echter betoverend. De bruine en zwarte rieten huisjes met palmbladeren als dak contrasteren geweldig met de felgroen gekleurde rijsterrassen en palm- en bananenbomen rondom. Om elke hoek loert er alweer een mooie foto en de gids werd na een tijdje dan ook een beetje wanhopig omdat we haar steeds opnieuw moesten inhalen. Schitterende omgeving ... Na 4-5 uur kwamen an op onze bestemming. Een klein dorp net op het punt waar twee rivieren samenkomen. Ook een plaatje op zich ... maar de traditionele woning en de lokale familie waren wel net iets anders dan we hadden verwacht. In totaal bleven er zon 12-14 mensen slapen bij deze familie en ze hadden dan ook een groot gebouw voorzien waar matrassen en muskietennetten voor handen waren. De avond draaide uit op een bijna volledig Spaans feest want van de 14 gasten waren er 10 Spanjaarden. Doordat we de laatste tijd zoveel Spanjaarden tegenkomen werd er al lachend geopperd dat ze misschien allemaal het land verlaten hebben ... Echt merkwaardig die toevloed ineens. Er werd veel gedronken (rijstwijn), gezongen en gelachen en zelfs (flamenco) gedanst... Volgens ons was dit niet echt een typische avond bij een lokale familie, maar het was in elk geval zeer plezant. Ondanks de hoofdpijn de volgende ochtend besloten we om een deel van de terugtocht toch opnieuw te voet te doen. De afdaling naar het dorp aan de rivier zou nu een beklimming worden, en jongens, ... dat was afzien. Gelukkig stond er in Sapa nog een douche op ons te wachten voor we terug naar het treinstation zouden gebracht worden. Wat ons hier ook is opgevallen zijn de traditionele kleren die vele mensen (vaak vrouwen) nog dragen. Een soort rode hoedjes, kleurrijke rokken en kousen ... Het hele schouwspel was vooral op marktdag een kleurrijke bedoening en we hebben dan ook weer massas fotos gemaakt.
In Cambodia kwamen we ook ontzettend veel lieve en warme mensen tegen. Vooral in de minder toeristische streken en op het platteland: kindjes staan langs de weg te wuiven en roepen 'hello!' als ze je zien aankomen, ze nemen je hand vast en wandelen een stukje mee, ze komen spontaan op je schoot zitten ... Ze komen niet opdringerig over, ze zijn gewoon op zoek naar wat avontuur en afwisseling in hun harde leven. Dit merkten we vooral in Kampot; een klein, rustig en kalm stadje op de weg van Pnomh Penh naar Sihanoukville. Hier maakten we ook voor het eerst van naderbij kennis met een Buddhistische monnik. Men had ons al verteld dat deze monniken graag met toeristen praten om hun kennis van het Engels bij te schaven. Toen we in Kampot een paar tempels gingen bezoeken op het platteland wilde 1 van de plaatstelijke monniken en een hele troep kinderen maar wat graag met ons mee om ons de weg te wijzen. Echt praten met deze 'heilige man' was wel moeilijk omdat hij nog maar weinig Engels kon. Meer dan: 'That is a tree.What is that? That is a mountain" kwam er eigenlijk niet uit. Maar we genoten beiden van zijn kleurrijke en kaalhoofdige gezelschap. De kinderen spraken al heel wat meer Engels. Blijkbaar krijgen ze vrij goede Engelse les op school en door te praten met toeristen leren ze ook veel bij. We waren echt onder de indruk. Sommige van onze gidsjes waren maar 5 of 7 jaar oud, maar ze kenden genoeg Engels om uit te vissen dat we al 32 zijn en nog steeds niet getrouwd! (Als je in Vietnam na je 30ste nog niet getrouwd bent, mag je stilaan de hoop opgeven blijkbaar) Dit was echt een leuke uitstap en een nog leukere kennismaking met het leven op en de mensen van het mooie Cambodiaanse plattelland waar de rode niet geasfalteerde wegen fel afsteken tegen de groene rijstvelden. De volgende dag zijn we naar het Nationaal Park van Bokor geweest. Dit is een door de Fransen in de jaren '20 gebouwd resort in de bergen, maar al meer dan 50 jaar verlaten en dus compleet vervallen. De omgeveing is nu een nationaal en beschermd park. De weg er naartoe is al even lang miet meer onderhoudenen en er geraken is dus een avontuur op zich. Meestal gaan toeristen er naartoe met een 4-wiel aangedreven pickup-truck, maar wij kozen voor een gewone taxi. De organisator had ons verzekerd dat dit geen probleem zou zijn, ondanks de zware weg. En inderdaad, het was bijna niet te geloven, maar de Toyota Camry had vooral door de expertise van onze soms zeer grappige chauffeur helemaal geen problemen om boven te geraken. Het is wel hallucinant hoe slecht de weg eraan toe is. Een Belgische boer zou er zich zelfs met zijn zwaarste tractor niet aan wagen. Onderweg stopte de chauffeur nog even om ons, met puberaal plezier in zijn ogen, een vleesetende plant te laten zien die verdacht veel weg had van een penis. Hij kon zijn pret niet op. Na een 2-tal uren hobbelen en schudden kwamen de eerste ruines in zicht. Door de bijna continue aanwezigheid van mist in deze bergen lijkt dit 'bergstation' vaak op een spookstad en griezelige foto's maken in en van de vervallen hotels, casino's en villa's was weer eens iets anders. Bokor was ook een van de laatste bastions van de Rode Khmer. De Vietnamezen hebben hier hard moeten vechten om ze uit de gebouwen te verdrijven en de kogelgaten in de muren van de kerk en schoolgebouwen verhogen de griezeligheidsfactor van deze nog aanzienlijk. Dieren hebben we in dit park niet echt gezien, maar in het rangerstation werd ons duidelijk dat er met de weinige middeln die beschikbaar zijn toch een poging wordt gedaan om het park en zijn bewonders (waaronder tijgers en olifanten) te beschermen. Na de regens en de mist in de bergen was het weer eens tijd voor iets anders: zon, zee en strand in Sihanoukville. Deze stad gaat door voor het beachresort van Cambodia. Best een aangenaam plaatsje, maar een vergelijking met PhiPhi Island kan het niet doorstaan. Bovendien heeft het toerisme een zekere vorm van arrogantie gekweekt bij de lokale armere bevolking. De kinderen van Sihanoukville komen erg opdringerig hun koopwaar aanbieden en latern u niet met rust. Ook het sextoerisme dat hier de kop opsteekt is heel zichtbaar. Zo hoorden we een klein meisje van ongeveer 10jaar een zonnebadende toerist vragen of hij niet geinteresseerd was in haar mooie zus. Toen ze zag dat we haar verwonderd aankeken, kwam ze ons zich van geen kwaad bewust haar armbandjes verkopen. Fauna hadden we nog niet veel gezien in Cambodia en ook in Sihanoukville zouden we niet veel succes hebben op dat vlak. De koraalriffen voor de kust zijn volledig vernield door de subtiele kunst van het vissen met dynamiet...dus duiken of snorkelen is hier niet echt de moeite. Toch is er ook hier een nationaal park en in een ultieme poging om nog wat Cambodiaanse beestjes te zien zijn we ook in dit park met een tour meegeweest. Ondanks de weinige voorzieningen voor eco-tourisme (geen wandelpaden, geen wandelkaarten,...) hebben we tijdens een boottrip en een korte wandeling toch nog een paar zeearenden en 1 zeeslang gezien. We moesten er wel zelf naar zoeken want de gidsen zijn slecht of niet opgeleid en velen zouden liever een ander beroep uitoefenen zoals taxichauffeur omdat ze dan meer verdienen dan de schamele 25 dollar per maand die ze als parkwachter binnenrijven. In het park woont ook een kleine vissersgemeenschap. Zo ver weg van de bewoonde wereld zijn deze mensen helemaal op zichzelf aangewezen. Er is maar 1 klein schooltje met 1 meester die dus lesgeeft aan kinderen van alle leeftijden tesamen. Boeken en schrijften zijn er nauwelijks en wat er wel is, gaat al jarenlang mee. De volgende dag misten we bijna onze bus naar Ho Chi Minh (het vroegere Saigon): door een misverstand kwamen we net te laat aan op het busstation. 1 Van de taxichauffeurs ter plekke stelde voor om alsnog de achtervolging in te zetten. Op een afgesproken plaats zou de bus op ons wachten, maar na 15 min merkten we dat we gewoon om de tuin werden geleid. Eerst verdiende hij 10 dollar door met een zo goed als lege tank de bus achterna te rijden, daarna streek hij ook nog eens een heftige commissie op voor de bus die we hem hadden gevraagd te regelen in de hoop nog op tijd in Pnohm Penh aan te komen voor onze aansluitign naar Ho Chi Minh in Vietnam. Eens op de bus vertelde de chauffeur ons dat de bus natuurlijk niet op tijd zou arriveren. Dit begon stilaan een duur misverstand te worden.... Maar blijkbaar was er toch nog ergens 1 bewaarengel die ons nog in de gaten hield want de bus arriveerde in Pnomh Penh nog zo'n 10 minuten voor onze andere bus vertrok. Wij snel een tuktuk op; met ware doodsverachtign zigzagde de chauffeur door het verkeer en met nog geen 2 minuten overschot kwamen we volledig bezweet en opgewonden alsnog op tijd aan bij de bus. De afzetter van vanochtend was ineens vergeten.
We zitten ondertussen in Cambodia. Na een noodgedwongen (het was al te laat toen we landden om nog op weg te gaan naar Siem Reap) overnachting in Pnomh Penh (de hoofdstad) namen we de bus naar het noorden, naar de tempels van Angkor Wat. De dichtsbijgelegen stad is Siem Reap. De busrit verliep zonder al te veel problemen, al is het constant geclaxonneer van de chauffeurs hier wel goed om hoofdpijn van te krijgen. De wegen zijn vaak smal (gelukkig wel verhard de laatste jaren) en de claxon wordt hier aanzien als de beste manier om ze vrij te maken van voetgangers, ossenwagens, koeien, honden, fietsen en alle andere verkeersdeelnemers die kleiner zijn dan een bus vol toeristen. Gelukkig krijg je de hele rit lang Cambodiaanse Karaoke muziek op de TV om het lawaai van de chauffeur te maskeren. Neen, prettig zijn de busreizen hier niet, maar het is veruit de goedkoopste en snelste manier om te reizen in Cambodia. We zullen er dus aan moeten wennen. Siem Reap is een zeer aangename stad (veel meer ontwikkeld dan andere steden door het geld van de massa's toeristen), de horde TukTuk chauffeurs die aan de bushalte als hongerige leeuwen hun mogelijke klanten staan op te wachten ten spijt. Die mannen hopen natuurlijk dat de mensen die ze vaak gratis naar hun hotel rijden ook de komende dagen met hen naar de tempels gaan kijken. En dat zal waarschijnlijk zeer vaak lukken, want ook wij hebben onze eerste chauffeur ingehuurd om naar de tempels te gaan de volgende dag. We hebben wel de kalmste en minst opdringerige van de meute uitgekozen. Er zitten er echt tussen die je bij je arm grijpen en proberen mee te sleuren naar hun TukTuk ... Die gasten maken dus echt geen kans bij ons. De volgende dag om 08.00 uur stond hij trouw voor ons hotelletje te wachten. 10 dollar kost het om een hele dag rondgereden te worden. Geen geld eigenlijk en een TukTuk is wat ons betreft het beste vervoermiddel om de tempels te gaan bekijken. Overdekt, dus goed als het regent, maar niet helemaal overdekt, dus veel wind als afkoeling ... Met de fiets wordt ook aangeraden, maar in deze temperaturen kan dat echt niet leuk zijn. En om dat nu te voet proberen te doen ... neen, daarvoor is het complex van Angkor Wat veel te groot. Zelfs met een TukTuk heb je minstens 3 dagen nodig om alles te gaan bekijken. En eigenlijk is dat nog te weinig want er zijn tempels die vlak tegen de grens met Thailand liggen en nog deel uitmaken van Angkor. Het is dan ook niet voor niets het grootste religieuze complex ter wereld.
Het is ook echt overweldigend. Massas gebouwen en tempels en alles is tot in detail uitgewerkt. Elke steunpilaar, elke muur, elk plafond is bedekt met beeldhouwwerken of op een andere manier met extra versieringen getooid. Dit heeft massas bloed, zweet, tranen en waarschijnlijk ook levens gekost. Maar na een uur of drie hadden we toch allebei ook zoiets van ..., ja, indrukwekkend, mooi, hier moeten miljoenen mensen aan gezwoegd hebben, maar toch maakt het minder indruk dan de dingen die we in Zuid Amerika hebben gezien. Of dat nu komt door onze sympathie voor de Mayas en Incas of omdat we nu al een paar complexen gezien hebben en misschien een verzadigingspunt hebben bereikt of nog omdat we deze keer (voor 't eerst) geen gids mee hadden ... we weten het niet echt. Waarschijnlijk een mix van al de voorgaande redenen. Mooi dus, maar minder Ooohhhs en Aaahhhs van onzentwege.
Als vervolg van onze tocht door Cambodia dachten we dat het een leuk idee was om met een boot naar Battambang te reizen en dan van daaruit de bus terug naar Pnomh Penh te nemen. Alle gidsen over Cambodia vertelden dat dit trajekt het meest aantrekkelijke is om met de boot te doen. Wat ons betreft, is dat wel erg overdreven. Het landschap onderweg is niet echt anders dan elders, maar vooral de harde houten banken, het continue lawaai van de dieselmotor en de uitlaatgassen drukten de pret. Om nog maar te zwijgen van de overbevolking op de boot en de 8 uren (ipv de ons beloofde 5) die de reis in beslag nam... In Battambang zijn we de volgende dag al terug op de bus gestapt want er was niet echt iets waarvan we dachten dat het de moeite waard was om te zien of te doen. Terug in Pnomh Penh dus.
De hoofdstad is druk, stoffig (jawel, ondanks het regenseizoen) en lawaaierig. Ah ja, niet alleen de buschauffeurs denken dat de claxon DE oplossing is voor eender welk verkeersprobleem: tuktuks en motorfietsen doen allemaal mee. Er zijn gelukkig wel plaatsen waar het aangenamer toeven is.Bij ons 2de bezoek kozen we dan ook een beter guesthouse en een betere wijk vlakbij het water. En ook al is de stad geen paradijs, als je iets over de Kkilling Fields en de Rode Khmer wil te weten komen moet je hier zijn. In tegenstelling tot Angkor Wat heeft de recente en wrede geschiedenis de Killing Fields (Choeung Ek) en Tuol Sleng een enorme indruk op ons gemaakt. Tuol Sleng was de meest beruchte gevangenis van de Rode Khmer waar de belangrijkste gevangenen of verraders van over het hele land naartoe werden gebracht om ondervraagd te worden. Vaak waren dit medewerkers van de vorige regering, intellectuelen of gewone burgers verdacht van linken met KGB of CIA. Velen die niet belangrijk genoeg werden geacht werden ter plaatse in de dorpjes waar ze waren opgepakt ge-executeerd. Choeung Ek was dan weer DE plaats waar de overlevenden van Tuol Sleng naartoe werden gebracht om vermoord en begraven te worden in massagraven: De beruchte Killings Fields. In het midden hiervan staat nu een herdenkingsmonument voor al de slachtoffers in de vorm van een hoog glazen gebouw vol beenderen en schedels, gerangschikt op geslacht en geschatte leeftijd en allemaal teruggevonden in de al open gelegde massagraven van Choeung Ek. Meer dan 8000 in totaal en ze hebben nog lang niet alle graven geopend. Rondom vind je de kuilen zelf. Overal zie je ook nog kleren uit de grond steken en hier en daar liggen hoopjes beenderen. Wij hebben eerst deze Killing Fields bezocht. Pas daarna zijn we ook naar het museum van Tuol Sleng gegaan. In dit museum zie je de folterkamers van de Rode Khmer, kamers met ijzeren bedden waar de mensen op werden vastgebonden. Veel foltertuigen die toen werden gebruikt worden ook tentoongesteld en weinig aan de verbeelding overlatende schilderijen tonen hoe ze werden gebruikt. Wanneer de slachtoffers genoeg namen hadden gegeven van andere verraders werden ze dan naar Choeung Ek afgevoerd waar ze geblinddoekt voor hun graf moesten neerknielen. Een Rode Khmer lid kwam dan langs om ze een voor een de letterlijke genadeslag toe te dienen, want kogels werden gespaard ... Het meest wraakroepende in Tuol Sleng zijn de honderden foto's van slachtoffers. De Rode Khmer nam een soort van pasfoto van iedereen die in Tuol Sleng werd opgesloten. De meeste van die fotos zijn op het einde door de bewakers verbrand, maar er waren er gewoon teveel om ze allemaal te doen verdwijnen. Honderden Cambodianen, Thai, Vietnamezen en ook een paar Europeanen, Australiers en Amerikanen kijken je er aan met blikken in hun ogen die je nooit meer vergeet: mensen zonder hoop, mensen in doodsangst, mensen die afzien van de pijn, mensen die weten dat ze hun geliefden nooit meer weer zullen zien en hier en daar mensen die zich erbij neer hebben gelegd ... maar allemaal mensen kort na de foto gemarteld en afgemaakt als beesten ... Dit is de Holocaust van Azie. De schilderijen die er de gruweldaden afbeelden zijn gemaakt door een overlevende van Tuol Sleng. (Zo waren er maar 7 trouwens.) De Rode Khmer hadden hem nodig om propaganda schilderijen te maken maar na de bevrijding door de Vietnamezen begon hij te schilderen wat hij zich herinnerde. In een documentaire film die ze tonen in het museum zie je deze man samen met een van de toenmalige bewakers langs zijn werken lopen. Telkens opnieuw vraagt de schilder of hij heeft gelogen of overdreven en telkens opnieuw zegt de bewaker neen ... Om even een beeld te schetsen: op een van de schilderijen zie je een Rode Khmer soldaat naast een berg dode babys en kinderen. Deze soldaat slingert een baby in de lucht, geweer met bajonet in de aanslag om de baby ermee op te vangen en de moeder die wanhopig maar tevergeefs probeert dit te voorkomen kijkt toe. Deze daad op zich is al ondenkbaar wreed, maar de moeders ook nog eens dwingen te kijken ... Als we het zo proberen op te schrijven is het eigenlijk te gruwelijk voor woorden. De meeste verantwoordelijken voor al deze vreselijkheden leven vandaag nog gewoon naast en tussen hun slachtoffers van toen. Van rechtzaken is nog steeds geen sprake (geweest) en zelfs Pol Pot is nooit voor een rechter verschenen, laat staan veroordeeld. De gevolgen van Pol Pots idealen zijn hier dan ook nog zeer voel- en zichtbaar. Het straatbeeld is erg hard: overal mensen met geamputeerde armen en benen die proberen iets te verdienen door te bedelen of iets te verkopen. Gevolgen van een wreed en nog zeer recent verleden...
Op de bus naar Bangkok leerden we Neil kennen. Een nogal a-typische Zweed in die zin dat hij overduidelijke Aziatische ouders had en dus donkere huid, zwart haar en donkere ogen ipv blond en blauw. Met roots in Cambodia was Neil een ideale gesprekspartner voor wat tips en reisadvies van mee te krijgen. Ook over de geschiedenis van het land - meer bepaald de periode van de Rode Khmer - wist hij ons wat te vertellen. Zijn nonkel, een bankbediende is na de staatsgreep in Cambodia net zoals ongeveer alle andere opgeleide Khmers opgepakt geweest en meegevoerd voor ondervraging. De Rode Khmer vroeg aan iedereen welk beroep ze hadden uitgeoefend voor de staatsgreep en al snel begreep Neils nonkel dat hij zijn leven enkel kon redden door zijn ware beroep te verbergen en te zeggen dat hij zijn geld verdiende door te stelen. Andere mensen in de rij die vertelden dat ze leraar waren of architect werden ter plaatse geexecuteerd. Hij had zijn leven te danken aan het gelukkige (voor hem) feit dat hij als laatste in de rij stond.. Na de bevrijding door Vietnam is hij een eigen en succesvolle zaak begonnen. Toen hij jaren later de vrouw tegenkwam die hem in der tijd had ondervraagd - daders en slachtoffers leven nog altijd naast elkaar in Cambodia - deelde ze hem doodleuk mee dat ze hem beter ook had geexecuteerd. Dat was onze eerste kennismaking met de Rode Khmer. Rond 04.00h ' s ochtends arriveerde onze bus in Bangkok. We volgden Neil, die met Bangkok bekend was, naar een guesthouse dichtbij Khao San Road: de backpackers buurt van Bangkok. Een beetje ongemakkelijk en op onze hoede omwille van het meestal gevaarlijke uur om met al je spullen op je rug in een grote stad rond te lopen, kwamen we tot de verrassende ontdekking dat Bangkok blijkbaar een vrij veilige stad is. Niemand viel ons lastig, niemand probeerde ons een taxi in te lokken... Ook de buurt rond Khao San was een zeer aangenaam: smalle, maar aangename straatjes met hotels, guesthouses en nog veel meer mobiele kraampjes waar eten wordt verkocht van kipsate's tot gebraden insecten en van cocktails tot cornflakes met melk. Natacha heeft zich daar te goed gedaan aan lekker fruitshakes (vele vruchten waren ons tot dan onbekend). Het centrum was druk, met hoge bebouwing en wat ons opviel was vooral het groot aantal kleurrijke taxi's maar de zeer openlijke en ook aanvaardde homo-subcultuur. In ons guesthouse merkte Frank nog wel dat zijn rugzak doorzocht was geweest op de bus: deze keer was enkel ons Zwitsers zakmes verdwenen, maar we waren wel een vreemde toiletzak rijker. Die hebben we maar snel in een vuilbak gedumpt. Wat Thailand in het algemeen betreft kunnen we ook nog zeggen dat de koninklijke familie hier heilig is. Overal foto's, posters en spreuken over hoe goed en meelevend de koning is, een urenlange speech van de koningin op TV omwille van haar verjaardag enz... Een heel andere houding dan die van de gemiddelde Belg ten opzichte van het koningshuis. En zo komt er ook een einde aan ons verblijf in Thailand. Alweer een land minder. Nog 3 te gaan nu. Cambodia, here we come...
Most of the people who read this blog have probably heard of Phi Phi Island before, either in the movie "The Bach" that was partially filmed near here or because of the terrible Tsunami that devastated most of this tropical paradise in 2004. Phi Phi used to be a small fishing community, but since "The Beach" came out, propelling Leonardo Di Caprio to stardom, the place has been and still is overrun by tourists on a daily basis. In low season though, the island remains as charming as ever and even its best beaches do not see more than the occasional sunbather. In our opinion, the best place to stay here is on Long Beach. Contrary to Ton Sai Bay, with the main harbor, the majority of the islands population and a huge amount of guesthouses and hotels all rebuilt at an amazing pace since 2004 this bay boasts a heavenly stretch of white sand beach, backed by palm trees which hide the rows of bungalows and bamboo huts further inland. Here, relaxing on the beach with only a dozen or so other people in sight, it is very hard to imagine you will ever leave again. Add to this an amazing view of the limestone cliffs of the islands further out in the ocean and a small rocky island just off the coast which is ideal for snorkeling from the beach at the right time of the day it is actually impossible NOT to see sharks there and even real Belgian Fries with stoofvleessaus and homemade tartar sauce would not have enough appeal to get you or us off of this small paradise. Obviously we stayed here the first few days. We rented one of the nicest bungalows, right on the beach and imagined we were Tom Hanks in Castaway, only with good food and decent dental care nearby. The only thing that made us move from here to Tonsai Bay after a few days everything is quite a bit cheaper there was diving We decided to stay longer on Phi Phi island, giving up on the idea of exploring the North of Thailand, so we could go diving a couple of times more than we had originally budgeted and planned. So, reluctantly we left our own little paradise behind and found u a room in Tonsai Bay for only 7 euro a night and started to save our money. On top of sleeping cheap this also meant eating cheap (no more BBQ chicken with fries and salad but fried noodles and fried rice), and finding cheap entertainment. For every 2/3 days of living like this we would earn ourselves and extra day of diving though, so it was more than worth it to sacrifice some of our comforts. Harlequin Scuba is the name of a small dive shop on the island. They are the only ones going out in a small boat of their own while most other shops charter places on the big dive boats of the bigger outfits. The latter usually translates itself into overcrowded dive trips, chaos when everyone wants to get ready to jump into the water and just too may people scaring off most of the interesting marine life below the surface. Whereas with Harlequin it was just the two of us going out on our first dive and a dive master of course. At the end of the second dive day however, the engine of the boat broke down unfortunately taking it out of action for our remaining dives. The weather on Phi Phi island was good; much better than on the mainland where it rains more and the sun does not come peaking through the clouds that often. But because of some minor tidal currents, the visibility under wtre can never be completely predicted by only looking at the weather forecasts. Overall, the diving here was really good. There is a lot to see and there are around 20 different dive sites to choose from, even though most companies will always go out to the best ones, Bida Nok and Bida Nai, if the conditions are right. These sites are 2 small islands only 30 minutes away by boat and on all sides they are flanked by impressive limestone cliffs that slope down into the water where there is enough biological diversity to satisfy all levels of divers: sea snakes, turtles, box fish, moray eels, lion fish, star fish, colorful sea urchins, another leopard shark Most of these we had seen before but we also had some close encounters of the third kind. The most special one was definitely our first sighting of a sea horse. In Phuket, a dive master had told us we would not be able to see any this time of year because they are hibernating. This turned out to be complete nonsense though as Jamie- our dive master from Harlequin knew exactly where to find at least one: tucked away between some yellow fan coral the little thing was trying its best to be the fan coral. In other words, if your dive master does not know where to look they are really hard to spot. A creature we had met before on our plate during lunch, but not yet under water was the squid. A master of camouflage, it can change color in the blink of an eye. It probably thought it was invisible to us, blending into the background completely, because it swam on undisturbed, calmly and graciously while we were filming and photographing it from all sides. Another noteworthy adrenaline-filled event was when our group was surrounded by dozens of black tipped reef sharks during one of the last dives. First we saw one, but soon others came out of the blue and they kept on coming until we saw them circling us on all sides. Though they are considered to be harmless, when they swarm in groups like that, it is hard to keep your breathing (and heartbeat) under control. Unfortunately an ear infection forced Natacha to unwillingly skip the last two dive days, including the shark siege. Noteworthy as well, though for reasons of extreme stupidity, was Franks attempt at cleaning up the under water cameras memory card. Some of the less successful pictures had to be deleted before burning everything on CD, and Frank did this so thoroughly that we ended up with an empty memory card instead. All our pictures of diving and snorkeling since and including Bali gone in a second I could have run my head into the wall a couple of times, but considering the fact that we were staying in a cheap room this would have accomplished nothing but a head-sized hole in the wall. With only two days of diving and snorkeling left we would have to be very lucky indeed to see and photograph all these animals again. But we managed quite well. A lot of nice pictures were lost but we also managed to take a lot of new ones, both while snorkeling and diving. The squid, the shrimp and the rays are about the only creatures we could not get back on film. (Hard) Lesson learned: never hit OK when you are in the "Format Memory Card" menu on the camera to check how much space is left. What else do we need to tell you about our stay on Phi Phi? Ah yes, at night, there are some amazing fire shows at the bars on the beach. To the rhythm of music, daredevils juggle with burning sticks throwing them in the air and swinging them around to create a magnificent light show. The smell of diesel fuel does not in the least diminish this spectacles entertainment value. When you are not into diving or snorkeling, Phi Phi also is a great place to just relax with a book at a seaside bar, to enjoy sumptuous fresh sea food meals, to admire the magnificent views of the massive lime stone cliffs emerging from the turquoise water, to treat yourself to cheap Thai, oil or foot massage or imply indulge in some people watching. You will never get bored here, and just like us, you will not want to leave. But all things, good and bad must come to an end unfortunately, even if you do not want them to. The morning we had to go, waiting for the ferry to leave, we caught a glimpse of Jamie going out again with another group of divers. Sad to be on the "wrong" boat, we said goodbye, taking at least some comfort in the fact that Bangkok, Cambodia, Vietnam and India are still on the rapidly decreasing list of places to go. And who knows, some of them might be as good or even better than gorgeous Phi Phi Island.
As we are heading further North, the weather is supposed to change into what is typical for a rainy season: heavy- but usually not long-lasting showers, occasional thunderstorms, high tempertures and high humidity. But so far Phuket - our first stop in Thailand - has been only hot and humid. We checked into a small hotel called Divers' Inn. This sounded like the perfect place to acomodate not only ourselves, but also our diving plans. We arranged to meet Simon, the owner of both the hotel and a small dive shop, to find out more about the various dive sites and the current dive conditions. Regrettably, Thailands' best and (the more remote) dive locations - the Similan Islands and Surin Islands - are off-limits during the rainy season due to heavy seas. But nearby sites like the King Cruiser wreck, Shark Point and Koh Doc Mai are still easily accessible and should offer a medium to good visibility. While fitting our dive equipment, we were introduced to Dimitri, the first and so far only Belgian/Flemish dive instructor we have met. The next morning we shipped out. We would reach our first dive site in about 1 hour, so we had some time to relax and get to know the other divers on the boat and our Thai Dive Master. The boat was a comfortable one this time, capable of taking some 25 divers to various off-shore locations. Due to the low season, however, there were only around 16 which made the trip even more comfortable and relaxing. The King Cruiser wreck is a fairly new wreck. It's a passenger ferry that sunk around 10 years ago. Luckily, none of its passengers suffered the same fate. As it is so new, we did not expect to see a lot of coral this time, but barracuda, big lion fish, mooray eels and big schools of various other fish reportedly make this a good dive, nevertheless. To our disappointment however, we discovered that the visibility had drastically deteriorated overnight. We did not really see more than 2-3 meters. Although this makes a wreck dive quite challenging , it does not allow for easy spotting of aquatic life. We did manage to see some very big and beautiful lion fish, some exotic star fish and mooray eels but overall it was one of the worst dives so far. Shark Point, our next dive, would however more than compensate for this. Shark Point is a collection of 3 under water hills or pinnacles. These pinnacles are full of soft corals and these in turn attract masses of fish. There is quite a strong current here so after our descent we just drifted along. After only 5 minutes we had our first adrenaline-filled encounter with.... a leopard shark, a magnificant but harmless animal covered with dots just like a leopard. It must have been sleeping becausewe were able to sit down next to it on the ocean floor only 1-2 meters away. After taking about a dozen pictures and making a movie, both the shark and we swam on.The rest of the dive was good even though we didn't see any other spectacular monsters of the deep. Back on the boat we find out most of the pictures came out perfect and the poor circumstances of our first dive were quietly forgotten. In the distance we could already see our last dive site Koh Doc Mai which was on the way back to the harbour and - sadly for us - shrouded in dark thunder clouds. We all feared this meant our diving day would end a bit sooner than expected, but by the time the boat got there, the sun was out again and we all jumped in, eager to meet the cleaner schrimps that would give us a free manicure. Cleaner schrimps live in cracks and crevices of rocky under water walls.When you quietly put your hand at the entrance of such a hole, 1 schrimp - let's call him quality control - comes out to check if your nails have enough quality dirt to offer. If you have been washing your hands too thoroughly, nothing else happens. But if quality control discovers you're carrying an all you can eat buffet under each of your fingernails, the whole shrimp army comes out and starts to enjoy the feast. This was the first time we had schrimp nibble at us instead of the other way around. And superclean nails are a nice bonus to any dive. Back on shore, our heads still going over the under water adventures of the day, we managed to forget our camera aboard the boat. This absolutely perfect day was about to turn into a financial nightmare after all... Luckily the dive company we used was a really professional oufit though and the next morning our camera was delivered without harm at the reception of our hotel. Relieved and thankful, we were now ready to head to what would turn out to be another of the real highlights of our entire trip: PhiPhi Don Island
Om Chantal de kans te geven ook even van de jetlag te bekomen bleven we nog twee dagen rondhangen in Kuta maar daarna ging het terug richting Noorden, naar Amed deze keer, iets ten oosten van Lovina. We kwamen in een zeer leuk hotel/resort terecht vlak aan het strand. Het stond dan wel vol vissersboten, maar er bleef nog genoeg plaats over voor een handdoek en 3 Belgische toeristen en het ontbreken van hordes toeristen en verkopers was een verademing. Er bleek vlak voor de kust ook nog een klein maar prachtig koraalrif te liggen wat snorkelen dan weer heel interessant maakte. Het was wel duidelijk dat het rif volop in herstel was, want overal zag je ook dood koraal liggen, ten gevolge van het nu verboden vissen met dynamiet. Gelukkig bleef er nog genoeg pracht over om het snorkelen interessant te maken. We haalden zelfs Chantal over om het een keertje te proberen en na een degelijke training in het zwembad ging ze met ons mee. Haar eerste kennismaking met de wereld onder water ging haar zo goed af dat ze ook de volgende dag met ons meeging naar Tulamben waar zij zou gaan snorkelen terwijl wij zouden gaan duiken naar het scheepswrak van de USS Liberty. Gekelderd door de Jappanners tijdens WOII en daarna naar de kust gesleept, vormt dit wrak een een zeer gemakkelijk bereikbare en populaire dive site. Het wrak is nog niet helemaal overgroeid met koralen zoals de Yongala in Townsville, maar je kan echt in het wrak komen en grote scholen vissen maken er een duik van die de moeite en het geld waard is. Terug boven water vroeg onze dive master of Chantal niet geinteresseerd was in duiken (het snorkelen hier was niet zon geweldig succes geweest) en tot onze verbazing zei ze ja. De volgende ochtend gingen wij nog een andere duik doen terwijl Chantal haar eerste les volgde. We zagen geen wrak deze keer, maar het was toch een specilae duik. Er stond veel stroming en we konden ons dan ook gewoon laten drijven langs een koraalrif dat vol stond met reusachtige sponzen en koralen in de vorm van vazen. We zagen voor het eerst ook een octopus en een lionfish (ik denk dat die in het Nederlands Zeeduivel heet). Terug bij de dive shop waren we zeer benieuwd naar de ervaringen van Chantal. Er waren wel wat problemen geweest met de duikbril blijkbaar, maar dat weerhield haar niet om een tweede duik te wagen samen met ons. Gewapend met een nieuwe duikbril en een dosis goede moed gingen we met zn vieren op verkenning rond het Japanse wrak deze keer. Dit bleek uiteindelijk een dive site te zijn met vrij veel stroming en zeer slechte zichtbaarheid. Niet evident voor een beginnend duiker, maar Chantal bracht het er glansrijk vanaf. Het einde van ons verblijf op Bali begon nu stilaan in zicht te komen, zowel voor ons als voor Chantal. Er restte ons niets anders meer dan opnieuw een lange rit naar Kuta te ondernemen. Daar hadden de zusjes nog wat tijd uitgetrokken om het binnenland te verkennen (Ubud, Tanah Lot) en de laatste dag was gereserveerd voor shoppen. Met een aantal nieuwe T-shirts en zilveren ringen op zak baanden we ons voor de laatste keer een weg doorheen het drukke verkeer naar de luchthaven. Chantal zat op dezelfde vlucht naar Bangkok maar daar zouden onze wegen opnieuw scheiden ... Wij naar Phuket, Chantal naar Brussel. Opnieuw een zeer warme omhelzing en een paar traantjes, maar ook getroost door de wetenschap dat we elkaar over 3 maanden weer terug zouden zien. Jaja, 3 maanden. We zijn dus al 9 maanden onderweg. Het lijkt veel minder. We kijken ondertussen met gemengde gevoelens uit naar onze terugkeer. Aan de ene kant missen we allebei onze familie en vrienden (en ne goeie Belgische friet!), maar het verslavende gevoel van elke dag weer andere avonturen mee te maken zal toch moeilijk op te geven zijn. Niet meer duiken, geen lange trektochten meer door de jungle, terug wennen aan de routine van het werkende leven ... EN aan de winter natuurlijk! We zullen er nog maar niet te lang bij blijven stilstaan. We hebben nog 3 maanden. Volgende afspraak vanuit Thailand!
In het zuiden van het eiland Bali ligt wat men een kleine kolonie van Australie kan noemen: Kuta. Een massa toeristen (waaronder dus zeer veel Australiers) baant er zich een weg door de kleine, smalle straatjes onder een warme zon die het hele jaar door schijnt. Het klimaat hier is net iets aangenamer dan in Sydney: De temperatuur zakt nooit onder de 25 graden en zelfs in de zomer wordt het nooit echt te heet. De meeste toeristen die het ieland bezoeken blijven in Kuta en verkennen het eiland van hieruit door middle van dagtrips die in de ontelbare kleine reisbureautjes aan de man worden gebracht. Deze massale aanwezigheid van buitenlands geld brengt een overbevolking van de regio met zich mee die zich vertaalt in vuile stranden, sluikstorten, files die 24 uur per dag en 7 dagen per week de lucht vol uitlaatgassen pompen ... Niet echt het beeld dat we van Bali hadden, maar we hadden al wel gehoord dat we Kuta niet als representatief mochten beschouwen voor de rest van het eiland. De voornaamste publiekslokkers van Kuta zijn het strand met echt ideale omstandigheden om te surfen (ondanks de vervuiling) en het uitgebreide en wilde nachtleven dat enkele jaren geleden door verwoestende bomaanslagen een zware klap heeft gekregen. Iets nminder leuk maar je went er snel aan - zijn de talloze verkopers die je bijna aanklampen in de hoop dat je iets van hun spullen koopt. Cheap price! Cheap price! Morning price! Transport!? Transport!? ... na een tijdje ga je er bijna van dromen. En toch, hun taktieken schijnen te werken. Ook bij ons. De eerste ochtend, we waren nog maar net de straat opgewandeld, werden we al aangesproken door een jongeman die ons allebei een enveloppe in de hand duwde. Bij het openen ervan bleek dat we een geweldige prijs hadden gewonnen in een soort van tombola die kaderde in een project om van Bali weer een vakantiebestemming te maken met een goede reputatie. We hadden echt 100% zeker gewonnen en moesten enkel nog met hem meegaan naar de hoofdzetel waar we na het deelnemen aan een soort van promotiecampagne onze prijs overhandigd zouden krijgen: 500 dollar, een week gratis verblijf in een 4 sterren resort of een digitale videocamera. Aangezien we toch tijd genoeg hadden en onze nieuwsgierigheid gewekt was stemden we in. Bij de hoofdzetel aangekomen werden we voorgesteld aan Nicolai, een Rus die ons de hele uitleg zou geven. Vreemd, dachten we, een rus die Bali terug op de toeristische kaart moet zetten? Al gauw bleek dat de hele achtergrond van het verhaal uit de lucht was gegrepen en dat het hier om een bedrijf ging dat Timeshare verkoopt op Bali. We hadden inderdaad recht op onze prijs maar we moesten wel eerst de hele brainwashpraat van de verkoper doorstaan vooraleer we onze prijs zouden krijgen. Bovendien moesten we onze antwoorden goed kiezen want als je niet genoeg verdient of als ze ontdekken dat je een rugzaktoerist bent met een klein budget, dan kom je al niet meer in aanmerking. We waren echter goed op de hoogte gebracht hiervan door de verkoper die ons op straat de enveloppes had toegestopt en na ongeveer twee uur en een beleefde weigering om in te tekenen onzentwege mochten we onze prijs in ontvangst nemen: een week gratis in een resort te kiezen uit een vooraf bepaalde selectie. Wat tijd verloren maar uiteindelijk mooi meegenomen. Zeker omdat we volgende jaar niet veel geld zullen hebben om op vakantie te gaan ... ;-) Maar eerst nog zien voor we geloven ... s Anderendaags slaagden we er wel in om de timeshareleurders van ons af te houden en belandden we op het strand. Frank huurde een surfboard en amuseerde zich in het water terwijl Natacha genoot van de zon en vers fruit op het strand. De golven hier zijn echter vrij groot, te groot eigenlijk voor beginners. Na een uur of twee en het drinken van zon 5 liter zout water wisselde Frank zijn surfplank dan ook voor een Bodyboard dat iets gemakkelijker te controleren en te gebruiken is wanneer golven van 3-4 meter hoog over je heen razen. Maar toch ... reuzepret!!! Bali heeft echter meer te bieden dan zon, zee, strand en nachtleven. Iets meer naar het noorden ligt het artisieke centrum van dit eiland: Ubud. Samen met een Nederlands koppel begonnen we s anderendaags aan een dagtrip in deze regio. De tour begon zeer goed met een traditionele dans/theatervoorstelling Barong dans - waarbij veel gebruik wordt gemaakt van kleurrijke kostuums en maskers. Dit soort dansen wordt in principe enkel opgevoerd bij speciale ceremonies, maar tegenwoordig dus ook voor de almachtige toeristische dollar. Ondanks het ontbreken van authenticiteit was dit als eerste kennismaking met de Indonesische cultuur toch een indrukwekkende ervaring. Vooral de muziek was zeer ... vreemd. Na de toneelopvoering zouden we een staaltje te zien krijgen van andere kunsten en ambachten die typisch zijn voor de omgeving en Bali in het algemeen zoals houtsnijwerk, zilversmeedkunst, schilderkunst en beeldhouwkunst. We kunnen niet ontkennen dat de artiesten in kwestie enorm veel talent en creativiteit bezitten, maar dit was toch het minst interessante deel van de tour, omdat de bedoeling duidelijk verkopen was in plaats van ons iets te leren over de kunsten zelf. Het begon stilaan tijd te worden voor de lunch nu en daarvoor stopten we bij een veel te duur restaurant vlak naast de indrukwekkende Batur vulkaan meer naar het Noordoosten. Met een vulkanisch meer in het dal een echt postkaartmoment, maar we vonden de foto de enorme omweg niet echt waard. Het laatste deel van de tour bracht ons terug naar de zuidkust, meer bepaald naar de tempel van Tanah Lot waar hordes toeristen elke avond naar de zonsondergang gan kijken. De tempel is klein, helemaal niet groot genoeg om op zich een publiekstrekker te zijn, maar de ligging op een klif in de zee maakt er een zeer mooi plaatje van. Met een pintje op het terras van 1 van de cafeetjes is het hier echt wel genieten van het einde van een lange dag in de auto. Omdat we ondertussen wel genoeg gezien hadden van de drukte hier in het zuiden, besloten we te vluchten naar het noorden van het eiland, naar Lovina. Toeristen komen daar sinds de aanslagen bijna niet meer (vreemd eigenlijk want de aanslagen waren in Kuta ...) dus de stranden zijn minder druk en er zijn nog mooie plaatsen om te duiken en snorkelen ... Maar wat ons het meest interesseerde waren de dolfijnen die je er s ochtends met een traditionele vissersboot kan gaan bekijken. De eerste avond brachten we - een beetje per vergissing - door in een klein hotelletje wat verder weg van het centrum. In de straat waren er maar 2 plaatsen waar je iets kon eten en zo leerden we Putu kennen, de uitbater van het kleinste van de twee restaurants. Hij vertelde ons dat de gevolgen van de bomaanslagen vooral aan deze kant van het eiland nog steeds zeer voelbaar zijn. Hijzelf is 3/4de van zijn clienteel kwijt geraakt en kan amper zijn hoofd boven water houden, laat staan zijn kinderen naar school sturen. Iets wat hij meermaals herhaalde in de hoop op wat Belgische steun ... Om toch iets meer in het centrum te zitten zochten en vonden we de volgende dag een leuk hotel met zwembad waar we onze eigen bungalow konden huren voor een zeer democratische prijs. Een luxe die ondenkbaar was in Australie. De rest van de dag brachten we door naast en in het zwembad. De volgende ochtend waren we al zeer vroeg (06.00 uur) op weg naar onze ontmoeting met de dolfijnen. Maar wat een teleurstelling ... In totaal waren er misschien wel 70-80 bootjes met toeristen (die vaak helemaal van Kuta komen) op zoek naar de dolfijnen. En toen we ze eenmaal gevonden hadden was de commotie zo groot dat de dolfijnen wijselijk verkozen om onder water te blijven. Enkel de zonsopgang was de moeite waard. Gelukkig stond ons nog een enorme verrassing te wachten later die dag. Toen we onze e-mail gingen checken bleek dat Chantal, de zus van Natacha, voor een week naar Bali zou komen voor een bezoek. Tot onze grote verbazing zou ze al twee dagen later landen in Denpasar, de hoofdstad. Dit gaf ons nog net tijd genoeg in Lovina om de omgeving te verkennen door een auto met chaufeur te huren voor een dag. We sjeesden dus nog snel even langs een plaatselijke en best mooie waterval, warmwaterbronnen waar het heerlijk zwemmen was en het hoogtepunt van de dag: Ulun Danu, een prachtige tempel gelegen aan de oevers van een idyllisch meer. Onze chauffeur was niet echt een gids, maar toch kon hij ons veel vertellen over de hindu cultuur en het plaatselijke leven. Made was een toffe jongeman die niet bang was van een open en eerlijk gesprek over cultuur en religie en wat de (vaak benarde) positie van de vrouw is hierin. s Anderendaags duurde de rit terug naar Kuta een goede 4 uur. Dit gaf ons nog ruim de tijd om Chantal in de namiddag af te halen op de luchthaven. Vol ongeduld stonden we te wachten tot plots ... een vreugdekreet! Een warme omhelzing en een paar traantjes later zaten we te bekomen van de emotie op een terrasje aan de luchthaven. Na wat nieuws van het thuisfront: een briefje van Marisol en Tibo en een mooie tekening van Daan, waren we klaar om er een fantastische week van te maken.