hoofdstuk 1
Voorzichtig open ik mijn open, een zacht lentebriesje waait over mijn gezicht.. Ik probeer op te staan,
maar moet onmiddellijk terug gaan liggen. Mijn hoofd tolt en mijn lichaam voelt vreemd aan. Alsof het niet
mijn lichaam is, maar dat van een onbekende. Voorzichtig probeer ik rond me heen te kijken om te weten
waar ik ben, want dit lijkt niet op mijn slaapkamer. Integendeel, rond mij liggen er tientallen lege
autowrakken. Ik heb geen idee hoe ik hier terecht ben gekomen, ik herken deze verlaten plaats zelfs niet.
Er is geen mens te zien en het lijkt wel al jaren verlaten. De auto's liggen hier eenzaam te roesten. Ik ga
terug liggen, mijn hoofd tolt nog erger dan daarnet. Enkele minuten blijf ik zo liggen, roerloos als een soort barbiepop tussen de lege autowrakken op de grond. Wanneer het tollen in mijn hoofd over is, sta ik
voorzichtig op, enkele meters verder zie ik mijn schoudertas liggen. Ik wandel er naartoe en haal mijn
portefeuille eruit. Er is niks verdwenen en als ik verder in mijn tas kijk, zie ik dat ook mijn gloednieuwe gsm
er nog in zit.Ik leg hem aan en zie tot mijn verbazing dat het zaterdag is. Normaal ga ik vrijdagavond altijd met Elody op stap. Wat doe ik hier dan helemaal alleen, vraag ik mezelf af. Ik denk na over wie ik zal bellen om te komen halen. Maar wat moet ik dan zeggen? Ik weet niet eens waar ik ben. Ik zal dan maar proberen
om een uitgang te vinden zeker, denk ik bij mezelf. Wanneer ik een auto met een nog niet gebroken spiegel zie, kan ik het niet laten om er in te kijken. Ik zie er vreselijk uit, mijn make-up is uitgelopen alsof ik
heb gehuild en mijn haar zit vol met aarde. Ik kijk naar mijn kleren, ik heb een zwart topje met een rood
rokje aan met zwarte naaldhakken. Ik herken mezelf bijna niet, ik lijk wel een goedkoop hoertje. Dit zijn
toch mijn kleren niet, denk ik bij mezelf. Verward over wat er met me is gebeurd, vind ik eindelijk een
uitgang. Ik kom uit op een klein smal weggetje dat aan de ene kant richting een bos gaat. Dus kies ik maar de andere kant, zonder te weten waar ik zal uitkomen. Na een uur te hebben gewandeld, val ik plots neer. Ik ben totaal uitgeput, ik kijk in mijn tas om nog iets drink- of eetbaars te vinden. Uiteindelijk vind ik nog
een Twix-reepje en een flesje met nog wat water in. Ik drink het water op en eet een stukje van de Twix.
Ik sta terug op en loop verder. Het gaat gelukkig al wat beter om verder te gaan. Na nog twintig
minuten doorstappen, kom ik eindelijk aan in één of ander woonwijk van een stad. Er is geen mens te zien op
straat, ik voel me niet veilig zo alleen. Ik wandel door tot ik in het centrum kom. Daar zoek ik een het
eerste beste café op en plof me neer op één van de stoelen aan een tafeltje. Zodra ze me gezien
hebben, komt er al een dienster vragen wat ik hebben wil. Ik bestel een cola en kijk om me heen. Ik herken nog steeds niets. De cola wordt voor me neer op de tafel gezet en ik drink het in één teug uit, iedereen die het heeft gezien, kijkt me met vreemde ogen aan. Maar dat kan me op dit moment niet schelen. Ik heb
erger zorgen momenteel. Ik strompel verder door de stad, want ik durf niet naar huis. Mijn ouders zullen
vast woest zijn dat ik nu pas thuis zou komen en ik kan het niet eens uitleggen omdat ik zelf niet weet wat ik
gedaan heb. Misschien moet ik Elody bellen, denk ik bij mezelf. Ik haal mijn gsm uit en zoek het nummer van
Elody. Gespannen wacht ik tot de telefoon over gaat. Stel dat ze niet opneemt, want moet ik dan doen?
vraag ik me bang af. Gelukkig neemt ze al snel op.
" Ah, je durft me nog te bellen", tiert ze door de telefoon," ik had op z'n minst verwacht dat je me morgen
pas durfde te spreken!" Geschrokken van haar reactie, duurt het even voor ik iets kan terug zeggen.
" Waar heb je het over?" vraag ik uiteindelijk.
"Je gaat me nu niet vertellen dat je niet weet waarom ik boos ben, ik dacht dat ik dat gisteren duidelijk
genoeg had uitgelegd!" schreeuwt ze verder.
"Weet jij nog wat er gisteren is gebeurd?" vraag ik haar.
"Dat is nu wel het toppunt. Ja, natuurlijk weet ik dat nog, denk je dat ik last heb van
korte-termijn-geheugen misschien. Ik had nooit gedacht dat juist mijn beste vriendin zoiets zou denken van mij." roept Elody.
"Kunnen we misschien afspreken, zodat je kan vertellen wat er is gebeurd gisteren, want ik weet er niets
meer van", zeg ik zachtjes.
"Was je dan zo zat? Je hebt dus lekker plezier gemaakt met Kathy. Nu je een nieuwe beste vriendin hebt,
heb je mijn niet meer nodig en dat komt goed uit wat ik wil jou niet meer zien!" antwoord ze pinnig. Nog voor ik iets kan terugzeggen, heeft ze al afgehaakt. Ik begrijp er echt niets van, waarom is Elody zo boos en wie
is Kathy? Verward, boos en gespannen slenter ik door een onbekend stad. Ik kan niemand bereiken, want
mijn ouders zouden boos zijn, Elody is al boos, mijn broer, Thomas zit op zijn kot in Gent en ik heb geen zin
om de rest van mijn vriendinnen alles te moeten vertellen. Op dit moment ben ik dus helemaal alleen, in een onbekende stad gekleed in een mini-rokje en een topje met een veel te diepe décoté. Tegen de middag was ik de wanhoop nabij, ik had nog zes berichtjes ingesproken op de voicemail van Elody, maar ze had nog niet
steeds teruggebeld. Na gegeten te hebben in een groezelig cafeetje, had ik de moed bijeengeraapt om
toch maar mijn ouders te bellen. Nadat ik betaald had en naar buiten was gegaan, nam ik mijn gsm en belde
ze op. Het gesprek was net zoals ik gedacht had. Mijn vader had opgenomen en was zo tekeer gegaan tegen
mij dat ik gewoon midden in zijn gepreek heb opgehangen. Dus nu is de kans dat ik nog naar huis kan,
gedaald naar nul komma nul. Ik heb geen andere keus dan toch maar naar mijn broer te bellen. Gelukkig
is dat goed afgelopen, hij heeft me mijn verhaal laten doen en nu is hij onderweg om me op te halen. Ik heb
namelijk ontdekt dat ik in Menen ben beland en eigenlijk woon ik Ingelmunster. Dus mij is het nog altijd een
raadsel hoe ik hier, in de stad Menen, ben terecht gekomen. We hebben afgesproken aan het station, omdat
hij me dan zal meenemen met de trein naar Gent. Ik ben blij dat hij me ook niet heeft uitgescholden heeft
zoals Elody of dat hij zou aanraden om gewoon naar huis gegaan. Hij begrijpt me en net zoals vroeger is hij
er ook nu voor mij. We verschillen vier jaar in leeftijd, hebben een zeer sterke band en hij beschermt
me ook als mijn grote broer als het nodig is. Opeens staat hij voor mij en schudt me wakker uit mijn
gedachten. Hij glimlacht breed naar me en ik ben zo blij dat ik hem zie dat ik hem nog een grotere glimlacht
teruggeef. Wanneer we samen op de trein stappen, zoeken we een coupé waar er niet te veel mensen
zitten. We stappen er één in, waar er niemand zit, behalve een oud getrouwd koppel en twee vriendinnen.
We nestelen ons helemaal vanachter op een bank. Thomas laat me mijn verhaal tot in de detail vertellen. Hij
weet ik ook niet hoe het komt dat ik niet meer weet wat er is gebeurt. Het meest logische is natuurlijk een
kater en zou ook verklaren waarom mijn hoofd zo tolde toen ik wakker werd. Maar het probleem is dat ik
zelfs niet meer weet dat ik Elody gisteren nog gezien of gesproken heb. Maar aangezien dat Elody beweert
dat ze mij gisteren duidelijk heeft uitgelegd waarom ze boos is, moet ik ze toch gesproken hebben. De rest
van de treinreis zwijgen we, allebei denkend aan wat er zou kunnen gebeurd zijn. Wanneer we aankomen in
Gent is het al donker en gaan we naar mijn broers kot, waar ik vanavond mag blijven slapen. Normaal blijft
hij in het weekend niet op zijn kot. Maar gaat hij naar huis, vanavond is er een namelijk een feestje en
daarom blijft hij dit weekend hier in Gent. Hij vraagt of dat het goed is dat hij naar dat feestje gaat en ik
vind het geen probleem. Rond tien uur vertrekt hij en dus ben ik alleen. Ik neem een douche zodat ik mijn
haar kan wassen en mijn make-up kan verwijderen. Wanneer ik mijn schoenen uitdoe, verschiet ik mij een
bult. Op de zijkant van mijn tenen zitten er verschillende gaatjes van naalden. Ik heb geen idee hoe ik
daaraan kom. Ik weet wel dat drugsgebruikers daar prikken, maar ik neem geen drugs. Dus dat is
uitgesloten. Toch maak ik me zorgen, ik besluit maar om het aan mijn broer te vragen morgen. Ik douche en
kruip in bed. Als ik 's morgens wakker word, zie ik mijn broer in zijn bed liggen. Ik heb hem zelfs niet
horen thuiskomen. Tijdens het ontbijt vertel ik hem wat ik heb ontdekt op mijn voet. Hij kijkt bezorgd en
vraagt of ik drugs gebruik. Ik antwoord van niet, maar hij gelooft het niet direct en wordt
boos.
"Dat is natuurlijk de reden dat je niets meer weet, wanneer je drugs gebruikt vergeet je alles om je
heen," roept hij, "dat weet jij net zo goed als ik."
"Maar
ik gebruik geen drugs", antwoord ik.
"Esther, hoe verklaar je anders die prikken, je weet dat je mij kan vertrouwen", zegt hij." Ik zal niets
vertellen aan pa en ma, maar je moet wel eerlijk zijn dan. Misschien kunnen we samen ervoor zorgen dat je
van dat spul afgeraakt."
"Ik gebruik geen drugs!" roep ik.
"Ik
wist dat je koppig was, maar zo koppig", zucht hij.
"Ik spreek de waarheid", zeg ik zacht. "Ik gebruik geen drugs, ik weet niet hoe ik aan die prikken kom en ik weet niet wat er is gebeurd met me, niemand gelooft me en ik vind het allemaal vreselijk."
"Meen je dat?" vraagt mijn broer
"Ja,
natuurlijk meen ik dat", antwoord ik voorzichtig.
"Dan moeten we erachter komen wat er juist gebeurd is vrijdagavond", zegt Thomas.
"Elody weet wat er is gebeurd", zeg ik.
"Je moet met haar gaan praten", antwoordt hij.
"Ze is woest op me,"zeg ik," ze wil me niet meer zien of spreken."
"Je gaat het toch moeten proberen," zegt hij op een dringende toon, "zij is de enige die meer weet."
"Ik weet het", zeg ik met een diepe zucht. Ik loop naar de badkamer om me om te kleden. Wanneer ik klaar ben, zeg ik tegen Thomas dat ik even de stad in gaan om kleren te kopen. Maar ik mag niet, hij zegt dat het
beter is als we even naar huis gaan om te kijken hoe dat onze ouders gaan reageren. Ik heb maar
ingestemd. Dus nu zitten we op de trein richting huis of beter gezegd naar de dood. Het is de reinste
zelfmoord om uit eigen wil naar mijn ouders te gaan als ze boos zijn. Als we voor ons huis staan, krijg ik een
krop in mijn keel en begin ik opeens heel hard te zweten, mijn handen worden nat en ik voel me duizelig. Zie je wel hoe erg ik het vind? Mijn moeder doet de deur open, omhelst mijn broer en trekt een boos gezicht
naar
mij. Toch laat ze ons allebei
binnen.
"Vader is er nog niet", zegt ze.
"Dat is niet erg", antwoordt mijn broer," misschien is het zelfs beter als we heeft even alleen praten." Mijn
moeder kijkt hem verbaasd aan. Sinds die kwade blik van daarnet heeft mijn moeder me nog geen blik
waardig gekeurd. Ik voel me vreemd ... vreemd in dit huis ... vreemd in dit huis waar ik aan jaren woon. We
gaan aan de keukentafel zitten en mijn moeder kijkt mijn broer strak aan. Ik krijg het er benauwd
van.
"Vertel op", zegt ze," waarom kom je naar hier?" Ze kijkt me aan ... heel even maar.
"Euhm, wij wonen hier", antwoordt Thomas.
"Ja, jij wel", zegt mijn moeder met een eentonige stem," ik heb het over zij." Dat deed pijn ...veel pijn.
Waarom doet ze zo, denk ik bij mezelf.
"Wij zijn hier gekomen, omdat je niet naar Esther wil luisteren. Ze heeft vannacht bij mij geslapen omdat
ze nergens naartoe kon", antwoordt mijn broer.
"Waarom zouden wij moeten luisteren naar haar", zegt mijn moeder, " Zij luistert ook niet naar ons als we zeggen dat ze om 1 uur moet thuis zijn. Mevrouw hier denkt dat als ze belt de volgende dag rond de
middag, dat dat ook goed is. Wel ze heeft het mis!"
"Dat
is niet wat er is gebeurd", roep ik opeens uit.
"Wat
is er dan wel gebeurd?", vraagt ze
kattig.
"Dat weet ik niet", zeg ik hulpeloos.
"Waarom
ben je dan gekomen?" reageert mijn moeder.
"Luister nu eens even naar haar, dan kan ze vertellen wat er is gebeurd gisteren", komt mijn broer
tussenbeide. Mijn moeder zwijgt en ik begin te vertellen over wat er is gebeurd sinds ik wakker werd
tussen die autowrakken. Als ik klaar ben, kijkt mijn moeder schuldig.
"We hadden je nooit alleen mogen laten," stottert ze," we hadden niet mogen schreeuwen aan de telefoon en je moeten komen halen! Zolang dat we niet weten wat er precies is gebeurd, mogen we je niet
beschuldigen."
"Mag ik dan hier blijven slapen?" vraag ik.
"Van mij wel", zegt mijn moeder," maar misschien niet van je vader."
"Dan blijven we hier wachten tot hij thuis is", zegt Thomas.
"Dat is geen goed idee, vrees ik", antwoordt mijn moeder," het is beter als ik hem alles vertel."
"Oké dan", zegt mijn broer, " kom Esther." Samen gaan we de stad in, gewoon om wat te wandelen en te
bespreken wat ik ga doen met Elody. Ik heb gezegd dat ik haar straks zou bellen als ik wist hoe het met
mijn vader was gegaan. Na een uur rondgedoold te hebben in de stad, belde mijn moeder met slecht nieuws. Mijn vader was woest en wilde niet dat ik nog naar huis kwam, tenzij ik toegaf dat ik loog en ik zou vier
maanden huisarrest krijgen. Dus stelde mijn broer voor om eerst naar Elody te bellen en als alles goed
ging, kon ik misschien daar slapen. Dat vond ik een goed idee. Dus belde ik naar Elody.
09-03-2009 om 00:00
geschreven door ellenelke 
0
1
2
3
4
5
- Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
|