Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
E-mail mij
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
fotograffiti
de blog die in feite niet meer bestaat: fotofragmenten in tekstslierten
26-06-2009
Moleskine schrijfsels
Staren door het venster van mijn ziel, gevoelens verborgen achter een muur.
Zonnestralen leggen lichtstrepen binnenhuis waar ontelbare stofdeeltjes opdwarrelen. Lichtstrepen op de kaften van mijn boeken. Gelezen en ongelezen. Ik moet dringend eens kijken wat ik wil weggooien maar ik kan het niet. Ze staan daar netjes op een rij, op rijen, netjes kaft tegen kaft, willekeurig. Er zit helemaal geen systeem in mijn boekenkast. Boeken op mijn tafel en zelfs op de grond. Soms stoort het mij, soms ook niet. Geen idee waarom ik boeken koop, eenmaal gelezen en dan nooit meer. Ik neem zo moeilijk afscheid van dingen.
En mensen vraag je aan mij ? Neem je moeilijk afscheid van mensen? Sommigen blijven voor altijd in mijn hart, anderen zijn verdrongen in mijn geheime kamers of verborgen achter een muur. Ja dus, ik neem moeilijk afscheid van mensen. En toch geldt het gezegde: uit het oog, uit het hart ook voor mij. Of toch niet helemaal, sommige mensen blijven steeds staren door het venster van mijn ziel. Ze hebben een stukje van mijn hart meegenomen maar ik vergeef het hen. Herinneringen voor eeuwig gekrast. Ik zal er mee moeten leven.
Winterzon gefilterd door bleke doorzichtige overgordijnen. Gevoelens geborgen.
Soms staat een mens op een keerpunt in zijn leven. Verder gaan of niet?
Weet je dat ik liever houd van de regen dan van de zon. Van de frisse koele wind die je soms doet huiveren en dan toch op een verlaten terrasje zitten of doelloos rond slenteren langs stille verlaten straten. De stad van jou alleen. Als het eerste ochtendlicht nog moet verschijnen, tussen schemer en dageraad, als de nachtraven moeten plaats ruimen voor de ochtendmensen dan kuier ik het liefst rond bij het langzaam ontwaken van de stad.
En de daklozen en clochards voor het leven liggen nog in het park, languit gestrekt op de banken met als enige deken een stuk karton. Of gewoon in het gras liggend met naast hun de bruine papieren zakken met lege flessen goedkope alcohol. Heel de dag je laveloos drinken om je dag door te komen, te overleven en te vergeten. Overleven door je hersens kapot te maken zodat de rondspokende demonen je niet langer komen pijnigen.
Het was het uur dat de kranten verschijnen en de eerste cafeetjes opengaan. Ik zit dan aan een tafeltje voor het raam en lees de nog maagdelijke kreukvrije krant met een vers kopje koffie erbij. Een krant in je eigen taal in het buitenland, een gevoel van thuiskomen. En hier noteer ik in mijn moleskine notaboekje mijn hersensspinsels. En het eerste zonlicht maakt lichtstrepen op mijn tafeltje en krant. Herinneringen aan vroeger, verborgen gevoelens, vergeten gevoelens. Ik heb je nooit meer teruggezien. Ik kan niet vergeten.
Ik kan je niets geven, ik kan je niets beloven. Enkel herinneringen van vervlogen momenten uit mijn saaie leven. Vluchtig neergeschreven kribbelingskes uit mijn kleine zwarte boekje die ik met jou wil delen. Woorden uit mijn fictief zwerversbestaan. Kleine letterdruppeltjes zoals tikkende regen op de bladeren van mijn boom waaronder ik schuil. En mijn wangen worden nat maar ik weet niet of het komt van de regen.
In al zijn dromen had hij de laatste tijd een déja-vu gevoel. Alles kwam terug. Herinneringen van jaren terug, voorbije momenten, gemiste kansen en de zeldzame gelukkige tijden.
Hij was dit weekend terug gevlucht naar het penthouse. Zijn plek heel hoog waar nooit iemand anders kwam. Hij had gekeken naar de zabberende miezerige regennevel die het uitzicht iets monochrooms maakte. Melancholische momenten. Een vlucht voor de werkelijkheid, zich opsluiten voor de buitenwereld waar hij zo weinig uitstaans met had. Hij was een gevangene geworden van zijn luxe. Zijn thuis was heel belangrijk.
In de nadagen van de val van de Berlijnse Muur stond hij voor de Branderburger Tor in het verlengde van Unter den Linden, de grootse protserige avenue. Het motregende en de grensovergang tussen Oost- en West-Berlijn bestond nog. Het was nog één grote onbebouwde lege vlakte. Enerzijds voelde hij zich gelukkig omdat hij op deze historische plek stond en anderzijds voelde hij een tristesse over zich heen vloeien omdat hij dit geluk met niemand kon delen. Hij kreeg een eenzaam gevoel van daar te staan in die miezerige regen met daarbij nog een schoen waarvan de zool los hing zodat hij met een natte kous verder moest lopen. Om de koude te verdrijven was hij een oude kroeg binnengestapt die op dit vroege uur, het was amper acht uur in de morgen, toch al open was. En met zijn gebrekkig Duits had hij een koffie besteld aan het jonge meisje die hier dienstertje was. Ze hoorde meteen dat hij een buitenlander was en vroeg van waar hij kwam.
België zei hij.
Kan ik mee met jou naar België? vroeg ze spontaan.
Hij keek verbaasd naar haar en stamelde dat dit niet ging. Hoe kon hij een meisje van de DDR want Duitsland was toen nog niet herenigd meenemen naar België.
Ze keek teleurgesteld maar drong verder niet aan. Hij dronk zijn koffie uit en stapte naar buiten. Terug in de nattigheid.
Daar zat hij aan te denken bij het naar buiten kijken van het grote raam van het dakappartement. Niemand kwam zomaar zijn leven binnen. Niet meer.
Hij voelde zich nog steeds de onzekere puber in een oudmensen lichaam de laatste tijd.
Alle mensen hebben geheimen. Zijn geheim was dat hij niet wou dat iemand dacht dat hij geheimen had. Hoe minder iemand van hem afwist hoe beter hij dat vond. Voor de buitenwereld had hij dus helemaal geen geheimen en zo moest dit blijven.
In de koelte van zijn penthouse genoot hij van een heerlijk kopje espresso. Als er iets was waar hij kon van genieten was het een perfect gemaakte espresso. Hij had een Nespresso apparaat aangeschaft voor het gebruiksgemak en omdat hij hier toch altijd alleen was. Hij had een hekel aan dat opgewarmd bruin sop dat men hem voorschotelde en dat koffie moest voorstellen. Na twee tassen kreeg hij zure oprispingen en was zijn maag van streek.
Zijn geheim was dat hij de eenzaamheid verkoos in plaats van gezelschap. En dat hij daar van genoot. Hij voelde zich ongemakkelijk in grote menigten, al verschool hij zich dikwijls in de massa. Hij was dan eentje van de zo velen, anoniem opgaan in de mensenzee.
De straat was overvol toeristen. Van die slenterende rondkijkende en meestal opdringende massa die doelloos op weg waren naar bezienswaardigheden die uitgebreid in hun stadsgids stond beschreven. Niemand van de kudde die het beschreven pad zou verlaten uit angst om verloren te lopen. Hij liep tussen de massa met zijn fototoestel op zoek naar een geschikt onderwerp die zou passen in de opdracht die hij had gekregen van een toeristisch magazine. Zoek iemand die opvalt in de grijsheid van het bestaan. Een eye-catcher op paginagrootte.
Na een uur innerlijk vloekend de stroom toeristen te hebben geobserveerd kreeg hij plots het in zijn camerazoeker. Ze had halflang zwart haar, droeg een zonnebril en had een fototoestel rond haar hals hangen. Ze was wel vrij groot, hij schatte haar een 1 meter 75. Ze droeg zwarte kleren maar met een kleurig sjaaltje rond haar hals. Wat haar echter het meest deed opvallen was dat ze zonder schroom de mensen fotografeerde. Iets wat weinig mensen en zelfs fotografen kunnen. Maar haar charmante en ontwapende glimlach deed precies wonderen want niemand weigerde om voor haar camera te staan. Hij observeerde haar een tijdje en met zijn telelens maakte hij een paar opnamen. Het meisje met de zonnebril in haar haren als ze fotografeerde. Hij was als een jager die zijn wild achtervolgde. Ze fascineerde hem. Een mooie leuke meid die plezier had in het fotograferen. Ondanks haar grootte had ze iets fragiel over zich. Na enkele opnames te hebben gemaakt, zij haarscherp en de mensenmassa flou achter haar zodat ze werkelijk uitsprong was hij ze plotseling kwijt. Verbaasd keek hij om zich heen maar hij zag ze niet meer. Vliegensvlug met zijn rugzak vol fotomateriaal liep hij naar de plek waar hij haar voor het laatst zag. Met zijn fototoestel nog in zijn handen draaide hij zich rond op zoek naar haar. En toen hij de hoop verloren had om haar nog terug te zien verscheen ze plotseling voor hem met haar toestel in aanslag en drukte snel enkele keren af. Van verbazing stond hij stil en deed of zei verder niets. Ze keek naar hem en lachte en verdween weer zonder iets te zeggen. Hij had ze nooit meer teruggevonden hoe hij die paar dagen dat hij daar nog was zocht. Het mysterieuze meisje met haar fototoestel. De fotos had hij nooit gebruikt voor commerciële doeleinden.
Peinzend zette hij zijn lege kopje terug op het salontafel. Alle mensen hebben geheimen. Wat was haar geheim?
De misleiding was al jaren bezig, de leugen die waarheid werd. Niemand wist wie hij in werkelijkheid was.
In de nacht van dinsdag op woensdag wou hij dat het anders was. De stroom autos, bumper aan bumper, met gloeiende ogen gleden langzaam onder hem door als kruipende insecten in de donkere nacht. Hij stond boven de brug naar die autozee te kijken en begreep niet waarom er midden in de nacht nog zoveel volk op weg was naar huis of naar ergens anders.
Zijn gedachten waren ook elders, jaren elders. Toen hij de verkeerde keuze maakte en al zijn dromen opborg. Mensen maakten keuzes, mensen maakten fouten en op een bepaalde leeftijd was alles onomkeerbaar.
Het was twee uur in de nacht en hij keerde terug naar huis. De privé-lift gleed geruisloos naar de zevende verdieping. Zijn tweede thuis waarvan niemand wist waar het was. Zijn schuilhol, zijn afzonderingsplek. Niemand mocht weten dat hij eigenaar was van een luxe penthouse van 150 m2 op de hoogste verdieping van een voormalig fabrieksgebouw die nu prachtig gerestaureerd was. Een dakappartement met prachtig uitzicht op de stad. Zijn toevluchtsoord. Hij had altijd iets met steden gehad, vreemdeling tussen de mensen en er werden geen vervelende vragen gesteld. De stad en de nacht en er kunnen op neerkijken als een adelaar. Je voelde je machtig en toch zo klein. De lichtjes, de streepjes lichttrekkende autos. Altijd voelde hij zich gelukkig als hij er naar keek. En de stilte waar hij ook zo van hield net als het alleen zijn. Einzelgänger die soms eenzaam was. Normaal zou hij nu in zijn klein rijhuisje moeten zitten. Het werkmanshuisje die iedereen kende, waar hij normaal woonde. De loft was enkel voor het weekend, na de werkweek, als er toch niemand op bezoek zou komen of naar hem op zoek zou zijn. Het was een dubbelleven die niemand kende.
Hij stak een cd in zijn Bang&Olufsen muziekinstallatie en de weemoedige trompetklanken van Tomasz Stanko klonken zacht doorheen heel het appartement. Met zijn glaasje witte wijn stond hij op het terras te staren. De stad en hij. Heel duister daar buiten en in zijn hart. En de film speelde zich terug af in zijn hoofd. Van tsjilpende mussen op een verlaten speelplaats en het kleine jongetje die verloren stond op de voor hem grote vlakte en droomde dat hij elders was. Weg met de tsjilpende mussen mee. En vrij zijn. Het kleine jongetje dat nog steeds in hem zat. Nog steeds op zoek naar de vrijheid en het verlangen om die vrijheid met iemand te delen wat natuurlijk absurd zou zijn want vrijheid deel je niet met iemand want dan zou je niet meer vrij zijn. Dat wist het kleine jongetje ook al. Het jongetje dat in stilte weende, in een hoekje waar niemand hem zag.
Melancholische klanken in de stilte. Alleen met zijn gedachten. Zou hij van die brug gesprongen zijn in de nacht van dinsdag op woensdag?
Ik heb mijn dromen opgeborgen en mijn verhalen vertelt of toch nog niet allemaal maar wil ik niet dat je ze kent omdat je niet hoeft te weten wie ik in werkelijkheid ben
De passie in mijn leven is verdwenen. De passie, een hartstochtelijke liefhebberij, zoals Van Dale het zo mooi uitdrukt. Maar ook de passie in het leven zelf. Het leven hartstochtelijk liefhebben of iemand liefhebben. De passie in je werk. Alles is verdwenen. Met jaloezie kijk ik naar diegene die gepassioneerd bezig is met iets in zijn leven.
Ik sta op het strand met mijn voeten aan de waterlijn en mijn schoenen worden nat als de zee zich een weg baant tussen de zandkorrels. Het geluid van de ruisende zee, een kind met een schelp tegen zijn oor. Daar sta ik dan, in mijn leven geen eb en vloed meer, alleen maar eb. Het wegvloeien van het water zoals mijn passie. Daar sta ik dan als een idioot met natte voeten. Mijn schoenen zijn er waarschijnlijk aan. Aangetast door het zoutwater. Een man zonder passie, zonder liefde. Zelfs geen passioneel verleden, alleen maar een verleden die niemand zich herinnert. Alleen met de zee.
Het zeewater maakt me koud. Een kille tocht doorheen mijn lichaam die mijn haartjes op de armen doet rechtkomen en mij rillingen geeft. En met mijn natte voeten ga ik terug omhoog, het strand op. Geen herinneringen aan een passie in mijn leven. Zonde om zo te leven. In de herfst van mijn leven gaat het een beetje bergaf met mij. Het zal zo moeten zijn, ik kies mijn leven niet, het leven kiest mij. Ik klaag niet, het lot is mij al goed gezind geweest.
Van op de dijk kijk ik naar de grijze zee die geen grijze zee is. Ze heeft zilveren tinten en witte en bruine vlekken. En lichtblauwe strepen met schuimende witte koppen. Of zie ik dat alleen maar met mijn kinderlijke fantasie. De zee is enkel grijs en heeft geen passie voor mij. Het maakt me droef.
Ik kruip in mijn auto met de verwarming hoog aan om me te verwarmen, om mijn schoenen te drogen. En met de autoradio aan zijn de gedachten ver weg. Ik wil me tegen jouw aanschurken, je warme zachtheid voelen. Mijn hoofd op je schouder leggen en een subtiel vleugje parfum ruiken. Het zijn maar passionele gedachten die me langzaam doden. Geen mens die het zal begrijpen dat dit aan mij knaagt. Jij ook niet omdat ik het jouw nooit zal vertellen. Omdat ik niemand heb om het tegen te vertellen. Alleen zijn met de gedachten.
Ik steek mijn moleskine boekje en mijn vulpen weer weg, na nog eens een laatste keer de woorden te hebben gelezen die ik heb neergeschreven. Ik start mijn auto en met de muziek van Preisner in de cdspeler rijd ik terug naar huis.
Een originele blog is 'gentschetst' waar in plaats van iedere dag een foto te plaatsen, een schets te maken van een dagelijkse situatie. http://gentschetst.blogspot.com/
Weet je dat ik veel nagedacht heb na mijn laatste brief die ik je stuurde. Je bent maar een paar jaar ouder dan ik maar toch heb ik het gevoel dat ik nog veel van je kan leren. Ik ben zelf nogal een onhandige kluns met twee linkerhanden als het op klusjes aankomt en soms verlang ik naar je aanwezigheid om hier in mijn appartement te komen helpen met bepaalde dingen. Ik krijg scheuren in de bepleistering van mijn muren en ik weet begot niet hoe daaraan te beginnen. Jij zou me zeker raad kunnen geven want die stielmannen hier kosten verschrikkelijk veel geld. Hoe zouden die scheuren er komen, misschien door het denderen van de tram in de straat. Je weet wel, er rijden hier nog van die oude blauwe tramstellen uit de jaren zeventig denk ik, die veel kabaal maken. Mijn ruiten trillen er soms van. Nu ja, de meeste appartementen zijn hier oud, het is juist die sfeer waar ik zoveel van houd. Geen lift, enkel houten, krakende uitgesleten treden. Het is wel een beetje uitkijken op die trappen met mijn minder soepele spieren. Zoals je zelf wel weet copain. Gelukkig woon ik op de tweede verdieping. Ach een beetje beweging kan geen kwaad. Ik zit al genoeg binnen met mijn boeken. Ik bezit zoveel boeken dat ik waarschijnlijk sommige nooit zal lezen. Maar ik pak ze graag vast, betast ze liefdevol, ruik er eens aan. Het zijn koesterobjecten voor mij, hebbedingetjes.
Weet je mon copain ondanks mijn ouderdom heb ik nog steeds dromen. Ik, die nochtans dacht dat dromen enkel voor jonge mensen vol met idealen waren. Maar oudere mensen hebben ook dromen. Enkel de tijd die rest is soms te kort om ze te laten uitkomen. Nee, ik ga ze je niet vertellen mijn dromen want dat mag niet. Een beetje bijgeloof hé, nooit je dromen aan iemand vertellen.
De lente is hier nog steeds niet in het land, deze morgen lag er opnieuw een licht laagje wit in de straten. Een laatste sluiptrekking van de winter vermoed ik. Mijn dagelijkse wandelingen in het park moeten wachten vrees ik. En de terrasjes zullen ook moeten wachten. Gelukkig heb ik mijn vaste adresjes om even te verpozen. Ken je nog dat cafeetje met die heerlijke koffie en dat stuk warme appeltaart met een toefje slagroom erop? Ik ga er nog dikwijls naartoe. Er zijn zoveel mooie herinneringen.
Het enige dat ik hier mis is eens een diepgaand gesprek met iemand kunnen voeren. Filosoferen over het leven mijn vriend. Gezellige babbeltjes heb ik genoeg, over het weer, over het dagelijks leven. Ik zou natuurlijk met je kunnen bellen maar dat is toch niet hetzelfde. Sommige dingen vertel je liever als ik je zie. Zoals ik je al eerder schreef, ik ben nogal ouderwets in die dingen. Bellen en mailen en van die toestanden het is niet echt iets voor mij.
Hou je goed copain, ik verwacht een briefje van jou terug, het zal me heel blij maken als ik nog iets van jou hoor.
Ik vernam dat bij jou de lente in het land is. Terwijl hier de winter nog niet helemaal is verdwenen. Al zijn de laatste sneeuwsporen toch weg maar nu regent het elke dag. Ik wacht hoopvol op de prille lentezon, de eerste warmte om terug op een terrasje te zitten op dit enorme plein en mensjes te observeren die komen flaneren. Mijn oude stijve knoken hebben warmte nodig en ik weet dat je me gek verklaarde toen ik besloot om naar hier te verhuizen waar de winters nog winter zijn. En waarom ik toch geen zuiders land verkoos. Maar je weet mon copain dat ik een tegendraads man ben die uiteindelijk toch zijn goesting doet. Ik heb hier nu eenmaal mijn appartementje en ik wil hier blijven. Mijn hart behoort hier. Daarbij, waarom zou ik terugkeren, buiten jou ken ik helemaal niemand meer. Hier blijf ik jong van geest. Weet jij dat je de enige bent die ik nog een handgeschreven brief stuur, zo ouderwets, zo old-fashioned. Ik ben nu eenmaal nog een ouderwets man met ouderwetse gewoontes. Wist je dat de oudere mannen hier nog een kushand geven aan de dames en als ze een dame bezoeken hebben ze altijd een ruiker bloemen mee. Traditioneel blijven ze, een beetje zoals ik. Maar ze mogen van mij zeggen dat ik een ouderwets man ben. Ik ben wie ik ben.
Wanneer kom je nog eens af copain? t Is bijna weer een jaar geleden. Weet je nog, die avond dat we uit de jazzbar kwamen, enigszins aangeschoten door teveel slaapmutsjes en jij bijna over uit ging op het gladde wegdek. IJzel, grondvorst orakelde je. Wat ik al vreemd vond in mei. Maar door de slechte straatverlichting wisten we het niet echt wat de oorzaak was van de glibberige toestand of was het omdat we in benevelde toestand waren. Het moet toch een vreemd stukje toneel geweest zijn, twee oudere mannen die gearmd over het plein waggelden. Het was pas de volgende dag dat we de oorzaak zagen van het gladzijn. Toen we de honderden duiven zagen die schaamteloos tussen de benen van de toeristen scharrelden en de straatstenen besmeurden met hun uitwerpselen. Door het niet meer zo helder zijn die avond had ik daar helemaal niet meer aan gedacht. Je kent toch de geschiedenis van die duiven copain? Het zouden de geesten zijn van de vroegere ridders die vervloekt werden omdat ze niet langer trouw waren aan de koning. En nu moesten ze voor eeuwig en altijd als duiven rondzwerven, rondvliegen. En de mensen lastig vallen, en hun buikjes rond eten door al het voedsel die ze krijgen van de toeristen. Maar dat is een ander verhaal. Ik heb het niet zo op die gevederde vrienden met al hun ziektes.
Als de eerste lentezon verschijnt verwacht ik je hier mijn vriend. Ik heb nood om nog eens in mijn eigen taal te babbelen. En ik laat je zeker de verborgen winkeltjes zien met hun schatten zoals de Poster Gallery waar ze honderden prachtige film- en toneelaffiches hebben uit vervlogen jaren. Een pittoresk schatkamertje voor romantische zielen zoals ik.
Regen maakt me mistroostig. Regen maakt me melancholisch. Regen doet me goed.
En de zon dan vraag je je af? De warmte op je huid, het felle licht. Ach de zon is van iedereen, de regen is maar voor een paar mensen.
De druppels maken zo heerlijke tikken op het dakvenster, monotoon en ritmisch, zachtjes en dan weer harder en je gedachten zijn weer vrij. Het brengt rust in mij, met mijn ogen dicht zucht ik eens diep. Ik zoek naar de traagheid, laat de wereld maar zot draaien. Ik wil enkel luisteren naar het ritme van de regen.
Hij zat terug aan zijn tafeltje bij zijn vensterraam. Een plekje in een kroeg waar hij af en toe kwam. Met een heet dampend kopje koffie, zwart, geen melk en suiker. Hij luisterde naar de geluiden van buiten. De tikkende regen tegen het venster, de zuigende geluiden van de autobanden op het natte asfalt. Het deed hem dromen.
Zijn laatste dokterscontrole had hem doen nadenken. Je bloeddruk staat veel te hoog had hij gezegd. Bovendruk 18 en onderdruk 10, gevaarlijk hoog. Hij bekeek de dokter angstig. Het wordt pilletjes slikken zei hij erbij.
En daar stond hij dan weer op straat, vreselijk ongerust met de woorden van de dokter in zijn hoofd. Hij was altijd al een binnenvetter geweest, met gespannen zenuwen en onrustige gedachten. Bloeddruk te hoog, cholesterol te hoog, lichamelijke conditie beneden alle peil, geestelijke conditie vermoedelijk ook, gevoed door alle mogelijke pulp die uit de tv en tijdschriften kwamen.
Het meisje, het waren hier altijd van die jonge meisjes in deze kroeg, bracht hem nog een kopje koffie. De krant lag open voor hem maar hij las enkel de titels en hier en daar een artikel. Wat hij vandaag las in de krant was hij morgen al vergeten. Zo gaat dat met ouder worden, je begint veel te vergeten. Al vergat hij zijn pilletje niet iedere dag voor de bloeddruk. Hij zocht naar rust, hij moest wel zoeken naar rust voor zijn gemoedsstemming. Voor zijn gezondheid.
Dromen, wie zou er met hem meegaan in zijn dromen. Hij nipte voorzichtig aan zijn hete koffie, de geur prikkelde zijn zintuigen. Koffie zijn drug.
De regen is mijn bondgenoot in mijn einzelgänger zijn. Een beschermend laagje rond mijn gevoeligheid. Ik zou nu moeten wegrijden op eindeloze autosnelwegen en aan niets moeten denken. Zeker niet aan de bestemming. Enkel het reizen op zich is belangrijk. Een reiziger zijn. Dat ben ik nooit geweest. Misschien moet ik terug reizen naar het verleden. Op zoek naar mezelf.
Trilogie van de liefde: Een stroom vol gedachten. Regendruppels. De dag voor Valentijn.
De klokradio sprong aan met muziek van ach hij wist het niet meer. Hij opende knipperend zijn ogen en staarde naar het donker. Het was nog te vroeg om op te staan, nog een halfuurtje blijven liggen. Hij zette zijn klokradio altijd een halfuur eerder om nog even na te denken hoe hij zijn dag zou doorbrengen. Dan lag hij nog eventjes in het donker alleen met zijn gedachten. Onzeker, hij was altijd onzeker van zichzelf en wat anderen van hem dachten.
Op 14 februari was het Valentijnsdag. Hij kon zich niet herinneren dat hij deze dag ooit gevierd had. De dag van Sint Valentijn was voor verliefde mensen. Hij was niet verliefd en niemand was verliefd op hem.
Zijn ogen staarden in het duister. Had iedereen recht op iemand die van je hield of valt er af en toe iemand van tussen uit en bleef die voor altijd alleen. Dat was nu eenmaal het lot van de mensen. Hij zelf wist het ook niet zo goed want hij bezat helemaal niet de gave om te weten wat iemand voor hem voelde. Wat dat betreft was hij een beetje simpel van geest. Je kon toch niet faken dat je van iemand hield gewoon om niet langer alleen door het leven te gaan. De drang om alleen te blijven overheerste de drang om iemand te zoeken, om iemand lief te hebben. Hoe dikwijls had men hem niet gevraagd of er al iemand was in zijn leven,tot vervelens toe. Of werd het niet tijd dat je iemand zocht. Ach Cupido en Valentijn, who the fuck kan het wat schelen. De liefde en hem, het zou nooit goed komen. Valentijn had geen klant aan hem.
Zijn leven is blijven zitten op een bankje midden het bos terwijl het gekleurde bladeren regent en luisteren naar de stilte omdat hij zelf zo weinig te zeggen heeft.
Als zijn ogen wennen aan het donker en de contouren tevoorschijn komen van de muren als schimmen dan staat hij op. Een nieuwe dag begint. Een dag om te gaan werken. De dag voor Valentijn.
Regendruppels in mijn hart vandaag. Ze glijden naar beneden. Langzaam. Kijken. Naar jou. Langzaam sterven in melancholica. Waterdruppels in mijn ogen vandaag. Ze glijden naar beneden. Heel langzaam. Dat ik alleen ben. Laat mij even met je praten. In mezelf. Een woordje zeggen. Dat doet soms deugd.
Regendruppels glijden naar beneden en plassen plassen op de grond. Die opblinken in de lichten en weerspiegelen soms de werkelijkheid. En soms ook niet. Waterplassen spiegels van mijn ziel. Regendruppels in mijn hart vandaag. Ik ben geen goed gezelschap voor jou. Vandaag.
Ik heb geen enkele keuze dan jouw te vergeten. Al zit jouw zijn gegrift in mijn ziel. Maar je hart is niet langer vrij, het mijne wel. En al wordt de afstand in jaren korter nu we ouder worden blijft het verschil tussen jonger en ouder hetzelfde. Is het daarom dat ik me meer en meer afzonder van deze maatschappij, omdat vergeten zo moeilijk is voor mij. Dan wil ik me weer laten verdwalen in deze onbekende straten. Mijn ziel, mijn zijn opgesloten zodat niemand mij durft te vragen wat mijn eigenlijke doel zal zijn in onze kortstondige ontmoetingen. Met jouw af en toe in mijn gedachten, je zeldzame aanrakingen nog steeds voelbaar. Alleen blijven en zijn is niet erg als je niet aan iemand moet denken. Ik wil vergeten en alles wegwissen wat is geweest. Ik zou het moeten wissen maar het lukt me moeilijk.
De koude hevige oostenwind doet mijn lichaamstemperatuur dalen en mij zo klein mogelijk maken in mijn lederen jas op zoek naar een restje warmte. Het gaat niet zo goed met mij. Het wordt moeilijker thuiskomen. Daarom wil ik hier rondzwerven met woorden als muziek die rondspoken doorheen mijn hoofd. Onuitgesproken woorden, zoveel al in dit mensenleven. Ik schrijf liever dan te praten. De aarzelende en stotterende zinnen kunnen nooit de gevoelens uiten die ik heb. Het verlegen jongetje zit nog te diep in mij.
Daar aan het water kom ik enigszins tot rust. Stromend water kan je woelige denken verzachten en met mijn ogen dicht wil ik je vergeten. Tot er niet langer een beeld van jou is achter mijn gesloten ogen, enkel het donker, het niets. En de snippertjes papier vol woordjes laat ik door de wind meedrijven tot ze meedrijven op het stromend water tot een toevallige lezer ze misschien vindt. En er het zijne van denkt.
Ik heb zopas het boek "De boekendief" van Markus Zusak uitgelezen en ik ben er een beetje van onder de indruk. "Wanneer de Dood een verhaal vertelt, kun je maar beter luisteren".
Koude voeten dat had hij. Niet te warm te krijgen voeten, verkleumd ondanks de warme kousen die hij aan had. En zijn handen en vooral zijn vingers hadden het ook koud. De kilte van het vochtig regenweer zat diep in zijn lijf en stroomde dus nu naar zijn handen en voeten. Wat hij daar tegen moest doen had hij nog niet gevonden. Op en neer springen misschien, warme drankjes drinken, hete soep zou waarschijnlijk het beste zijn. Al was het allemaal maar een tijdelijke remedie want na een tijdje kreeg hij het opnieuw koud. Die vochtige kilte bleef in hem zitten en wou niet weg. Hij had zelfs van die ouderwetse wollen opa pantoffels gekocht om zijn voeten te verwarmen maar het had geen effect.
Zijn oude huis was niet bestand tegen dit weer. Alle ramen hadden enkel glas en centrale verwarming had hij niet. Hij verwarmde zich nog aan een ouderwetse kolenkachel die hij iedere ochtend met veel moeite moest aansteken om pas na enkele uren de warmte ervan te voelen. En dan nog, hij moest er bijna bovenop gaan zitten om een beetje warmer te worden.
Het werd tijd dat de winter bijna teneinde was want hij kon er niet meer tegen. Hij kreeg voortdurend spierpijn vooral in de nek en schouders. Op plekjes waar je niet vermoedt dat je er spieren had.
Zijn gedachten moest hij kwijt op papier, losse onsamenhangende zinnen weliswaar, maar alles wat hij neerschreef kon hij uit zijn hoofd laten vloeien. Brabbeltaal en nonsens, het had een therapeutisch effect op hem. Het schrijven op een wit blad papier, met een pen daarover glijden kalmeerde hem. Wat er met die teksten gebeurde of wie dat zou lezen dat was het minste van zijn zorgen. Meestal smeet hij ze weg. Restjes bleven in zijn hoofd hangen.
Restjes die je echter nooit vergeet. Gebeurtenissen in een mensenleven waarvan je voeten en handen koud bleven.
Het was het jaar dat hij begon te beseffen dat zijn leven allang voorbij het halverwege was. Dat de gedachten van nu of nooit steeds meer doorheen zijn hoofd spookten. Te jong om bij de senioren te behoren, al was dat op het randje en te oud om nog bij de jonge generatie te behoren. Het was het jaar dat hij begon te beseffen dat hij vergankelijk was en niet langer de arrogantie had van de jeugd die denkt dat het leven voor eeuwig was of toch daaromtrent.
Een paar woorden waren uit zijn woordenboek verdwenen, gewist met de jaren: fris, sprankelend, energierijk, hoopvol, Nu was hij alleen maar moe, vermoeid en slaperig. Zeldzaam waren de dagen dat hij na middernacht nog klaarwakker was. Leven was nu een winterslaap.
En waar waren de dagen tussen 5 en 18 januari naartoe gevlogen ? Hij had ze helemaal niet bemerkt buiten misschien enkele zeldzame momenten die hij zich nog herinnerde. Het was een zwart gat in zijn hersens, een vluchtig moment, een seconde in de tijd. Een cafeïneshot in de vorm van hete zwarte koffie had hij nodig. Om eventjes terug genoeg energie te krijgen zodat zijn lijf terug in actie zou komen. Zijn hersens zou moeilijker zijn. Daarvoor had hij chocolade nodig, zoetigheid, suiker. Een dodelijke cocktail om eventjes terug tot zijn positieven te komen. Om dan weer terug te glijden in passiviteit.
En terwijl de regen met veel gekletter tegen het raam pletst en je gemoed naar een dieptepunt brengt als nooit tevoren en de grijze lucht binnenin je lijf zich vasthecht, dan pas voel je de jaren.
Reinhilde Decleir, zuster van Jan, zegt het volgende: dat is niet altijd even makkelijk: leren loslaten Leren dat je ouder wordt en je jeugd loslaten. Afscheid nemen van je dierbaren, leren loslaten. Nee het was niet gemakkelijk.
Kaarslicht gaf een warme goudkleurige gloed. Lichtpuntjes verspreidt in de kille donkere ruimte. Hij zat helemaal alleen in deze immense kerk. Hij had het koud en zat ineengedoken op die harde stoel, ingeduffeld met een sjaal rond zich. Kerstmis was voorbij, de Kerstviering in deze kerk ook. De kaarslichtjes waren sfeervol, ietsje mysterieus, de vlammetjes bewogen heen en weer en brachten de schaduwen tot leven.
Hij kwam nog zelden binnen in kerkgebouwen maar toch werd hij er soms tot aangetrokken. Om er even alleen te zijn. De kerstperiode was geen geweldige tijd voor hem. Hij hield gewoon niet van al die nevenactiviteiten, die massahysterie van massaal koopgedrag. En het vreetfestijn van al die denken dat dit Kerst is. Gelovigen en vooral ongelovigen. Kerstmis zou rust moeten brengen, tijd om te bezinnen. Om na te denken over het leven, zijn leven. Dat deed hij altijd tussen Kerst en Nieuwjaar.
Hoog boven hem keek de heilige Hermes op zijn wit paard, levensgroot, op hem neer. Aan hem vastgeketend hing de duivel. Sint Hermes patroonheilige van de krankzinnigen en geesteszieken.
Zijn hoofd zat eveneens vol kankergezwellen, angstdromen, en kwelgeesten. Zijn eigen denkbeeldige kettingen hielden hem gevangen. Sint Hermes zou hem misschien kunnen helpen. De schaduwen bewogen opnieuw heen en weer. Een macabere dans van lichtvlekken in deze donkere hoek van de kerk. De ketens rammelden en de duivel bewoog tussen licht en schaduw. Of waren het waangedachten?
In dit donkerste gedeelte voorbij het altaar lag het voorportaal van het hellevuur voor de angstige geestgestoorde arme zielen. Dit was niet echt een toevluchtsoord voor deze mensen maar Hermes zou hen genezen.
Ritselende ruisende zwarte kleren. Prevelende lippen van biddende geestelijken. Krijsende angstschreeuwen. Geketende geesteszieken, krankzinnigen of alleen maar arme onrustige zieken zaten vastgemaakt met ketens aan hun voeten aan de robuuste kerkmuur met hoog boven hen de machtige Hermes met de geketende duivel. Verlicht door brandende toortsen.
De bezetenheid moest worden verdreven. De stemmen werden steeds luider en luider.
Als kind hadden ze hem hier ook heen gebracht om zijn hoofd te zuiveren van demonen die er zich zouden in schuilen. Heilige Hermes bidt voor ons. Verdrijf alle kwade gedachten die in ons schuilen.
De stilte maakte hem bang. Geen gebeden en kerstgezang meer. Alleen de stemmen binnen in hem met hun voortdurende vragen. Tussen licht en schaduw zag hij bewegingen. Hij was zichzelf niet meer de laatste tijd. De kerk bood hem niet langer meer de geborgenheid die hij als kind altijd zocht. Hij liep de trappen naar beneden, langsheen het altaar naar de buitendeur. De donkere, bijna zwarte uitgesleten vloerstenen glansden en reflecteerden kleurige lichtplekken van de glasramen. Hij wou naar buiten. Onrustig. Steeds op zoek naar antwoorden. Het was allemaal een kwestie van geloven maar in wie of wat? In Sint Hermes, in de Kerk of in zichzelf?
Ik had er nog nooit van gehoord van dit meiske uit de West-Vlaanders. Uit Deerlijk. Maar hoe meer ik er naar luister hoe meer ik er naar verlang. Naar haar verrassende teksten, haar mooie stem. Soms in het Westvlaams.Hannelore Bedert. En zoals ze zegt: " ik ben zoveel schoner als ge het licht uitdoet"