Een geschreven zin bestaat uit groepen duidelijk herkenbare letters en door spaties van elkaar gescheiden woorden, maar in een gesproken zin bestaan woorden niet uit losse klanken die één voor één door de luisteraar geïdentificeerd kunnen worden, terwijl ze evenmin door kleine pauzes van elkaar worden gescheiden....Spraak is dus een continu signaal.
Dat afzonderlijke klanken en woorden niet één voor één worden waargenomen, blijkt ondermeer uit het feit, dat men bij het luisteren naar een onbekende taal, niet of nauwelijks in staat is een scheiding tussen zinnen, woorden en klanken aan te brengen.
Ook de voorbije weken heb ik dat meermaals mogen ondervinden bij luisteroefeningen in o.a. de lessen Engels, Frans en Duits.
Zelfs de eigen taal wordt in werkelijkheid niet zo verstaan, zoals blijkt uit onderstaande experimenten...
De wetenschappers Pollack en Pickett (1964) boden proefpersonen een reeks losse woorden aan, afkomstig uit bandopnamen van normale conversaties.Van deze losse woorden bleek slechs 47% correct geïdentificeerd te worden. Dit gold verbazingwekkend genoeg niet alleen voor spontane conversaties maar ook voor woorden akomstig uit een voorgelezen tekst, terwijl dezelfde woorden in hun oorspronkelijke context volledig werden verstaan. Hoewel normale spraak vaak slordig en slecht verstaanbaar is, valt dit de luisteraar normaal niet op. Dit komt omdat spraakperceptie geen autonoom proces is, maar beïnvloed wordt door semantische (symantiek = betekenisleer), syntactische en pragmatische processen.
Op grond van deze processen corrigeert de luisteraar, wiens aandacht vooral op de semantische inhoud (= betekenis) van de uitingen is gericht, onbewust allerlei slordigheden en onduidelijkheden in de uitspraak. Dit correctieproces gaat zo ver, dat de luisteraar zelfs klanken 'hoort' die er in werkelijkheid niet zijn. Getuige daarvan het experiment van Warren & Warren, die proefpersonen naar zinnen zoals (1), (2) en (3) lieten luisteren waarin telkens één letter werd vervangen door een kuch:
(1) It was found that the °eel was on the orange.
(2) It was found that the °eel was on the table.
(3) It was found that the °eel was on the shoe.
De proefpersonen verstonden het segment °eel in (1) als peel (schil), in (2) als meal (maaltijd) en in (3) als heel (hiel). Bovendien konden ze achteraf niet aangeven waar zij de kuch gehoord hadden.
Dit 'hersteleffect' trad op als gevolg van de betekenissen van de woorden orange, table en shoe. De perceptie blijkt dus geen louter lineair verschijnsel te zijn, waarin de fonetische segmenten één voor één geïdentificeerd worden, maar staat onder invloed van verwerkingsprocessen in hogere linguistische niveau's. Volgens mij willen Warren & Warren hiermee duidelijk maken dat wij, als luisteraars, zelf reeksen spraakklanken genereren en vergelijken met binnenkomende akoestische kenmerken. Komen de genereerde spraaklanken niet overeen met het gehoorde, dan brengt het systeem daar zelf veranderingen of in aan of voegt ze zelf klanken toe.
Omdat op mijn persoonlijke verwerkingstekst nogal wat kritiek kwam naar aanleiding van mijn nature-nurture standpunt, volgt hieronder het ultieme bewijs van mijn visie.
Allereerst wil ik deze nog eens duidelijk herhalen: ik ben van mening dat mensen bij het leren van een taal oproepen wat zij onbewust al weten en wat in de geest aanwezig is. Innerlijk beschikken mensen over een aangeboren programma, dat de situatie in de buitenwereld begripsmatig uitlegt en tracht over te brengen via taal. Volgens mij bestaat er dus een wisselwerking tussen nature en nurture, waarbij nurture het logische gevolg is van een aangeboren nature.
Ook Steven Pinker, een befaamd psycholinguïst uit Boston, is van diezelfde mening.
Hij staaft zijn mening door het feit dat de vele universele gelijkenissen tussen verschillende talen wijzen op het bestaan van een aangeboren taalprogramma in de menselijke hersenen.
Een aanwijzing voor een aangeboren taalprogramma vinden we tevens in het vermogen van kinderen
om uit het niets een gecompliceerde taal te creëren. Dit vermogen valt in normale situaties moeilijk waar te nemen, maar er zijn bijzondere gevallen bekend waar daadwerkelijk zo'n gecompliceerde taal gecreëerd werd.
Een voorbeeld: de trans-Atlantische slavenhandel en de contractarbeid in de Stille Zuidzee hadden tot gevolg dat slaven en arbeiders van verscheidene etnische afkomst op de plantages werkten. Doordat ze niet dezelfde taal spraken, ontwikkelden ze een onontwikkelde taal, pidgin genoemd. Dit is vergelijkbaar met de manier waarop Poolse gastarbeiders en hun Vlaamse baas zullen communiceren. Op die manier zullen zinnen ontstaan als: ik nu eten of ik moet nu slaap, want anders moe zijn. Pidgintalen hebben bijgevolg amper een grammaticale structuur en bestaan uit
onsamenhangende reeksen van woorden die aan de taal van de plantage-eigenaren/ de Vlaamse bazen ontleend zijn. Echter, in veel gevallen blijkt dat het pidgin in één klap tot een volwaardige complexe taal omgevormd wordt. Het enige wat daarvoor nodig is, is een groep kinderen die met het pidgin in contact komt op de leeftijd dat ze hun moedertaal verwerven vóór hun zesde jaar!
Volgens taalkundigen gebeurde dit bij van hun ouders gescheiden kinderen, die samen
verzorgd werden door een arbeider die pidgin met hen sprak. Niet tevreden met het
reproduceren van de onsamenhangende woordreeksen, introduceerden de kinderen
spontaan grammaticale complexiteit waar die voorheen niet bestaan had. Het
uiteindelijke resultaat was een gloednieuwe, uitermate expressieve taal. Zo'n door
kinderen uit pidgin gecreëerde moedertaal noemen we een creooltaal.
Het bekendste pleidooi echter voor de stelling dat taal aangeboren is, komt van de
Amerikaan Noam Chomsky, de vader van de hedendaagse linguïstiek.
Chomsky vestigde er de aandacht op dat de zinnen die we uitspreken geen klakkeloze
imitaties van eerder gehoorde woordreeksen, maar gloednieuwe combinaties van
woorden zijn, die we aan de hand van grammaticale regels construeren. Aangezien
kinderen deze regels snel en ook zonder officieel onderwijs onder de knie krijgen,
redeneert Chomsky en ook ik, moeten ze van nature uitgerust zijn met een aangeboren taalprogramma in de hersenen.
Maar hoe slagen kinderen er in zo'n korte tijd dan in een grammaticaal genie te worden?
Het lijdt geen twijfel dat het leerproces in een bepaalde omgeving een cruciale rol speelt.
Kinderen die door afzondering niet met taal in contact komen, kunnen niet praten, en dat
blijft zo. Dat blijkt uit diverse gevallen, zoals het waar gebeurde geval Victor dat in
een film van François Truffaut beschreven wordt, de Indische kinderen Kamala, Amala en
Ramu die door wolven of beren grootgebracht zouden zijn, en de gevallen van kinderen
die, doordat ze in stilte opgroeiden in duistere kelders of zolderkamers, verwilderden.
Ook Romulus en Remus zouden in principe zo'n wolfskinderen moeten zijn.
Je kan dus met zekerheid stellen dat kinderen beschikken over een aangeboren taalprogramma.
Ze zijn in staat om 'pidgintaal' om te zetten naar creooltaal en om zelf nieuwe woordcombinaties en zinnen te maken.
Baby's zijn dus eigenlijk kleine taalgeniën...
Kennis wordt vergaard in de wetenschap. De filosofie daarentegen is geen leer, maar een bezigheid. Alle filosofie is eigenlijk taalkritiek. (taalfilosoof Wittgenstein)
Ondanks het feit dat Wittgenstien één van mijn favoriete filosofen is, kan ik het deze keer toch niet volledig met hem eens zijn. Wat zijn eerste analyse betreft (kennis wordt vergaard in de wetenschap) ben ik het volledig met hem eens. Wanneer ik op vrijdagavond terugblik op mijn lessenrooster van die week en kijk welke vakken het meest verrijkend waren qua kennis, kom ik steevast terecht bij wetenschapsvakken als biologie, chemie, fysica en natuurlijk wiskunde.
Zijn eerste visie zijn dus woorden naar mijn hart...
De tweede analyse van Wittgenstein stuit bij mij echter op enige twijfel...
Allereerst stelt Wittgenstein dat filosofie geen leer is. In die visie ben ik het nog met hem eens. Volgens 'de dikke Van Dale' is een leer het afgesloten geheel van een aantal regels. Filosofie voldoet, naar mijn mening, niet aan deze definitie. Ten eerste is het geen afgesloten geheel vermits je over zowat alles kan filosoferen. En ten tweede kan je ook stellen dat filosofie aan geen enkele regel onderworpen is.
Wat Wittgenstein daarna zegt, vind ik eigenlijk een schande. Hij noemt filosofie slechts een bezigheid. Dat vind ik toch wel een enorm groot understatement. Inderdaad is filosoferen een bezigheid... Maar de wiskunde of biologie bedrijven is dat ook. Eigenlijk is alles wat wij doen in ons leven een bezigheid, maar Wittgenstein laat het in zijn uitspraak zo uitschijnen dat wetenschappen het enige nuttige is in een mensenleven, vermits het kennis oplevert, en dat filosofie slechts een bezigheidstherapie is.
Daar ben ik het hartgrondig mee oneens. Volgens mij is filosofie wel degelijk nuttig in een mensenleven. Zoals kennis vergaard wordt in de wetenschap, zo wordt wijsheid ook vergaard in de filosofie. En mijn inziens is wijsheid in een mensenleven nog even belangrijk als kennis, misschien zelfs belangrijker, maar die opvatting blijft natuurlijk persoonlijk.
Wittgenstein ziet filosofie als taalkritiek. Ook wat dat standpunt betreft zit ik niet op dezelfde golflengte. Filosofie is véél meer dan taalkritiek...Filosofie is het actief zoeken, soms zwoegen, om tot een waarheid/wijsheid te komen. Vaak lukt dat niet alleen en helpt de inspiratie van anderen; zoals dat bijvoorbeeld het geval bij onze blogs. Wanneer we filosoferen, treden we dus in verbale communicatie/discussie (geschreven of gesproken) met elkaar. Wanneer je dan louter de technische kant van de zaak bekijkt, zou je kunnen stellen dat de éne persoon louter kritiek geeft op wat de ander zegt/schrijft. Op zijn beurt zal hoogst waarschijnlijk een ander persoon zich in de discussie mengen en ook zijn visie op de zaak geven. Louter technisch gezien, dus zonder de inhoud te begrijpen, gaat het hier alleen om taalkritiek. Men geeft kritiek op de taal van de andere.
Hierbij houdt men echter geen rekening met de inhoud van de hele zaak. Dat vind ik dus een grove fout in de redenering van Wittgenstein. Wanneer je filosofie bekijkt, dan moet je dat doen in heel haar dimensie en niet alleen op vlak van taal.
Vandaar dat filosofie zoveel meer is dan taalkritiek...
We mogen ons dan ook gelukkig prijzen dat er niet alleen kennis-vakken zijn in het onderwijs zijn, maar ook wijsheid-vakken, waartoe het Latijn, naar mijn mening, zeker behoord. Want om het met een citaat te zeggen: 'Een slim man is daarom nog geen wijs man'.
Ik zit op hiete kolle want k ben were van partie.
Gantoise es maan leve, k zwere t û t es woar.
Bij eentse nul die goa t nog moar baa draa(ie) nul kôme k kloar.
Ik droage alliene blèw en wit, de rest zijn martekos
k Ben fier op maane stad, nen echte Genteneire es nen Buffalo o o o o o o o o o
nen echte Genteneire es nen Buffalo o o o o o o o o o.
Ziede maa al luupe mee ne sjal int blèw en zwart ?
k Zoe op maan aage totte sloan wat hoade nû verwacht ?
Of in t wit mee purper (ge)laak die koe van op tv.
Of ruud en wit gelaak ne lekstok, pakt da ziere were mee !
Ik droage alliene blèw en wit, de rest zijn martekos
k Ben fier op maane stad, nen echte Genteneire es nen Buffalo o o o o o o o o o
nen echte Genteneire es nen Buffalo o o o o o o o o o.
Ne Genteneire die .. mee andere kleure luupt .. moen ze doen verhuize, in Gent es t er moar iene club!
O o o o o o o o o o
Nen echte Genteneire es nen Buffalo o o o o o o o o o.
Ik droage alliene blèw en wit, de rest zijn martekos
k Ben fier op maane stad, nen echte Genteneire es nen Buffalo!
http://www.youtube.com/watch?v=T5TgkvOIBOM&feature=related of filmpje hieronder
Net zoals op alle zaterdagavonden, werd ik ook gisterenavond door dit prachtige lied verwelkomd in het Gentse Ottenstadion. Als trouwe supporter van 'La Gantoise' ken ik de songtekst dan ook van buiten en heeft het Gentse dialect voor mij geen geheimen meer. Maar ik vermoed dat dit niet voor iedereen het geval is....
Zoals als bleek uit mijn persoonlijke verwerking is taal steeds onderhevig aan verandering en evolueert ze dus mee met de tijd. Op die manier ontstonden talen die afweken van de 'standaardtaal' en die slechts in één lokale streek gesproken worden. Het Gentse dialect is daar zo'n voorbeeld van.
Niet alleen Gent, maar ook andere grote Vlaamse steden (Antwerpen, Brugge, Hasselt,...) hebben hun eigen dialect en vormen dus eigenlijk een soort van taaleiland binnen de Vlaamse grenzen van het Algemeen Nederlands.
De voornaamste reden waarom zo'n taaleilanden gedurende de eeuwen zijn onstaan kunnen we vinden in de linguïstiek.
Een éérste reden vinden we meer bepaald in de sociolinguïstiek.
In steden heeft men een heterogene (verscheidene nationaliteiten), mobielere bevolking en een minder strakke sociale code, wat gunstig is voor taalinnovaties.
Een tweede reden is er één op psychosociaal vlak: stad en platteland zetten zich dikwijls tegen elkaar af. Stedelingen willen niet praten zoals plattelanders; omgekeerd wensen plattelanders niet zomaar mee te doen met elke nieuwe taalmode uit de stad. Daardoor werd het ontstaan van een taaleiland bevordert.
Uit onderzoek van de Universiteit Gent is gebleken dat het Gentse dialect zijn eilandkarakter lijkt te behouden. Het Brugse stadsdialect daarentegen wordt stilaan vervangen door het West-Vlaamse regiolect en dreigt daarmee voor altijd te verdwijnen.
Persoonlijk vind ik dit laatste geval een jammere zaak. Het dialect is net zoals de historische gebouwen in een stad, een deel van het historisch erfgoed. Naar mijn mening zou het dan ook jammer zijn moest de dialecten uit de steden verdwijnen. Ik ga er volledig mee akkoord dat er een standaardtaal, het Algemeen Nederlands, is ingevoerd zodat het communiceren tussen verschillende streken in Vlaanderen vlot verloopt (hoe zou je anders als Gentenaar de weg kunnen vragen aan een Bruggeling?).
Maar dit mag niet ten koste gaan van de dialecten in de taaleilanden, omdat op die manier heel wat steden een deel van hun authenticiteit en hun charme zouden verliezen. Daarom vind ik het allesbehalve jammer dat ik zowel in het Algemeen Nederlands (door mijn ouders) als in het Gentse dialect (door mijn grootouders) ben opgevoed.
Om af te sluiten volgen hieronder nog een aantal 'wrie wijze' Gentse uitspraken (heel nuttig trouwens wanneer je volgend jaar in Gent studeert!)
wadèdadde = wat zegt u?
op zijn klute stuiken = vallen
gien sjieke toebak wird = niets waard zijn
een pletshuufd = een kaal persoon
veel volk an de stoase = een goed gevulde boezem
pastop of kgoa u mé u muile tege de dampuurte plakke = iemand bedreigen
Waarom Nederlands zo'n moeilijke taal is voor buitenlanders?
Waalse politici die maar geen deftig woord Nederlands kunnen uitspreken, niets dan Turks en Marokkaans dat je hoort wanneer je passeert in Ledeberg,.....'Willen ze nu gewoon geen Nederlands praten of lukt het hen niet?'; vraag ik me wel eens af.
Nederlands is volgens officieel onderzoek inderdaad een van de moeilijkste talen ter wereld. Op het chi.nees na schijnt het zelfs de moeilijkste taal te zijn.
Ten eerste heeft dat te maken met de ingewikkelde grammatica, samen met de mannelijke en vrouwelijke woorden (de, het, dit, dat, deze, die), de werkwoordsvormen en het variabele gebruik van de werkwoorden hebben en zijn.
Bovendien zorgen ook een aantal klanken; de 'g' en 'sch', maar ook vele klinkers zoals de 'ei', 'eu' en 'ui' en hun onderling onderscheid voor veel verwarring bij buitenlanders.
Daarnaast is het Nederlands vergeven van uitzonderingen op regels en vreemde kleine woordjes die opeens tussengevoegd moeten worden. Onregelmatige meervoudsvormen, onregelmatige vervoegingen tot verleden tijd (ik loop - ik liep, ik koop - ik kocht).
Dat geldt bovendien niet alleen voor de spreektaal...
Het geschreven woord is zo mogelijk nog lastiger! Voor ons, Vlamingen, is het vaak al onmogelijk om foutloos werkwoordsvormen en vervoegingen op te schrijven. Getuige daarvan de vele dt-fouten in o.a onze filosofische blogs.
Ook onderstaand gedicht bewijst dat het Nederlands geen makkie is....
Men spreekt van één lot en verschillende loten
Maar t meevoud van pot is natuurlijk geen poten
Zo zegt men ook altijd: één vat en twee vaten
Maar zult u ook zeggen: één kat en twee katen?
Laatst ging ik eens vliegen, dus zeg ik: ik vloog
Maar zeg nou bij wiegen beslist niet: ik woog
Want woog is dan afkomstig van wegen
Maar is dan: ik voog een vervoeging van vegen?
Wat hoort er bij zoeken? Ja zeker, ik zocht
En zegt u bij vloeken dus logisch: ik vlocht?
Wel nee, beste mensen, want vlocht komt van vlechten
En toch is: ik hocht niet afkomstig van hechten
En bij lopen hoort liep, maar bij kopen geen kiep
En evenmin zegt men bij slopen: ik sliep
Want sliep, moet u weten, dat komt weer van slapen
Maar fout is natuurlijk: ik riep bij het rapen
Want riep komt van roepen, ik hoop dat u t weet
En dat u die kronkels beslist vergeet
Dus kwam ik u roepen, dan zeg ik: ik riep
Nu denkt u van snoepen, dat wordt dan: ik sniep?
Al weer mis, mn beste, maar u weet beslist
Dat ried komt van raden, ik denk dat u t wist
Komt bied dan van baden? Welnee, dat wordt bood
En toch volgt na wieden beslist niet: ik wood
Ik gaf hoort bij geven, maar ik laf niet bij leven
Zo zegt men: wij drinken en hebben gedronken
Maar echt niet: wij hinken en hebben gehonken
t Is moeilijk, maar weet u: van weten komt wist
maar hoort bij vergeten nou logisch vergist?
Juist niet zult u zeggen, dat komt van vergissen
En wat is nu goed? U moet zelf maar beslissen:
Hoort bij slaan nu ik sloeg, of ik slig of ik slond?
Want bij gaan hoort ik ging, niet ik goeg of ik gond.
En noemt u een mannetjesrat soms een rater?
Dat geldt toch alleen bij een kat en een kater.
U ziet, onze taal, beste dames en heren,
Is net als ik zei, soms maar moeilijk te leren! (auteur onbekend)
Buitenlanders zullen het misschien niet graag horen, maar persoonlijk vind ik het niet erg dat het Nederlands zo ingewikkeld in elkaar zit.
Stel je immers voor dat men het Nederlands zo simpel gemaakt zou hebben als bijvoorbeeld de Newspeak vanuit George Orwell's 1984. Indien dat het geval zou geweest zijn, dan zou de Nederlandse poëzie en literatuur er veel minder aantrekkelijk en creatief hebben uitgezien.
Bovendien is het Nederlands om die reden ook een ideale intelligentiemeter...
Wie ook maar één dt-fout schrijft in een sollicatiebrief mag al gauw zijn hoop op een job opbergen.
We kunnen, mijn insziens, daarom dan ook alleen maar blij zijn dat wij opgevoed zijn in het Nederlands omdat deze taal ons iedere dag aanzet tot het intensief gebruiken van onze hersenen en er dus voor zorgt dat wij verstandelijk bezig blijven, wat nodig is voor een 'mens sana in corpore sano'.
Wie onder ons zou het nou niet zien zitten om een prachtige wereldreis te maken? Met de authentieke aboriginals even meetrekken door de Grote Zandwoestijn in Australië, het pittoreske Machu Pichu beklimmen of toch liever op een strand in Malibu even uitrusten, omringd door de nodige cocktails en enkele zwoele danseressen? U zegt het maar... Immers vandaag de dag blijkt alles mogelijk te zijn.
Toch zou uw reis niet altijd even vlot verlopen...Bedenkt U misschien even de volgende situaties:
Tijdens uw tussenstop in Rusland bent u hopeloos verloren gereden in het Kaukasusgebergte. Dus ,denkt U, ik vraag wel even de weg aan die doorwinterde Russische passant daar...Het enige antwoord dat U echter mag verwachten, is het volgende 'я не говорю английскую язык' of met een beetje geluk: I no speak English'.
Aangekomen in een Chinees restaurantje, blijkt echter dat het geluk opnieuw niet aan uw zijde is. De chinese serveuses klinken U als muziek in de oren, maar helaas snapt U niets van hun, weliswaar melancholische, gesnater, noch van de '幼獸皮咖喱 '-tekens op de menukaart.
Tenslotte, gearriveerd op uw voorlaatste halte, bij onze befaamde Noorderburen, denkt U al even te kunnen genieten van een lekkere 'biefstuk-friet'. U komt echter bedrogen uit want buiten
een Hollands 'patatje oorlog met hennebilletjes' zal U geen Belgische friet op de menukaart vinden.
Wat uit deze voorbeelden dus blijkt is dat taal een zeer groot en verscheiden begrip is. Wanneer we dus praten over taal, dan gaat dat niet over de Nederlandse taal alleen! Het Nederlands is slechts de spraakklank van één bepaalde gemeenschap; nl. de Nederlandse, en mag dus zeker niet veralgemeend worden tot één begrip; nl. taal.
Taalfilosofie kan je slechts begrijpen wanneer je de grote lijnen van de taalgeschiedenis kent. Daarom nog deze korte inleiding...
De geschiedenis van de geschreven taal is zeer concreet. Vermoedelijk ontstond het schrift zo'n 5.000 tot 6.000 jaar geleden in Soemerië en later in zeer uiteenlopende gebieden van de wereld, zoals Egypte, de Indusvallei, China en Meso-Amerika.
Over de begindatum van de gesproken taal kunnen we echter niet zo duidelijk zijn, temeer omdat we daar geen bronnen van hebben. Algemeen wordt aangenomen dat de taal en de mensheid samen ontstaan zijn.
Wanneer we even de definitie van taal opzoeken, dan vertellen zowel internetsite Wikipedia als de dikke Van Daele ons dat taal een typisch menselijk communicatiesysteem van spraakklanken is waarmee men zijn gedachten en gevoelens aan anderen wenst kenbaar te maken.
Ikzelf echter, en met mij ook vele wetenschappers, zijn het niet eens met deze omschrijving.
Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat taal niet zo'n unieke menselijke eigenschap is als de definitie laat uitschijnen.
Menselijke taal kan je eigenlijk beschouwen als niet meer dan enkele ontwikkelde kreten. Kreten die ook door apen, beren, koeien, varkens, ...voortgebracht worden. Je zou dus kunnen stellen dat de 'dierentaal' een soort van beginstadium van taal is en dat onze 'mensentaal' een vergevorderde versie van de communicatie is zoals wij die kennen bij bijvoorbeeld apen.
Dat kan je trouwens nog zeer goed horen in het Chinees, dat voor ons Westerlingen lijkt als het samengaan van een reeks kungfu-kreten (bestaande uit verschillende tonen), zoals dat bijvoorbeeld ook het geval is bij enkele apensoorten.
Dierentaal en mensentaal zijn dus eigenlijk dezelfde, met dat verschil dat onze taal een sterk geëvolueerde vorm is van de dierentaal.
Persoonlijk denk ik dat dit fenomeen dan ook volledig zou aansluiten bij de evolutietheorie van Darwin, waarbij je er mag van uitgaan dat wij afstammen van de apen. De mens is een geëvolueerde vorm van de aap en dat uit zich niet alleen in nieuwe uiterlijke kenmerken zoals rechtop lopen, maar ook in verstandelijke kenmerken, zoals het uitbouwen van ontwikkelde kreten, die wij dan universeel vastleggen en die wij de naam taal geven.
Mijn vermoeden kan bovendien ook bevestigd worden door wetenschappelijk onderzoek.
Uit testen blijkt dat mensen ook hun rationele centra van de hersenen inzetten terwijl apen enkel hun emotionele delen van het brein aan het werk zetten. De ontwikkeling van dit rationele deel in de hersenen kenmerkt de verstandelijke evolutie van aap naar mens en is dus een éérste reden en voorwaarde voor het uitbouwen van een gecontroleerde mensentaal.
Een tweede voorwaarde was er één op fysisch vlak. Door de evolutie van de schedel kwam het strottenhoofd steeds hoger te liggen. Hierdoor was men in staat veel meer verschillende tonen te produceren en dus een groter vocabularium te ontwikkelen.
De ontwikkeling van mens tot aap kan je dus niet alleen zien, je kan het ook duidelijk horen.
Ook filosoof René Descartes baseerde zich op dit standpunt om de volgende uitspraak te doen: 'het dier is een machine, net zoals het lichaam van de mens'. Mijns inziens, is Descartes dan ook een voorloper van het latere Darwinisme. Descartes had immers al in de 16de eeuw door dat zowel de mens als de aap een passief en natuurlijk instinct bezaten om te communiceren. De mens beschikt dezer dagen echter niet alleen over een instinctieve manier om te spreken, vermits we ook controle hebben over onze taal. Dit vergt echter wel enige tijd en feeling om dat onder de knie te krijgen (cfr. Een baby die leert praten heeft het instinct in zich om te praten en enkele woorden 'uit te spuwen', maar na enige tijd zal hij in staat zijn om een gecontroleerde zin op te bouwen). Vanuit dit standpunt kan je dus ook duidelijk zien dat wij van de apen afstammen en dat wij net als hen een drift bezitten om te praten, maar dat wij dat instinct wel kunnen controleren, in tegenstelling tot de apen.
Onze taal is dus duidelijk één van de vele restanten waardoor je kan zien dat wij van de apen afstammen. Volgens Freud bezitten wij bijgevolg ook onbewuste dierlijke driften.
Op het eerste gezicht lijkt deze stelling niet veel met taal te maken te hebben, zij het niet dat Freud met deze uitspraak een belangrijke nuancering geeft aan het nurture-standpunt in het nature/ nurture debat...
Dit debat is de discussie of eigenschappen aangeleerd (nurture) of aangeboren (nature) zijn.
Wie kiest voor nature, kiest dus voor genen en wie kiest voor nurture, kiest dus voor omgevingsfactoren.
Onder andere filosofen als John Locke, John B. Watson en Simone de Beavoir zijn grote voorstanders van het nurture-standpunt. Zij stellen dat de menselijke geest een ongeschreven blad, een tabula rasa is, dat door ervaringen beschreven moet worden.
Met betrekking tot het onderwerp taal, kan je stellen dat deze filosofen van mening zijn dat
mensen lichamelijk de mogelijkheid bezitten om taal te verwerven, maar dat de invulling daarvan komt van buiten, door ervaring en opvoeding. Taal wordt geleerd, begrippen staan niet bij voorbaat vast.
Ikzelf ben echter van mening dat bovenstaande standpunt niet volledig is. Het ingenomen nurture-standpunt klopt inderdaad, maar is volgens mij het gevolg van enkele nature-aspecten. Daarom ben ik bovendien van mening dat mensen bij het leren van een taal oproepen wat zij onbewust al weten en wat in de geest aanwezig is. Innerlijk beschikken mensen over een aangeboren programma, dat de situatie in de buitenwereld begripsmatig uitlegt en tracht over te brengen via taal. Volgens mij bestaat er dus een wisselwerking tussen nature en nurture, waarbij nurture het logische gevolg is van een aangeboren nature.
Een andere filosoof, naast onder meer Freud, die bijna zijn volledige leven gewijd heeft aan de taalfilosofie is Ferdinand De Saussure. Taal is volgens De Saussure onmogelijk tot enkelvoudige elementen terug te voeren.
Woorden zijn niet de laatste betekenisdragende elementen. Ze zijn nog in kleinere deeltjes op te breken: klanken. Die staan weer niet op zich, maar hebben een relationeel karakter. Daardoor komt het dan ook dat wanneer iemand je in een voor jou vreemde taal aanspreekt, je geen woorden maar een keten van klanken hoort. Word je met een vreemd schrift (vb. Chinees) geconfronteerd dan zie je slechts lijnen en punten.
Geen enkele gedachte laat zich uit deze klanken of strepen afleiden en taal laat zich dus bijgevolg samenvatten als slechts 'een systeem van tekens'. Deze filosofische stroming noemt men het taalkundige structuralisme, waartoe De Saussure, maar ook Nietzsche en Freud behoorden.
De structuralist beschouwt taal als een systeem waarin het talig teken een zekere waarde verkrijgt door het af te tekenen met andere taaltekens. Elk afzonderlijk teken staat voor een relatie tussen 'het betekende' (de gedachte achter de letters) en de 'betekenaar' (het concept), of in termen van Saussure tussen "un concept et une image acoustique". Het proces van betekenisgeving (signification) is gebaseerd op de willekeurigheid van het taalteken, hetgeen wil zeggen dat de connectie tussen de twee delen (waaruit het teken bestaat) door gewoonte in stand wordt gehouden en volledig abitrair is.
Of nog anders gezegd: één betekenaar kan verwijzen naar verschillende betekenden. De betekenaar hond (als klank) kan verwijzen naar het concept van een 'viervoetig zoogdier', maar ook als betekende naar iemand die een gemene streek uithaalt.
Een laatste filosoof die zeker een rol van betekenis heeft gespeeld in de taalfilosofie is de Oostenrijkse-Britse Ludwig Wittgenstein. Hij werd vooral bekend omwille van zijn prachtige werk 'Tractatus' waarin hij taal ziet als afbeelding van feiten (=afbeeldingstheorie)
Wittgenstein heeft met zijn afbeeldingstheorie geprobeerd aan te tonen dat taal en wereld dezelfde logische vorm hebben, om zo te verklaren hoe taal de feiten beschrijft.
Wittgenstein stelde dat een uitspraak in een taal verwijst naar een bepaalde stand van zaken. De uitspraak is een afbeelding van het bedoelde. Als ik tafel zeg, bedoel ik datgene waarnaar dat woord verwijst, namelijk dat stuk hout op vier poten. Daarom maakt het ook niet uit als we praten over zo'n ding in een huis waardoor het licht naar binnen valt, of we het een raam of een venster noemen. Het gaat namelijk om het afgebeelde en niet om het woord zelf.
Nu ontstaat er echter een nieuw probleem. Hoewel een zin op een zeer duidelijke manier feiten kan weergeven, kan je nooit weergeven hoe de afbeelding van jouw zin met de werkelijkheid samenhangt want de feiten die je dan opnoemt zijn namelijk niet de werkelijkheid zelf. Op één of andere manier moet de boodschap bij iedereen duidelijk zijn. Als je de feiten noemt, moet de luisteraar zelf het verband kunnen leggen met de werkelijkheid. Je kan alleen maar de feiten beschrijven, de luisteraar moet zich inbeelden hoe de werkelijkheid zou zijn als het door de verteller genoemde feit waar is. Een zin begrijpen is volgens Wittgenstein dan ook niet meer en niet minder dan het beseffen, weten wat er aan de hand is, als het in die zin beschreven feit waar is.
Daarom is het ook logisch dat je Latijnse teksten van bijvoorbeeld Tacitus onmogelijk kan vertalen, maar wel heel goed kan begrijpen. Je weet en beseft namelijk welke afbeelding Tacitus probeert te schetsen zonder dat je in het Nederlands letterlijk kan vertalen wat Tacitus zegt in het Latijn.
Tenslotte zou ik ook nog eens willen benadrukken dat taal steeds een 'work in progress' was, is en steeds zal zijn. Taal evolueert nog altijd en steeds zal dat ook nog doen de komende jaren.
Wanneer de wereld morgen zou vergaan en men mij de mogelijkheid laat om iets achter te laten voor eventuele latere bewoners van de Aarde, dan zou ik resoluut een stuk poëzie kiezen om achter te laten.
Dit omwille van de reden dat slechts een simpel stukje papier met enkele tekens, een prachtig beeld kan schetsen van het verstand en de emotionaliteit van de mensheid.
Daarom wil ik de taal ook dankbaar zijn dat ze mij in staat heeft gesteld dit filosofisch werk te schrijven en het aan jullie en andere medemensen over te brengen.