Zelfs ik had moeite met slapen, wat moet het dan voor hem geweest zijn. Draaien en keren en keren en draaien. Terug op dezelfde plek, onmogelijk in slaap te geraken. Straaltjes straatlicht zwemmen door de rolluikgaatjes de kamer in. Mooi. Cijfers op de radiowekker rood en tergend traag voorbijgaand. Irritant. Hoe komt dat toch dat de nacht op momenten uren te kort lijkt en op nachten als vannacht dagen te lang blijft duren? Een deur. Een aanraking. Een kus. Een 'tot straks, lief.' De werkdag op de nieuwe job kan beginnen. Ik heb vakantie. Ik werk thuis wat om de tijd te doden. Ik schrijf een blogbericht. Ondertussen toch nog maar ander halfuur te gaan voor zijn eerste werkdag erop zit. Snel slapen straks denk ik. Moe.
Ze staat op en ziet een lichte vlakte achter de gordijn. Het doet haar glimlachen. Ze stapt de deur uit en het licht in. Ze glimlacht. Wanneer ze haar auto instapt en de autostrade oprijdt moet ze haar zonnebril opzetten, het felle licht maakt het haar moeilijk. Ze lacht. Ze beseft dat er op dagen als deze maar weinig fout kan gaan. Alles wat gebeurt, gebeurt in een andere sfeer dan wanneer het een dag was geweest zonder licht achter het gordijn, zonder het felle licht dat haar zicht belemmert op de autostrade. Die enkele eerste warme stralen, ze doen extra deugd na een sneeuwwitte winter. Ze laten doodgewone dagen doodgewone dagen zijn, maar met dat fijne ietsje meer...