|
En toen kwam de zon weer met haar alsmaar verzengende warmte en fel wit licht die pijn deed aan de ogen. En met de zon de gedachten die dwars door je heen gingen en een spoor van achtergebleven restjes van onzekerheid achter liet. Verscholen, op vlucht voor dat felle warme licht. Mijn zoektocht gaat verder, nog steeds met vallen en opstaan, met meer vallen dan opstaan, met recht kruipen maar toch gebogen blijven. En blijven verder gaan. Gebroken wit bij ieder jaartje bij. En woordeloos blijven. Gebroken wit wordt nog doffer zelfs in t felle licht van de zon.
De zon speelt met haar schaduwen, spel van licht en schaduw, de woordenstroom begint te stotteren en het schrijven zo moeilijk omdat het denken sneller gaat. En het niet meer opschrijfbaar is omdat de onafgewerkte zinnen niet meer verstaanbaar zijn.
|