Ca.
10.000 v.C.
vestigden mensen zich in Egypte. Het
waren mensen die de grote stap deden van voedsel verzamelen en jagen naar een
geregelde, maar nog primitieve, landbouw (= sedentarisatie). Men heeft uitgerekend dat op de vlakte van Kom
Ombo (in Boven-Egypte), die ongeveer 375 vierkante kilometer groot is, een
groep mensen van 150 tot 200 kan hebben geleefd.
Voor die tijd, de Steentijd,
betekende dat echter toch al overbevolking.
Daardoor moesten kleine groepen zich
gaan specialiseren bijvoorbeeld door het maken van bepaalde werktuigen of
een bijzondere wijze van voedsel verzamelen. De mensen hadden sikkels om te
oogsten en maalstenen om meel te maken en omdat die maalstenen altijd bij
elkaar gevonden zijn, moeten er groepsactiviteiten zijn geweest om graan te
verzamelen en te bewerken.
De mensen uit deze tijd
hebben haast vanzelfsprekend op zo veilig mogelijke plaatsen geleefd, bij
voorkeur op terrassen gelegen tussen de laagvlakten in de bergen, waar ze zich
konden verdedigen als dat nodig was. Deze periode ging geleidelijk over in het
Neolithicum of de late Steentijd en dat betekende het grote keerpunt in
Egypte's geschiedenis.
De
mensen beoefenden dan landbouw en hebben dieren getemd zodat ze beschikten over vee en
bijvoorbeeld honden. Ze bouwden huizen
en maakten aardewerk waartoe de prachtige rode kruiken met een zwarte
bovenrand behoren. Ook werden er potjes en potten versierd met afbeeldingen van
mensen, dieren en schepen. Egypte was gereed om de 'moderne' tijd binnen te
treden, op weg naar een grootse toekomst