Over mijzelf
Ik ben Bert
Ik ben een man en woon in Laarne (België) en mijn beroep is .
Ik ben geboren op 11/07/1992 en ben nu dus 32 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: .
Inhoud blog
  • Identiteitscrisis - Vriendschap
  • Alleen?
  • Herakleitos
  • Homo Sum
    Categorieën
  • verwerkingstekst (1)
  • Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Zoeken in blog

    Filosofie - Wie ben ik?
    Eindwerk filosofie
    23-05-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Deze week zou ik het willen hebben over onze naam, wat toch wel een belangrijk deel is van het ik. Onze naam is namelijk een manifestatie van de persoon naar de buitenwereld, dus moet er toch wel een bepaald belang gemoeid zijn met het geven/kiezen van een naam. Wij stellen ons altijd voor met onze naam, en niet met een kenmerk van onself. Staat de naam dan voor ons hele zijn? We stellen ons altijd voor met: “hallo, ik ben X”, en nooit als “hallo, ik hou van verre reizen”. Dit is nu puur als voorbeeld, maar onze naam legt al een eerste contact met de mensen rondom ons, dus moet onze naam ons toch wel volledig vertegenwoordigen? Vertelt onze naam wie wij zijn, net als onze voornaamste kenmerken, bijvoorbeeld iemand die houd van verre reizen?

    Volgens mij zijn er echt wel linken te trekken tussen de persoon en zijn naam. We kennen allemaal wel coole mensen met coole namen en idiote mensen met idiote namen. Maar zijn deze toevallig, of is er meer mee gemoeid? Of zijn het linken die we vanuit onszelf leggen, vanuit onze eigen ervaring met andere mensen die toevallig dezelfde naam hadden? Of vinden we een naam tof omdat we de persoon ook tof vinden? Er zijn bijvoorbeeld ouders die hun kinderen naar hun jeugdidool noemen, dit vinden ze dan een toffe naam, niet omwille van de naam, maar omwille van de persoon die deze naam vertegenwoordigt.

    Ik denk dat we voor een antwoord best even een generatie terugkeren, naar onze ouders. Onze ouders hadden een bepaalde stijl, een bepaalde levenswijze. Hun smaak zal dan ook uitgedrukt worden in de naam die zij aan hun kinderen zullen gegeven hebben. Wanneer deze kinderen dan opgroeien en opgevoed worden door hun ouders, zal de opvoeding ook naar de smaak en levenswijze van de ouders zijn. Dus daar lijkt het mij logisch dat er een verband zou bestaan tussen de persoon en de naam, aangezien zij beiden door de ouders gekozen of gecreëerd zijn.

    Uit mijn rijke persoonlijke ervaring kan ik het volgende delen. Ik ben (een klein beetje toch) genoemd naar mijn grootvader (Hubert – Bert) en, wonder boven wonder, mijn oma zegt dat ik in mijn gedragingen enorm goed op hem lijk. Is dit nu toeval… of niet…

    23-05-2010 om 15:04 geschreven door Bert  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    16-05-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Identiteitscrisis - Vriendschap

    In onze zoektocht naar ‘wie ben ik?’ horen we uiteraard ook stil te staan bij de mensen die het moeilijk hebben om zichzelf te ontdekken. De ontdekking van zichzelf kan voor iedereen moeilijkheden bieden.

    Ontevredenheid over de eigen persoon is van alle tijden. Zijn wij iemand als wij onszelf niet kunnen ontplooien tot mensen? Als wij constant belemmerd worden door factoren waarbij het niet binnen onze macht ligt om ze te veranderen? Wat komt er van terecht wanneer iemand boordevol ideeën zit, maar hij ze niet kan uitvoeren, wegens kleingeestigheid van anderen? Hij wordt levensmoe, heeft nergens nog zin in en beland in een diepe persoonlijke crisis. Hij wordt extreem prikkelbaar en cynisme en/of arrogantie zullen de kop op steken. Hij weet niet meer wat hij kan doen of wie hij nog kan vertrouwen.

    De mens moet uit deze negatieve spiraal zien te ontsnappen, maar meestal ligt dit niet zo voor de hand. Het vraagt een lange bewustwording van de situatie waarin de mens verblijft. Pas als het inzicht er is gekomen, kan hij zich er tegen verzetten. Vrienden (échte vrienden dan wel…) spelen hierbij een cruciale rol. Zij kunnen de ogen openen van hem die zichzelf niet kan zijn. Zij kunnen een mens er toe aanzetten te rebelleren tegen de druk en de dwang die hem van bovenaf wordt opgelegd om zichzelf niet te zijn.

    16-05-2010 om 12:55 geschreven door Bert  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    09-05-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Alleen?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Deze week kwam de vraag naar zingeving weer in mij naar boven. De vraag naar “wie ben ik?” kwam hier natuurlijk ook weer naar boven. Bij zingeving denken we aan God, Allah, Jahwe of een ander transcendent wezen dat zich (goedkeurend?) toelegt op onze levensloop.


    Stel nu dat we alleen op de wereld zouden zijn, zonder goden en transcendente machten. Deze vraag stel ik mij geregeld, ik ben een volledige agnost op dit gebied. Nu vraag ik mij af: zijn wij dan echt alleen op de wereld, en zijn mensen de enige wezens die in staat zijn om deze vraag aan zichzelf te stellen? Is de zogenaamde intelligentie, die wij onszelf steeds weer toeschrijven en waardoor wij ons kunnen onderscheiden van “tweederangs” diersoorten, een gave of een vloek? Voelen wij ons niet veel te snel beter dan andere soorten? Voelen wij ons niet snel beter dan andere mensen? Wij verheffen onszelf boven de rest van de wereld, ook al zijn we maar een nietige vlek.

     

    Ik zeg u, wij zijn niet alleen op de wereld, en wij hebben de plicht om samen te leven met al het aardse dat zich in onze omgeving bevindt.

     

    Wie ben ik? Ik ben een mens, niets menselijks is mij vreemd, maar moet ik daar trots op zijn?

    09-05-2010 om 11:14 geschreven door Bert  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    01-05-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Herakleitos
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Herakleitos vergelijkt in zijn werk het leven met een rivier. Een mens kan nooit tweemaal dezelfde rivier oversteken, aangezien je nooit twee keer door hetzelfde water kan lopen, en door erosie verandert ook de loop van de rivier constant. “Panta rhei”, “alles stroomt”.

    Wie ben ik? Rekening houden met dit idee van Herakleitos is deze vraag bijna onmogelijk te beantwoorden geworden. Ik verander constant, net zoals de rivier constant verandert. Geen enkele dag is dezelfde, hoe saai en variatieloos je leven ook is. Je ontmoet constant nieuwe mensen, of je ontmoet dezelfde mensen, maar die mensen zijn dan ook weer veranderd, waardoor geen dag volledig dezelfde is als een andere. Ieder moment is een uniek gegeven, een unieke gebeurtenis. Het is dus ook onmogelijk om terug te komen op iets wat vroeger gebeurd is. Het leven gaat voort, het water stroomt verder. Het ligt niet binnen ons bereik om terug te keren in het verleden, om het water bergop te laten stromen. En dan zouden we nog steeds een ander persoon zijn, want, als we zouden kunnen terugkeren als volledig dezelfde persoon die we toen waren, zouden we volledig dezelfde keuzes maken, omdat onze gedachten en handelingen volledig hetzelfde zouden zijn. Als we echter naar het verleden zouden kunnen terugkeren als de persoon die we nu zijn, zou het oversteken van de rivier ook niet meer hetzelfde zijn, aangezien jij dan niet meer bent wie je was, omdat je beïnvloed was omdat je reeds wist wat er verder in je leven staat te gebeuren.

    Deze stelling lijkt mij zeer aanvaardbaar en verstaanbaar, en ik ben er dus ook wel voorstander van.

    Graag zou ik jullie mening hierover weten...

    01-05-2010 om 00:00 geschreven door Bert  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    28-04-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Homo Sum

    Homo sum
    Hihil humani
    A me alienum puto

    ("Ik ben een mens, niets menselijks is mij vreemd")

    Terentius (195 V.C. - 159 V.C.)

    28-04-2010 om 00:00 geschreven door Bert  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    22-04-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoger doel
    Laatst kreeg ik volgend inzicht:
    Wie ben ik, wat kan ik bereiken, als ik mijn niet talenten niet ten dienste kan stellen van een hoger doel? 
    Ook al vormt ons leven op aarde dan toch niet de hoofdzaak van het bestaan is (zie verwerkingstekst), dan kunnen we er toch nog het beste van maken, niet?
    Ik ben niemand wanneer ik weet dat hetgeen ik hier doe van geen waarde is. Wie iets doet, wordt iemand, wie niets doet blijft niemand. Ik ben dus wat ik zelf van mijn leven maak. Onze daden dragen we dan gedeeltelijk mee als een soort littekens. We worden er aan herinnerd, maar we ondervinden er geen blijvende last door. Bij deze wordt mijn visie dus als volgt uitgebreid: We zijn als persoon niet alleen afhankelijk van de ware werkelijkheid, de geest, die voorlopig voor ons onzichtbaar blijft, maar ook door wat we zelf met ons leven hebben aangevangen in ons verleden. Het is dus van het allergrootste belang dat we onze daden hier op aarde controleren. Wat mij dan de beste manier lijkt om het leven te leiden, is het zichzelf ten dienste stellen van een hoger doel, de maatschappij waarin wij leven, en de hele mensheid in het algemeen.

    22-04-2010 om 21:38 geschreven door Bert  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (3 Stemmen)
    31-03-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Verwerkingstekst

    Wie ben ik? Een gezonde vraag die gezonde filosofen zoals u en ik wel eens durven te stellen.

    Dit is misschien wel een van de hamvragen van de moderne filosofie, maar tegelijk is het een van de moeilijkst te benaderen onderwerpen. Om een of andere mysterieuze reden worden wij er steeds weer van weerhouden om werkelijk tot de diepste kern van ons eigen ‘zijn’ door te dringen. Allereerst zitten wij gevangen in maatschappelijke zeden en waarden die ons beletten om op zoek te gaan naar wie wij echt zijn. Het wordt namelijk als ‘blasé’ beschouwd om uitgebreid de tijd te nemen om over zichzelf na te denken en met anderen er over te praten. Het is een opdracht aan de moderne mens om zich open te stellen voor ontdekking van zichzelf en de ontdekking van anderen. Maar toch moet iedere mens zélf ontdekken wie hij is. Deze invulling is voor ieder persoon perfect te doen vanuit zijn eigen levensomgeving, ook al lijkt het niet altijd zo.


    Puur wetenschappelijk bijvoorbeeld zal het antwoord op deze vraag afgedaan worden als een formaliteit: de mens is een grote samenhang van cellen, die op hun beurt  weer samenhangen uit moleculen, die dan op hun beurt een grote groepering van atomen zijn. Maar zelfs hier kan verder gegaan worden over dit onderwerp. Wanneer ik mijzelf in mijn lichaam bekijk (dit kan volledig in wetenschappelijke context gebeuren) en anderen mij kunnen bekijken, kan de vraag naar wie een persoon is worden uitgebreid. Zien zij dan mijn ‘ik’, of een gematerialiseerde, eventueel aardse vorm van het ‘ik’? Of zien zij een tastbare manifestatie van wat mijn persoonlijkheid inhoudt? Met andere woorden, is het lichaam afhankelijk van het innerlijk en is het innerlijk afhankelijk van het uiterlijk? Mensen kunnen veranderen, en het lichaam verandert mee met de toestand van de geest. Is de innerlijke mens vol van energie, dan zal het lichaam ook vol energie zijn. Slaat levensmoeheid toe, het zal af te lezen zijn op het gezicht. Maar verandert de geest ook mee met de toestand van het lichaam? Naar mijn inzicht zijn de twee onlosmakelijk met elkaar verbonden. Een verandering aan het lichaam zal onlosmakelijk gepaard gaan met verandering in de ziel van een persoon. De innerlijke kracht kan door het lichaam versterkt of verzwakt worden. De persoon blijft volledig dezelfde. Veel filosofen trekken deze stelling dan volledig door, bewerend dat de geest één en ondeelbaar is. Descartes was een van de grote vertegenwoordigers van deze stelling: “Allereerst ontdek ik hier immers een groot verschil tussen geest en lichaam, waar het lichaam vanuit zijn aard altijd deelbaar is, de geest evenwel ondeelbaar.” Een persoonlijkheid kan totaal omslaan door een uiterlijke verandering. Mensen die ‘gerestyled’ worden hebben in het algemeen veel meer zelfvertrouwen. Zet een gewone doordeweekse man in een maatpak, en hij zal er zich naar gedragen. Geef hem allemaal zwarte kleren, lang haar en een grote zwarte kap over zijn hoofd en hij zal de arrogantie zelf zijn… Ik ben wat anderen van mij maken.


    Uit dit voorbeeld kunnen wij al een besluit trekken in verband met de ‘variabiliteit’ van de uitingsvormen van het ‘ik’. Voortdurende veranderingen werken in op het ‘ik’. Een persoon is niet noodzakelijk de persoon die hij de dag ervoor was. Vergelijk met een zaadje. Als dit zaadje in goede grond komt, zal het zich verder ontwikkelen en uitgroeien tot een plantje. Als dit plantje plots geen zon of water meer krijgt zal het beginnen verschrompelen. De buitenstaande factoren beïnvloeden dit plantje, maar het plantje blijft een plantje, het verandert niet in steen. Toch kan dit plantje ook uitgroeien tot een enorme boom. Hebben wij dan reden om aan te nemen dat dit plantje en deze boom één zijn? Ondanks de uiterlijke verandereningen blijven het zaadje en de boom onlosmakelijk met elkaar verbonden. Een eik blijft een eik en een wilg blijft een wilg...

     

    Deze ‘variabiliteit’ valt te verklaren doordat de tastbare aanwezigheid van de mens hier op aarde niet meer dan een manifestatie van een innerlijk, eventueel transcendent ‘zijn’. Er moet dus toch een zekere afstand zijn tussen de twee. Want zet de man terug in zijn normale omgeving, hij wordt weer de normaal functionerende persoon van weleer. De man blijft de man, zoals de boom en het zaadje.


    Op de vraag “wie ben ik?” kan hierdoor al een eerste antwoord gegeven worden. Ik ben slechts een uitbeelding, een spiegelbeeld van de innerlijke en emotionele waarheden die door innerlijke spiritualiteit worden verankerd in mijn persoon. Het is aangetoond dat mensen die zelfzeker zijn en zich aanvaard weten door medemensen rechter gaan lopen. Deze wetenschappelijke vaststelling illustreert perfect de bovenstaande filosofische stelling.  De eigenlijke werkelijkheid ligt dus niet hier, maar in het transcendente, de geest. Plato (4e-5e eeuw V.C.) schreef dit reeds in zijn grotallegorie. Het feit dat in deze allegorie de mensen vastgeketend zitten, wordt gebruikt om aan te tonen hoe moeilijk het is om naar de waarheid te kijken. Volgens mij gaat de vergelijking hier ook op voor de ontdekking van het ‘ik’. Het is onmogelijk om de volledige waarheid achter de werking van het zijn van een persoon te achterhalen. Meer nog, het is gewoon niet aan de mensen toegestaan om te achterhalen wat hier het antwoord op is. De natuur heeft ervoor gezorgd dat wat wij niet mogen weten, we ook nooit te weten zullen komen. Omdat we ons er niet van bewust zijn, zullen we het dus ook niet missen. Het enige dat toegestaan is aan de mensheid is het geven van een eigen invulling van het leven, “ik ben wat ik er van maak”.


    Uit deze allegorie kunnen wij ook de moeilijkheid van het achterhalen van het diepste innerlijk van het ‘ik’ aantonen. Door deze enorme afstand is het voor een normaal reagerend, nadenkend en redenerend persoon quasi onmogelijk zichzelf te ontdekken, hoe hard ook wordt geprobeerd. De enkeling die zich uit de ketens losmaakt zal, overweldigd door het licht, weldra zijn plaats weer innemen.


    Uit deze visie lijkt het aannemelijk dat het lichaam eigenlijk totaal zonder nut te zijn, aangezien de kracht en waarde van een persoon in zijn geest ligt. Toch blijkt het psychologische aspect hier ook niet te verwaarlozen. Het zwaartepunt van het ‘ik’ mag dan wel niet materieel zijn, toch heeft deze stoffelijke aanwezigheid een waarde voor een persoon. De waarde van het lichaam voor de mens blijft uitermate groot. Hoe ver willen mensen wel niet gaan om hun lichaam te verbeteren? Nochtans bestaat er toch een zekere ‘rangorde in lichaamsdelen’, om het cru uit te drukken. De meeste mensen zouden liever één vinger verliezen dan een hele arm...

    Maar dus, indien dit lichaam zonder belang zou zijn, zou de angst voor de dood kunnen verdwijnen, omdat de geest verder leeft. Aangezien slechts bij een minderheid deze angst verdwijnt, tasten we hier nog in het duister.


    De geest daarentegen is een ander paar mouwen. Gezien de onaardsheid van de geest en de weinige contacten die we kunnen leggen, is het moeilijk een even uitgebreid rapport te maken. Hierbij kunnen we wel gebruik maken van een andere manifestatie van het ‘zijn’, die niet materieel is, maar wel aards: de gedachten en herinneringen.

    Het bestaan van deze gedachten en herinneringen, gecombineerd in het geheugen, past ook perfect in deze theorie. Gedachten zijn een opeenstapeling van elementen die ons eraan herinneren dat we al altijd een mens zijn geweest. Het is de verbinding tussen de oude man en de jonge baby, tussen de boom en het zaadje. Gedachten staan tussen de materiële veruiterlijking van de persoon en de ‘geest’. Ze maken van geen van beiden deel uit, maar zijn met beiden verbonden. Tussen gedachten en het lichaam bestaat de barrière van het materiële, tussen gedachten en geest bestaat dan weer het verschil dat gedachten een gevolg zijn van het leven, een opeenstapeling van herinneringen aan gebeurtenissen, en het ‘zijn’ de oorzaak is van het leven, de bezieling.

    Het bestaan van gedachten wijst dus op een continuïteit van het leven. Het lichaam wordt dus niet verbonden met een ander ‘zijn’, deze twee zijn continu verbonden. Bepaalde overeenkomstige ideeën uit deze theorie vinden we ook terug in het werk van Locke.

    Locke schreef over deze kwestie ook een theorie, waarbij we de vergelijking kunnen maken met estafettelopers: De herinneringen worden altijd doorgegeven aan de volgende loper, maar er is geen contact meer met de vorige lopers. Het enige dat deze twee verbindt zijn de gedachten die ze hebben doorgegeven aan de volgende ‘ikken’, om mij eraan te herinneren dat ik nog steeds dezelfde persoon ben.


    De laatste stap in de richting van de  ontdekking van het ‘ik’ ligt in de wereld rondom ons. Hebben we zelf vat op de ontwikkeling van onze eigen identiteit? Wordt onze aardse aanwezigheid volledig bepaald door de geest, of kunnen anderen een rol spelen? Persoonlijk denk ik hier in de richting van de vriendschap. Het ontwikkelen van een eigen identiteit kan gedeeltelijk te wijten zijn aan onze omgang met anderen. Wiliam James was een van de grote voorstanders van deze filosofie. Ik ben echter van een andere mening. Mijns inziens is dat wat er moet uitkomen, vooraf bestemd. Of er een manifestatie zal zijn van de vooraf bepaalde kenmerken van mijn persoon kan dan wel weer bepaald worden door de medemens. Praktisch voorbeeld: vooraf wordt bepaald of iemand introvert of extravert is. Door de omgang met personen kunnen deze kenmerken zich ontplooien. Een extravert persoon kan introvert worden door zijn omgang met anderen, maar een introvert persoon kan ook extravert worden door omgang met anderen. Alleen zal dit kenmerk toch ooit eens gemanifesteerd moeten worden, aangezien het zo is voorbestemd. Wanneer dit echter zodanig onderdrukt wordt dat er nooit een manifestatie komt, kan deze komen na de scheiding tussen het aardse en het transcendente: De Dood.

     

     

     

     

     

     

    Bert De Schrijver

     

     

     

     

     

    Bronnen:

    “Filosofie voor beginners” – Alain de Botton

    “De geschiedenis van de filosofie” – Hans Joachim Störig

     

    31-03-2010 om 00:00 geschreven door Bert  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    Categorie:verwerkingstekst



    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs