Van een dood varken kunt ge eten...
Inhoud blog
  • Hoe het begon

    Zoeken in blog


    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     


    en andere smakelijke vertelsels doorspekt van het leven
    23-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoe het begon

     

    VAN EEN DOOD VARKEN KUNT GE ETEN...

    en andere smeuige verhalen doorspekt van het leven



    Fikske verklaart deze titel aan de hand van een passage uit een van de nog te plaatsen verhalen ( MATHILEKE VIS )


    ‘Luister eens goed meneer pastoor,’ zei ze, ‘van een dood varken kunt ge eten..., maar van een dode man niet!’
    Dat was Mathilekes antwoord aan de zielenherder die haar na de vroegmis staande hield en op berispende toon vroeg:
    ‘Wat hoor ik nu allemaal, Mathilde? Uwen tweede man is nog maar drie maanden dood en men zegt mij dat ge binnenkort voor de derde keer wilt gaan trouwen.’
    Mathileke keerde hem de rug toe en stapte kwaad weg. Wat denkt die wel! Hij kan gemakkelijk praten, maar moet geen vier opgroeiende kinderen eten geven.
       Twee maanden later trouwde ze met ‘Mon Vitesse',  een steenbakker die nogal veel dorst had, maar toch geld genoeg overhield om zijn gezin te onderhouden. Van hem kreeg Mathilde er nog twee kinderen bij en toen Mon stierf, voelde ze zichzelf niet meer jong genoeg om het huwelijk een vierde keer uit te proberen, anders had ze het misschien wel gedaan.
       Ondanks het zware leven dat ze heeft gehad, leefde Mathileke toch nog vijftien jaar langer dan haar laatste man. Bij haar begrafenis spraken de mensen vol lof over het 'viswijf' en al lachend werd ook wel eens gezegd:
       ‘Mathileke moet toch een sterke vrouw geweest zijn om zes kinderen te kunnen grootbrengen en ondertussen nog eens drie mannen te verslijten...’

    Mathileke was mijn grootmoeder en Mon Vitesse, mijn dooppeter. 




     

    Voorwoord

     

    Het zoeken naar mijn vroegste herinnering heeft me lange tijd bezig gehouden. Vaak heb ik mijn hersens gepijnigd om te weten te komen wat nu eigenlijk mijn allereerste belevenis is geweest. Beelden van vroeger passeren de revue achter mijn gesloten ogen en dan spoel ik de film zo ver mogelijk terug.../

     

       /... Onze ouders waren eenvoudige werkmensen. Vader heette Ludovicus en moeder Alexandrina, tenminste zo stond het in hun trouwboekje, maar iedereen noemde hen Louis en Zandrin. Mijn broer Mil, die eigenlijk Emile heet, is precies dertien maanden jonger dan ik. Mij noemen ze Roger. Ik ben geboren in 1936 en was dus nog heel jong toen de tweede wereldoorlog uitbrak, maar toch herinner ik me bepaalde gebeurtenissen van vóór het uitbreken van die oorlog en daar begint mijn verhaal.

     

     

    SLECHT NIEUWS

    September 1939 


     

    In een hoek van de woonkamer spelen Mileke en Roger met houten blokjes die ze op elkaar proberen te stapelen tot een zo hoog mogelijke toren. Ze zijn alleen in huis en om hen het vrij rondlopen te beletten, hebben hun ouders de hoek afgebakend met twee keukenstoelen die op de vloer zijn  neergelegd. Als hun moeder langs de voordeur binnenkomt, verliezen de broertjes even hun concentratie en valt het bouwwerkje om. Vol verwachting kijken ze omhoog en hopen dat mama hen uit de kooi komt bevrijden, maar Zandrin haast zich meteen naar het washuis en laat de deur wagenwijd open staan.

       ‘Louis!... Louis?’

       Zonder op antwoord te wachten, opent ze de achterdeur, zet een paar stappen in de tuin en roept met overslaande stem: ‘Louis!’

        Ze staat alweer binnen en opent de deur aan de zoldertrap.

       ‘Louis! Waar zitte gij ieverans ?’

       Louis’ hoofd verschijnt boven aan het trapgat.

       ‘Ja Zandrin, wat is er?’

       ‘Hitler is Polen binnengevallen!’

       ‘Watte?’ In vijf stappen is hij beneden en grijpt haar stevig bij de schouders.

       ‘Hoe weet gij dat?’

       ‘Van het avondnieuws op de radio, hiernaast bij Dikke Marja.’

       ‘Nondeju!’ Hij loopt haastig naar buiten en staat in geen tijd bij zijn  buurvrouw in de keuken.

       ‘Wat zeggen ze?’ vraagt hij en kijkt bezorgd naar de andere buren die eveneens zijn komen luisteren.

       ‘Zwijg!’ blaft de dikke hem toe. ‘De eerste minister gaat een mededeling doen.’

        Regeringshoofd Hubert Pierlot is een Waals politicus en bijgevolg doet hij zijn mededeling  uitsluitend in het Frans.

       ‘Et pour les Flamants la même chose, zeker.’ zegt Louis sarcastisch, maar de reporter geeft nog snel een korte samenvatting:

     

    De regering van België verklaart zijn neutraliteit en zal geen vreemde troepen op zijn grondgebied dulden. Koning Leopold III bevestigt dit en neemt vanaf heden het opperbevel over het Belgische leger.

     

    Ongeloof en vrees staan te lezen op de gezichten van de luisteraars. Uit de berichtgeving kunnen ze afleiden dat de Duitse troepen Polen zijn binnengevallen, maar dat België zijn neutraliteit zal behouden. Volgens de koning is er zelfs geen enkele reden tot ongerustheid.

    ‘Als dat maar waar is,’ zegt Tuur de metser. ‘In 1914 heeft Albert I, onze Koning-soldaat, dat ook al gezegd. Hij liet op 2 augustus aan de Duitse keizer weten dat België een neutraal land was en bijgevolg geen doorgang verleende aan vreemde troepen, maar nog diezelfde dag passeerden de Duitsers al de Luxemburgse grens.’

       Rozine heeft met open mond naar haar man geluisterd.

       ‘Gij weet dat allemaal zo goed, Tuur,’ vleit ze.

       ‘Ja, en op 20 augustus stond het Duitse leger al in Brussel! Die Moffen zijn niet te vertrouwen.’

       ‘Als dat zo zit, vrees ik dat we binnenkort opnieuw onze soldatenkleren zullen moeten aantrekken!’ zegt Louis.

       ‘Misschien ben ik wel te oud om nog opgeroepen te worden,’ meent Tuur.

       ‘Te oud? Gij zijt toch maar enkele jaren ouder dan ik, waarom zoude gij niet meer moeten gaan en ik wel?’

       ‘Ik weet het niet,’ monkelt Tuur, ‘misschien willen ze geen soldaten met een kletskop.’

       ‘Ja, lach er nog maar een beetje mee. Peins maar niet dat ze u gaan overslaan, zulle Tuur.’

       ‘Van welke lichting zijde gij, Louis?’ vraagt de kaalkop.

       ‘Ikke? Ik ben van de klas van ’32, mij zullen ze niet vergeten. Dedju toch!’

       ‘Oei, oei, sukkelaar, dan zijt ge er bij, ik ben van de klas van ’24 en die roepen ze voorzeker niet meer op.’

        Tuur kan het niet nalaten om een beetje te zwanzen, maar Louis gunt hem zijn pleziertje niet.

       ‘En gij gelooft dat ze u gaan gerust laten?’ bromt hij geheimzinnig. ‘We zullen dat wel zien...’

     

    Ostentatief draait Louis zich van hem af en gaat hoofdschuddend weg. Aan de voordeur staat Zandrin op hem te wachten.

       ‘En? Wat denkt ge?’ vraagt ze fronsend.

       ‘’t Is van mijn kloten, Din. Dienen Hitler is ’n oorlogsstoker, ik vertrouw hem voor gene centiem!’

        Als Louis uit zijn humeur is, zegt hij altijd Din. Zij heeft dat niet zo graag, maar begrijpt wel dat haar doopnaam, Alexandrina veel te plechtig is en daarom vindt ze het goed dat hij haar Zandrin noemt.  

       ‘Ge hebt gelijk, kom Ludovicus,’ zegt ze plechtstatig, ‘we gaan eten, de kinderen zitten al aan tafel.’

        Ze steekt liefdevol haar arm door de zijne en lokt hem mee naar binnen.

       Ja, de kinderen, denkt Louis, hoe zullen die twee kereltjes deze tijden doorkomen? Mileke is nog geen drie en Roger is amper één jaar ouder. Zie ze daar nu zitten. Zij weten nog van geen oorlog of gevaar.

       ‘Goed eten hoor jongens, zodat ge tegen de koude kunt, want het zal een harde winter worden.’

       Papa schuift bij hen aan.

       Mileke houdt de lepel stevig in zijn vuistje en sabbelt zijn vanillepap rustig naar binnen. Hij zit op een keukenstoel, met twee kussens onder zijn zitvlak. Zandrin heeft hem aan de leuning van zijn stoel vastgebonden met een sjaal, op die manier zit hij goed vast en kan niet naar beneden totteren. Roger zit eveneens op een kussen en steunt lusteloos met zijn elleboog op de tafel. Zijn sjaal is niet goed vastgesnoerd, want hij hangt losjes rond zijn midden. In tegenstelling tot zijn broer, eet hij bijna niets en roert lusteloos met de paplepel in zijn bord.

       ‘Zet u ne keer schoon recht aan tafel,’ vermant zijn moeder hem, ‘en steek die lepel in uwe mond in plaats van ermee te spelen in uw teloor.’

       Papa zegt niks, de opvoeding van de jongens laat hij geheel aan zijn vrouw over. Alleen als ze het te bont maken, grijpt hij in, maar dan enkel wanneer zij het vraagt.

       Louis’ bord macaronipap is leeg en hij voelt zich moe. De hele dag heeft hij op een dak gezeten om zinken goten en afvoerbuizen te vernieuwen. Toch doet hij zijn werk graag en meneer Gillis is een goede ‘patron’, die zijn loodgieters, degelijk en op tijd betaalt. Stipt elke zaterdag ligt hun envelop klaar.

       ‘Morgen is het pree en dan komt er weer wat geld in 't bakske,’ zegt Louis, ‘ik moet maar tot vier uur werken en dan hebben we de hele zondag om uit te rusten.’

       ‘Ga nog maar een luchtje scheppen,’ zegt Zandrin, ‘ondertussen steek ik de kinderen in bed en dan kom ik bij jou.’

       Zoals gewoonlijk neem Louis zijn keukenstoel mee naar buiten, aan de voordeur draait hij hem om, gaat er schrijlings op zitten en steunt met zijn ellebogen op de rugleuning. Zijn kin rust in zijn handen en hij kijkt dromerig naar de overkant van de aardeweg waar zijn tuintje ligt. Zijn blik glijdt over de boonstaken die nog vol hangen met droge ranken en hij bedenkt dat die stokken binnenkort naar binnen moeten, voor het winter wordt, anders zijn ze volgend jaar half rot en niet meer te gebruiken. Volgend jaar, denkt hij, wie weet waar ik dan zit, volgend jaar...

     

    Voorzichtig zet zijn vrouw haar stoel naast de zijne en legt zwijgend haar arm over mijn schouder. Enkele ogenblikken zijn beiden in gepeins verzonken.

       De toestand in Europa ziet er niet goed uit. Door Polen binnen te vallen, hebben de Duitsers weeral eens bewezen dat ze niet bang zijn om een oorlog te ontketenen, en als dat zo verder gaat, staat hun leger binnenkort opnieuw op Belgische bodem, net als vijfentwintig jaar geleden, meent Louis en zucht heel diep.

       ‘We zullen er ons wel door slaan, Lowieke,’ zegt zijn vrouw en geeft hem een troostend kusje op de wang.

       ‘Slapen de kinderen al?’ vraagt hij en voelt meteen een brok in zijn keel. Zijn stem trilt een beetje, maar hij wil niet laten merken hoe hij zich zorgen maakt om hen.

       ‘Ik heb de kamerdeur op een kier gelaten, we moeten zachtjes praten,’ fluistert Zandrin en kruipt dicht tegen haar man aan. ‘Morgen moeten de kinderen nog voor een halve dag naar de kakschool, want ik heb tot de middag werk bij madame Dané.’

       ‘Da’s goed, dan rijden we zondag samen naar Kraainem.’

       ‘Naar Kraainem?’ schrikt ze. ‘Maar de achterband van mijne fiets loopt leeg, de hele week al.’

       ‘En dat zeg je me nu pas! Hoe ben jij dan op je werk geraakt?’

       ‘Ik pomp hem telkens weer op, maar na één kilometer is hij alweer plat.’

       ‘Dan moet ge minstens drie keer pompen onderweg!’

        Ze knikt .

       ‘Goed, ik zal hem morgenavond repareren en dan kunnen we zondag naar onze ouders om nog eens goeie dag te gaan zeggen, want ik vrees dat het nu niet lang meer zal duren vooraleer ik opgeroepen word om ons land te gaan verdedigen.’

     

       Louis’ voorspelling kwam uit, enkele dagen later al. Op maandag 4 september 1939, één dag nadat Frankrijk en Engeland aan Duitsland de oorlog hadden verklaard, werd het Belgisch leger gemobiliseerd. Ongeveer 600.000 jongens kwamen onder de wapens!

     

    23-02-2011, 00:00 geschreven door Fikske  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    Archief per week
  • 21/02-27/02 2011

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs