VAN EEN DOOD VARKEN KUNT GE ETEN...
en andere smeuige verhalen doorspekt van het leven
Fikske verklaart deze titel aan de hand van een passage uit een van de nog te plaatsen verhalen ( MATHILEKE VIS )
Luister eens goed meneer pastoor, zei ze, van een dood varken kunt ge eten..., maar van een dode man niet! Dat was Mathilekes antwoord aan de zielenherder die haar na de vroegmis staande hield en op berispende toon vroeg: Wat hoor ik nu allemaal, Mathilde? Uwen tweede man is nog maar drie maanden dood en men zegt mij dat ge binnenkort voor de derde keer wilt gaan trouwen. Mathileke keerde hem de rug toe en stapte kwaad weg. Wat denkt die wel! Hij kan gemakkelijk praten, maar moet geen vier opgroeiende kinderen eten geven. Twee maanden later trouwde ze met Mon Vitesse', een steenbakker die nogal veel dorst had, maar toch geld genoeg overhield om zijn gezin te onderhouden. Van hem kreeg Mathilde er nog twee kinderen bij en toen Mon stierf, voelde ze zichzelf niet meer jong genoeg om het huwelijk een vierde keer uit te proberen, anders had ze het misschien wel gedaan. Ondanks het zware leven dat ze heeft gehad, leefde Mathileke toch nog vijftien jaar langer dan haar laatste man. Bij haar begrafenis spraken de mensen vol lof over het 'viswijf' en al lachend werd ook wel eens gezegd: Mathileke moet toch een sterke vrouw geweest zijn om zes kinderen te kunnen grootbrengen en ondertussen nog eens drie mannen te verslijten...
Mathileke was mijn grootmoeder en Mon Vitesse, mijn dooppeter.
Voorwoord
Het zoeken naar mijn vroegste
herinnering heeft me lange tijd bezig gehouden. Vaak heb ik mijn hersens
gepijnigd om te weten te komen wat nu eigenlijk mijn allereerste belevenis is
geweest. Beelden van vroeger passeren de revue achter mijn gesloten ogen en dan
spoel ik de film zo ver mogelijk terug.../
/... Onze ouders waren eenvoudige werkmensen. Vader
heette Ludovicus en moeder Alexandrina, tenminste zo stond het in hun
trouwboekje, maar iedereen noemde hen Louis en Zandrin. Mijn broer Mil, die
eigenlijk Emile heet, is precies dertien maanden jonger dan ik. Mij noemen ze
Roger. Ik ben geboren in 1936 en was dus nog heel jong toen de tweede
wereldoorlog uitbrak, maar toch herinner ik me bepaalde gebeurtenissen van vóór
het uitbreken van die oorlog en daar begint mijn verhaal.
SLECHT NIEUWS
September 1939
In een hoek van de woonkamer
spelen Mileke en Roger met houten blokjes die ze op elkaar proberen te stapelen
tot een zo hoog mogelijke toren. Ze zijn alleen in huis en om hen het vrij
rondlopen te beletten, hebben hun ouders de hoek afgebakend met twee
keukenstoelen die op de vloer zijn
neergelegd. Als hun moeder langs de voordeur binnenkomt, verliezen de
broertjes even hun concentratie en valt het bouwwerkje om. Vol verwachting
kijken ze omhoog en hopen dat mama hen uit de kooi komt bevrijden, maar Zandrin
haast zich meteen naar het washuis en laat de deur wagenwijd open staan.
|
Louis!... Louis?
Zonder op antwoord te wachten, opent ze de achterdeur,
zet een paar stappen in de tuin en roept met overslaande stem: Louis!
Ze staat alweer binnen en opent de deur aan de
zoldertrap.
Louis! Waar zitte gij ieverans ?
Louis hoofd verschijnt boven aan het trapgat.
Ja Zandrin, wat is er?
Hitler is Polen binnengevallen!
Watte? In vijf stappen is hij beneden en grijpt haar stevig bij de schouders.
Hoe weet gij dat?
Van het avondnieuws op de radio, hiernaast bij Dikke
Marja.
Nondeju! Hij loopt haastig naar buiten en staat in
geen tijd bij zijn buurvrouw in de
keuken.
Wat zeggen ze? vraagt hij en kijkt bezorgd naar de
andere buren die eveneens zijn komen luisteren.
Zwijg! blaft de dikke hem toe. De eerste minister
gaat een mededeling doen.
Regeringshoofd Hubert Pierlot is een Waals
politicus en bijgevolg doet hij zijn mededeling uitsluitend in het Frans.
Et pour les Flamants la même chose, zeker. zegt
Louis sarcastisch, maar de reporter geeft nog snel een korte samenvatting:
De regering van België
verklaart zijn neutraliteit en zal geen vreemde troepen op zijn grondgebied
dulden. Koning Leopold III bevestigt dit en neemt vanaf heden het opperbevel over
het Belgische leger.
Ongeloof en vrees staan te
lezen op de gezichten van de luisteraars. Uit de berichtgeving kunnen ze
afleiden dat de Duitse troepen Polen zijn binnengevallen, maar dat België zijn
neutraliteit zal behouden. Volgens de koning is er zelfs geen enkele reden tot
ongerustheid.
Als dat maar waar is,
zegt Tuur de metser. In 1914 heeft Albert I, onze Koning-soldaat, dat ook al
gezegd. Hij liet op 2 augustus aan de Duitse keizer weten dat België een
neutraal land was en bijgevolg geen doorgang verleende aan vreemde troepen,
maar nog diezelfde dag passeerden de Duitsers al de Luxemburgse grens.
Rozine heeft met open mond naar haar man geluisterd.
Gij weet dat allemaal zo goed, Tuur, vleit ze.
Ja, en op 20 augustus stond het Duitse leger al in
Brussel! Die Moffen zijn niet te vertrouwen.
Als dat zo zit, vrees ik dat we binnenkort opnieuw
onze soldatenkleren zullen moeten aantrekken! zegt Louis.
Misschien ben ik wel te oud om nog opgeroepen te
worden, meent Tuur.
Te oud? Gij zijt toch maar enkele jaren ouder dan ik,
waarom zoude gij niet meer moeten gaan en ik wel?
Ik weet het niet, monkelt Tuur, misschien willen ze
geen soldaten met een kletskop.
Ja, lach er nog maar een beetje mee. Peins maar niet
dat ze u gaan overslaan, zulle Tuur.
Van welke lichting zijde gij, Louis? vraagt de
kaalkop.
Ikke? Ik ben van de klas van 32, mij zullen ze niet
vergeten. Dedju toch!
Oei, oei, sukkelaar, dan zijt ge er bij, ik ben van
de klas van 24 en die roepen ze voorzeker niet meer op.
Tuur kan het niet nalaten om een beetje te
zwanzen, maar Louis gunt hem zijn pleziertje niet.
En gij gelooft dat ze u gaan gerust laten? bromt hij
geheimzinnig. We zullen dat wel zien...
Ostentatief draait Louis
zich van hem af en gaat hoofdschuddend weg. Aan de voordeur staat Zandrin op
hem te wachten.
En? Wat denkt ge? vraagt ze fronsend.
t Is van mijn kloten, Din. Dienen Hitler is n
oorlogsstoker, ik vertrouw hem voor gene centiem!
Als Louis uit zijn humeur is, zegt hij altijd
Din. Zij heeft dat niet zo graag, maar begrijpt wel dat haar doopnaam,
Alexandrina veel te plechtig is en daarom vindt ze het goed dat hij haar
Zandrin noemt.
Ge hebt gelijk, kom Ludovicus, zegt ze plechtstatig,
we gaan eten, de kinderen zitten al aan tafel.
Ze steekt liefdevol haar arm door de zijne en
lokt hem mee naar binnen.
Ja, de kinderen, denkt Louis, hoe zullen die twee
kereltjes deze tijden doorkomen? Mileke is nog geen drie en Roger is amper één
jaar ouder. Zie ze daar nu zitten. Zij weten nog van geen oorlog of gevaar.
Goed eten hoor jongens, zodat ge tegen de koude kunt,
want het zal een harde winter worden.
Papa schuift bij hen aan.
Mileke houdt de lepel stevig in zijn vuistje en sabbelt
zijn vanillepap rustig naar binnen. Hij zit op een keukenstoel, met twee
kussens onder zijn zitvlak. Zandrin heeft hem aan de leuning van zijn stoel
vastgebonden met een sjaal, op die manier zit hij goed vast en kan niet naar
beneden totteren. Roger zit eveneens op een kussen en steunt lusteloos met zijn
elleboog op de tafel. Zijn sjaal is niet goed vastgesnoerd, want hij hangt
losjes rond zijn midden. In tegenstelling tot zijn broer, eet hij bijna niets
en roert lusteloos met de paplepel in zijn bord.
Zet u ne keer schoon recht aan tafel, vermant zijn
moeder hem, en steek die lepel in uwe mond in plaats van ermee te spelen in uw
teloor.
Papa zegt niks, de
opvoeding van de jongens laat hij geheel aan zijn vrouw over. Alleen als ze het
te bont maken, grijpt hij in, maar dan enkel wanneer zij het vraagt.
Louis bord macaronipap is leeg en hij voelt zich moe.
De hele dag heeft hij op een dak gezeten om zinken goten en afvoerbuizen te
vernieuwen. Toch doet hij zijn werk graag en meneer Gillis is een goede
patron, die zijn loodgieters, degelijk en op tijd betaalt. Stipt elke
zaterdag ligt hun envelop klaar.
Morgen is het pree en dan komt er weer wat geld in 't
bakske, zegt Louis, ik moet maar tot vier uur werken en dan hebben we de hele
zondag om uit te rusten.
Ga nog maar een luchtje scheppen, zegt Zandrin,
ondertussen steek ik de kinderen in bed en dan kom ik bij jou.
Zoals gewoonlijk neem Louis zijn keukenstoel mee naar
buiten, aan de voordeur draait hij hem om, gaat er schrijlings op zitten en
steunt met zijn ellebogen op de rugleuning. Zijn kin rust in zijn handen en hij
kijkt dromerig naar de overkant van de aardeweg waar zijn tuintje ligt. Zijn
blik glijdt over de boonstaken die nog vol hangen met droge ranken en hij bedenkt
dat die stokken binnenkort naar binnen moeten, voor het winter wordt, anders
zijn ze volgend jaar half rot en niet meer te gebruiken. Volgend jaar, denkt
hij, wie weet waar ik dan zit, volgend jaar...
Voorzichtig zet zijn vrouw
haar stoel naast de zijne en legt zwijgend haar arm over mijn schouder. Enkele
ogenblikken zijn beiden in gepeins verzonken.
De toestand in Europa ziet er niet goed uit. Door
Polen binnen te vallen, hebben de Duitsers weeral eens bewezen dat ze niet bang
zijn om een oorlog te ontketenen, en als dat zo verder gaat, staat hun leger
binnenkort opnieuw op Belgische bodem, net als vijfentwintig jaar geleden,
meent Louis en zucht heel diep.
We zullen er ons wel door slaan, Lowieke, zegt zijn
vrouw en geeft hem een troostend kusje op de wang.
Slapen de kinderen al? vraagt hij en voelt meteen
een brok in zijn keel. Zijn stem trilt een beetje, maar hij wil niet laten
merken hoe hij zich zorgen maakt om hen.
Ik heb de kamerdeur op een kier gelaten, we moeten
zachtjes praten, fluistert Zandrin en kruipt dicht tegen haar man aan. Morgen
moeten de kinderen nog voor een halve dag naar de kakschool, want ik heb tot de
middag werk bij madame Dané.
Das goed, dan rijden we zondag samen naar Kraainem.
Naar Kraainem? schrikt ze. Maar de achterband van
mijne fiets loopt leeg, de hele week al.
En dat zeg je me nu pas! Hoe ben jij dan op je werk
geraakt?
Ik pomp hem telkens weer op, maar na één kilometer is
hij alweer plat.
Dan moet ge minstens drie keer pompen onderweg!
Ze knikt .
Goed, ik zal hem morgenavond repareren en dan kunnen
we zondag naar onze ouders om nog eens goeie dag te gaan zeggen, want ik vrees
dat het nu niet lang meer zal duren vooraleer ik opgeroepen word om ons land te
gaan verdedigen.
Louis voorspelling kwam uit, enkele dagen later al.
Op maandag 4 september 1939, één dag nadat Frankrijk en Engeland aan Duitsland
de oorlog hadden verklaard, werd het Belgisch leger gemobiliseerd. Ongeveer
600.000 jongens kwamen onder de wapens!
23-02-2011, 00:00 geschreven door Fikske 
|