Vrijheid is belangrijk. Iedereen wil vrijheid, en is bereid daarvoor te vechten als het nodig is. In onze westerse samenleving is vrijheid een basisrecht, en vanaf er ook maar de kleinste hint is dat dat recht geschonden wordt, staan de kranten er vol van. Onze vrijheid is de negatieve vrijheid, met als groot voorstander John Stuart Mill. Dit is de vrijheid om te doen wat we willen, om onze dromen te kunnen nastreven, zolang we daar niemand schade mee berokkenen. Elke wet is een beperking van de negatieve vrijheid, van zodra we regels beginnen vormen in een samenleving is er geen sprake meer van volledige vrijheid. Een wet (of algemeen aangenomen gedragsregel) wordt gemaakt door een aantal mensen die deze wet als de waarheid beschouwen, en de enige juiste opvatting over het onderwerp van de wet. Zij zijn er van overtuigd dat zij als enigen juist zijn, en zijn bereid om hun wet op te leggen aan mensen die het daarmee oneens zijn. Volgens Miller is er nooit een echte waarheid, want er zullen altijd mensen zijn die niet akkoord gaan met deze waarheid. En vanaf er ook maar één iemand niet akkoord gaat met iets, mogen we dit niet als algemene waarheid beschouwen. Voor de mensen die niet akkoord gaan met de wet, is die wet een beperking van hun vrijheid. Natuurlijk zijn er wetten nodig in elke samenleving, net doordat er geen algemene waarheid is. Iedereen heeft andere waarden en mogelijkheden. Elke mens stelt zich iets anders voor bij schade berokkenen aan iemand. Wanneer iemand, zij het fysiek of economisch, sterk is en daarbij nogal twijfelachtige morele waarden heeft, zal dit leiden tot onderdrukking van de zwakkeren, waardoor hun vrijheid sterk geschonden wordt. Wetten zijn dus nodig om vrijheid te garanderen. Door iedereen een beetje vrijheid af te nemen, zorgt men ervoor dat ook de zwakkeren in de samenleving vrij kunnen zijn. Dat beetje vrijheid geeft men dan aan politici of volksvertegenwoordigers. Zij moeten de vrijheid die de mensen afgeven zo effectief mogelijk omzetten in veiligheid en stabiliteit door middel van wetten.
Volgens Plato gaan die wetten echter niet ver genoeg. Voorstanders van de negatieve vrijheid vertrouwen erin dat alle mensen verstandig genoeg zijn om een goed leven te leiden en doordachte keuzes te maken. Als er te veel mensen domme dingen beginnen doen dan loopt alles in het honderd. Plato gelooft dat de meeste mensen niet in staat zijn om zelf hun waarden op te stellen en naar goede waarden te leven en keuzes te maken. Het volk is niet in staat om zelf zijn leiders te kiezen. In een ideale staat staan intellectuelen aan het hoofd die zorgvuldig zijn opgeleid en uitgekozen door de vorige generatie leiders, zonder dat het volk hier iets bij in de pap te brokken heeft. Dat dit voor voorstanders van de negatieve vrijheid helemaal ondenkbaar is, komt doordat ze een omgekeerde opvatting over de waarheid hebben. Volgens Plato, en andere voorstanders van de positieve vrijheid, heeft niet iedereen een gelijkwaardige mening over de waarheid. Er is maar één echte waarheid: 'het Goede'. In zijn allegorie van de grot zitten we allemaal vastgeketend en zien we alleen maar schimmen, die we zelf interpreteren. Met heel veel moeite en pijn, zeer veel denken en filosoferen, kunnen we ons bevrijden uit onze ketens en naar buiten wandelen om daar de enige echte waarheid te zien. Wie zich kan bevrijden uit de ketens van het aardse is klaar om Plato's staat te leiden. Het zich losmaken uit de ketens staat symbool voor het opvoedingsproves dat een filosoof moet volgen om de waarheid te zien en capabel te zijn om de nog vastgeketende mensen te leiden. Doordat de mensen die nog vastzitten de algemene waarheid niet kennen, kunnen zij geen doordachte keuzes maken, kunnen zij niet de juiste morele waarden hebben, kunnen zij geen goed leven leiden, en kunnen ze dus nooit echt vrij zijn. Ze zullen altijd gevangen zitten in de ketens van het aardse bestaan.
Plato's ideale staat is eigenlijk dictatoriaal. Het staatshoofd zegt aan de mensen wat ze moeten doen, wat ze moeten weten, hoe ze moeten leven. Dit is een zeer sterke beperking van de vrijheid, maar het is voor hun eigen bestwil. Als ze zelf vrij zijn om te kiezen zullen ze toch maar de verkeerde keuzes maken. Vrijheid volgens voorstanders van de positieve vrijheid is de juiste keuzes kunnen maken. Positieve vrijheid moet echter niet per se leiden tot een dictatoriale staatsvorm. Uit het artikel zou men kunnen afleiden dat positieve en negatieve vrijheid recht tegenover mekaar staan en dat positieve vrijheid synoniem is voor onderdrukking door de staat. Dat is het echter helemaal niet. Bij positieve vrijheid is de gemeenschap belangrijk. Vrijheid is de mogelijkheid hebben om je potentieel te bereiken en je dromen te verwezenlijken, door hulp van anderen en door zelf anderen te helpen. Positief staat voor actie ondernemen. Plato gaat er in zijn staat vanuit dat alle mensen willen geholpen worden om hun leven zo goed mogelijk te leiden, en hij neemt aan dat zijn definitie van wat goed is, de enige juiste is. Als de staat vindt dat ze haar burgers helpt, maar de burgers willen dit niet, is dit geen positieve vrijheid volgens Berlin, dan is dat paternalisme. Het voorbeeld van het artikel is eigenlijk ook paternalisme. Als iemand te veel wijn wil drinken mag die dat doen. Als men de positieve vrijheid wil respecteren, mag men niet ingrijpen. Als die persoon echter vooraf heeft gezegd dat hij niet dronken wil worden, maar men merkt dat hij te veel aan het drinken is, dan mag men ingrijpen. Dit is een gevaarlijke grens, en door positieve vrijheid met paternalisme te verwarren, krijgt men een dictatoriale of totalitaire staat, waar de vrijheid verdwenen is.
De termen positieve en negatieve vrijheid bestaan nog maar sinds 1957, wanneer ze werden geïntroduceerd door Isaiah Berlin in zijn Boek 'Two Concepts of Liberty'. Maar het concept bestaat al sinds mensenheugenis, al was er voor de nieuwe tijd zeer weinig sprake van echte vrijheid in de meeste staatsvormen. Echte vraag naar vrijheid kwam er maar met de geboorte van het liberalisme in de 17e eeuw, onder John Locke. Hij wordt door velen gezien als de vader van het liberalisme, en dus onrechtstreeks eigenlijk ook de negatieve vrijheid zoals we ze nu kennen. Hij streefde naar zo veel mogelijk individuele vrijheid voor de mens, maar hij wist dat volledige vrijheid niet mogelijk is zonder autoriteiten en wetten. Elke mens moet een zone van persoonlijke vrijheid hebben, en de rol van de autoriteiten is om de grenzen van die zone te bepalen en er voor te zorgen dat de zones van verschillende mensen niet in botsing komen. Hierin wordt Locke beïnvloed door tijdsgenoot Thomas Hobbes, die hetzelfde standpunt had. Ze verschilden echter van mening over de grootte van die zone van persoonlijke vrijheid. Hobbes had een negatief mensbeeld, en vond dat een sterke regering nodig is om anarchie tegen te houden. Locke had een positiever mensbeeld en was er van overtuigd dat de mens er naar streeft om goed te doen. En wou de mensen zoveel mogelijk vrijheid geven. Dit vertrouwen in de goedheid van de mens vinden we ook terug bij Mill en zijn grote inspiratie: Jeremy Bentham. Beiden waren utilitaristen. Ze geloven dat een mens zijn acties afstemt om zo veel mogelijk geluk te brengen aan zichzelf en anderen. Dit vertrouwen in de gewone mens is steeds aanwezig bij voorstanders van de negatieve vrijheid, omdat de gewone mens de staat bestuurt, en het goede verloop afhangt van zijn acties en keuzes.
Ruim bekeken kan men voorstanders van negatieve en positieve vrijheid plaatsen in respectievelijk de rechter- en linkerkant van het politieke spectrum. De positieve vrijheid is het centrale punt van het progressief liberalisme. Progressieve liberalisten vinden in tegenstelling tot klassieke liberalisten dat de overheid mag optreden wanneer dit het best is voor het volk.
Zoals zoveel het geval is, zien beide vrijheidsconcepten er in theorie goed uit. Het communisme zag er op papier ook goed uit. Maar mensen zijn niet van papier gemaakt, en zullen gegarandeerd elk plan, hoe mooi het er ook uitziet, verknallen.
De extreme kanten van de twee vrijheidsbeelden zijn uitgesloten als men een vrije, goed lopende samenleving wil bekomen. Als men negatieve vrijheid tot in het extreme doortrekt komt er anarchie, zoals Hobbes en Locke reeds zeiden. Iedereen houdt zeg alleen maar met zijn eigen zaken bezig, en er is geen gemeenschap. “Vrijheid door terughoudendheid”, zoals Berlin het noemde. Zonder overkoepelende macht(autoriteiten) vormt iedereen zijn eigen waarden en is het binnen de kortste keren oorlog tussen iedereen.
Als men positieve vrijheid tot in het extreme doortrekt, krijg je een totalitaire staat, en is er van vrijheid geen sprake meer.
Ik acht de gemiddelde mens niet in staat om zijn regering zelf te kiezen. De groeiende populariteit van extreemrechts in heel Europa bevestigt dit. Het volk heeft hulp nodig om goede keuzes te maken, en moet beschermd worden tegen slechte invloeden. De mens is veel te makkelijk beïnvloedbaar om zomaar alles toe te laten. Vandaar dat neonazipartijen verboden zijn bijvoorbeeld. Als je extreme partijen een stem geeft in het politiek debat, geef je de indruk dat hun mening ook wel eens de waarheid zou kunnen zijn. En om het even hoeveel tegenargumenten ze krijgen, veel mensen zullen hen geloven. Hier zeg ik dat mijn mening meer waard is dan die van een ander, net zoals partijen in een totalitaire staat doen, of dictators. Een dictator vindt dat het volk niet zelf verstandige keuzes kan maken, en doet dat dan maar zelf voor hen. Als deze dictator het echt goed voor heeft met het volk, bestand is tegen corruptie, en slim genoeg is om te weten wat het volk nodig heeft, kortweg: als hij perfect is, is dit een perfecte staatsvorm. Maar de mens is niet perfect, de mens kan niet om met macht en zal die misbruiken als hij de kans krijgt.
Geen van beide systemen zal werken, dus moeten we de gulden middenweg vinden, en dit is een zeer moeilijke opgave. In de geschiedenis zijn staatsvormen die te veel met positieve vrijheid werken telkens weer misbruikt, te veel macht bij een te kleine groep mensen is gegarandeerd de weg naar onderdrukking. Daarom zijn we nu zo bang van een overheid die te veel ingrijpt, In Amerika is dit nog veel erger, zoals we nu zijn met de hervorming van de ziekenzorg. Dit systeem is duidelijk in het voordeel van de burgers, maar men ziet het als een aanval op de vrijheid omdat de overheid zelf beslist wat het beste is voor de burgers. Dit bewijst nog maar eens dat de gemiddelde mens eigenlijk te dom is om zelf te kiezen. Maar toch moeten ze het doen, want er zijn geen alternatieven. De democratie, met nadruk op de negatieve vrijheid, is niet het beste systeem, maar het minst slechte.
28-03-2010, 00:00
Geschreven door Cedric 
|