2. kleur
Licht van verschillende golflengte (770 nm = rood; 610 nm = oranje; 590 nm = geel; 550 nm = groen; 490 nm = blauw; 400 nm = violet) wordt door ons oog als kleur waargenomen.
 V. van Gogh, Laan met cypressen, 1890
In 'laan met cypressen' gebruikt van Gogh de techniek van het zogenaamde neo-impressionisme, divisionisme of pointillisme. Deze bestaat erin dat de vormen bepaald worden door naast elkaar geplaatste gekleurde vlekken of streepjes. Het geheel doet somber en onrustig aan : de schilder maakte het, toen hij in St. Rémy tengevolge van een zware depressie in een inrichting was opgenomen.
Rood, geel en blauw worden primaire kleuren genoemd, omdat ze niet uit andere kleuren kunnen samengesteld worden. Secundaire kleuren zijn oranje = rood + geel; groen = geel + blauw; violet = blauw + rood. Men noemt kleuren complementair als ze samen de drie primaire kleuren bevatten : bijv. rood en groen = rood en (geel + blauw). Volgens J. Itten (in 'Kunst der Farbe', Ravensburg, 1966) bestaan er zeven kleurcontrasten : - onderling contrast : is het sterkst tussen de primaire kleuren - toonwaardencontrast : licht-donkercontrast - koud-warmcontrast : warm zijn rood, geel en oranje; koud zijn blauw, violet en groen - complementair contrast : bijv. rood en groen - simultaan contrast : naast elkaar gelegen kleuren beïnvloeden elkaar; bijv. grijs wordt naast rood groenachtig en naast groen roodachtig - kwaliteitscontrast : heeft betrekking op helderheid en zuiverheid van de kleur, die met wit of zwart 'gebroken' kan worden - kwantiteitscontrast : effect van kleuren hangt ook af van de grootte van het oppervlak dat ze beslaan.
 H. van der Goes, Dood van Maria, ca. 1480, Groeninge-museum, Brugge
De kunstenaar gebruikt hoofdzakelijk koele kleuren. Het koude blauw, alsmede het wit van hoofdkussen, hoofddoek en aangezicht van Maria, moeten het effect van de dramatische gebeurtenis bij de toeschouwer verhogen.
De blik der aanwezigen gaat elk een andere kant uit, wellicht getuigend van de innerlijke eenzaamheid van de geestelijk gestoorde schilder : men weet dat van der Goes zich in 1478 tengevolge van zijn labiel geestelijk evenwicht in een klooster te Brussel had teruggetrokken.
 G. de la Tour, De Pasgeborene, ca. 1645
Georges de la Tour (1593-1652) schildert graag figuren die enkel bij het schijnsel van kaarslicht scherp afgebeeld worden. De dame links heft de hand op om de ogen van de toeschouwer te beschermen tegen het verblindend geflikker van de vlam. De kunstenaar stond onder invloed van de techniek van Michelangelo da Caravaggio (1573-1610), de eigenlijke grondlegger van het 'clair-obscur' :
 Caravaggio, De Emmaüsgangers, 1601
Een doek van Claude Monet (1840-1927), getiteld 'Impression, Soleil levant', heeft de benaming 'impressionisme' doen ontstaan :
 C. Monet, Impression, Soleil levant, 1874
Kenmerkend voor het impressionisme in de schilderkunst is dat de vormen schijnen op te lossen in een zee van kleur en licht, waarbij de schaduwpartijen niet door toonwaardencontrasten, maar door onderling kleurcontrast worden weergegeven. De natuur, zon, licht, water en lucht zijn de centrale thema's in het oeuvre van Monet. In het bijzonder was hij gefascineerd door de impressie van atmosferisch licht op een bepaald moment, dat hij dan ook zo snel mogelijk trachtte vast te leggen (verandering van licht door bijvoorbeeld bewolking kon hem radeloos maken) om het doek dan verder af te werken in zijn atelier.
Een andere revolutionaire schilderstijl was het 'fauvisme'. De naam is ontleend aan een uitspraak van een criticus : "ils peignent comme des fauves!". Met felle en agressieve kleuren gingen de fauvisten in tegen het academische clair-obscur, dat eeuwen had stand gehouden :
 H. Matisse, Portret van een vrouw, 1905
De linkerhelft van het gelaat (rechts voor de toeschouwer) is vleeskleurig. Indien men zich nu voorstelt dat die kant wordt beschenen door een lichtbron die van dezelfde kant komt, dan wordt de rechterhelft overschaduwd. De clair-obscur-verhouding wordt hier echter niet verkregen door een toonwaardencontrast, maar door onderling contrast, waarmee ook de impressionisten hadden geëxperimenteerd.
 R. Delauney, Ronde vormen, 1913
De kunst van Robert Delauney (1885-1941) werd door de schrijver Apollinaire 'orfisme' genoemd, omdat hij in diens kleurenpalet een 'lyrische muzikaliteit' meende te onderscheiden (vandaar de associatie met Orpheus, de legendarische Griekse zanger). Het schilderij is volkomen voorstellingloos met een compositiecontrast tussen de kleine ronde vormen en de grotere cirkelsegmenten. Alle kleurcontrasten van Itten zijn vertegenwoordigd : lichte tegenover donkere kleuren, harde tegenover zachte, warme tegenover koude, benevens kwalitatieve en kwantitatieve contrasten.
|