In Wolvertem blijven we in de sfeer van
de ontlasting. De inwoners van
Grimbergen en Humbeek bedachten hun met de bijnaam strontstrijkers (1). Ze
staan hiermee niet alleen, want ook die van Hoboken en Viane kregen dezelfde
bijnaam. Dit algemeen Nederlands woord
stond in de oude Van Daele met de uitleg erbij.
In oude encyclopedieën staat de beschrijving ook en in het boek van De
Raadt staat het eveneens. De verklaring
hier luidt als volgt : een groep jongeren vond het prettig de opkomende autos
met een groepje af te leiden en ondertussen smeerden de anderen de wagens in
met uitwerpselen. Bij navraag bij
autochtone Wolvertemnaars stelde ik een selectief geheugenverlies vast. Ze weten het niet of ze willen het niet
weten. Er is echter niets om zich over
te schamen. Uiteindelijk vond ik er een
die de bijnaam strontrapers (4)
noemde. Deze zou voortkomen uit mensen
die beroepshalve de paardenvijgen op de straten inzamelden en gebruikten op de
velden of ze verkochten. Maar de zegsman
kwam daar later op terug en keerde terug naar de eerste versie. En die zou volgens de zegsman toegedicht zijn
door de Brusselaars. De boeren gingen
vroeger met paard en kar hun vruchten verkopen op de markt in Brussel. Bij hun terugkeer brachten ze mest mee uit de
hoofdstad. Dat was zeer gegeerd als
bruin goud voor de landbouw. Toen waren
er nog geen riolen in de stad en de mensen kiepten s morgens de nachtemmer
leeg in de beerkar die voorbijkwam. Deze
opruimers maakten er dan ook een handeltje van bij de boeren uit de rand.
Een andere bron geeft ook profijtelijken (3), want de oude Wolvertemnaars waren zeer
terughoudend in het spreken en doen. (volgens H. Van Dievoet)
Jef De Cuyper
Bronnen :
(1) Les sobriquets des communes belges (blason populaire)
van J.Th.De Raadt uitgegeven door Constant Baune 50, Grétrystraat in Brussel in
1903
(2) Brabantsch Sagenboek, De Cock en Teirlinck
(3) Eigen schoon en de Brabander, nov. 1927 Xde
jaargang pag. 178
(4) Eigen onderzoek.
|